I. w. de bree en zijn titanenwerk
'geschiedschrijving zeeland 40-45'
Nieuwe oriëntatie in
de zending
De ander tegemoet
VAN VERZET TOT
BEZETTING
signalement
16
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 30 JUNI 1973
liet. terrein van cle militaire operaties, de
strijdvragen die er nu nog steeds zijn. Zo
zal ik waarschijnlijk enige correcties moe
ten aanbrengen op het verhaal van Thomp
son 'The 85 days'. Er staat veel in dat
gewoon niet kan. En daarmee komt eigen
lijk het element van de controverse ail om
de hoek kijken. Het zal in veel gevallen
vooral de gevoelige nodig zijn het
journalistiek principe van het hoor- en
wederhoor, woord- en wederwoord toe te
passen. Er is nog nooit afdoende ant
woord gegeven op de vraag of de verwoes
tende inundatie van 1944 werkelijk nodig
is geweest. Ik zal het moeten hebben over
de merkwaardige rol van het Drieman
schap van de Nederlandsche Unie. dat ook
in Zeeland langs eigenlijk wonderlijke weg
aan heel wat medestanders is gekomen. Er
moet geschreven worden over de verbun-
kering".
destructie
Wat De Bree tot nu toe zeer getroffen
heeft, is de totale destructie van- het
militaire apparaat in de meidagen van '40.
„De haren rijzen je te berge. Er is heel
wat gedaan, zelfs zaken die onmogelijk wa
ren, door mensen voor wie je je petje
afneemt. Ze moesten dat onmogelijke in
veel gevallen wel doen omdat er niet
berekend, gedacht, gezorgd was. Je be
grijpt niet hoe de chaos en de catastrofe
in veel gevallen niet nog veel groter zijn
geweest".
Wat L- W. de Bree voor ogen staat is
iets daarvan zit al in hel bovenstaande.
vooral geen gescliiedschri.iving die van
plaats naar plaats verspringt. De Bree
kijkt wat breder. Hij deelt voorzichtig in.
vooruitlopend op een vast werksche
ma.
„Ik wil beginnen met het interbellum, de
periode tussen wereldoorlog-I en -II. Ik
zal er daarbij niet aan ontkomen de eerste
wereldoorlog er nog bij te pikken, voor
zover dat nodig is. Dan krijg ik een fors
hoofdstuk aan de Meidagen, vervolgens
vallen we in het luchtledige, ik zal dat zo
maar noemen. Daarbij komen zaken als
bestuur, verzet en collaboratie, gijzeling en
afvoer, militaire handelingen aan de orde.
Vervolgens de bevrijding, de strijd om de
Schelde, de uitzondering van Schouwen. Ik
neem aan dat er tot slot conclusies vol
gen, dat moet wel als je ziet dat op veel
onopgeloste zaken geantwoord moet wor
den".
geen suiker
Levien de Bree is niet bang van het begr.p
standaardwerk, als hij dat op zijn eigen
manier mag uitleggen.
„Een dikke pil zal het wel worden. Ik
probeer te schrijven gewoontegetrouw
overigens in eenvoudig Nederlands,
geenopgelegde literatuur, geen belletrie.
geen romannerij en vooral géén gesui
kerde geschiedenis.
Ik moet en zal uitgaan van de lB etsen, zoals
ik dat trouwens in mijn romans steeds
gedaan heb. Als da,ar bijvoorbeeld in staat
dat juffrouw Aaltje op dinsdag 23 mei
1763 te 14.15 uur een hevige niesbui
met-gevolgen kreeg, dan kloppen datum en
uur, Aaltje en mesbui. Ik ga bij deze
geschiedschrijving ook niet uit van enkel
en alleen mijn vak. de historie. Er zal veel
leven in moeten, ook van vandaag. Er
moeten veel meer mensen dan Levien de
Bree aan het woord komen. Ik zal het
moeten opschrijven, dat is het ergste niet..
