Nieuwe verhaien van Heere Heeresma en Bernard J. Sijtsma 17 De Roman-Visscherkaart in één rJ band met het Specvlvm Zelandiae, een facsimile-druk die mag JULI 197; - IATERDAG 7 JULI 1973 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT „ZWAARMOEDIGE VERHALEN VOOR BIJ DE CENTRALE VERWARMING" is wel een heel mooie titel. Ze zijn zo zwaar moedig niet, of ik heb er twee maal om zit ten proesten. U raad het al: een keer om poep en een keer om pies: als een man in een stevige hondedrol getrapt heeft en als een andere man betrapt wordt wanneer hij in hoge nood in een portiek staat te wateren. Het doet het altijd weer, zoals in de werke lijkheid. Poep en pies en winden en aanver wante zaken, er wordt wat om af gelachen; mogelijk staan ze wel bovenaan de lijst van lachtlustopwekkende middelen. Onze grote koninklijke burgerschrijver is pas bezig ge weest, literair dan, met zijn wind in een wijnglas, en nu komt Heersema die, tot in zijn titel toe, Van het Reve naar de kroon steekt in burgerlijke schrijverij met deze nieuwe humor. Maar je lacht toch ook nog wel eens graag om iets anders, iets subtielers. Dat kan ook in dit boek, Heeresma kan ingenieus dwaze situaties bedenken, zoals deze over een man die in een bootje onder een klapbrug ligt, een shagje op wil steken en merkt dat hij geen vuurtje heeft: •.Hij hief het hoofd en luisterde. Pal boven zijn noofd was het brugdek en 'aarover werd gelopen. De stappen kwamen dichterbij. Ze klonken hol en galmden. Precies een luisterspel. ..Hallo daar!" riep hij. Pal boven zijn hoofd hielden oe stappen stil. „Is daar 'emand?" klonk het dof tot hem door. „Onder de brug?" „Ja, heeft u misschien een vuurtje voor me?" Hij richtte zich wat op in het zwabberende bootje en reikte naar een smalle spleet in het brugdek die echter hreed genoeg was om er zijn vingers door te steken. „Hiero! Ziet u mijn vingers?" „Jaja, ik zie de vingers. U wilt een vuurtje?" „Inderdaad." „Voor wat. Voor de pijp of een sigaretje?" vroeg een mannenstem. „Ik bedoel, ik heb het allebei. Lucifers en een aansteker". „Geeft u maar even de aansteker." Het viel hem mee. Er waren nog best aardige mensen in de wereld, bereid tot hulp zonder dat er meteen gerept werd over betaling of vergoeding van onkosten- „Ik zal'm er even door laten zakken," deelde de onbekende mee. Boven zijn hoofd werd iets neerge zet en er klonk geschuivel. Die man moest zich toch minstens bukken. En dat in de regen. Zeld zaam aardig. „Voelt u de aansteker?" „Nee," beken de hij luid en het geluid van zijn stem echode tegen het wateroppervlak en de wallekanten die onder de brug besehoeid waren. „Heeft u de aansteker in de spleet geschoven? Ik voel niets." Hij tastte met zijn vingers door de hele spleet in de geteerde balken. „Eigenaardig," hoorde hij de man zeggen. „Ik heb toch Ja, die aansteker zit er toch in!" „Kunt u hem zien?" vroeg hij- „Wacht, ik ga even op de knieën." Er klonken twee doffe bonken en ineens was de stem door de kier vlakbij. „Nee, ik zie... Is ie soms in het water gevallen? Hoorde u misschien een plons? Zag u iets spatten, meneer?" Hij speurde liet golvende wateroppervlak af of zich nog ergens kringen vertoonden. „Nee, ik heb niks zien vallen." „Verdikkeme, waar zit me aansteker nou," hoorde hij de man op de brug mompelen en voelde een vaag schuldgevoel opkomen. Hij stond nu recht overeind, de beide handen tastend in de spleet in het brugdek. „Ik voel wat!" riep hij. „Dat zijn mijn vingers." „Oh, pardon." Voorzichtig ging hij weer in het bootje zitten. „Nou, zal ik u dan maar de lucifers geven?" stelde de man op de brug voor. .Ach..." Eerlijk gezegd durfde hij dit nieuwe aan bod bijna niet te accepteren. „Wanneer u...." „Waar om komt u er niet even onderuit?" riep de man. „Dan reik ik het u over de brugleuning. Kunnen we erbij zien wat we doen" (pp 94-95). En zo gaat dat door, de verwikkelingen zijn lang nog niet klaar, helaas gaat het verhaal ten onder in een gezochte symboliek. Maar zo is Heeresma op