„DE TROMPET IS HET EERLIJKSTE
INSTRUMENT DAT ER BESTAAT"
Austin komt met nieuwe
serie middenklassers
„Politieman spelen
een machtige hobby"
ASSISTENT-AGENT
WILLEM HABERER
BEWAAKT ZIJN
KRUISPUNT
MET VERVE
Jubilerende Harry Sevenstern
GEEN IVOREN
TOREN VOOR
TROMPETTISTEN
WOENSDAG 26 SEPTEMBER 1973
HILVERSUM „De trompet is
eerlijkste instrument dat er
bestaat. Iedereen, die trompet
speelt, is mijn vriend, mijn
soortgenoot. Ik heb voor ieder
een, van hoog tot laag, die trom
pet speelt, het grootste respect,
omdat hij risico's durft te ne
men. Omdat de kets ons alle
maal kan overkomen en zelfs de
grootste boerenhufter hóórt
dan dat je fout zit. Omdat die
trompet zo direct is. Wat bete
kent trompetspelen voor mij?
Vierhonderd meter hard zwem
men. Een sportieve prestatie
leveren. Altijd op het puntje van
je stoel zitten. Je altijd waar ma
ken, je altijd voor de volle hon
derd procent geven. Pure con
centratie".
,Een ivoren toren bestaat er voor
trompettisten niet. Vroeger of later
komt er die kets en met die kets
komt de nederigheid van een mens,
die kan falen. Menuhin, hoezeer ik die
ook bewonder, zou geen trompettist
kunnen zijn. Een trompettist is een
apart slag mens, een harde, een nuch
tere denker, een muzikant die met
beide benen op de grond staat. Een
rondborstige stoottroeper in het or
kest, een rauwdouwer, die voor nie
mand opzij gaat, niet voor welke
dirigent dan ook en ook niet voor een
vechtersbaas op straat. Liever niet,
hoor, ik drink liever een pilsje met
ze. Eerste trompettisten in het orkest
hebben van nature een olifantshuid.
Ze hebben net als hun instrument een
agressief karakter. Een eerste trom-
pettist laat nooit iets over zijn kant
gaan, wie er ook voor het orkest
staat. Recht is recht en krom is
krom. Hij is als de klank van zijn
instrument: rechttoe rechtaan".
Ziedaar het credo van trompettist
Harry Sevenstern, gevormd door 41
jaar van blazen op het koperen instru
ment met het hardste -en hoogste
volume dat er bestaat* Een man, die
met inzet van zijn hele door de
buitenlucht gebronsde en door de
sport gestaalde gestalte achter zijn
woorden staat. Een man van zijn
woord, maar ook een man met wie
het, gezeten met een koele pils aan de
rand van zijn zwembad, prettig terug
zien is op een boeiende carrière.
Een loopbaan die momenteel enige
markante data kent op 1 sept. 25 jaar
bij de oroep. op 1 oktober een kwart
eeuw bij het Radio Filharmonisch
Orkest, het enige orkest in Nederland
dat hem zo lang heeft kunnen vast
houden. Omdat het RFO hem een
maximum aan artistieke en collegiale
voldoening schenkt, die hij veel meer
waard vindt dan welke verleidelijke
aanbieding uit binnen- en buitenland
ook. „Het RFO is geweldig".
Harry Sevenstern komt uit een zeer
muzikale Haagse familie: vader Jan is
fluitist, zusters Lien en Dien spelen
harp en piano, broer Wijnand viool en
trombone en verder is zoon Harry jr.
ook aan de trompet gegaan en be
speelt dochter Claudia 't klavier. „Ik
zelf heb toen ik aan de trompet ging,
allerlei bij-instrumenten geprobeerd.
Viool, altviool, bas. té moeilijk, hoor.
De studie op de piano vlotte ook al
niet zo best: verder dan het mopje ,,'t
Duifje met de blanke veertjes" ben ik
nooit gekomen".