Schrijven is voor mij méér dan een hob
by. Ik denk wel eens terug en kom dan
lot dit. soort zaken: stel dat ik gebroken
had met de conventie en ik was gaan
schrijven. Weg leraarshaan, ruim baan
voor de schrijver. Dat had betekend: een
armoebestaan. maar toch ook een zeker
geluk omdat, ik dat in schrijven vind- Dal,
had voorts betekend: een vaarwel aan het
burgerbestaan. Ik heb evenwel het gevoel
dat ik ook nu niet helemaal de gewone
burgerman ben.
Mijn werk is tot op zekere hoogte
aangeslagen. Men heeft er lovend over
gedaan maar hef. zegt, buiten de enkele
geluksmomenten die ik er voor mezelf aan
beleef, niet veel. Ik ken geen verlangen
naar succes als schrijver, wel naar waar
dering".
Er is in Zeeland lang en veel gesproken over een. boek dal de periode 1940-1945
moei. beschrijven.
Al in 1971 was er in een commissie uit provinciale stalen sprake van een boek
over 'Hel verset in Zeeland'. GS konden de leden van die commissie toen antwoorden
dat men bij het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied te Middelburg bezig was
een dergelijke documentatie samen te stellen.
Deze medewerker", aldus gs, „zal bij de arbeid worden geadviseerd door de waar
nemend directeur van het rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie drsH. A.
Paape), het hoofd van het documentatiecentrum (M. P. de Bruin) en enkele leden
uit. het voormalig verzet in Zeeland. De directeur van het rijksinstituut (dr. Lou de.
Jong) acht de beschrijving van dat facet van de geschiedenis van Zeeland van grote
betekenis, onder andere als documentatiebron bij het schrijven van zijn standaard
werken 'liet- koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog'.
Van deze wat beperkte taakstelling is men nu uiteindelijk deze week gekomen lot
de opdracht voor een méér omvallende geschiedenis van Zeeland in de bezettings
jaren. Het verzet zal 'slechts' een onderdeel van dit Zeeuwse standaardwerk zijn.
Op bestuurlijk niveau is aan deze oplossing vooral hard 'getrokken' door het staten
lid P. G. van den Bosse. secretaris van Axel. zelf speurder en verzamelaar van. ge
gevens op dit terrein. Hij was onder meer zeer actief betrokken bij de naspeuringen
naar de verongelukte Engelse Spitfire-piloot John Curry.
Auteur de Bree zal zijn boek schrijven met steun van een begeleidingscommissie
waarin oudere anderen drs. Paape zitting heeft. Voor voorbereidend en naspeur,
werk (bronnen), verzameling en ordening krijgt hij bovendien assistentie van een
tijdelijke kracht op het Documentatiecentrum te Middelburg.
De. provincie zal in vijf achtereenvolgende jaren, van 1975 tot en met 1977, telkens
tienduizend gulden per jaar uittrekken voor samenstelling en verschijning.
Met hun goedkeuring van het Voorstel van gedeputeerde staten gaven
provinciale staten van Zeeland in hun lange, lange vergadering van
maandag 25 juni 'opdracht' aan L. W. de Bree, leraar, historicus
en schrijver te Vlissingen, de geschiedschrijving van Zeeland
1940-1945 te verzorgen.
De Bree, con-rector van de rijksscholengemeenschap Scheldemond
te Vlissingen, zal voor dit omvangrijke, tijdrovende karwei vier tot
Vijf jaar nodig hebben
Gedeputeerden zijn van mening dat 'de zin en betekenis van een
dergelijk werk zijn gelegen in de aparte positie die Zeeland in de
bezettingsjaren innam.' De opdracht houdt in: een objectief en sa
menvattend historisch overzicht dat door inhoud en omvang be
reikbaar is voor een groot lezerspubliek. Het zal één dikke band van
ongeveer 400 pagina's moeten worden, ten hoogste 200.000 woor
den, 50 tot 60 illustraties en dat alles in een oplage van 4.000 a
5.000.
L. W. (Levien) de Bree heelt de opdracht inmiddels aanvaard en
is zijn eerste werkzaamheden geschraagd door het na maan
den) officiële fiat van de staten begonnen. Het is een werk dat
hem niet, of zeer moeilijk, loslaat. Dat kan bezwaarlijk anders want
De Bree staat nog maar onder aan de lawine van informaties en ge
gevens die doorgewerkt moeten worden. Desondanks zegt hij
even blijmoedig als gretig „Er kan nog meer bij. Laat maar ko
men. Ik heb heel veel mensen nodig bij een karwei dat heel veel
mensen aangaat."