zijn best: luchtig, vluchtig doorlezen, niet nadenken, liever nooit overlezen en zeker geen vragen stellen, je gewoon vermaken met zwaarmoedige verhalen bij de centrale verwarming of heel lichtzinnig in een strandstoel onder een luchtige parasol het laat ste te prefereren. De verhalen (vijf stuks) zijn namelijk heel licht verteerbaar, wie meer zoekt, komt niet aan zijn trekken. Heeresma, die met 'Han de Wit' een uitschieter schreef, is sindsdien minder op dreef gekomen. Mogelijk was Han de Wit zo goed omdat er veel van hemzelf in zat, en schrijft hij sindsdien veel te gemakkelijk. .Je krijgt de indruk dat de roman "Langs berg en dal klinkt hoorngeschal' en deze verhalen zó uit een wijde mouw geschud zijn. Heersema kent het métier, hij is vaak zelfs virtu oos, maar wat zulke verhalen te enenmale missen is persoonlijke inzet. Heeresma staat mijlen ver van en superieur boven zijn creaturen en dat is vaak irriterend. (Trouwens, ook zijn stijl is nogal eens arrogant- irriterend, en dan die okido's en hatsikedees!). Hij is werkelijk niet bewogen door het lot van de stumpers die hij oproept, hij maakt ze. gebruikt ze en vermaakt zich er mee. en wil dus ook dat zijn lezers zich er mee vermaken. Wie daan-oor op een bepaald moment past, raakt geïrriteerd, zoals op een ouderwetse kermis. Heeresma toont geen deer nis, hij kijkt alleen over de opgeroepen zielige schimmen heen zijn lezer met een hautaine blik van verstandhouding aan: hoe heb ik 'm dat gefikst, je lach je rot- hè? Ook is hij wel heel erg gepreoccupeerd met het wel en wee van de kleine burgerman, een onderwerp dat tegenwoordig bij onze schrijvers bijzonder in trek is. Hoogtij in de belangstelling voor de kneus jes, de armzalige volksbuurten en dito interieurs: is het nostalgie naar wie weet wat, de eigen jeugd, een voorbije literatuurperiode, een opzettelij ke tegenstelling tegen Antibes, de Zuidpool en de Amazone? Bekijk de foto 'Thuis bij de schrijver' tegenover de titelpagina: knus en innemend ziet het er allemaal uit. Het hoort bij de show, bij het geld verdienen het heeft niets met goed schrijven te maken. En dat is het toch nog altijd waarvoor je een boek opslaat. Dan is er nog iets: Han de Wit wemelde van schrijf- en spelfouten, opzettelijk ge doseerd, dacht ik. Maar sinds ik op pag. 31-32 van dit boek achter elkaar vond: pompoenen (i.p.v. pompons, op pantoffeltjes), ballustrade en karrilli- onbellen, weet ik het niet meer zo. Allemaal pngecomgeerde zetfouten? Van Bernard J. Sijtsma, die ik tot nu toe enkel als dichter kende („terwille van wat zachte wangen") verscheen nu ook een verhalenbundel met twee novellen. "Een jongen van buiten'. Ik vond Sijtsma's gedichten een authentiekere toon hebben dan deze verhalen, die wel heel erg aan schrijfoefeningen doen denken en die vol banale opmerkingen en overpeinzingen staan. Ze waren beter in portefeuille gebleven. Ze hebben iets drenzerigs en maken een machteloze indruk, maar 'doorleefd' zijn ze wel. Zo had in het eerste verhaal, de titelgever, de conflict situatie best interessant kunnen zijn als er minder rondom heen was gezeurd en als hetgeen waar het op aankwam geconcentreerder was opgeroepen. En dat is dit: Hans, de 'jongen van buiten' die evenwel in Amsterdam woont en werkt en er zich grondig van bewust is dat hij homosexueel is, heeft een vriend gevonden. Ton, een jongen die lichame lijk zeer ongezond is. en geestelijk niet veel beter. Ton is weliswaar bij hem in komen wonen, maar van zijn instelling kan Hans geen hoogte krijgen. Het brengt allerlei gehannes en ge-.vring mee, het lijkt wel een schaakspel, tot Ton voorstelt naar een echte nichtentent te gaan. Ook bij dit verhaal heb ik erg moeten lachen, maar ik geloof niet dat het zo bedoeld was. Tijdens een treinreis ontmoeten Hans en Ton een groep Ameri kaanse meisjes en vrouwen waarvan er één, Wilma, op slag zo verliefd wordt op Hans, dat ze zich helemaal opdringt, hoewel ze heel goed merkt hoe Hans tegenover Ton staat. Het komische