„Tijdens mijn negen jaar trompet
studie kwam ik bij de Hilversumse
Leo-fanfare en bij het amateursymfo
nie-orkest van Kees Andriessen. Ik
ging op 17-jarige leeftijd proefspelen
bij het USO, dat werd een flop (later
hoorde ik dat ik wel goed, maar
„scheef" had geblazen en dat kon
niet), later bij de Amsterdamse opera,
dito. Het klassieke werk was toen nog
niet voor me weggelegd. Het Tu-
schinski-orkest wilde me wél hebben
en daarna reisde ik met een ander
amusementsorkest het land af. Intus
sen was de oorlog reeds uitgebroken
en ik moest onderduiken".
„Na de bevrijding ben ik met Ger de
Roos voor de Canadezen gaan spelen
en met Ger van Leeuwen voor Engel
se militairen in België en Frankrijk.
Benedict Silbermann vroeg me voor
zijn bravoure- en charme-conberten,
maar daar voelde ik niet veel voor. Ik
heb wél gespeeld in dansorkestjes en
in het Vaudeville-orkest, maar dat
duurde maar een paar maanden en
daarna was het weer spelen voor de
militairen".
TANGER
Toen kwam het aanbod om in een
nachtclub in Tanger te spelen en de
avontuurlijke zeven maanden, die
Harry Sevenstern in Noord-Afrika
doorbracht,, ziet hij als 'n zeer belang
rijke periode in zijn leven. .Dat
engagement 'heeft, mijn hele verdere
leven beïnvloed. Ik ben daar hard
geworden en ik heb er de betrekke
lijkheid van het aardse bestaan ge
leerd. Je moest er keihard werken
van elf uur 's avonds totdat de laatste
dronken klant onder tafel gleed, en
dat kon tien uur 's morgens zijn,
maar ook wel eens vier uur in de
middag zonder dat daar een flin
tertje sociale zekerheid tegenover
stond. Je blies zó vaak en zó hard,
dat je een gat in je onderlip kreeg en
het bloed langs het mondstuk droop.
Je had last van dysenterie en het
powerplay, dat je als trompettist had
te leveren „drukte" je leeg: met zak
doeken in je broek moest je dat maar
een beetje opvangen. Ik heb toen lol
van m'n klassieke opleiding gehad. Ik
was de enige die, als een gast om een
opera-aria vroeg of een semi-serieus
stukje, dat ook kon spelen. Dat lever
de aardig wat tips op".
„Na Tanger heb ik nog een poosje
in een nachtclub in Madrid gestaan.
Toen kwam er een aanbieding van
John Brookhouse McCarthy om m
Zwitserland te komen spelen. Ik ging
eerst nog even naar Nederland en
toen bleek dat ik geen werkvergun
ning voor Zwitserland kon krijgen. En
opeens was ik werkloos. Ik was er
eigenlijk niet rouwig om, want Tanger
had m'n embouohuurtje verziekt, om
dat ik altijd hard, hoog en ver moest
blazen. Ik ben toen enorm hard gaan
studeren bij Kees Doets, de vader van
trompettist Jas Doets. da's een zwa
ger van me".
„Intussen kwam hes werk weer:
dansmuziek in orkestjes van Stan
Haag en Ger Daalhuysen. dancings in
De Bilt en Groningen. Ineens ging het
erg hard en ik speelde in drie orkes
ten tegelijk: Metropole-orkest. de Sky-
masters en Klaas van Beeck. Ik
sjouwde op de fiets door Hilversum
van de ene studio naar de ande
re".
Proefspelen
„Toen begon de ellende weer met
dat proefspelen. Ze hadden een derde
trompettist nodig bij het .Metropole
orkest en ofschoon ik daar al drie
maanden vaste rempiacant was.
moest ik toch proefspelen. Ik werd
niet aangenomen. Dirigent Henk
Spruit wilde me best hebben, maar
tja, een jazztrompettist. dat kon ei
genlijk niet. Proefspel bij het Radio
Kamerorkest voor een eerste plaats
en ofschoon ik wist dat ik erg goed
speelde, werd ik niet aangeno
men".