De torenbouwers van Babel
warendat is beleend, hoog
moedige mensen: ze wilden
een toren bouwen die tot
in de hemel reikte en daar
mee naam krijgen. Maar
het waren ook. en dat
wordt minder vaak bena
drukt, het waren ook ang
stige mensen: ze bouwden
namelijk niet alleen een to
ren. ze bouwden ook een
stad. om te voorkomen dat
ze over de aardbodem ver
spreid zouden raken: ze
waren bang voor de ruimte
van de wereld, bang verlo
ren le lopenze wilden een
eigen terrein, duidelijk af
gegrensd en met- een muur
omgeven: dat geeft zeker
heid en houvast, dachten ze
zonder dat ga je er aan.
En ze bouwden dus een-
stad met een toren, en be
reikten daarmee precies
wat ze niet wilden: onze
kerheid, verwarring, ruzie,
uiteenvallen; ze verstonden
elkaar niet meer, want ze
werden teruggeworpen op
zichzelf; en van die naam
die ze wilden krijgen, daar
kwam ook al niks van te
recht, de stad en de toren
kwamen niet af.
De tegenhanger van dit al
les is het Pinkstergebeuren.
Gods Geest die de mensen
de andere kant. uitdrijft.:
mensen zoeken niet meer
hun eigen naam, ze verkon
digen de grote Naam van
God; in plaats van de angst
voor de ruimte komt de
vreugde om de ruimte, de
durf, het naar buiten gaan-
naar de Parten, de Meden.
de Elamieten en al die an
deren, verspreid over de
aardbodem: en het resul
taat is: men verstaat elk-
iar weer, onzekerheid,
verwarring verdwijnen, ie
der, wat voor taal hij ook
spreekt, begrijpt de leerlin
gen. men komt tot elkaar
doordat de leerlingen uit
elkaar durven gaan.
Willen wij, mensen van nu,
iets van eenheid, van ver
bondenheid. van liefde
brengen in de wereld van
vandaag, dan zal dat moe
ten gebeuren op de wijze
van Pinksteren: door niet
bang te zijn. en naar bui
ten te komen, de ruimte in.
de wereld, de ander tege
moet.
.4 Btommerde,
Middelburg.
Op de gemeenschappelijke synodale bijeenkomst van de hervormde en de gereformeerde
kerken heeft prof. dr. A. G. Honing uit Kampen gesproken vanuit de Zending, waarin hij
jarenlang heeft gewerkt. Hij betoogde dal de Zending de kerken in ons land ver vooruit
is geweest. Zij was een koploper. Wat in ons land onmogelijk scheen, werd in de Zen
ding als vanzelfsprekend aanvaard, omdat dc omstandigheden er toe dwongen en 7.0 heeft
men in de Zending samengewerkt met andere kerken, waarvan men in ons land op al
lerlei wijze afstand nam. Hij legde In die gemeenschappelijke bijeenkomst van heide sy
noden de vraag neer of wij, gezien de gemeenschappelijke opdracht het evangelie te
verkondigen, wel iets anders kunnen doen dan samen voort te gaan. Wanneer we daar
toe niet in staat zijn, worden de kerken ongeloofwaardig, zoals de zending In verre lan
den ongeloofwaardig geworden zou zijn wanneer er geen voortdurend gemeenschappelijk
overleg zou zijn geweest. De Zending moest hiertoe wel komen, omdat de gemeenten
die aan haar waren toevertrouwd, leefden als een kleine minderheid temidden van gods
dienstig andersdenkende volken.
L. W. de Bree, schrijver-historicus,
is door een simpel 'ja' van provin
ciale staten deze week voor een tita
nenwerk gezet. Binnen nu en vijf
jaar zal hij de geschiedschrijving
Zeeland-40-45 'rond' moeten hebben.
