I. w. de bree en zijn titanenwerk 'geschiedschrijving zeeland 40-45' Nieuwe oriëntatie in de zending De ander tegemoet VAN VERZET TOT BEZETTING signalement 16 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 30 JUNI 1973 liet. terrein van cle militaire operaties, de strijdvragen die er nu nog steeds zijn. Zo zal ik waarschijnlijk enige correcties moe ten aanbrengen op het verhaal van Thomp son 'The 85 days'. Er staat veel in dat gewoon niet kan. En daarmee komt eigen lijk het element van de controverse ail om de hoek kijken. Het zal in veel gevallen vooral de gevoelige nodig zijn het journalistiek principe van het hoor- en wederhoor, woord- en wederwoord toe te passen. Er is nog nooit afdoende ant woord gegeven op de vraag of de verwoes tende inundatie van 1944 werkelijk nodig is geweest. Ik zal het moeten hebben over de merkwaardige rol van het Drieman schap van de Nederlandsche Unie. dat ook in Zeeland langs eigenlijk wonderlijke weg aan heel wat medestanders is gekomen. Er moet geschreven worden over de verbun- kering". destructie Wat De Bree tot nu toe zeer getroffen heeft, is de totale destructie van- het militaire apparaat in de meidagen van '40. „De haren rijzen je te berge. Er is heel wat gedaan, zelfs zaken die onmogelijk wa ren, door mensen voor wie je je petje afneemt. Ze moesten dat onmogelijke in veel gevallen wel doen omdat er niet berekend, gedacht, gezorgd was. Je be grijpt niet hoe de chaos en de catastrofe in veel gevallen niet nog veel groter zijn geweest". Wat L- W. de Bree voor ogen staat is iets daarvan zit al in hel bovenstaande. vooral geen gescliiedschri.iving die van plaats naar plaats verspringt. De Bree kijkt wat breder. Hij deelt voorzichtig in. vooruitlopend op een vast werksche ma. „Ik wil beginnen met het interbellum, de periode tussen wereldoorlog-I en -II. Ik zal er daarbij niet aan ontkomen de eerste wereldoorlog er nog bij te pikken, voor zover dat nodig is. Dan krijg ik een fors hoofdstuk aan de Meidagen, vervolgens vallen we in het luchtledige, ik zal dat zo maar noemen. Daarbij komen zaken als bestuur, verzet en collaboratie, gijzeling en afvoer, militaire handelingen aan de orde. Vervolgens de bevrijding, de strijd om de Schelde, de uitzondering van Schouwen. Ik neem aan dat er tot slot conclusies vol gen, dat moet wel als je ziet dat op veel onopgeloste zaken geantwoord moet wor den". geen suiker Levien de Bree is niet bang van het begr.p standaardwerk, als hij dat op zijn eigen manier mag uitleggen. „Een dikke pil zal het wel worden. Ik probeer te schrijven gewoontegetrouw overigens in eenvoudig Nederlands, geenopgelegde literatuur, geen belletrie. geen romannerij en vooral géén gesui kerde geschiedenis. Ik moet en zal uitgaan van de lB etsen, zoals ik dat trouwens in mijn romans steeds gedaan heb. Als da,ar bijvoorbeeld in staat dat juffrouw Aaltje op dinsdag 23 mei 1763 te 14.15 uur een hevige niesbui met-gevolgen kreeg, dan kloppen datum en uur, Aaltje en mesbui. Ik ga bij deze geschiedschrijving ook niet uit van enkel en alleen mijn vak. de historie. Er zal veel leven in moeten, ook van vandaag. Er moeten veel meer mensen dan Levien de Bree aan het woord komen. Ik zal het moeten opschrijven, dat is het ergste niet.. Schrijven is voor mij méér dan een hob by. Ik denk wel eens terug en kom dan lot dit. soort zaken: stel dat ik gebroken had met de conventie en ik was gaan schrijven. Weg leraarshaan, ruim baan voor de schrijver. Dat had betekend: een armoebestaan. maar toch ook een zeker geluk