„In 1948 ben ik toen in vaste dienst
bij ae KRO gekomen, maar na één
maand had ik daar m'n buik van vol.
Ik zat in het amusementsorkest van
Marinus van 't Woud en moest daar
mopjes als Mühle im Schwarzwald
blazen, muziek die geen laken en ook
geen sloop was, eigenlijk helemaal
niets. Toen hoorde ik dat het Radio
Filharmonisch Orkest een trompettist
nodig had, maar na al de zeperds die
ik had gehaald, bedankte ik feestelijk
voor de eer van weer een proefspel.
Maar ze konden niemand voor het
RFO vinden en daarom vroeg dirigent
Albert van Raaite aan Jas Doets of
deze mij wilde vragen, enzo
voorts".
„Ik heb toen met het RFO een
repetitie meegespeeld en daar zat zo
wel Tsjaikowsky's vijfde als Mozarts
39e symfonie bij. Met andere woorden
knallen (tot de bodem gaan, alles
open gooien) én zuigen (zo zacht
mogelijk). Dat laatste is natuurlijk
het moeilijkst, maar het lag me na
het Schmeichehverk in die Afrikaanse
nachtclub erg goed. Dus werd ik aan
genomen: een artistieke maar geen
financiële verbetering. Overigens: als
de mogelijkheden in Nederland had
den bestaan voor de existentie van
een jazzorkest, met alle sociale voor
zien voor de muzikanten, dan
had ik dat nog boven het klassieke
werk geprefereerd".
„In het begin bij het RFO heb ik
keihard moeten studeren om mezelf
waar te maken. Want na één jaar
ging Jas Doets naar Afrika en wera tk
eerste trompettist. Pau. van Kempen
was toen dirigent en ik heb muzikaal
ontzettend vee! van hem geleerd. Ik
heb enorme ruzies met hem beleefd,
ik heb verscheidene malen geweldig
op m'n mieter van 'm gehad, maar ik
kon toch alles van hem gedaan krij
gen, Toen al schnabbelde ik behoor
lijk en Van Kempen vond het niet
ai leen goed. maar dekte me zelfs in
de rug, als ae omroepleiding daar
aanmerkingen op maakte".
Schnabbelen
Over dat schnabbelen: „Ik ben al
tijd ambulant geweest, een eager bea
ver. Om de centen, jawel, maar ook
omdat ik op z'n tijd graag wat anders
blaas. Lekker ontspannen musiceren
in de Bietenbouwers, wat later de
Boertjes van Buuten is geworden.
Ook zwaar werk, hoor, want alle
noten in de Posthoorngalop moeten
er staan. Maar de gezelligheid trekt
me, de lachende mensen in de zaal,
het pilsje op de bühne".
„Jazz in de OK Wobblers, ouwe
muziek uit de twintiger jaren, speel ik
voor de lol. Maar ook daar moet je
nooit vergeten dat je als muzikant
een dienende taak hebt. en dat is: het
publiek aan zijn trekken laten komen.
Een Mahiersymfonie of het carnaval
in Den Bosch (geen noten voor je
neus. alles uit je blote kop) is even
belangrijk, want het blijft in zijn
soort goede muziek, of je er nu naar
luistert of dat je er lekker op kunt
hessen".
„Psalmen en gezangen in de kerk:
je moet als begeleidend trompettint
een leidsman zijn, die de zingende
mensen erdoor haalt. Schoolconcer-
ten, dat doe ik al dertien jaar met
m'n andere zwager, de componist Mel-
le Weersma. Tussen de honderd en
150 per jaar. Overal in Nederland en
dan neem ik zo'n dertien verschillende
instrumenten, vanaf de ramshoorn,
mee. Zeer dankbaar werk".
Geen klassiek solo-optreden meer?
„Nee. Kijk, iedere muzikant wil graag
solist zijn, maar in Nederland is het
op dat gebied maar een dunne ge
schiedenis. Ikzelf heb eens vol ambi
ties gezeten: ik speelde alle solocon
certen, ook op de plaat, maar het
leverde niets op. Als Nederlands so
list moet je spelen voor honoraria,
waar de honden geen broed van lus
ten. Je krijgt als Nederlander in eigen
land nooit de eer en de lof die
buitenlanders ontvangen".
