19
Verkenningen
zonder t
zekerheden i
straks
De toekomst is
verleden tijd
9e futuroloog Polak schreel
in de jaren vi|ftig een opval
lende en omvangri|ke studie
onder de titel „De toekomst is
verleden tijd" Hi| wilde ermee
aangeven dat de westerse
beschaving zich in een crisis
situatie bevindt zi| had geen
toekomstbeeld meer In het
verleden waren er alti|d toe
komstbeelden geweest: de
utopie, het nieuwe Jeruzalem,
beelden die verwachtingen
en hoop hadden gewekt en
de beschaving nieuwe impul
sen hadden gegeven
Wat is ons toekomstbeeld,
het beeld van Zeelands toe
komst? In de iaren vijftig en
zestig werd het grotendeels
bepaald door de mogelijk
heden van zeehavenontwik
kelingen en industrialisatie,
maat thans - het begin van de
laren zeventig - wordt dit
beeld verstoord Er zi|n aarze
lingen Bi) de burgers Bij de
overheden. Het toekomst
beeld moet worden gecorri
geerd - zo wordt betoogd
Menigeen vindt dat de toe
komst inderdaad te veel van
de verleden tijd heeft: een
doortrekken van ontwikke
lingslijnen zonder te vragen o1
ze wel juist zijn. Al deze dis
cussies, al deze vragen heb
ben in Zeeland een aarzelen
de situatie geschapen: zeker
heden uit de jaren vijftig en
zestig staan ter discussies.
Zeeland is bezig allerlei uit
gangspunten opnieuw door
te denken: de toekomst moet
weer een toekomst - een
hoopvolle verwachting wor
den
De beschouwing hiernaast is hef werk
van een 'collectiviteit': de samenstellers
van deze krant Hebben met elkaar ge
discussieerd over de vraag hoe Zeeland
er in de toekomst zou moeten, zou kun-
uitzien. Geen eenvoudige discussie:
inci.iand weet iets over de toekomst, ieder
heeft zijn twijfels en zijn zekerheden. De
gevolgen daarvan hebben zich 'voortge
plant'" in dit artikel. Hel zijn verkenningen
zonder zekerheden. In ieder geval werd
duidelijk dat de ontwikkeling van de
laatste jaren voor Zeeland veel heeft be
tekend, vooral ook in positieve zin.
Maar tegelijkertijd rijst de vraag: hoe nu
verder? En daorover konden alleen maar
voorzichtige opmerkingen worden ge
maakt. Men zou het zo kunnen samen
vatten: laten we goed weten welke waar
devolle elementen vorige generaties ons
hebben nagelaten, loten we tegen die
achtergrond nagaan welke opdracht Zee
land in een groter geheel voor de toe
komst heeft. Kees van der Maas noteerde
van de redactionele discussie de samen
vatting hiernaast.
provinciale
zeeuwse
courant
bijlage t.g.v. ingebruikneming
64-zijdige rotatiepers
vrijdag 6 april 1973
Waar moei hef in de komende tien
jaar met Zeeland naar toe? Groter
groeien met werkgelegenheid en
inwoners? Of wat dan wordt ge
noemd stabiliseren? Moet net
ontwikkelingsbeleid van de afgelo
pen periode worden doorgetrok
ken? Of is er veel voor te zeggen
om industrialisatie, zeehavenbedrij-
vighe d en woningbouwocfiviteiten
een paar slagen terug te schroe
ven? In de joren '50 en '60 bedoel
den we met leefbaarheid iets an
ders dan nu. Hoewel de (vrij ver
taalde) definitie natuurlijk dezelfde
is gebleven: wonen, werken en je
vrije tijd doorbrengen in een omge
ving en in omstandigheden, die zo
aangenaam mogelijk zijn
Hef is voor iedereen glashelder:
Zeeland zit in een overgangsfose.