omdat, ik dat in schrijven vind- Dal, had voorts betekend: een vaarwel aan het burgerbestaan. Ik heb evenwel het gevoel dat ik ook nu niet helemaal de gewone burgerman ben. Mijn werk is tot op zekere hoogte aangeslagen. Men heeft er lovend over gedaan maar hef. zegt, buiten de enkele geluksmomenten die ik er voor mezelf aan beleef, niet veel. Ik ken geen verlangen naar succes als schrijver, wel naar waar dering". Er is in Zeeland lang en veel gesproken over een. boek dal de periode 1940-1945 moei. beschrijven. Al in 1971 was er in een commissie uit provinciale stalen sprake van een boek over 'Hel verset in Zeeland'. GS konden de leden van die commissie toen antwoorden dat men bij het Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied te Middelburg bezig was een dergelijke documentatie samen te stellen. Deze medewerker", aldus gs, „zal bij de arbeid worden geadviseerd door de waar nemend directeur van het rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie drsH. A. Paape), het hoofd van het documentatiecentrum (M. P. de Bruin) en enkele leden uit. het voormalig verzet in Zeeland. De directeur van het rijksinstituut (dr. Lou de. Jong) acht de beschrijving van dat facet van de geschiedenis van Zeeland van grote betekenis, onder andere als documentatiebron bij het schrijven van zijn standaard werken 'liet- koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog'. Van deze wat beperkte taakstelling is men nu uiteindelijk deze week gekomen lot de opdracht voor een méér omvallende geschiedenis van Zeeland in de bezettings jaren. Het verzet zal 'slechts' een onderdeel van dit Zeeuwse standaardwerk zijn. Op bestuurlijk niveau is aan deze oplossing vooral hard 'getrokken' door het staten lid P. G. van den Bosse. secretaris van Axel. zelf speurder en verzamelaar van. ge gevens op dit terrein. Hij was onder meer zeer actief betrokken bij de naspeuringen naar de verongelukte Engelse Spitfire-piloot John Curry. Auteur de Bree zal zijn boek schrijven met steun van een begeleidingscommissie waarin oudere anderen drs. Paape zitting heeft. Voor voorbereidend en naspeur, werk (bronnen), verzameling en ordening krijgt hij bovendien assistentie van een tijdelijke kracht op het Documentatiecentrum te Middelburg. De. provincie zal in vijf achtereenvolgende jaren, van 1975 tot en met 1977, telkens tienduizend gulden per jaar uittrekken voor samenstelling en verschijning. Met hun goedkeuring van het Voorstel van gedeputeerde staten gaven provinciale staten van Zeeland in hun lange, lange vergadering van maandag 25 juni 'opdracht' aan L. W. de Bree, leraar, historicus en schrijver te Vlissingen, de geschiedschrijving van Zeeland 1940-1945 te verzorgen. De Bree, con-rector van de rijksscholengemeenschap Scheldemond te Vlissingen, zal voor dit omvangrijke, tijdrovende karwei vier tot Vijf jaar nodig hebben Gedeputeerden zijn van mening dat 'de zin en betekenis van een dergelijk werk zijn gelegen in de aparte positie die Zeeland in de bezettingsjaren innam.' De opdracht houdt in: een objectief en sa menvattend historisch overzicht dat door inhoud en omvang be reikbaar is voor een groot lezerspubliek. Het zal één dikke band van ongeveer 400 pagina's moeten worden, ten hoogste 200.000 woor den, 50 tot 60 illustraties en dat alles in een oplage van 4.000 a 5.000. L. W. (Levien) de Bree heelt de opdracht inmiddels aanvaard en is zijn eerste werkzaamheden geschraagd door het na maan den) officiële fiat van de staten begonnen. Het is een werk dat hem niet, of zeer