„Het is, je kimt dat gerust zo noe
men, een uitdaging voor me", zegt
De Bree (61) en je merkt op hetzelf
de moment dat hij merkt dat hij een
cliché heeft gebruikt. Hij voegt er
aan toe: „Een uitdaging dan niet in
de versleten zin van het woord, nee,
een echte. Het moet een omvangrijk
werk worden, ik kan er moeilijk
vrijblijvend in zijn, dus er gaat het
nodige van mezelf in zitten. En denk
ook eens aan die honderden, duizen
den gegevens die verwerkt, of min
stens nagegaan moeten worden.
Toch echt wel een uitdaging".
Levien de Bree legt in zijn gesprek, nu het
onderwerp eenmaal is vastgesteld, even
veel bedachtzaamheid en verzorgdheid als
In zijn boeken die het is, het sij hekend
opvallen door een verantwoord gebruik
van taal en feitenmateriaal.
Hij is al maanden en maanden voor de
staten met de eindbeslissing kwamen bezig
geweest, nog met zozeer met taal als met
de feiten en er is in die tijd al iets van
opzet en aanpak gegroeid.
„Het zal duidelijk zijn, dat. hoewel een
st.uk geschiedenis van Zeeland gestalte zal
moeten krijgen een dergelijk boek per
sé niet alleen op Zeeland gericht, zal
mogen zijn. Daar moet zeker gelet op
de geheel eigen rol die deze provincie in
de bezettingsjaren en vlak daarvoor heeft
gespeeld een Nederlands publiek voor
te vinden zijn".
..Bovendien trekt het puur regionale me
niet zo. Ik zal moeten werken aan bin-
dingslijnen tussen dat regionale, het natio
nale en ook wel het mondiale vlak. Ver
geet niet dat dit kleine gebied zijn rol echt
wel heeft gespeeld. Was dat niet zo, dan
zou zo'n boek ooit overbodig zl.in".
vreemde figuur
De Bree kan met die eigen rol van Zee
land voorlopig vooruit. Hij denkt daarbij
al aan die internationaal zeer vreemde
figuur van een bezet land waarvan een
klein deel de strijd nog even voortzet, de
tiaarop volgende bestuurlijke organisatie,
het verschil tussen het Militar- en Zivilver-
waltung dat voor België en ook ten
dele Zeeland zo belangrijk is geweest,
de hevelslijnen voor de Duitse militairen
in Zeeland die voor een deel vanuit Vlaan
deren liepen.
..Er is voor al die zaken in groter, natio
naal verband weinig oog geweest. Ik hoop
dat. nu gefundeerd le kunnen verbre
ken- Er is trouwens meer. Op de eerste
plaats al het verzet. Hel. is hier hoe je
net ook draait of keert. van weinig
betekenis geweest. Ik zoek daar een ver
klaring voor, zal die met de welkome
hulp van de velen die er iets over kunnen
zeggen ook geven".
nsb
Wie 'verzet' zegt en vervolgens over de
andere kant van de streep kijkt, zegt ook
'collaboratie', een in Zeeland nogal gevoe
lig punt omdat de gevallen van werkelijke
collaboratie of het 'simpele' lidmaatschap
van de NSB vaak gekoppeld worden aan
de mate waarin de gestrengheid en recht
geaardheid in Het Geloof worden geëerd.
Tn veel gevallen blijkt dat een goedkope,
te gemakkelijke dooddoener waarvan men
zich vooral buiten de provincie graag
bedient. NSB.-ers komen in die opvat
ting zonder meer uit de kring van
zware SGP-ers. Italiaans georiënteerde fas-
cistoïden (Verdinaso) uit de roomse stre
ken.
De Bree: „Een wijdverbreid misverstand,
waar ook al iets aan gedaan moet worden-
Die NSB is een probleem apart. Er wordt,
als men voorbeelden geeft, nogal eens
naar Waarde gewezen.
Als ik daar nu de statenverkiezing van
1935 bijneem, dan zie ik als plaatselijk
verschijnsel een enorme opbloei van de
NSB. Ze krijgt er maar liefst 31,7 procent
van de stemmen. Iedereen staat dan on
middellijk klaar om te roepen: 'zie je wel,
SGP-gemeente!' Maar wat is de werkelijk
heid. De SGP raakt bij die verkiezingen
geen stem kwijt, integendeel, ze groeit. De
NSB-stemmers komen van alle kanten.
