'1965
Commissaris De Casembroot: tussen twee werelden
PZCll februari 1965
saoum ut,Km in am omumum
ZEELANDS COMMISSARIS OVERLEDEN
va-li' 3&n-
22 januari
De nieuwe schouwburg te Middelburg
ii door staatssecretaris drs L. J. M. van
de Laar geopend
4 februari
Te Terneuzen is het bejaardentehuis
'Bachten Dieke' geopend
9 februari
De eerste kamer verklaart zich
akkoord met het Schelde-Rijnverdrag
10 februari
De commissaris der koningin in Zeeland
jhr mr A. F. C. de Casembroot
is op 58-jarige leeftijd in het Academisch
Ziekenhuis te Utrecht overleden
15 februari
Rouwdienst in de Nieuwe Kerk
te Middelburg vóór de teraardebestelling
van het stoffelijk overschot van
jhr mr De Casembroot. De begrafenis
vindt daarna plaats te Gapinge
1 april
Minister mr J. van Aartsen van verkeer
en waterstaat stelt de Grevelingendam
voor het verkeer open
11 april
Hef Goese Lyceum jrhbs) bestaat
honderd joar
20 april
De rhbs te Middelburg viert haar
honderdjarig bestaan
22 april
Prinses Beatrix legt de eerste steen voor
het jeugdcentrum Het Zilveren Schor
21 mei
Koningin Juliana opent het nieuwe
stadhuis van Vlissingen
Prins Bernhard opent de fabrieks-
insfallaties van Dow Chemical te
Terneuzen
25 mei
Tot commissaris der koningin in Zeeland
is met ingang van 1 juni 1965 benoemd
mr J. van Aartsen, oud-minister
van verkeer en waterstaat
31 mei
Gedeputeerde staten delen de
gemeentebesturen van Tholen mee
dat zij de gemeenten op dit eiland
tof één gemeente willen, samenvoegen
2 juli
De ZLM-expositie te Axel boekt reeds
op de eerste dag 15.000 bezoekers
8 juli
Mr J. van Aartsen tijdens de vergadering
van de provinciale staten geïnstalleerd
als commissaris der koningin in de
provincie Zeeland
12 juli
Prins Bernhard bezoekt het Land van
Sdeftinge en stelt zich op de hoogte
van de werkzaamheden aan de
aardgasleiding
10 september
Bezoek van prinses Beatrix en
haar verloofde, de heer Claus von
Amsberg aan Middelburg
29 september
Begin der lustrumfeesten van het
Middelburgs Stedelijk Gymnasium
dat 600 jaar bestaat
19 oktober
De tweede kamer aanvaardt het
wetsontwerp tot herindeling van
gemeenten op Walcheren. Hef aantal
gemeenten wordt van 19 op 8 gebracht
9 december
Ir M. A. Geuze neemt afscheid ais
voorzitter der ZLM
Einde periode-De Casembroot
Hei overlijden van commissaris der
koningin De Casembroot betekende
voor menigeen het einde van een peri
ode Zijn heengaan markeerde een be
wogen tijdperk, waarin oorlogsherstel
en rampschade in elkaar overgingen,
een tijdvak ook waarin vele nieuwe
initiatieven werden ontplooid en waar
in het oude Zeeland nieuwe trekken
aannam Eigenlijk begon het pas goed
te ontstaan een provincie van geïso
leerde eilanden en een stuk vasteland
werd in geografische zin een eenheid.
Het land van „overkanten" werd één
geheel.
van commissaris De Casembroot kwam in de jaren
vijftig de uitspraak: "Zeeland moet geen speeltuin
worden". Hij had een barse, harde stem en smeet zo'n
zin er staccato uit alsof hij iemand een paar kiezel
stenen toewierp. In die dagen nam vrijwel iedereen
in dit gewest met instemming kennis van zo'n uitspraak,
want "speeltuin" was hier geen best begrip. Een speel
tuin diende voor-zon- en feestdagen: op zondag ging
de speeltuin dicht, spelen deed men eigenlijk alleen bij
een kroonjaar en op koninginnedag. Voor de rest van
het jaar gold sinds het paradijs de opdracht dat
men in het zweet des aanschijns het brooa moest ver
dienen en dat was niet iets waarover hier grappen
werden gemaakt. Speeltuinen hoorden derhalve niet
bij Zeeland: hier werd gewerkt, hier woonden mensen
bereid om de honden uit de mouwen te steken en
daar behoorde Den Haag rekening mee te houden. Er
waren namelijk plannenmakers en andere professio
nelen die vonden dat na afsluiting van de zeegaten
Zeeland maar het best een recreatieprovincie kon
worden. Dot viel nief goed hier. Alléén recreatie?