Overal worden zogenaamde bezin-
ningsdebatten gehouden. In de be
stuurlijke organen (provinciale sta
ten, gemeenteraden), in de politieke
partijen, in de kerken, bij de vak
organisaties, in wetenschappelijke
kringen, in de welzijnssector, in het
onderwijs, onder de jeugd. Vaak
valt dan de vraag: hebben we het
eigenlijk wel goed aangepokt? Heb
ben we ons met het ontwikkelings
beleid van Zeeland niet te veel on
voorziene problemen op de nek ge
haald? Het zijn soms debatten zon
der eind. Vooral als we opnieuw
vervallen in de vergissing om vrij
wel uitsluitend te redeneren in die
lange termijnen van 20, 30 jaar.
Dan zetten we ons namelijk weer
voor het blok van de prognoses en
voorspellingen, die toch steeds ach
teraf weer niet blijken te kloppen.
Bovendien zorgen die moeizame
pogingen om althoos enige lijn te
brengen in een planning voor de
langere termijn voor een sfeer van
complete besluiteloosheid. Een over
gangsfase voor een kritisch zelfon
derzoek van je houding tegenover
wat in Zeeland op gang is gebracht
en wat daarop moet volgen? Alles
goed en wel, maar wie bekruipt
niet af en toe de angstige vraag of
zo'n overgangsfase werkelijk nog
wel eens in een definitieve fase
wordt omgezet? Het lijkt er nu en
dan op dat „het beleid" het ple
zierig vindt om zich te verschuilen
achter allerlei argumenten waar
mee het nemen van beslissinoen
kan worden uitgesteld. Maar dat
betekent dan tegelijk dat de korte
termijn, de periode tussen nu en
straks als een witte plek in de tiid
voorbiiaaat. Een periode zonder
duidelijk beleid.
W'e de kroniek van Zeeland 1945-
1972 aan zich laat voorbiirollen, de
ontwikkelina overziet, de voordelen
ervan registreert en de nadelen
signaleert, heeft zo de neiqing om
er zijn eigen „ideaal beeld van dit
aewesf" aan toe te voeaen. Dat is
overigens een wat vrijblijvende be-
ziaheid als ze zich beperkt tot een
visie, waarbij men ervan uitnaat
dat Zeeland alleen maar met Zee
land te maken heeft. Zo in de geest
van „hoera voor ikke en de rest kan
stikken". De tijd is voorbii, dat dit
aewest zoiets als een zelfstandiae.
ae'^o'eerde ontwikkelina voor zich
zelf kan uitstippelen. Vrijblijvend
is hef eveneens, wanneer voor Zee
land een toekomstbeeld wordt ont
wikkeld. dni uitsluitend afaaot od
de geleidelijk omgeboaen Drincioes
van een welziinsontwikkelina zon
der er rekening mee te houden dat
m de afaelooen ïaren duidelijke en
vérstrekkende aanzetten voor indu
strialisatie, verkéersrelafies en in
frastructuurvoorzieningen zijn ge
maakt. Hier en daar wordt achteraf
vastgesteld dat hef ontwikkelings
beleid van en voor de provincie
Zeeland eigenlijk weinig trekken
van een werkelijk beleid heeft ge
had, dat het meer een kwestie van
„ad-hoc-beslissingen is geweest,
doen wat de hand vond om te
doen". Toch is er in die jaren een
doelbewuste politiek gevoerd, die
wel degeliik als een beleid werd
beschouwd. Feit blijft dat die beslis
sinoen van destijds een voor Zeeuw
se begrippen kleine sociaal-econo
mische revolutie hebben veroor-
zaokl. En daarin is geen ruimte
meer over voor hel ontwikkelen van
een beleidsvisie, waarbij men er
van uitgaat dat eigenlijk noa hele
maal opnieuw kon worden begon
nen met de inrichting van Zeeland.