moeilijk, loslaat. Dat kan bezwaarlijk anders want De Bree staat nog maar onder aan de lawine van informaties en ge gevens die doorgewerkt moeten worden. Desondanks zegt hij even blijmoedig als gretig „Er kan nog meer bij. Laat maar ko men. Ik heb heel veel mensen nodig bij een karwei dat heel veel mensen aangaat." De torenbouwers van Babel warendat is beleend, hoog moedige mensen: ze wilden een toren bouwen die tot in de hemel reikte en daar mee naam krijgen. Maar het waren ook. en dat wordt minder vaak bena drukt, het waren ook ang stige mensen: ze bouwden namelijk niet alleen een to ren. ze bouwden ook een stad. om te voorkomen dat ze over de aardbodem ver spreid zouden raken: ze waren bang voor de ruimte van de wereld, bang verlo ren le lopenze wilden een eigen terrein, duidelijk af gegrensd en met- een muur omgeven: dat geeft zeker heid en houvast, dachten ze zonder dat ga je er aan. En ze bouwden dus een- stad met een toren, en be reikten daarmee precies wat ze niet wilden: onze kerheid, verwarring, ruzie, uiteenvallen; ze verstonden elkaar niet meer, want ze werden teruggeworpen op zichzelf; en van die naam die ze wilden krijgen, daar kwam ook al niks van te recht, de stad en de toren kwamen niet af. De tegenhanger van dit al les is het Pinkstergebeuren. Gods Geest die de mensen de andere kant. uitdrijft.: mensen zoeken niet meer hun eigen naam, ze verkon digen de grote Naam van God; in plaats van de angst voor de ruimte komt de vreugde om de ruimte, de durf, het naar buiten gaan- naar de Parten, de Meden. de Elamieten en al die an deren, verspreid over de aardbodem: en het resul taat is: men verstaat elk- iar weer, onzekerheid, verwarring verdwijnen, ie der, wat voor taal hij ook spreekt, begrijpt de leerlin gen. men komt tot elkaar doordat de leerlingen uit elkaar durven gaan. Willen wij, mensen van nu, iets van eenheid, van ver bondenheid. van liefde brengen in de wereld van vandaag, dan zal dat moe ten gebeuren op de wijze van Pinksteren: door niet bang te zijn. en naar bui ten te komen, de ruimte in. de wereld, de ander tege moet. .4 Btommerde, Middelburg. Op de gemeenschappelijke synodale bijeenkomst van de hervormde en de gereformeerde kerken heeft prof. dr. A. G. Honing uit Kampen gesproken vanuit de Zending, waarin hij jarenlang heeft gewerkt. Hij betoogde dal de Zending de kerken in ons land ver vooruit is geweest. Zij was een koploper. Wat in ons land onmogelijk scheen, werd in de Zen ding als vanzelfsprekend aanvaard, omdat dc omstandigheden er toe dwongen en 7.0 heeft men in de Zending samengewerkt met andere kerken, waarvan men in ons land op al lerlei wijze afstand nam. Hij legde In die gemeenschappelijke bijeenkomst van heide sy noden de vraag neer of wij, gezien de gemeenschappelijke opdracht het evangelie te verkondigen, wel iets anders kunnen doen dan samen voort te gaan. Wanneer we daar toe niet in staat zijn, worden de kerken ongeloofwaardig, zoals de zending In verre lan den ongeloofwaardig geworden zou zijn wanneer er geen voortdurend gemeenschappelijk overleg zou zijn geweest. De Zending moest hiertoe wel komen, omdat de gemeenten die aan haar waren toevertrouwd, leefden als een kleine minderheid temidden van gods dienstig andersdenkende volken. L. W. de Bree, schrijver-historicus, is door een simpel 'ja' van provin ciale staten deze week voor een tita nenwerk gezet. Binnen nu en vijf jaar zal hij de geschiedschrijving Zeeland-40-45 'rond' moeten hebben. „Het is, je kimt dat gerust zo noe men, een uitdaging voor