ALEGRO MET KEUZE UIT
VIER MOTOREN EN ZES UITVOERINGEN
MARBELLA (SPANJE) Bri
tish Leyland, die ondanks suc
cesnummers zoals de Mini en de
1100-1300-serie (maar die begin
nen de tand des tijds een beetje
te voelen) best een stap vooruit
wil en dan vooral op de, met het
jaar interessanter wordende
markt voor middenklaswagens,
heeft dezer dagen voor de inter
nationale autopers met zijn
handschoen op de 'uitdaging'
gereageerd: het resultaat is de
Austin Allegro.
Daarmee hoopt men de bijna-stil-
stand die o-a. bij de verkoop van
personenwagens van British Leyland
in Nederland te zien is ('71: 13.500
auto's, '72: 15.300, in '73 gokt men op
17.000) weg te werken. Men besloot
daartoe een wagen op de markt te
brengen die zéér compact is (de nieu
we Austin is kort slechts 15 centi
meter langer dan de huidige 1100-
1300) en „plooibaar", d.w.z. dat hij
verkrijgbaar zal zijn met 1100, 1300,
1500 en 1750-motor van de beproefde
types uit de bekende Austin-range.
Bovendien zal er keus zijn (althans in
Engeland) uit zes bekledings- en uit
rustingscombinaties en uit twee- en
vierdeursmodellen.
Austin vertrouwt dus op het oude.
dat gebleken is goed te zijn en dat is
een wijs uitgangspunt. De enige wer
kelijke revolutie is. behalve dan het
uiteraard nieuwe model, eigenlijk een
sterke verbetering van het hydro-veer-
systeem. Het principe is gelijk aan
het in Engeland ontwikkelde hydrolas-
tic-systeem, maar nu wordt gebruik
gemaakt van stikstof onder druk in
een permanent afgedichte houder. De
ontwerpers claimen dat het veercom-
fort dicht aanleunt tegen dat van de
Jaguar XJ6.
Die vering hebben we onlangs aan
de Costa del Sol aan den lijve kunnen
ondervinden en al was de Jaguar ter
vergelijking niet bij de hand: op de
nauwelijks van bestrating voorziene
wegen in de dorpjes in het binnenland
gooide dit hydragas-systeem hoge
ogen. Zonder voelbaar bonken of
sterk deinen trokken de wielen (de
Austin Allego heeft natuurlijk voor
wielaandrijving) de wagen over de
oneffenheden- En dat geldt niet alleen
de 1100-uitvoering maar ook de 1750.
AMSTELVEEN „Ik ben
nu bekend als de bonte
hond, niet alleen bij de poli
tie in Amstelveen, maar ook
bij die van Amsterdam en
bij de rijkspolitie van de
groep Aalsmeer. Machtig
leuk is het, dat de politie
mensen nu met him lichten
knipperen en aan hun pet
tikken als ze me zien. Dan
krijg ik toch echt het idee,
dat ik collega hen. En nog
mooier vind ik het als het
publiek ook ziet dat de poli
tie me groet".
Over het gezicht van de 58-
jarige Willem Haberer trekt een
vergenoegde, vriendelijke grijns,
die laat zien hoezeer hij zich
erover verkneutert dat de politie
niet alleen zijn beste kameraad
is, maar dat de politiemensen
hem ook als hun beste kameraad
beschouwen.
..Ik ben de politie niet tot last,
meneer'', zegt Willem Haberer.
„Inspecteur Kroon van de ge
meentepolitie hier, wilde het lie
ver niet meer hebben. Maar zijn
mannen hebben zelf gezegd, dat
ze eerder gemak dan last van me
hebben".
