„DE TROMPET IS HET EERLIJKSTE INSTRUMENT DAT ER BESTAAT" Austin komt met nieuwe serie middenklassers „Politieman spelen een machtige hobby" ASSISTENT-AGENT WILLEM HABERER BEWAAKT ZIJN KRUISPUNT MET VERVE Jubilerende Harry Sevenstern GEEN IVOREN TOREN VOOR TROMPETTISTEN WOENSDAG 26 SEPTEMBER 1973 HILVERSUM „De trompet is eerlijkste instrument dat er bestaat. Iedereen, die trompet speelt, is mijn vriend, mijn soortgenoot. Ik heb voor ieder een, van hoog tot laag, die trom pet speelt, het grootste respect, omdat hij risico's durft te ne men. Omdat de kets ons alle maal kan overkomen en zelfs de grootste boerenhufter hóórt dan dat je fout zit. Omdat die trompet zo direct is. Wat bete kent trompetspelen voor mij? Vierhonderd meter hard zwem men. Een sportieve prestatie leveren. Altijd op het puntje van je stoel zitten. Je altijd waar ma ken, je altijd voor de volle hon derd procent geven. Pure con centratie". ,Een ivoren toren bestaat er voor trompettisten niet. Vroeger of later komt er die kets en met die kets komt de nederigheid van een mens, die kan falen. Menuhin, hoezeer ik die ook bewonder, zou geen trompettist kunnen zijn. Een trompettist is een apart slag mens, een harde, een nuch tere denker, een muzikant die met beide benen op de grond staat. Een rondborstige stoottroeper in het or kest, een rauwdouwer, die voor nie mand opzij gaat, niet voor welke dirigent dan ook en ook niet voor een vechtersbaas op straat. Liever niet, hoor, ik drink liever een pilsje met ze. Eerste trompettisten in het orkest hebben van nature een olifantshuid. Ze hebben net als hun instrument een agressief karakter. Een eerste trom- pettist laat nooit iets over zijn kant gaan, wie er ook voor het orkest staat. Recht is recht en krom is krom. Hij is als de klank van zijn instrument: rechttoe rechtaan". Ziedaar het credo van trompettist Harry Sevenstern, gevormd door 41 jaar van blazen op het koperen instru ment met het hardste -en hoogste volume dat er bestaat* Een man, die met inzet van zijn hele door de buitenlucht gebronsde en door de sport gestaalde gestalte achter zijn woorden staat. Een man van zijn woord, maar ook een man met wie het, gezeten met een koele pils aan de rand van zijn zwembad, prettig terug zien is op een boeiende carrière. Een loopbaan die momenteel enige markante data kent op 1 sept. 25 jaar bij de oroep. op 1 oktober een kwart eeuw bij het Radio Filharmonisch Orkest, het enige orkest in Nederland dat hem zo lang heeft kunnen vast houden. Omdat het RFO hem een maximum aan artistieke en collegiale voldoening schenkt, die hij veel meer waard vindt dan welke verleidelijke aanbieding uit binnen- en buitenland ook. „Het RFO is geweldig". Harry Sevenstern komt uit een zeer muzikale Haagse familie: vader Jan is fluitist, zusters Lien en Dien spelen harp en piano, broer Wijnand viool en trombone en verder is zoon Harry jr. ook aan de trompet gegaan en be speelt dochter Claudia 't klavier. „Ik zelf heb toen ik aan de trompet ging, allerlei bij-instrumenten geprobeerd. Viool, altviool, bas. té moeilijk, hoor. De studie op de piano vlotte ook al niet zo best: verder dan het mopje ,,'t Duifje met de blanke veertjes" ben ik nooit gekomen". „Tijdens mijn negen jaar trompet studie kwam ik bij de Hilversumse Leo-fanfare en bij het amateursymfo nie-orkest van Kees Andriessen. Ik ging op 17-jarige leeftijd proefspelen bij het USO, dat werd een flop (later hoorde ik dat ik wel goed, maar „scheef" had geblazen en dat kon niet), later bij de Amsterdamse opera, dito. Het klassieke werk was toen nog niet voor me weggelegd. Het Tu- schinski-orkest wilde me wél hebben en daarna reisde ik met een ander amusementsorkest het land af. Intus sen was de oorlog reeds uitgebroken en ik moest onderduiken". „Na de bevrijding ben ik met Ger de Roos voor de Canadezen gaan spelen en