Geen sproke van: landbouw, maar ook industrie
want daar werd al meer dan honderd jaar op ge
wacht. Tenslotte mocht dan ook de recreatie een kans
hebben. Industrie stond in die dagen echt boven aan
hef verlanglijstje. De commissaris verwoordde dat op
zijn manier: "Géén speeltuin". En hij voegde er aan
toe: "Dan hoeven Zeeuwse jongens niet meer weg".
Een markant mon, deze jonkheer meester Augusfe
Frangois Charles De Casembroot. Hij was in Middel
burg geboren, in 1906, werd vijfentwintig jaar oud
burgemeester van Wesfkapelle en na de oorlog
met ingang van 1 februari 1948 commissaris der
koningin in Zeeland. Op woensdog 10 februari 1965
overleed hij na een ziekte van enkele weken. In meer
dan één opzicht een figuur met een eigen stijl: bewo
gen en intens-levend, nooit verlegen om een woord of
een weerwoord. Zijn onverwachte uitspraken gaven
soms aanleiding tot verwondering, hij schroomde nief
de dingen ongezouten bij de naam te noemen. Voor
de Zeeuwen was hij zoals het na zijn overlijden
in deze krant werd genoemd "een van ons". In de
Ereek tijdens de rouwdienst voorafgaand aan zijn
egrafenis werd hij geschetst als een rechtlijnig man
"met zeer uitgesproken sympathieën en antipathieën,
soms met de schijn tegen van het vooroordeel, al werd
dat ook steeds gecompenseerd door eerlijkheid en
zindelijkheid van denken. Vanuit zijn achtergrond
aristocraat wist hij toch alle maatschappelijke gren
zen te overbruggen". In deze woorden is het
karakter van zijn beleid en zijn optreden aangegeven:
men zou hem een man van twee werelden kunnen
noemen, van het oude zowel als van het nieuwe Zee
land.
Met heimwee kon hij over het oude Zeeland spre
ken, over verhoudingen die zo anders lagen in een
tijd, waarin een beleid kon worden gevoerd zonder
veel complicaties en zonder de last van de deskun
digen-rapporten. Maar hij wist en erkende dat die
periode definitief achter de rug was en dat nieuwe
verhoudingen nieuwe eisen stelde. Commissaris De
Casembroot was op zijn best wanneer hij zools in
de dagen van de ramp improviserend en handelend
kon optreden, in contact van mens tot mens, zonder
te worden gehinderd door naar zijn gevoel al te
ambtelijke overwegingen. Op zijn wijze streefde hij
naar een synthese tussen het oude Zeeland, het ge
west met de kleine gemeenschappen en persoonlijke
banden enerzijds, en de meer verstedelijkte provincie
anderzijds. Enkele zinnen ter illustratie ontleend aan
een toespraak, die hij in 1957 tot de staten hield nadat
zij hadden besloten tot de samenvoeging von polders
en waterschappen: "Laten we hopen dat de nieuwe
waterschappen zullen voldoen aan de verwachtingen,
die wij ervan koesteren. Maar laten we ook hopen
dat niet al hef goede verloren zal gaan, maar dat
daarvan zoveel mogelijk behouden blijft."
Met dergelijke woorden typeerde hij zichzelf: hij
stond tussen het oude en het nieuwe, in menig opzicht
voelde hij zich meer burgemeester-oude-stijl dan pro-
vinciaal-bestuurder-van-de-nieuwe tijd. Bij zijn benoe
ming in december 1947 zei hij: "Ik voel voor de zelf
standigheid van de plattelandsgemeenten", maar hij
moest er aan toevoegen: "De financiële nood zal wel
licht tof samenvoeging dwingen". Hij was opgegroeid
in de verhouding van kleine gemeenschappen, hij had
er zijn eerste bestuurlijke ondervindingen opgedaan
en zijn beleid droeg er het stempel van. Hij was de
personificatie van de Zeeuw uit de jaren van herstel,
overgang en vernieuwing. In het gedenkboek van de
Zeeuwse landbouwmaafschappij "Van nabij en verre"
wordt geconcludeerd dat het jaar 1965 door menigeen
in Zeeland werd ervaren als het einde van de periode-
De Casembroot. Een kenschetsing die in. de jaren
daarop juist is gebleken: hef beleid waarvoor de
basis in ae jaren vijftig werd gelegd, is in deze dagen
alweer volop in discussie en de toen bestaande een
stemmigheid is geheel verdwenen. Mede daarom kan
het zinvol zijn een poging te ondernemen een karak
teristiek van de periode-De Casembroot te ontwerpen.