effect komt door het (ook al) gebrekkige taalgebruik van Sijtsma: Wilma gaat. notabene me: een 'superange kingsize sigaret' in haar mond 'schrijlings op de armleuning van Hans' stoel zitten" (p. 9). bijkbaar een geliefkoosde houding in treinen voor haar. want op pag. 13 doet ze het weer, nu met een Frans tijdschrift in de hand. Nog een staaltje hedendaags taalgebruik van onze schrijvers: "Mor gen ga ik tussen de middag Maria opzoeken, in de kerk aan de Kalverstraat, besloot hij. Baadt het niet, dan schaadt het niet'. Het tweede verhaal, "Migratie" is wat beter geschre ven. met wat meer afstand ook. Een jonge notaris klerk uit Friesland, communist en homosexueel. raakt in conflict als hij bij een partijgenoot in Amsterdam in huis is en dan niet kan voldoen aan de verlangens van zijn hospita die verliefd op hem wordt en hem met geweld tracht te verleiden. Het verhaal is minder melodramatisch, wat speelser opgezet, maar het slot is verschrikkelijk, met braaksel en tranen en de zin: "Toen ze was uitgehuild, wist ze wat haar vanavond te doen stond: Tegen Henk zeggen dat ze niet met een flikker onder één dak wenste te leven en de Jeugdbeweging aanbieden lezingen te houden over de beeldhouwer Henry Moore'. Htere Heeresma: Zwaarmoedig verhalen bij de centrale rec- •A-srming, Erven Thomas Rap. Spuistraat 2S3, Amsterdam. p.50. Bemarc J S:;isma: Een jongen van btlltes. De Harmonie, Sin ge! 3». Amsterdam. in, orndu iJSS inleen ds et allee. ook 0 terse «.Ce Er komt geen einde aan de stroom facsimile-uitgaven van boeken die blijkbaar terug in de tijd gehaald moeten worden kerker? en het is op deze plaats eer- iëra d" gezegci Vaak vraag ie je kennel af wat bij benadering het nut w^jnd®>; van deze herdrukken mag zijn. ,iW™JffinnozeIe boeken als bijvoorbeeld hien ro- Loosjes 'Zeeland in Beeld' worden de foto-mechanische foef op- op de markt gebracht: er immers aardige plaatjes in en trie niet al te zeer op de tekst letten kan het er aardig mee ■uw/. Op die manier is men bezig rs van 6 0Oy dit historierijke gewest van een [stripserie te voorzien, waarbij de plaatjes tellen en in de meeste ge- vallen elke vorm van verantwoor ding ontbreekt. Men kan in die zelfde gevallen spreken van een (letterlijk) onverantwoorde manier van doen: 'leken die het eeuwenlang praktisch sonder werkelijke belangstelling heb ben moeten doen, worden via de truc teruggehaald zonder dat één of andere dienstige geest de gelegen heid krijgt iets te doen aan tekst- of jbeeldverzorging. Men laat simpel- U1 bindingslijnen met nu te antwoord te geven op de piaag waarom het boek in 1973 nogmaals gepresenteerd moet wor- 1 ze vs,den, mededeling te doen van vorde- »n die eringen op het gebied van onderzoek nsdf het moest de mogelijkheid voor is pover te gaan, kortom: er wordt n onszeffliets nieuws aan de bestaande kerkelijptgBVe toegevoegd óf het moest verledoP mogelijkheid voor meer men- zeerr-Kn "i11 6611 dergelijke meestal ntvansedure band op 11164 al „-te tochtig plaatsje in de boekenkast .jphSte zetten. Ik acht dat een in het J™,algemeen weinig toe te juichen gang wan zaken, zeker als men bedenkt kom dat boeken ook in het puur -,eminar,,2eeuWse waar een voortdurende 1 wonted MifS dringende vraag naar is, het ;e delec-j^der de foef moeten stellen en ons Eenvoudigweg niet of veel te laat in meterdnik komen. Ik denk hierbij spe- dat triaal aan Het Woordenboek der ande-Zeeuwse Dialecten dat intussen best In aï'fiena een aangevulde herdruk zou r jnoetginogen krijgen: er is sinds de eerste hoe hfVerschijnmg een generatie opge- eid die deze^ schaarste van tijd tijd moet bekopen met blanco papieren en dat hoeft toch niet met 1 de r.gj die drukmasjienen? narren plaats, maar dan een voordeli- is aar# H ge, in de facsimile-hausse is ge- innen egeven aan kort achtereen het iens nasfipeculum Zelandiae van de uitge- en anorrers Theatrum Orbis Terrarum (Am- 1 op KBterdam) en Interbook International nu ^'(Schiedam) en de Visscher-Roman bepsr.Kaart van Zeeland, aangevuld met Speculum Zelandiae, opnieuw .