met Ger van Leeuwen voor Engel se militairen in België en Frankrijk. Benedict Silbermann vroeg me voor zijn bravoure- en charme-conberten, maar daar voelde ik niet veel voor. Ik heb wél gespeeld in dansorkestjes en in het Vaudeville-orkest, maar dat duurde maar een paar maanden en daarna was het weer spelen voor de militairen". TANGER Toen kwam het aanbod om in een nachtclub in Tanger te spelen en de avontuurlijke zeven maanden, die Harry Sevenstern in Noord-Afrika doorbracht,, ziet hij als 'n zeer belang rijke periode in zijn leven. .Dat engagement 'heeft, mijn hele verdere leven beïnvloed. Ik ben daar hard geworden en ik heb er de betrekke lijkheid van het aardse bestaan ge leerd. Je moest er keihard werken van elf uur 's avonds totdat de laatste dronken klant onder tafel gleed, en dat kon tien uur 's morgens zijn, maar ook wel eens vier uur in de middag zonder dat daar een flin tertje sociale zekerheid tegenover stond. Je blies zó vaak en zó hard, dat je een gat in je onderlip kreeg en het bloed langs het mondstuk droop. Je had last van dysenterie en het powerplay, dat je als trompettist had te leveren „drukte" je leeg: met zak doeken in je broek moest je dat maar een beetje opvangen. Ik heb toen lol van m'n klassieke opleiding gehad. Ik was de enige die, als een gast om een opera-aria vroeg of een semi-serieus stukje, dat ook kon spelen. Dat lever de aardig wat tips op". „Na Tanger heb ik nog een poosje in een nachtclub in Madrid gestaan. Toen kwam er een aanbieding van John Brookhouse McCarthy om m Zwitserland te komen spelen. Ik ging eerst nog even naar Nederland en toen bleek dat ik geen werkvergun ning voor Zwitserland kon krijgen. En opeens was ik werkloos. Ik was er eigenlijk niet rouwig om, want Tanger had m'n embouohuurtje verziekt, om dat ik altijd hard, hoog en ver moest blazen. Ik ben toen enorm hard gaan studeren bij Kees Doets, de vader van trompettist Jas Doets. da's een zwa ger van me". „Intussen kwam hes werk weer: dansmuziek in orkestjes van Stan Haag en Ger Daalhuysen. dancings in De Bilt en Groningen. Ineens ging het erg hard en ik speelde in drie orkes ten tegelijk: Metropole-orkest. de Sky- masters en Klaas van Beeck. Ik sjouwde op de fiets door Hilversum van de ene studio naar de ande re". Proefspelen „Toen begon de ellende weer met dat proefspelen. Ze hadden een derde trompettist nodig bij het .Metropole orkest en ofschoon ik daar al drie maanden vaste rempiacant was. moest ik toch proefspelen. Ik werd niet aangenomen. Dirigent Henk Spruit wilde me best hebben, maar tja, een jazztrompettist. dat kon ei genlijk niet. Proefspel bij het Radio Kamerorkest voor een eerste plaats en ofschoon ik wist dat ik erg goed speelde, werd ik niet aangeno men". „In 1948 ben ik toen in vaste dienst bij ae KRO gekomen, maar na één maand had ik daar m'n buik van vol. Ik zat in het amusementsorkest van Marinus van 't Woud en moest daar mopjes als Mühle im Schwarzwald blazen, muziek die geen laken en ook geen sloop was, eigenlijk helemaal niets. Toen hoorde ik dat het Radio Filharmonisch Orkest een trompettist nodig had, maar na al de zeperds die ik had gehaald, bedankte ik feestelijk voor de eer van weer een proefspel. Maar ze konden niemand voor het RFO vinden en daarom vroeg dirigent Albert van Raaite aan Jas Doets of deze mij wilde vragen, enzo voorts". „Ik heb toen met het RFO een repetitie meegespeeld en daar zat zo wel Tsjaikowsky's vijfde als Mozarts 39e symfonie bij. Met andere woorden knallen (tot de bodem gaan, alles open gooien) én zuigen (zo zacht mogelijk). Dat laatste is natuurlijk het moeilijkst, maar het lag me na het Schmeichehverk in die Afrikaanse nachtclub erg goed. Dus werd ik aan genomen: een artistieke maar geen financiële verbetering. Overigens: als de mogelijkheden in Nederland had den bestaan voor de existentie van