Het tijdvak begon temidden van puinhopen en
inundaties? In 1944 bleek de Scheldemonding een
strategisch punt van ongemeen belang. Op 4 septem
ber 1944 was Antwerpen veroverd op de Duitsers,
maar zolang, de geallieerden de monding van de
Wesferschelde niet in hun bezit hadden konden zij
de Antwerpse haven niet gebruiken. Zij hadden die
haven echter dringend nodig: er woren te weinig
aanvoerlijnen vanuit Engeland naar de slagvelden
op het continent. De geallieerden aarzelden evenwel
vóórdat ze besloten Zeeland te veroveren: ze gaven
prioriteit aan de luchtlanding bij Arnhem. Een aarze
ling, die de Duitsers gelegenheid gaf hun positie
rond de monding van de Wesferschelde geducht te
versterken. De geallieerden hebben het geweten,
evenals trouwens de Zeeuv/se bevolking: bijna drie
maanden lang moest slag worden geleverd om de
Wesferschelde in handen te .krijgen, een slag die
dorpen en steden verwoestte en Walcheren eens de
tuin van Nederland prijs gaf aan de zee.
Aan het eind van deze „slag der vijfentachtig da
gen" was Zeeland onherkenbaar verminkt. Dertig pro
cent van de cultuurgrond was overstroomd, overal
lagen landmijnen en huizen en boerderijen waren stuk
geschoten. De bevolking huisde in dichtgespijkerde
huizen, in kelders en in bunkers. Vóór 1940 was Zee
land een bloeiende agrarische provincie met een weel
derig landschap von unieke schoonheid. Maar in 1945
waren de bomen en struiken in de overstroomde ge
bieden dood, de meidoorn bloeide niet meer op Wal
cheren, de kernen van historische steden als Middel
burg en Sluis waren verwoest. Zeeland was verarmd
en verschraald, een desolaat slagveld. Op de puin
hopen moest weer worden begonnen.
De toekomstverwachtingen in die dagen konden niet
hoog gespannen zijn. Sinds jaar en dag waren velen
uit Zeeland weggetrokken om elders een bestaan op
te bouwen omdat in dit opzicht de geboortegrond te
weinig mogelijkheden bood. De naoorlogse moeilijk
heden versterkten deze tendens: niet alleen mensen
trokken weg, maar ook bedrijven vestigden zich elders.
Toen in 1948 commissaris De Casembroot zijn ambt
aanvaardde, was Zeeland een depressieve provincie:
men was nog altijd bezig puin te ruimen, Zeeland
bewoonbaar te maken. In deze neerslachtige sfeer
ging men voorzichtig wat lijnen naar de toekomst
trekken. Men begon na te denken over de planolo
gische vormgeving van de provincie, de economie
werd doorgelicht, men wilde pogen het getij te keren.
In die eerste jaren na de oorlog schiep Zeeland
faslend, zoekend discussiërend een nieuw
beeld van en voor zichzelf. Lastige jaren, met misère
en-moeilijkheden: de wederopbouw kwam heel lang
zaam op gang, er waren tegenslagen bij de dijk-
dichting op Walcheren en men moest teleurstellingen
incasseren over de wet op de oorlogsschade. Des
ondanks had deze periode iets fascinerends: binnen
het gewest zelf kreeg men meer belangstelling voor
"de overkanten", voor de rest van de provincie. Men
voelde zich nief alleen inwoner van Schouwen of
Zeeuwsch-Vlaanderen, niet alleen Thoienaor of Beve
lander, er ontstond een nieuw Zeeuws bes; c-.e
dagen ook begon men te zoeken naar een z.eeuws
eigene", mede ais gevolg van de discussie die in
Nederland als geheel over net regionalisme op gang
kwam. Commissaris De Casembroot had daarbij een
eigen inbreng: hij deed er alles aan om de onderlinge
samenhang tussen de Zeeuv/se delen te vergroten. Zo
zorgde hij er steeds voor dat in diverse commissies
en raden alle delen van Zeeland gelijkelijk v/aren
vertegenwoordigd. Nog vóór zijn optreden als com
missaris was hij daarmee begonnen: toen hij in 1944
net Zeeuv/se deel van een delegatie uit het bevrijde
zuiden moest aanwijzen om koningin Wilhelmina van
advies te dienen lette hij er zorgvuldig op, dat een
geografische spreiding in de delegatie werd foeg-
gepasf.