me", zegt De Bree (61) en je merkt op hetzelf de moment dat hij merkt dat hij een cliché heeft gebruikt. Hij voegt er aan toe: „Een uitdaging dan niet in de versleten zin van het woord, nee, een echte. Het moet een omvangrijk werk worden, ik kan er moeilijk vrijblijvend in zijn, dus er gaat het nodige van mezelf in zitten. En denk ook eens aan die honderden, duizen den gegevens die verwerkt, of min stens nagegaan moeten worden. Toch echt wel een uitdaging". Levien de Bree legt in zijn gesprek, nu het onderwerp eenmaal is vastgesteld, even veel bedachtzaamheid en verzorgdheid als In zijn boeken die het is, het sij hekend opvallen door een verantwoord gebruik van taal en feitenmateriaal. Hij is al maanden en maanden voor de staten met de eindbeslissing kwamen bezig geweest, nog met zozeer met taal als met de feiten en er is in die tijd al iets van opzet en aanpak gegroeid. „Het zal duidelijk zijn, dat. hoewel een st.uk geschiedenis van Zeeland gestalte zal moeten krijgen een dergelijk boek per sé niet alleen op Zeeland gericht, zal mogen zijn. Daar moet zeker gelet op de geheel eigen rol die deze provincie in de bezettingsjaren en vlak daarvoor heeft gespeeld een Nederlands publiek voor te vinden zijn". ..Bovendien trekt het puur regionale me niet zo. Ik zal moeten werken aan bin- dingslijnen tussen dat regionale, het natio nale en ook wel het mondiale vlak. Ver geet niet dat dit kleine gebied zijn rol echt wel heeft gespeeld. Was dat niet zo, dan zou zo'n boek ooit overbodig zl.in". vreemde figuur De Bree kan met die eigen rol van Zee land voorlopig vooruit. Hij denkt daarbij al aan die internationaal zeer vreemde figuur van een bezet land waarvan een klein deel de strijd nog even voortzet, de tiaarop volgende bestuurlijke organisatie, het verschil tussen het Militar- en Zivilver- waltung dat voor België en ook ten dele Zeeland zo belangrijk is geweest, de hevelslijnen voor de Duitse militairen in Zeeland die voor een deel vanuit Vlaan deren liepen. ..Er is voor al die zaken in groter, natio naal verband weinig oog geweest. Ik hoop dat. nu gefundeerd le kunnen verbre ken- Er is trouwens meer. Op de eerste plaats al het verzet. Hel. is hier hoe je net ook draait of keert. van weinig betekenis geweest. Ik zoek daar een ver klaring voor, zal die met de welkome hulp van de velen die er iets over kunnen zeggen ook geven". nsb Wie 'verzet' zegt en vervolgens over de andere kant van de streep kijkt, zegt ook 'collaboratie', een in Zeeland nogal gevoe lig punt omdat de gevallen van werkelijke collaboratie of het 'simpele' lidmaatschap van de NSB vaak gekoppeld worden aan de mate waarin de gestrengheid en recht geaardheid in Het Geloof worden geëerd. Tn veel gevallen blijkt dat een goedkope, te gemakkelijke dooddoener waarvan men zich vooral buiten de provincie graag bedient. NSB.-ers komen in die opvat ting zonder meer uit de kring van zware SGP-ers. Italiaans georiënteerde fas- cistoïden (Verdinaso) uit de roomse stre ken. De Bree: „Een wijdverbreid misverstand, waar ook al iets aan gedaan moet worden- Die NSB is een probleem apart. Er wordt, als men voorbeelden geeft, nogal eens naar Waarde gewezen. Als ik daar nu de statenverkiezing van 1935 bijneem, dan zie ik als plaatselijk verschijnsel een enorme opbloei van de NSB. Ze krijgt er maar liefst 31,7 procent van de stemmen. Iedereen staat dan on middellijk klaar om te roepen: 'zie je wel, SGP-gemeente!' Maar wat is de werkelijk heid. De SGP raakt bij die verkiezingen geen stem kwijt, integendeel, ze