Hetzelfde geldt eigenlijk ook min of meer
voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik ben er nog
niet zo zeker van dat men daar uit rooms
of Vlaams bewustzijn dichter bij de Duit
sers heeft gestaan dan waar ook. Dat
soort vraagstellingen betrekt je overigens
ook weer via een andere weg bij het
speciale karakter van Zeeland, eigen sfeer,
een overgangsland tussen Vlaanderen en
Holland zeg ik altijd, dat dan nog gecom
bineerd met het eilandelijke karakter. Een
geheel eigen gebied, inderdaad. Ik hoed
me voor Blut und Boden-zaken, het zou
mogelijk zijn, tenslotte"-
strijdvragen
De Bree betrapt zich er op dat hij nu al
constant bezig is zaken recht te trekken,
te corrigeren-
„Dat kan ook moeilijk anders. Er zijn
zoveel verhalen die op geen enkele wijze
aan de waarheid zijn getoetst. Die liggen
vanzelfsprekend op het gebied van
verzet en collaboratie, die liggen ook op
We hebben altijd grote belangstelling ge
had voor het werk van de zending. Daar
voor waren er verschillende oorzaken.
Vanaf onze jeugd zijn we er mee in
aanraking gekomen en vooral wanneer je
in aanraking komt: met mensen die zich
aan dit werk hebben gegeven (vroeger
betekende dat voor de mannen en vrou
wen die werden uitgezonden een groter
offer dan dit tegenwoordig het gerat is)
en hun verhalen hoort, ontstaat er gemak
kelijk een soort zendings-romantiek. Deze
verdwijnt echter wel wanneer je in de
naaste familie mensen hebt. die op het.
zendingsveld zitten. Dan hoor je niet alleen
de dingen die je gaarne hoort., maar
dan kom je ook in aanraking met de
moeilijkheden en de teleurstellingen, de
zware kanten van dit bedrijf. Maar waar
om de zending ons voortdurend is blijven
boeien, ligt in het feit dat men daar
verder vooruit heeft gezien dan de kerken
in ons land deden. De oecumenische gedach
te is in deze eeuw betrekkelijk gemeen
goed geworden. Deze is voortgekomen uit
het zendingswerk. De wereldconferentie
over zendingsvraagstukken die in 1910 te
Edinburgh is gehouden, wordt beschouwd
als 'de moeder van de oecumenische bewe
ging'. Duidelijk is daar uitgesproken dat.
de verdeeldheid der kerken een grote hin
derpaal is voor de verbreiding van het
evangelie. Tegelijk heeft die zendingsconfe-
rentie te Edinburgh de kerken met de
neus gedrukt op de nood in de wereld, op
de onbarmhartige sociale ellende, waar
tegenover de kerken niet onberoerd moch
ten blijven staan Wanneer je zo het. heser
hebt gekregen dat men in de kringen van
de zending meer vooruit ziet dan dat in de
kerken gemeenlijk het geval is. krijg je
sen meerdere belangstelling voor de be
richten uit de zendingswereld en voor de
jaarverslagen die worden uitgegeven. En
zo zijn er ook nu weer losgekomen de
overzichten van verschillende zendingsin
stanties. Op de synode van de hervormde
kerk heeft men de vorige week behandeld
de jaarverslagen van de hervormde Raad
voor de Zending, alsook die van de zen
ding uitgaande van de geref. bond in deze
kerk- En voor de synode van de Gerefor
meerde Kerken heeft het zendingscentrum
t.e Baam. in opdracht van de Generale
Deputaten voor de Zending samengesteld
'Oriëntatie 1972-1974'. wat eveneens be
doeld is als een soort jaaroverzicht. Doch.
-wanneer men- hetr'strnk^oriëntalie'- heeft
genoemd, geeft dit reeds aan dat het geen
gewoon jaarverslag is. Dit blijkt ook wél
uit de ondertitel "kernvragen van hel; be
leid en hoofdzaken van het werk'. Het is
uit deze oriëntatie dat we enkele dingen
naar voren willen halen, omdat we van
oordeel zijn dat ze toch bij meerderen
bekend mogen zijn dan bij hen die zulk
een boekje van 120 bladzijden gewoonlijk
in handen krijgen. Bovendien gaat het bij
die kernvragen van het beleid niet om
hetgeen betrekking heeft op één kerk,
maar om alle kerken die aan zending
doen. Ook de r-k missie maakt hier geen
uitzondering.