'Assistent-agent' voelt Willem
Haberer zich en daarom voelt hij
zich verplicht bijna al zijn vrije
tijd door te brengen op drukke
kruispunten. Daar staat hij dan
bij zijn witte scooter met zijspan
in een uitmonstering, die sterk
op die van een politieagent lijkt.
En als de weggebruikers dat nu
ook maar denken, dat ze zich
.verkeerskeuring' gedragen, omdat
hij daar staat, dan is Willem
Haberer gelukkig.
„Af en toe pak ik mijn transis
tor-radio met antenne en luister
dan naar de politieberichten.
Soms praat ik er zelf ook tegen,
dan lijkt het allemaal nog ech
ter". Zo'n passie voor het 'agent-
je-spelen', zoals Willem Haberer
het zelf noemt, mag aan vreemd
lijken, hij stelt het op dezelfde
lijn met hobby's als postzegels
verzamelen, vissen of zoals hele
maal wezenloos zijn van voetbal
len. Het is allemaal begonnen
toen Willem Haberer twintig jaar
geleden zijn motorrijbewijs ging
halen.
De heer Haberer: „Ik vond het
zo machtig interessant, dat ik
erin ben doorgegaan. Ik kreeg
steeds meer interesse en bewon
dering voor politie, marechaus
see, wegenwacht en ambulance.
Nee... het leger grijpt me wat te
hoog, dat is me te streng. Vroe
ger, toen ik in Den Helder woon
de, vond ik die parades daar wel
erg interessant. Maar meer deed
het me toch niet".
„In Amstelveen zag ik op een
kruispunt een jongeman staan, 't
Leek net een agent en hij deed
ook alsof hij het verkeer stond
te regelen. Hij stak bijvoorbeeld
zijn hand op, dat voetgangers
niet mochten oversteken. Ik heb
hem gevraagd of dat agentje-spe-
len zomaar kon en ben toen met
hem gaan samenwerken. Hij was
pas uit militaire dienst, maar
moest weer gauw aan het werk.
Toen heb ik het van hem overge
nomen".
„Elk weekend ben ik bij de
Bosbaan te vinden en soms ook
wel op andere kruispunten. Ook
sta ik vaak aan het Stadionplein
bij het Olympisch Stadion om te
kijken hoe die grietjes daar het
verkeer regelen. Sinds ik werk
loos ben, kunt u me bijna elke
dag op de kruispunten vin
den".
Sinds eind april is hij werk
loos, na 17,5 jaar bij een en
dezelfde baas brilmonturen te
hebben gemaakt. Het bedrijf ging
echter failliet en de heer Haberer
kwam op straat te staan.
In het begin drukte bem dat
nogal teneer omdat hij besefte
op zijn leeftijd moeilijk ander
werk te kunnen vinden. Hij mag
dan veel jonger ogen dan 58, ook
dat helpt bij het zoeken van een
baan niet veel. Zijn verkeerspas-
sie hielp hem echter snel over de
teleurstelling heen.
„Even heb ik nog gedacht, dat
ik misschien nog parkeerwachter
zou kunnen worden. Ze vroegen
mensen en ik heb er aan het
bureau voor gesolliciteerd. Dat
zou mooi geweest zijn. Maar mis
schien moet je daar ook al veel
diploma's voor hebben of hebben
ze mij weer niet genomen vanwe
ge mijn lengte. Ik ben maar één
vijfenveertig en dan ben je gauw
te klein overal voor. Anders had
ik ook vast politieagent willen
worden. Toch jammer dat ik ook
geen parkeerwachter kon wor
den''.
Desondanks blijft de politie
zijn beste kameraad, zeker nu ze
hem allemaal zo vriendelijk groe
ten, sinds andere kranten al over
hem schreven en hij ook met
Ted de Braak voor de radio is
geweest, .Kerst wilde ik niet he
lemaal naar Hilversum komen.
Maar ik had nog nooit de studio
gezien en later dacht ik: kom.
waarom niet? Je bent toch weer
een streepje verder. Het is een
geweldig leuk gesprek geworden
en ik heb nog bericht thuisgekre
gen, dat ik recht heb op honora
rium, omdat ik aan dat program
ma Van twaalf tot twee heb
meegewerkt".