groeit. De NSB-stemmers komen van alle kanten. Hetzelfde geldt eigenlijk ook min of meer voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik ben er nog niet zo zeker van dat men daar uit rooms of Vlaams bewustzijn dichter bij de Duit sers heeft gestaan dan waar ook. Dat soort vraagstellingen betrekt je overigens ook weer via een andere weg bij het speciale karakter van Zeeland, eigen sfeer, een overgangsland tussen Vlaanderen en Holland zeg ik altijd, dat dan nog gecom bineerd met het eilandelijke karakter. Een geheel eigen gebied, inderdaad. Ik hoed me voor Blut und Boden-zaken, het zou mogelijk zijn, tenslotte"- strijdvragen De Bree betrapt zich er op dat hij nu al constant bezig is zaken recht te trekken, te corrigeren- „Dat kan ook moeilijk anders. Er zijn zoveel verhalen die op geen enkele wijze aan de waarheid zijn getoetst. Die liggen vanzelfsprekend op het gebied van verzet en collaboratie, die liggen ook op We hebben altijd grote belangstelling ge had voor het werk van de zending. Daar voor waren er verschillende oorzaken. Vanaf onze jeugd zijn we er mee in aanraking gekomen en vooral wanneer je in aanraking komt: met mensen die zich aan dit werk hebben gegeven (vroeger betekende dat voor de mannen en vrou wen die werden uitgezonden een groter offer dan dit tegenwoordig het gerat is) en hun verhalen hoort, ontstaat er gemak kelijk een soort zendings-romantiek. Deze verdwijnt echter wel wanneer je in de naaste familie mensen hebt. die op het. zendingsveld zitten. Dan hoor je niet alleen de dingen die je gaarne hoort., maar dan kom je ook in aanraking met de moeilijkheden en de teleurstellingen, de zware kanten van dit bedrijf. Maar waar om de zending ons voortdurend is blijven boeien, ligt in het feit dat men daar verder vooruit heeft gezien dan de kerken in ons land deden. De oecumenische gedach te is in deze eeuw betrekkelijk gemeen goed geworden. Deze is voortgekomen uit het zendingswerk. De wereldconferentie over zendingsvraagstukken die in 1910 te Edinburgh is gehouden, wordt beschouwd als 'de moeder van de oecumenische bewe ging'. Duidelijk is daar uitgesproken dat. de verdeeldheid der kerken een grote hin derpaal is voor de verbreiding van het evangelie. Tegelijk heeft die zendingsconfe- rentie te Edinburgh de kerken met de neus gedrukt op de nood in de wereld, op de onbarmhartige sociale ellende, waar tegenover de kerken niet onberoerd moch ten blijven staan Wanneer je zo het. heser hebt gekregen dat men in de kringen van de zending meer vooruit ziet dan dat in de kerken gemeenlijk het geval is. krijg je sen meerdere belangstelling voor de be richten uit de zendingswereld en voor de jaarverslagen die worden uitgegeven. En zo zijn er ook nu weer losgekomen de overzichten van verschillende zendingsin stanties. Op de synode van de hervormde kerk heeft men de vorige week behandeld de jaarverslagen van de hervormde Raad voor de Zending, alsook die van de zen ding uitgaande van de geref. bond in deze kerk- En voor de synode van de Gerefor meerde Kerken heeft het zendingscentrum t.e Baam. in opdracht van de Generale Deputaten voor de Zending samengesteld 'Oriëntatie 1972-1974'. wat eveneens be doeld is als een soort jaaroverzicht. Doch. -wanneer men- hetr'strnk^oriëntalie'- heeft genoemd, geeft dit reeds aan dat het geen gewoon jaarverslag is. Dit blijkt ook wél uit de ondertitel "kernvragen van hel; be leid en hoofdzaken van het werk'. Het is uit deze oriëntatie dat we enkele dingen naar voren willen halen, omdat we van oordeel