De bewegingsvrijheid voor de eco
nomische bedrijvigheden en voor
de bestemming van de nog aan
wezige ruimte is erg klein. Dof
merk je zodra je ergens een lijn op
een kaart zet of een plan op po
pier. Onmiddellijk protesten, be
zwaren, beroepsprocedures, waar
schuwingen tegen de nadelige ge
volgen. We hoeven maar een paar
namen te noemen: Baalhoek, Rei-
merswaal, Oosterschelde, Sloe I en
nog erger Sloe II. Schrikacties in de
bestuurlijke sectoren. Vragen, twij
fels, aarzelingen. Wat willen we
eigenlijk met Zeeland? We zouden
eerst eens grondig moeten bestude-
deren hoeveel mensen hier kunnen
wonen, zonder dat bepaolde wel
zijnsbelangen in het gedrang ko
men. We moeten weten wat de be
volking wenst. Welke economische
bedrijvigheid men hierheen wil ha
len en welke men liever niet ziet.
We hebben het nooit goed onder
zocht.
Hef zijn allemaal respectabele
overwegingen, maar ze mogen
geen alibi voor een nodeloos uit
stel worden. Het ontwikkelingsge
ld van de laatste jaren heeft in
Zeeland op veel plaatsen verwach
tingen gewekt. Gemeentebesturen
hebben er hun structuur- en be
stemmingsplannen op afgestemd.
Vlissinpen bijvoorbeeld heeft een
bijzonder ambitieus „plan Lamme-
renburg" opgezet, een nieuwe
stadswijk met ruimte voor 6000 wo
ningen, Binnen een te overziene
periode zou dat Lammerenburg
moeten uitgroeien tot een stadswijk
met aan de eisen van de tijd aan
gepaste sociaal-culturele voorzie
ningen. Wanneer er nu plotseling
een rem op de ontwikkeling komt
minder ruimte voor infractruc-
tuurwerken, traper tempo in de wo
ningbouw blijft Vlissingen veel
langer dan verwacht met een half
afgebouwde stadswijk zitten.
Zeeland in een overgangsfase.
Moor niet alleen Zeeland: hef hele
denken over de toekomst van het
westen, over de toekomst van deze
wereld_ (de Club van Rome) is in
beweginp. Wat hier oebeurt is op
kleine schaal hetzelfde als wat er
wordt gepraat over de modellen
van Forrester en Meadows In die
brede discussie nationaal en in
ternationaal komt een reeks pun
ten aan de orde, die onvermijdelijk
gevolgen zullen hebben voor hef
beleid. Om ons tot Nederland te
bepalen: hoe moeten we in de toe
komst dit land bemonnen, hoe moet
de verhouding bevolking-werkgele-
aenheid-ruimte worden geregeld?
Alle reden om met belangstelling
de nieuwe nota ruimtelijke orde
ning van de regering af te wachten.
Hef „paarse boek" over hef zuid
westen van het land heeft al duide
lijk qemaokt in welke richting men
denkt: werken met bepaalde mo
dellen, die voortdurend kunnen
worden aanpeoasf en die elkaar
beïnvloeden. Dat eist geheel nieu
we besfuurstechmeken en vergt een
nanaepasf beleid.
Zeeland zal niet zonder meer kun
nen dooraaan met zich te baseren
op beleidspunten uit het verleden,
hoe recent ook. Hef wordt steeds
duidelijker dat Zeeland aange
past aan de te verwachten nieuwe
nota ruimteliike ordeninq een
eiaen tofaalolan nodig heeft. Een
totaalplan, dat verder reikt dan alle
tot nu toe aan elkaar geplakte
sfreekolannen. Op nationaal ni
veau is een nieuwe nota voor de
ruimteliike ordenina in voorberei
ding. Wil Zeeland daaraan een
wezenlijke inbrenq leveren of doar-
OD met een overtuigende eiaen
visie inhaken, dan maq zo'n ruïm-
'eliik olan in hoofdzaken voor he'
Zeeuwse oebied niet te lana op zich
laten wachten. Het zou de nieuwe
bosis moeten zijn voor hel korle-
lermijnbeleid in Zeelond. En om
het een werkelijk geloofwaardig
karakter te geven zou het noor ons
gevoel in ieder geval de volgende
uitgangspunten moeten leveren:
Wat is (nationaal en internatio
naal gezien) nu precies de funct'e
van fiet deltagebied en hoe '3
daarin de positie van Zeeland?