Eén ding zit Willem Haberer
dwars. Zijn helm mag hij wel op.
tegen de politie-overhemden met
borstzakjes en epauletten (klei
ner dan de politie-epauletten) be
staat ook geen bezwaar. Maar de
witte pet mag hij niet meer dra
gen, ondanks het feit dat hij er
geen embleem op heeft en de
politie donkere petten draagt. „Ik
kreeg er onenigheid over met een
brigadier. Die zei: dat wordt toch
te gek. dat kan niet".
Maar ook zonder pet gaat het
'agentje-spelen' Willem Haberer
uitstekend af. Hij glimt -van pre:
als hij beschrijft hoe hij buiten
landers die de weg niet weten,
door het verkeer loodst. .Kerst
probeer ik het zo goed en zo
kwaad mogelijk uit- te leggen,
maar als ik dan zie dat ze het
toch niet begrijpen, stap ik óp de
scooter, draai het grote licht op
en ga vooruit rijden. Net als een
politie-escorte voor een koninklij
ke stoet. Machtig is aai".
Willem Haberer toont zich
overigens tevreden over de weg
gebruikers. „Je hebt een periode
gehad, dat de automobilisten
woestelingen waren, maar nu
gaat het toch wei beter", zegt hij.
„Alleen de vrouwen van middel
bare leeftijd en de bejaarde men
sen in een Dafje rijden vaak niet
best. Ze kunnen soms de gekste
manoeuvres maken, rijden veel te
weifelachtig en maken veel ver-
keersfouten. En dan die jongens
met die hoge sturen. Ze rijden
maar kriskras overal doorheen.
Daar erger ik me wel eens aan.
En dan -.-raag ik me af: is dat
nou onwil of eigenwijzig-
heid?"
De komende dagen laat de as
sistent-agent het overigens afwe
ten. Hij gaai wat dagtochtjes per
bus naar Duitsland maken en
misschien nog wel naar de mark
ten in Hoorn en Schagen. „Ik
heb de agenten al gezegd dat ze
de komende veertien dagen nie:
op me hoeven te rekenen, omdat
ik dan vakantie ga houden. Als ik
her zolang uithoud, want eigen-
iijk is het werk waar ik helemaal
in opleef. Als dii niet meer zou
mogen, zou ik echt niet weten
wat ik dan zou moeten doen. Dan
zou ik me toch wel echt teneer-
gedrukt voelen...".
Bij ietwat onheus rijden zon dorp
met 80 km-u doorrazen als er toeval
lig geen politie Sn de buurt is wil
de Allegro nog wel eens hupse spron
getjes maken, maar bij normaal rij
den heeft men daar geen last van.
De Allegro is een mooie wagen
(kwestie van persoonlijke smaak ui
teraard): robuust, modern gelijnd en
stevig op de wielen. Zowel letterlijk
(de wielen zitten in de uiterste hoe
ken om zoveel mogelijk stabiliteit te
krijgen) als figuurlijk: om uit de
bocht te vliegen moet je wel als
snelheidsduivel de scherpe hoek om
willen. Maar dan gebeurt het ook
subiet.
Het sturen gaat licht, maar bij onze
eerste rij-impressie meenden, we zo
wel bij de 1300 als bij de zwaardere
uitvoering de neiging van de auto te
voelen om liever niet de bocht in te
gaan. Een lichte terughoudendheid,
nauwelijks voelbaar, zoals een hond
niet onmiddellijk een bevel van zijn
baas opvolgt maar een onderdeel van
een seconde aarzelt om het dan
tóch te doen.
Het kan zijn dat we moesten wen
nen aan het „vierkante" stuur in
derdaad vierkant, zij het met sterk
afgeplatte hoeken- Men heeft die ruit
vorm gekozen (zegt men bij British
Leyland) om de bestuurder een volle
dige blik te gunnen op de instrumen
ten die handig bij elkaar achter het
stuur staan gegroepeerd. En toen het
„Quartic"-stuurwiel er was. ontdekte
men dat de bestuurder op die manier
ook de hefboomwerking van zijn ar
men kan variëren. Bij moeilijk parke
ren kan dat een voordeel zijn.