..Wie :n 1973 een verslag over zending
schrijft, kan dat slechts doen in verlegen
heid. Immers, nooit eerlijker en reëler
hebben vertegenwoordigers van de eerste
en de derde wereld tegenover en naast
elkaar gezeten dan op de wereldzendings-
conferentie te Bangkok van 28 december
1972 tot 8 januari 1973". Zo begint het
onderdeel 'eerlijke vragen'. Aan die zen-
dingsconferentie te Bangkok is over het
algemeen niet bijzonder veel aandacht be
steed. Er zijn meerdere internationale zen-
dingsconferenties geweest, waar men ge
sproken heeft over d.e voortgang van het
werk. Steeds meer zijn de vertegenwoordi
gers van de zendingsgebieden hier in aan
tal toegenomen; de mannen en vrouwen
uit de jonge kerken. Zij die daar vroeger
leiding gaven en de richting bepaalden
voor het werk van de zending kwamen uit
de 'zendende kerken', zoals men dat ge
woonlijk aanduidde: uit Europa en Ameri
ka. Wanneer we zo alles nagaan wat we
over die conferentie in Bangkok hebben
gelezen, schijnt het dat, evenals Edin
öurgh, ook Bangkok een keerpunt in de
geschiedenis van de zending en daarmee it,
de geschiedenis van de kerken zal zijn
Het lijkt dat het initiatief is overgenomen
door de jonge kerken, de kerken uit de
gebieden die wij nog al eens aanduiden
met. het. woord 'ontwikkelingslanden'. „Dit
was de eerste zendingsconferentie waarin
de blanken met hun mond vol tanden
zaten". Eerlijke vragen zijn er gesteld
'waar de kerken in het westen in de
komende jaren niet onderuit kunnen'. „De
derde wereld heeft in de gaten gekregen
dat het zendingsbeeld in de gemeenten van
het. westen niet overeenkomt mei. wat. er
aan vragen leeft in de officieel kerkelijke
oecumenische zendingskringen".
Welke zijn dan die eerlijke vragen? We
lezen in 'oriëntatie' van een Javaans predi
kant aan wie men inlichtingen gevraagd
had over de voortgang van de evangelie
verkondiging in zijn gebied. Aan zijn ant
woord voegde hij toe: „Wilt u ons ook
gegevens sturen over uzelf, opdat wij
weten wie onze partner is?" Met andere
woorden: hoe staat het met de voortgang
van het evangelie bij uzelf? Nog zo'n
voorbeeld wordt aangehaald. In Bazel is
er overleg geweest van de meeste protes
tantse zendingen van West-Europa die in
Indonesië werken. De secretaris-generaal
van de Raad van Kerken in Indonesië'
vroeg: „We zitten hier nu in Bazel te
praten over het theologisch onderwijs in
Indonesië. Is het eigenlijk met, vreemd dat
we het helemaal niet hebben over gods-"
dienstonderwijs in Zwitserland, Duitsland'
en Nederland?" In Bangkok is gebleken
dat de jonge kerken in de ontwikkelings
landen heel goed in de gaten hebben dat
het niet al te best gaat met de kerken in
het westen en zo komt de vraag op of
deze westerse kerken nog wel gerechtigd
zijn te bepalen hoe het in de toekomst op.
de zendingsgebieden moet gaan. OfficieeL
zijn die zendingsgebieden er niet meer
wanneer er een zelfstandige inheemse kerk.,
is gekomen. Dat er samenwerking moet
zijn, aanvaardt men als een vanzelfspre
kende zaak. Men kan deze samenwerking
tussen de oude en de jonge kerken ook
niet missen. Maar men weet. ook heel goed
dat Europa evenzeer een zendingsgebied is
geworden als Afrika en Azië.