een jazzorkest, met alle sociale voor zien voor de muzikanten, dan had ik dat nog boven het klassieke werk geprefereerd". „In het begin bij het RFO heb ik keihard moeten studeren om mezelf waar te maken. Want na één jaar ging Jas Doets naar Afrika en wera tk eerste trompettist. Pau. van Kempen was toen dirigent en ik heb muzikaal ontzettend vee! van hem geleerd. Ik heb enorme ruzies met hem beleefd, ik heb verscheidene malen geweldig op m'n mieter van 'm gehad, maar ik kon toch alles van hem gedaan krij gen, Toen al schnabbelde ik behoor lijk en Van Kempen vond het niet ai leen goed. maar dekte me zelfs in de rug, als ae omroepleiding daar aanmerkingen op maakte". Schnabbelen Over dat schnabbelen: „Ik ben al tijd ambulant geweest, een eager bea ver. Om de centen, jawel, maar ook omdat ik op z'n tijd graag wat anders blaas. Lekker ontspannen musiceren in de Bietenbouwers, wat later de Boertjes van Buuten is geworden. Ook zwaar werk, hoor, want alle noten in de Posthoorngalop moeten er staan. Maar de gezelligheid trekt me, de lachende mensen in de zaal, het pilsje op de bühne". „Jazz in de OK Wobblers, ouwe muziek uit de twintiger jaren, speel ik voor de lol. Maar ook daar moet je nooit vergeten dat je als muzikant een dienende taak hebt. en dat is: het publiek aan zijn trekken laten komen. Een Mahiersymfonie of het carnaval in Den Bosch (geen noten voor je neus. alles uit je blote kop) is even belangrijk, want het blijft in zijn soort goede muziek, of je er nu naar luistert of dat je er lekker op kunt hessen". „Psalmen en gezangen in de kerk: je moet als begeleidend trompettint een leidsman zijn, die de zingende mensen erdoor haalt. Schoolconcer- ten, dat doe ik al dertien jaar met m'n andere zwager, de componist Mel- le Weersma. Tussen de honderd en 150 per jaar. Overal in Nederland en dan neem ik zo'n dertien verschillende instrumenten, vanaf de ramshoorn, mee. Zeer dankbaar werk". Geen klassiek solo-optreden meer? „Nee. Kijk, iedere muzikant wil graag solist zijn, maar in Nederland is het op dat gebied maar een dunne ge schiedenis. Ikzelf heb eens vol ambi ties gezeten: ik speelde alle solocon certen, ook op de plaat, maar het leverde niets op. Als Nederlands so list moet je spelen voor honoraria, waar de honden geen broed van lus ten. Je krijgt als Nederlander in eigen land nooit de eer en de lof die buitenlanders ontvangen". ALEGRO MET KEUZE UIT VIER MOTOREN EN ZES UITVOERINGEN MARBELLA (SPANJE) Bri tish Leyland, die ondanks suc cesnummers zoals de Mini en de 1100-1300-serie (maar die begin nen de tand des tijds een beetje te voelen) best een stap vooruit wil en dan vooral op de, met het jaar interessanter wordende markt voor middenklaswagens, heeft dezer dagen voor de inter nationale autopers met zijn handschoen op de 'uitdaging' gereageerd: het resultaat is de Austin Allegro. Daarmee hoopt men de bijna-stil- stand die o-a. bij de verkoop van personenwagens van British Leyland in Nederland te zien is ('71: 13.500 auto's, '72: 15.300, in '73 gokt men op 17.000) weg te werken. Men besloot daartoe een wagen op de markt te brengen die zéér compact is (de nieu we Austin is kort slechts 15 centi meter langer dan de huidige 1100- 1300) en „plooibaar", d.w.z. dat hij verkrijgbaar zal zijn met 1100, 1300, 1500 en 1750-motor van de beproefde types uit de bekende Austin-range. Bovendien zal er keus zijn (althans in Engeland) uit zes bekledings- en uit rustingscombinaties en uit twee- en vierdeursmodellen. Austin vertrouwt dus op het oude. dat gebleken is goed te zijn en dat is een wijs uitgangspunt. De enige wer kelijke revolutie is. behalve dan het uiteraard nieuwe model, eigenlijk een sterke verbetering van het hydro-veer- systeem. Het principe is gelijk aan het in Engeland ontwikkelde hydrolas- tic-systeem, maar nu wordt gebruik gemaakt van stikstof