„^uitgegeven door Canaletto te Alphen Ir; 'Aan de eerste uitgave is onmiddel- aat cjjjj. na verschijning vrij uitvoerig rem aandacht besteed, zodat ik mij wat nctffit boekwerk betreft beperken kan W|J 01 en zal tot een vergelijking met het kwesti&tweede en dan nog slechts het Spe- met k-culum-gedeelte. er nrWai voor heide boeken opgaat is van ircda: in afwijking van wat regel begrijp:geworden schijnt een zeer ver zien ^zorgde produktiewijze is aangehou- beide gevallen is sprake van een ander®§cumerl4a4ie een verantwo orden- .de inleiding. Op clit punt. 'springt;' J,"met name de uitgave van de Kaart. n '^gecombineerd met het Speculum, er- ze hagjt, ''ebbruj. is voor de visscher-Roman-kaart an. Lebepaald niet over één nacht ijs ge aard ((gaan. zendifflDuidelijk is dat de Middelburgse aan terijksarchivarist J. Grooten, die een boeiende, heldere en ook knappe vertuis Inleiding schreef, uitgegaan is van vast z ren bijzonder consciëntieuze aanpak van het soort dat heruitgaven als deze niet alleen rechtvaardigt maar zelfs nodig maakt. Grooten handelt hiermee hoewel zijn privé-inbreng zonder twijfel respectabel zal zijn geheel in de geest, van presentatie die het rijksarchief te Middelburg de laatste jaren eigen is. Er is daar een reeks van boeiende, professio neel opgezette tentoonstellingen be wees en bewijst dat geen plaats voor een 'archivisme' van de dode zaken dat alleen op volle kasten uit is, integendeel: veel van wat dood gehouden is, krijgt nieuw leven. Be halve op de exposities kan ook ge wezen worden op de verspreide pu- blikaties van de verschillende mede werkers en actueel zaken als het onderzoek naar de historie van de Middelburgse Abdij dat zeer be langwekkende gegevens heeft opgele verd. Grooten heeft zijn werkzaamheden met alleen bepaald tot de topo grafische aspecten van de kaart maar heeft er ook de mensen die er letterlijk voor getekend hebben bij gehaald, him verhouding, voor zover bekend, hun familie, de omstandig heden waarin één en ander tot stand moest komen. Hij heeft ook geen moeite gespaard bij zijn onderzoe kingen naar oude bronnen die op één pf andere wijze inlichtingen ver schaffen: van het oud-archief van Goes tot en met de 'notulen' van de statenvergaderingen. Grooten heeft uit eigen onderzoek bovendien veel nieuwe gegevens, deels strijdig met tot nu toe gehuldigde theorieën, toe gevoegd en voor zover gegevens als bekend worden verondersteld gegroepeerd, wat zeker van weten schappelijk belang is. Hij gaat echter - mijns inziens even buiten het strikt wetenschappe lijk karakter van zijn inleiding als hij al te speculatief met. in zijn ogen 'stelligheden' werkt. Bijvoor beeld: „Vanaf het begin heeft Nico- laas Visscher het blijkbaar niet no dig geacht het aandeel van Zachari- as Roman in het tot stand komen van de kaart op de één of andere wijze in de titel weer te geven. Stellig heeft Roman tegen deze gang van zaxen geprotesteerd en Visscher te kennen gegeven, dat hij zich niet het alleenrecht diende aan te mati gen". Ik vind dat een stelligheid die nergens praktisch wordt bewezen. En verder „Om toch nog een deel der kopers kenbaar te maken, dat de door hem verrichtte werk zaamheden niet lager dienden te worden aangeslagen dan die van Ni- colaas Visscher, heeft hij op de door hem verkochte kaarten van Brabant, Vlaanderen en Zeeland een strookje met de toevoeging "Et Za- chariam Roman' geplakt". Mis schien inderdaad voor de hand lig gend, naar de zin der mensheid ge- gesproken, alleen reageert de mens niet in alle gevallen op voor de hand liggende wijze, zodat ook deze stel ligheid in de overigens uitmuntende inleiding afvalt. In het hoofdstuk 'Cartografische as pecten' komt Grooten met een groot aantal interessante gegevens over het bronnenmateriaal. Het ei gen onderzoek naar de betrouwbaar heid is een boeiend onderdeel van de studie. Grooten toont onder meer een veel grotere betrouwbaarheid van de Walcherse gegevens (1,1% afwijking) aan dan dié van Tholen (13,8% afwijking). Het staaft zijn theorie met betrekking tot het bron nenmateriaal Het gedeelte Roman-Visscherkaart omvat negen bladen met als bijla gen: een proefdruk, een later toege voegde druk (Jacob Mogge) van het oorspronkelijk ontbrekende meest westelijke deel van Zeeuwsch-Vlaan- deren en een verzamelkaart. Daarbij komt dan nog het Speculum Zelandiae, maar dat is een ander hoofdstuk. Speculum Zelandiae, de Spiegel van Zeeland, wordt in de ondertitel wat wijds aangeduid met 'dat is een beschryvinge ofte afbeelding der Steden, Ambachts-Heerlijcheden, Dorpen, Gastelen, Ridderlijce Hofste den, Huysen en Gebouwen geleden inde Eylanden en de Graeflijcklieyt van Zeelamril. Bij een vergadert door Nicolaus Visscher'. Deze Spiegel komt op het eerste gezicht wat vreemd achter de Ro man-Visscherkaart zakken; luchtig plaatwerk van zeker niet hoge orde vult werk van wetenschap aan. De combinatie is toch niet zomaar luk raak. Allereerst is er hetzelfde uit gevershuis en op de tweede plaats krijgen een aantal opvallende punten van het platte kaartvlak meer en directer dimensie in een bijlage, die in dat licht bezien, aanvullend kan worden. Blijft dat de zaken zeer gemakkelijk los van elkaar kunnen woorden gezien, blijft ook de extra charme die de koppeling geeft. De Spiegel is als gezegd vrij licht van toon. De platen vallen niet op door een goede, grootse stift- voering of hoge artisticiteit, het is veeleer goed. op sommige punten zelfs veredeld ambachtswerk. De prenten houden zich bezig met men sen, gebouwen en landschapjes en zijn aldus een zeker menselijk en sociaal monument voor de tijd waarin ze werden gemaakt. De oor spronkelijke tekenaars hebben een gevoelig oog voor architectuur ge had: in veel gevallen plaatsen ze het gebouw van hun voorkeur in een wat vreemde focus, een extra-belich ting, de telelens ver vooruit. P. J. Aarssen en M. P. de Bruin (documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied) hebben in de uitgave van Theatrum Orbis Terrarum de inleiding tot het Speculum laten op nemen die reeds eerder toen de uitgave geannuleerd dreigde te wor den in het Zeeuws Tijdschrift (1972-5) werd afgedrukt. De auteurs gaan in die inleiding in tegenstelling tot Grooten niet zozeer onderzoe kend als beschrijvend te werk. al sa- ken ook zij aan afkomst en auteur schap- Grooten graaft in zijn onderzoek dieper, vergelijkt meer en komt op het gebied van jaartallen en moge lijkheden wat 'harder' en directer op de plank. Zo noemt hij een tekenaar en een graveur en brengt ook de latere verknipsels van de Spiegel onder woorden. Mede om deze inleiding wint de Canaletbo-uitgave het (voor mij per soonlijk) van de andere. In niet geringe mate werken daar de sober heid van de zwart-witte prent en de wijze van afwerking en uitvoering aan mee. De prenten van Theatrum Orbis Terrarum zijn naar oud voorbeeld volgens nieuw procédé gekleurd. Deze kleurtechniek op ba sis van een drukproces is te enen male wezensvreemd aan dit soort, prenten, hoe nauwkeurig de naboot sing van een 'inkleuring' ook moge zijn. Het wordt zo gauw kermisach tig, al die zuurtjeskleuren, het past bovendien niet bij de stijl van wer ken al keek men daar ook in de tijd van ontstaan niet naar. Bovendien kan ik mij maar zeer moeilijk ver heugd tonen over een (nb) geplasti ficeerde omslag. Voor de Canaletto-uitgave van de Roman-Visscherkaart, de bijlagen en het Speculum (zwart-wit) ligt dat aanzienlijk anders. Gekozen is hier voor een bunstlederen band, een dubbelformaat (twee bladen Specu lum op één, eenzijdig bedrukt), ge vergeerd, zwaar papier en een ouil bandstempel in goud (wapen van Zeeland). Als zware extra's tellen de uitstekende inleidingen die mede het voorname beeld van deze uitgave bepalen én het feit dat men zeer veel onder één fraai dak kan ont moeten. O. llllltlllllllllllllllllllllllllliSI iiiilllilllillll WÊÈÊÊÈMÊËKÊmÊMÊÊm 1 muni ai» mm

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 17