zijn dat ze toch bij meerderen bekend mogen zijn dan bij hen die zulk een boekje van 120 bladzijden gewoonlijk in handen krijgen. Bovendien gaat het bij die kernvragen van het beleid niet om hetgeen betrekking heeft op één kerk, maar om alle kerken die aan zending doen. Ook de r-k missie maakt hier geen uitzondering. ..Wie :n 1973 een verslag over zending schrijft, kan dat slechts doen in verlegen heid. Immers, nooit eerlijker en reëler hebben vertegenwoordigers van de eerste en de derde wereld tegenover en naast elkaar gezeten dan op de wereldzendings- conferentie te Bangkok van 28 december 1972 tot 8 januari 1973". Zo begint het onderdeel 'eerlijke vragen'. Aan die zen- dingsconferentie te Bangkok is over het algemeen niet bijzonder veel aandacht be steed. Er zijn meerdere internationale zen- dingsconferenties geweest, waar men ge sproken heeft over d.e voortgang van het werk. Steeds meer zijn de vertegenwoordi gers van de zendingsgebieden hier in aan tal toegenomen; de mannen en vrouwen uit de jonge kerken. Zij die daar vroeger leiding gaven en de richting bepaalden voor het werk van de zending kwamen uit de 'zendende kerken', zoals men dat ge woonlijk aanduidde: uit Europa en Ameri ka. Wanneer we zo alles nagaan wat we over die conferentie in Bangkok hebben gelezen, schijnt het dat, evenals Edin öurgh, ook Bangkok een keerpunt in de geschiedenis van de zending en daarmee it, de geschiedenis van de kerken zal zijn Het lijkt dat het initiatief is overgenomen door de jonge kerken, de kerken uit de gebieden die wij nog al eens aanduiden met. het. woord 'ontwikkelingslanden'. „Dit was de eerste zendingsconferentie waarin de blanken met hun mond vol tanden zaten". Eerlijke vragen zijn er gesteld 'waar de kerken in het westen in de komende jaren niet onderuit kunnen'. „De derde wereld heeft in de gaten gekregen dat het zendingsbeeld in de gemeenten van het. westen niet overeenkomt mei. wat. er aan vragen leeft in de officieel kerkelijke oecumenische zendingskringen". Welke zijn dan die eerlijke vragen? We lezen in 'oriëntatie' van een Javaans predi kant aan wie men inlichtingen gevraagd had over de voortgang van de evangelie verkondiging in zijn gebied. Aan zijn ant woord voegde hij toe: „Wilt u ons ook gegevens sturen over uzelf, opdat wij weten wie onze partner is?" Met andere woorden: hoe staat het met de voortgang van het evangelie bij uzelf? Nog zo'n voorbeeld wordt aangehaald. In Bazel is er overleg geweest van de meeste protes tantse zendingen van West-Europa die in Indonesië werken. De secretaris-generaal van de Raad van Kerken in Indonesië' vroeg: „We zitten hier nu in Bazel te praten over het theologisch onderwijs in Indonesië. Is het eigenlijk met, vreemd dat we het helemaal niet hebben over gods-" dienstonderwijs in Zwitserland, Duitsland' en Nederland?" In Bangkok is gebleken dat de jonge kerken in de ontwikkelings landen heel goed in de gaten hebben dat het niet al te best gaat met de kerken in het westen en zo komt de vraag op of deze westerse kerken nog wel gerechtigd zijn te bepalen hoe het in de toekomst op. de zendingsgebieden moet gaan. OfficieeL zijn die zendingsgebieden er niet meer wanneer er een zelfstandige inheemse kerk., is gekomen. Dat er samenwerking moet zijn, aanvaardt men als een vanzelfspre kende zaak. Men kan deze samenwerking tussen de oude en de jonge kerken ook niet missen. Maar men weet. ook heel goed dat Europa evenzeer een zendingsgebied is geworden als Afrika en Azië. We vermoeden dat er heel wat 'zendings