onder druk in een permanent afgedichte houder. De ontwerpers claimen dat het veercom- fort dicht aanleunt tegen dat van de Jaguar XJ6. Die vering hebben we onlangs aan de Costa del Sol aan den lijve kunnen ondervinden en al was de Jaguar ter vergelijking niet bij de hand: op de nauwelijks van bestrating voorziene wegen in de dorpjes in het binnenland gooide dit hydragas-systeem hoge ogen. Zonder voelbaar bonken of sterk deinen trokken de wielen (de Austin Allego heeft natuurlijk voor wielaandrijving) de wagen over de oneffenheden- En dat geldt niet alleen de 1100-uitvoering maar ook de 1750. AMSTELVEEN „Ik ben nu bekend als de bonte hond, niet alleen bij de poli tie in Amstelveen, maar ook bij die van Amsterdam en bij de rijkspolitie van de groep Aalsmeer. Machtig leuk is het, dat de politie mensen nu met him lichten knipperen en aan hun pet tikken als ze me zien. Dan krijg ik toch echt het idee, dat ik collega hen. En nog mooier vind ik het als het publiek ook ziet dat de poli tie me groet". Over het gezicht van de 58- jarige Willem Haberer trekt een vergenoegde, vriendelijke grijns, die laat zien hoezeer hij zich erover verkneutert dat de politie niet alleen zijn beste kameraad is, maar dat de politiemensen hem ook als hun beste kameraad beschouwen. ..Ik ben de politie niet tot last, meneer'', zegt Willem Haberer. „Inspecteur Kroon van de ge meentepolitie hier, wilde het lie ver niet meer hebben. Maar zijn mannen hebben zelf gezegd, dat ze eerder gemak dan last van me hebben". 'Assistent-agent' voelt Willem Haberer zich en daarom voelt hij zich verplicht bijna al zijn vrije tijd door te brengen op drukke kruispunten. Daar staat hij dan bij zijn witte scooter met zijspan in een uitmonstering, die sterk op die van een politieagent lijkt. En als de weggebruikers dat nu ook maar denken, dat ze zich .verkeerskeuring' gedragen, omdat hij daar staat, dan is Willem Haberer gelukkig. „Af en toe pak ik mijn transis tor-radio met antenne en luister dan naar de politieberichten. Soms praat ik er zelf ook tegen, dan lijkt het allemaal nog ech ter". Zo'n passie voor het 'agent- je-spelen', zoals Willem Haberer het zelf noemt, mag aan vreemd lijken, hij stelt het op dezelfde lijn met hobby's als postzegels verzamelen, vissen of zoals hele maal wezenloos zijn van voetbal len. Het is allemaal begonnen toen Willem Haberer twintig jaar geleden zijn motorrijbewijs ging halen. De heer Haberer: „Ik vond het zo machtig interessant, dat ik erin ben doorgegaan. Ik kreeg steeds meer interesse en bewon dering voor politie, marechaus see, wegenwacht en ambulance. Nee... het leger grijpt me wat te hoog, dat is me te streng. Vroe ger, toen ik in Den Helder woon de, vond ik die parades daar wel erg interessant. Maar meer deed het me toch niet". „In Amstelveen zag ik op een kruispunt een jongeman staan, 't Leek net een agent en hij deed ook alsof hij het verkeer stond te regelen. Hij stak bijvoorbeeld zijn hand op, dat voetgangers niet mochten oversteken. Ik heb hem gevraagd of dat agentje-spe- len zomaar kon en ben toen met hem gaan samenwerken. Hij was pas uit militaire dienst, maar moest weer gauw aan het werk. Toen heb ik het van hem overge nomen". „Elk weekend ben ik bij de Bosbaan te vinden en soms ook wel op andere kruispunten. Ook sta ik vaak aan het Stadionplein bij het Olympisch Stadion om te kijken hoe die grietjes daar het verkeer regelen. Sinds ik werk loos ben, kunt u me bijna elke dag op de kruispunten vin den". Sinds eind april is hij werk loos, na 17,5 jaar bij een en dezelfde baas brilmonturen te hebben gemaakt. Het bedrijf ging echter failliet en de heer Haberer kwam op straat te staan. In het begin drukte bem dat nogal teneer omdat hij besefte op zijn leeftijd moeilijk ander werk te kunnen vinden. Hij mag dan veel jonger ogen dan 58, ook dat helpt bij het