(Baolhoekkanoal, de relatie rr.e'
België, de nofioncle open ruimte
in het hart van Zeeland, de kwes
tie von de tweede naf'onale
luchthaven)
Hoe ziet Zeelond die toaks'elling
zelf? Kon het oan de notiona'e
eisen voldoen? Hoe moeten in
dat opzicht de verkee'sverbindin-
gen worden gezien? Hoe moeten
de relaties wonen-werken-re-
creëren liggen?
Er zijn nieuwe componenten in
de ruimtelijke ontwikkeling. De
landbouw heeft niet alleen een
economische, moor ook een du'-
delijk landschappelijke functie
gekregen. Er zijn allerlei nieuwe
denkbeelden over stedebouw.
Waorom alleen gedacht in uit
breidingen van bestaande steden
en dorpen. Om niet overal de
schaal van het landschap ïe ver
storen zou onderzocht kunnen
worden of ergens in hef hart van
Zeeland misschien een compleet
nieuwe stad kan worden ge
bouwd (Reïmerswaal. Noord-Be
veland). Een stad met voortreffe
lijke verbindingen, met geavan
ceerde voorzieningen, kortom,
met een optimaal woon- en leef
klimaat. Rotterdam heeft destijds
in hef „Plan 2000^-" al eens het
plan gelanceerd voor een Greve-
lingenstad op Goeree-Overflak-
kee.
Hoe kan Zeelond met zijn werk-
gelepenheidspolitiek het best
aansluiten op wat tof nu toe in
de zeehovengebieden en de klei
nere kernen is tot stand geko
men? Wat is de richting om uit
de werkloosheidsproblemen te
komen?
Ondanks alle goede bedoelingen
hobbelt het voorzieningenniveau
in allerlei opzichten achter indu
strialisatie en woningbouw. Er
zijn nog heel wat „witte plek
ken". Van een cultureel inrich
tingspion bijvoorbeeld is nog
weinig of niets terecht gekomen.
In de recreatieve sfeer wordt ook
nog teveel gehannest (Grevelin-
genbekken).
Een beleidsvisie voor de komende
jaren, waarin Zeeland zonder om
wegen uiteenzet hoe men hier de
ontwikkelinq voor hef eigen gewest
ziet, een Zeeuwse nota voor de
ruimtelijke ordening, moet uiter
aard meer zijn don een papieren
tijger. En dan komt onvermijdelijk
de vraag: We weten met z'n allen
zo goed hoe het zou moeten, maar
hebben we voldoende in honden
om een beleid met een even
agressieve ols aedeaen inhoud te
ontwikkelen? Is de bewerktuiging
van een provinciale planologische
dienst in Zeelond. van een provin
ciale griffie toereikend? Beschikken
we over moderne onderzoekfech-
nieken, over modellen om de effec-
en maofreaelen te voorzien en te
overz'er? Mee' er niet een onder
denkpatroon bij bestuursambtena
ren komen? Kempen provinciale
besturen en gemeenten niet voort
durend met een proof onvermo
gen aan bevoeadheden? Is de
school waarop Zeeland met ge
meentelijke besturen word* gewerkt
zo kort na de herindeling niet
al meteen weer verouderd? Hef
zijn vraagstukken, die men bij hef
opstellen van zo'n allesomvattend
beleidsplan voor de naoste toe
komst von Zeelond niet uit de weq
kan gaan. Ze vragen even hard om
een antwoord als de problemen die
de ontwikkeling in de periode 1945
-1972 in dit gewest heeft opgeroe-
oen. En ze hebben heel veel te ma
ken met de stroomlijning von hef
beleid tussen nu en 19-straks.