De zit is voortreffelijk. Goed aan
sluitende stoelen, niet te hard. niet te
zacht, veel beenruimte vóór (ten kos
te weliswaar van de eventuele achten
zitters). verstelbare rugleuningen
enfin, dingen die men tegenwoordig in
een middenklasse-auto ook wel mag
verwachten. Het interieur is niet over
dadig maar wel goed afgewerkt (het
lijkt nogal op dat van de Marina) en
voor ons blijft slechts de levensgrote
vraag: waarom deze Allegro ook niet
zijn con brio gegeven in de vorm van
een derde (resp. vijfde) deur? British
Leyland zou toch ook moeten weten
dat Europa juist bij dit soort wagens
daaraan de voorkeur geeft? Nu blijft
er weliswaar nog een flinke ruimte
achter de (halve) achterklep maar
wegklapbare banken zijn er niet
bU.
De Allegro is ontworpen onder
meer op de duidelijke vraag naar
krachtiger motoren. De 1100 (1098 cc)
geeft 49 pk en een top van 126 km-u,
met een acceleratie van 0 tot 96 km
in 22 seconden. Dat is natuurlijk niet
om over naar huis te schrijven maar
wie méér wil en dieper ir. de beurs
kan tasten neemt de 1750 Sport Speci
al. goed voor een top van 150 km-u en
een acceleratie van 14,5 seconde voor
0 tot 96 km. De kleine-motorwagens
hebben vier versnellingen, de andere
vijf.
Krachtiger motor
De auto is uiteraard aangepast aan
de nieuwe EEG-veiligheidswensen, zo
dat voldaan wordt aan de eis van
vermindering ran het uitlaatgas, een
carrosserieconstructie die verhindert
dat bij een botsing de motor in het
compartiment dringt, benzinetank tus
sen de achterwielen, veiligheidsstuur-
kolom e.d-
Voór schijfremmen, achter trom
mel remmen. Ze werken meer dan uit
stekend. maar bij een (ongevraagde)
noodstop voor een plotseling overste
kende Spaanse hond, trok ae Allegro
wel aanzienlijk meer naar links dan
we hadden verwacht. (Zowel hond als
wij hebben het overleefd, dank u>. Op
de 1500-1700 is een rembekrachtiger
standaard. Er zijn tubeless radiaalban-
den gemonteerd (iets grotere op de
zwaardere modeller.! en een thermos-
tatisch geregelde elektrische ventila-
teur moet zorgen voor brandstofbe
sparing.
Alle Allegro's zijn 385 cm lang (ter
vergelijking: Fiat 123 is 335 cm: VW
1300 is 414 cm er. de Simca 1100 is
393 cm). 161 cm breed en 140 cm
hoog. Ze hebben achterruitverwar-
ralng en ruitenwissers me: twee snel
heden. De triplex-achterrui: zorgt voor
een merkwaardig effect in de achte
ruitkijkspiegel: men ziet de weg ach
ter zich min of meer dubbel. Of dat
aan de constructie -.-an de ruit ligt of
aan de verwarmingsdraden weten we
nie: wèl dat dit optisch effect zo
snel mogelijk verholpen moet wor
den.
Wie een Austin Allegro wil kopen
moet zéér geduldig zijn: pas in 1974
komt hij op de Nederlandse markt.
Over de prijs is dus nog geen zinnig
-voord te zeggen, al zal British Ley-
land wel begrijpen dat men tussen de
langzamerhand vele vergelijkbare con
currenten erg scherp moe: calculeren.
Misschien (om op z'n Engels een
gokje te wager.) van f8500,- af...? Ten
slotte: British Leyland zes: nadrukke
lijk dat de bestaande 1100 en 1300-
reeks voorlopig in produktie blijft. Da
vraag ernaar is nog zeer aanzien
lijk.