zoeken van een baan niet veel. Zijn verkeerspas- sie hielp hem echter snel over de teleurstelling heen. „Even heb ik nog gedacht, dat ik misschien nog parkeerwachter zou kunnen worden. Ze vroegen mensen en ik heb er aan het bureau voor gesolliciteerd. Dat zou mooi geweest zijn. Maar mis schien moet je daar ook al veel diploma's voor hebben of hebben ze mij weer niet genomen vanwe ge mijn lengte. Ik ben maar één vijfenveertig en dan ben je gauw te klein overal voor. Anders had ik ook vast politieagent willen worden. Toch jammer dat ik ook geen parkeerwachter kon wor den''. Desondanks blijft de politie zijn beste kameraad, zeker nu ze hem allemaal zo vriendelijk groe ten, sinds andere kranten al over hem schreven en hij ook met Ted de Braak voor de radio is geweest, .Kerst wilde ik niet he lemaal naar Hilversum komen. Maar ik had nog nooit de studio gezien en later dacht ik: kom. waarom niet? Je bent toch weer een streepje verder. Het is een geweldig leuk gesprek geworden en ik heb nog bericht thuisgekre gen, dat ik recht heb op honora rium, omdat ik aan dat program ma Van twaalf tot twee heb meegewerkt". Eén ding zit Willem Haberer dwars. Zijn helm mag hij wel op. tegen de politie-overhemden met borstzakjes en epauletten (klei ner dan de politie-epauletten) be staat ook geen bezwaar. Maar de witte pet mag hij niet meer dra gen, ondanks het feit dat hij er geen embleem op heeft en de politie donkere petten draagt. „Ik kreeg er onenigheid over met een brigadier. Die zei: dat wordt toch te gek. dat kan niet". Maar ook zonder pet gaat het 'agentje-spelen' Willem Haberer uitstekend af. Hij glimt -van pre: als hij beschrijft hoe hij buiten landers die de weg niet weten, door het verkeer loodst. .Kerst probeer ik het zo goed en zo kwaad mogelijk uit- te leggen, maar als ik dan zie dat ze het toch niet begrijpen, stap ik óp de scooter, draai het grote licht op en ga vooruit rijden. Net als een politie-escorte voor een koninklij ke stoet. Machtig is aai". Willem Haberer toont zich overigens tevreden over de weg gebruikers. „Je hebt een periode gehad, dat de automobilisten woestelingen waren, maar nu gaat het toch wei beter", zegt hij. „Alleen de vrouwen van middel bare leeftijd en de bejaarde men sen in een Dafje rijden vaak niet best. Ze kunnen soms de gekste manoeuvres maken, rijden veel te weifelachtig en maken veel ver- keersfouten. En dan die jongens met die hoge sturen. Ze rijden maar kriskras overal doorheen. Daar erger ik me wel eens aan. En dan -.-raag ik me af: is dat nou onwil of eigenwijzig- heid?" De komende dagen laat de as sistent-agent het overigens afwe ten. Hij gaai wat dagtochtjes per bus naar Duitsland maken en misschien nog wel naar de mark ten in Hoorn en Schagen. „Ik heb de agenten al gezegd dat ze de komende veertien dagen nie: op me hoeven te rekenen, omdat ik dan vakantie ga houden. Als ik her zolang uithoud, want eigen- iijk is het werk waar ik helemaal in opleef. Als dii niet meer zou mogen, zou ik echt niet weten wat ik dan zou moeten doen. Dan zou ik me toch wel echt teneer- gedrukt voelen...". Bij ietwat onheus rijden zon dorp met 80 km-u doorrazen als er toeval lig geen politie Sn de buurt is wil de Allegro nog wel eens hupse spron getjes maken, maar bij normaal rij den heeft men daar geen last van. De Allegro is een mooie wagen (kwestie van persoonlijke smaak ui teraard): robuust, modern gelijnd en stevig op de wielen. Zowel letterlijk (de wielen zitten in de uiterste hoe ken om zoveel mogelijk stabiliteit te krijgen) als figuurlijk: om uit de bocht te vliegen moet je wel als snelheidsduivel de scherpe hoek om willen. Maar dan gebeurt het ook subiet. Het sturen gaat licht, maar bij onze eerste rij-impressie meenden, we zo wel bij de 1300 als bij de zwaardere uitvoering de neiging van de auto te voelen om liever niet de bocht