We vermoeden dat er heel wat 'zendings
vrienden' zijn die deze gedachtengang van
uit de jonge kerken moeilijk kunnen vol
gen. Wij hebben en daartoe reken ik
mezelf ook altijd gedacht dat wij aan
zending deden. Wij behoorden immers tot
een christelijke kerk in een christelijk
land. Wij hebben iets te brengen naar
andere landen waar de heidenen wonen.
Het ging er in Bangkok om dat de kerken,
in de derde wereld zo ook hun eigen
gedachten hebben en die vrijmoedig uit
spreken. Zij begrijpen niet „hoe wij kun
nen leven als christenen in een maatschap-,
pij die haar rijkdom niet ten goede laat
komen aan de arme rest van de wereld,
maar hem zelfs verdedigt". Ze voelen dat
onze evangelische woorden niet kloppen
met onze daden. Dit dan in wereldverband
gezien. „Jullie doet niet wat; je preekt en
daarom gaat. de kerk ten onder". En wat
ze ook niet begrijpen is, dat de kerken
hier zoveel aandacht hebben voor d© pre
diking van het christelijk geloof in verre
landen, terwijl in onze steden en op ons
platteland de ontkerkelijking steeds maar
voortgaat. „Een missionaire gemeente zal
in haar programma moeten opnemen een
voortdurende vernieuwing ran eigen leven,
de verkondiging, de dialoog, de dienst aan
de behoeftigen. projecten tot verbetering
van de verhoudingen binnen de gemeen
schap in eigen omgeving en actie voor
sociale gerechtigheid". Dit is een universe
le opdracht. Dit is het "huiswerk' dat
Bangkok aan de kerken heeft gegeven.
Geen enkele kerk kan dit alleen doen. De
kerken hebben hierbij elkaar nodig en we
hehben ook nodig de bijdragen uit de
kerken van de derde wereld.
In 1800 was het percentage christenen op
de bevolking van de wereld 18. In 1850
was dit 23. In 1900 werd het geschat op 28
procent van de bewoners der aarde. Sinds
dien is het gegroeid tot 30.7 pet in 1965.1
De groei van het christendom houdt geen
gelijke tred met de groei van de wereldbe
volking. We zien in deze eeuw een afne
ming van het getal der christenen in het
westen en een stijging bij de kerken in de
derde wereld. Verrassend wordt genoemd
de sterke groei van de christelijke kerk in
Afrika. Zoals het daa.r de laatste tientallen
jaren gaat, „is eenvoudig verbijsterend
voor de verantwoordelijke kerkleiders".
Dat. ons nu vanuit de derde wereld vragen
gesteld worden, is begrijpelijk en we zul
len die vragen niet naast ons kunnen
neerleggen. Bij ons kan de vraag opko
men: zal tie kroon, die wij tot nu toe
gedragen hebben als kerken ran het wes
ten, ons worden afgenomen en aan ande
ren worden gegeven? Des te meer is nodig
bezinning op de vraag wat zending eigen
lijk is- Daarover een volgende week.
Is-
Jacob Roggeveen en zijn reis naar het. Zuidland. 1721-1722
Amsterdam1942).
Het platteland leert, lezen en schrijven (Amsterdam, z.j.j.
Walcheren onder vreemde heersers (Leiden. 1945).
Het geloof in de letterkast (gedenkboek Woliers, Groningen
1951).
Leer mij ze kennen de Zeeuwen (Leiden 1961).
HISTORISCHE ROMANS:
Vechten tegen de Bierkaai Amsterdamzonder jaartal).
Pleidooi voor Polderman Amsterdamz.j.j.
Jacob Moens, broer van zijn vader (Amsterdam, z.j.j.
Steen in de vijver (Amsterdam, z.j.).
Papieren zolder (Amsterdam, z.j.j.
Levinus Willem de Bree, Middelburg. 1912.
Conrector rijksscholengemeenschap Scheldemond. Vlissingen.
Historicus en schrijver, mede-oprichter en redacteur van het
Zeeuws Tijdschrift.
Zonder partij, linksgericht.
Thorbeckelaan 14, Vlissingen.
VOORNAAMSTE PUBLICATIES boekvormJ:
Sint Felix' quade Saterdach (Nederlandsche Historiebladen.
III-IV. 1941).