vrienden' zijn die deze gedachtengang van uit de jonge kerken moeilijk kunnen vol gen. Wij hebben en daartoe reken ik mezelf ook altijd gedacht dat wij aan zending deden. Wij behoorden immers tot een christelijke kerk in een christelijk land. Wij hebben iets te brengen naar andere landen waar de heidenen wonen. Het ging er in Bangkok om dat de kerken, in de derde wereld zo ook hun eigen gedachten hebben en die vrijmoedig uit spreken. Zij begrijpen niet „hoe wij kun nen leven als christenen in een maatschap-, pij die haar rijkdom niet ten goede laat komen aan de arme rest van de wereld, maar hem zelfs verdedigt". Ze voelen dat onze evangelische woorden niet kloppen met onze daden. Dit dan in wereldverband gezien. „Jullie doet niet wat; je preekt en daarom gaat. de kerk ten onder". En wat ze ook niet begrijpen is, dat de kerken hier zoveel aandacht hebben voor d© pre diking van het christelijk geloof in verre landen, terwijl in onze steden en op ons platteland de ontkerkelijking steeds maar voortgaat. „Een missionaire gemeente zal in haar programma moeten opnemen een voortdurende vernieuwing ran eigen leven, de verkondiging, de dialoog, de dienst aan de behoeftigen. projecten tot verbetering van de verhoudingen binnen de gemeen schap in eigen omgeving en actie voor sociale gerechtigheid". Dit is een universe le opdracht. Dit is het "huiswerk' dat Bangkok aan de kerken heeft gegeven. Geen enkele kerk kan dit alleen doen. De kerken hebben hierbij elkaar nodig en we hehben ook nodig de bijdragen uit de kerken van de derde wereld. In 1800 was het percentage christenen op de bevolking van de wereld 18. In 1850 was dit 23. In 1900 werd het geschat op 28 procent van de bewoners der aarde. Sinds dien is het gegroeid tot 30.7 pet in 1965.1 De groei van het christendom houdt geen gelijke tred met de groei van de wereldbe volking. We zien in deze eeuw een afne ming van het getal der christenen in het westen en een stijging bij de kerken in de derde wereld. Verrassend wordt genoemd de sterke groei van de christelijke kerk in Afrika. Zoals het daa.r de laatste tientallen jaren gaat, „is eenvoudig verbijsterend voor de verantwoordelijke kerkleiders". Dat. ons nu vanuit de derde wereld vragen gesteld worden, is begrijpelijk en we zul len die vragen niet naast ons kunnen neerleggen. Bij ons kan de vraag opko men: zal tie kroon, die wij tot nu toe gedragen hebben als kerken ran het wes ten, ons worden afgenomen en aan ande ren worden gegeven? Des te meer is nodig bezinning op de vraag wat zending eigen lijk is- Daarover een volgende week. Is- Jacob Roggeveen en zijn reis naar het. Zuidland. 1721-1722 Amsterdam1942). Het platteland leert, lezen en schrijven (Amsterdam, z.j.j. Walcheren onder vreemde heersers (Leiden. 1945). Het geloof in de letterkast (gedenkboek Woliers, Groningen 1951). Leer mij ze kennen de Zeeuwen (Leiden 1961). HISTORISCHE ROMANS: Vechten tegen de Bierkaai Amsterdamzonder jaartal). Pleidooi voor Polderman Amsterdamz.j.j. Jacob Moens, broer van zijn vader (Amsterdam, z.j.j. Steen in de vijver (Amsterdam, z.j.). Papieren zolder (Amsterdam, z.j.j. Levinus Willem de Bree, Middelburg. 1912. Conrector rijksscholengemeenschap Scheldemond. Vlissingen. Historicus en schrijver, mede-oprichter en redacteur van het Zeeuws Tijdschrift. Zonder partij, linksgericht. Thorbeckelaan 14, Vlissingen. VOORNAAMSTE PUBLICATIES boekvormJ: Sint Felix' quade Saterdach (Nederlandsche Historiebladen. III-IV. 1941).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 16