in te gaan. Een lichte terughoudendheid, nauwelijks voelbaar, zoals een hond niet onmiddellijk een bevel van zijn baas opvolgt maar een onderdeel van een seconde aarzelt om het dan tóch te doen. Het kan zijn dat we moesten wen nen aan het „vierkante" stuur in derdaad vierkant, zij het met sterk afgeplatte hoeken- Men heeft die ruit vorm gekozen (zegt men bij British Leyland) om de bestuurder een volle dige blik te gunnen op de instrumen ten die handig bij elkaar achter het stuur staan gegroepeerd. En toen het „Quartic"-stuurwiel er was. ontdekte men dat de bestuurder op die manier ook de hefboomwerking van zijn ar men kan variëren. Bij moeilijk parke ren kan dat een voordeel zijn. De zit is voortreffelijk. Goed aan sluitende stoelen, niet te hard. niet te zacht, veel beenruimte vóór (ten kos te weliswaar van de eventuele achten zitters). verstelbare rugleuningen enfin, dingen die men tegenwoordig in een middenklasse-auto ook wel mag verwachten. Het interieur is niet over dadig maar wel goed afgewerkt (het lijkt nogal op dat van de Marina) en voor ons blijft slechts de levensgrote vraag: waarom deze Allegro ook niet zijn con brio gegeven in de vorm van een derde (resp. vijfde) deur? British Leyland zou toch ook moeten weten dat Europa juist bij dit soort wagens daaraan de voorkeur geeft? Nu blijft er weliswaar nog een flinke ruimte achter de (halve) achterklep maar wegklapbare banken zijn er niet bU. De Allegro is ontworpen onder meer op de duidelijke vraag naar krachtiger motoren. De 1100 (1098 cc) geeft 49 pk en een top van 126 km-u, met een acceleratie van 0 tot 96 km in 22 seconden. Dat is natuurlijk niet om over naar huis te schrijven maar wie méér wil en dieper ir. de beurs kan tasten neemt de 1750 Sport Speci al. goed voor een top van 150 km-u en een acceleratie van 14,5 seconde voor 0 tot 96 km. De kleine-motorwagens hebben vier versnellingen, de andere vijf. Krachtiger motor De auto is uiteraard aangepast aan de nieuwe EEG-veiligheidswensen, zo dat voldaan wordt aan de eis van vermindering ran het uitlaatgas, een carrosserieconstructie die verhindert dat bij een botsing de motor in het compartiment dringt, benzinetank tus sen de achterwielen, veiligheidsstuur- kolom e.d- Voór schijfremmen, achter trom mel remmen. Ze werken meer dan uit stekend. maar bij een (ongevraagde) noodstop voor een plotseling overste kende Spaanse hond, trok ae Allegro wel aanzienlijk meer naar links dan we hadden verwacht. (Zowel hond als wij hebben het overleefd, dank u>. Op de 1500-1700 is een rembekrachtiger standaard. Er zijn tubeless radiaalban- den gemonteerd (iets grotere op de zwaardere modeller.! en een thermos- tatisch geregelde elektrische ventila- teur moet zorgen voor brandstofbe sparing. Alle Allegro's zijn 385 cm lang (ter vergelijking: Fiat 123 is 335 cm: VW 1300 is 414 cm er. de Simca 1100 is 393 cm). 161 cm breed en 140 cm hoog. Ze hebben achterruitverwar- ralng en ruitenwissers me: twee snel heden. De triplex-achterrui: zorgt voor een merkwaardig effect in de achte ruitkijkspiegel: men ziet de weg ach ter zich min of meer dubbel. Of dat aan de constructie -.-an de ruit ligt of aan de verwarmingsdraden weten we nie: wèl dat dit optisch effect zo snel mogelijk verholpen moet wor den. Wie een Austin Allegro wil kopen moet zéér geduldig zijn: pas in 1974 komt hij op de Nederlandse markt. Over de prijs is dus nog geen zinnig -voord te zeggen, al zal British Ley- land wel begrijpen dat men tussen de langzamerhand vele vergelijkbare con currenten erg scherp moe: calculeren. Misschien (om op z'n Engels een gokje te wager.) van f8500,- af...? Ten slotte: British Leyland zes: nadrukke lijk dat de bestaande 1100 en 1300- reeks voorlopig in produktie blijft. Da vraag ernaar is nog zeer aanzien lijk.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 23