Voorzichtige lijnen
abrupt onderbroker
aar de toekomst: ze werden
1953. De situatie van na de
oorlog deed zich opnieuw voor, in menig opzicht zelfs
verhevigd en versneld. De romp stelde Zeeland voor
nieuwe uitdagingen, mede tengevolge van hei "ant
woord" dat waterstaat op de stormvloed formuleerde,
namelijk het deltaplan. In februari 1954 ruim een
jaar na de ramp kwam dit plan ter tafel: hei derde
interim-advies vGn de deltacommissie. Onder leiding
van ir. A. G. Maris had zij dit afsluitingsproject ont
worpen om het zuidwesten van Nederland een defini
tieve beveiliging tegen de zee te geven. In die periode
vielen de eerste impulsen te registreren voor een her
bezinning op de toekomst van Zeeland, een herbezin
ning die zou leiden naar de formulering in 1956 van
een Zeeuws toekomstbeeld, hef programma "studie
objecten".
Er is in die jaren veel over dit onderwerp gedis
cussieerd, zowel buiten als binnen Zeeland. Er werden
allerlei vergaderingen en congressen gehouden over
het deltaplan plus de eventuele gevolgen. De drie
deltaprovincies hielden een congres in hef Scheve-
ningse kurhaus, de Zeeuwse Landbouwmaafschappij
besprak hef deltaplan al in de zomer van 1954, op
dezelfde dag hield de Maatschappij voor nijverheid
en handel in Maastricht een congres over hetzelfde
onderwerp, een bijeenkomst die vanuit Zeeland was
geïnspireerd. Ook de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten hield zich met het deltaplan bezig, het
was een periode waarin het deltaplan menigeen in
zijn ban had.
De bezinning in Zeeland op de gevolgen van hef
deltaplan werd vooral door economische overwe
gingen bepaald. De oorzaok lag mede in de dis
cussies die in Zeeland vóór de ramp op gong waren
gekomen, de discussies nomelijk over hei Zeeuws-
eigene, over het regionolisme. Daarbij was voortdu
rend de vraag aan de orde geweest: waarom is Zee
land een doodlopende straat, waorom zijn hier ont
wikkelingen uitgebleven die elders langs de Water
weg bijvoorbeeld wel tot resultaat hebben geleid?
Men poogde parallellen te trekken: i.i de tweede helft
van de- negentiende eeuw was Holland ontsloten
door de aanleg van een spoorwegnet, maar na de
opening van de Zeeuwse lijn had zich geen ontwikke
ling van enige betekenis voorgedaan. Zou nu dat
v/os. hef nieuwe element net deltaplan tof gevolg
kunnen hebben dat nu eindelijk ook Zeeland deel ging
hebben aan ontwikkelingen elders? In de zestiende
en zeventiende eeuw was hef ook gebeurd: in de
Republiek der zeven verenigde Nederlanden had
Zeeland kans gezien een vrijwel gelijkwaardige rol
1e spelen met Holland.
Zo ontstond een soort Zeeuwse "ideologie", v/oarin
economie en Zeeuws zelfbewustzijn samengingen. Het
deltaplan bood dit gewest de mogelijkheid zo zag
men net althans deel te nemen aan de hedendaagse
ontwikkeling en doorvan verwachtte men veel. De
"doodlopende straat" zou eindelijk worden doorge
broken, het voorzieningenpeil kunnen worden verbe
terd en vooral: er zou een eind kunnen worden ge
maakt aan de uittocht van de Zeeuwen, Zeeland zou
nief langer meer expulsieaebied zijn. Met name dit
element sprak commissaris De Casembroot aan: Zee
land was voor hem het huis, waarin de Zeeuwse fcmi-
van die familie moesten wegtrekken ornaat ze nier
geen werk konden vinden. Dot was zijn "Ideologie",
zij bepaalde zijn uitlatingen, vandaar ook zijn ont'-
speeltuin-opmerking: er moest hier gewerkt worden.
Eigenlijk was in die dagen iedereen hef met deze
opvatting eens, een begrijpelijke houding tegen de
achtergrond van alle ellende uit de jaren daarvoor,
de oorlog, de verwoesting uit 1944, de romp. De ont-
wikkelings-ideologie kenmerkend voor de periode-
De Casembroot nam bezit van Zeeland, van zijn
bestuurders en van zijn deskundigen. Er v/as een groep
van geestdriftige mensen, voor het merendeel gelijke
lijk denkend over de toekomst von Zeeland. Er werd
een Zeeuws apostolaoi bedreven, bijvoorbeeld in de
tv/eede kamer, waar Zeeuwse ofgevaardigden uit
diverse portijen voortdurend de belangen van bun ae-
v/est bepleitten. Het Zeeuws Tijdschrift droeg hetzelfde
ideologie uit, ze sprak voorts uit de belogen die
Zeeuwse deskundigen in woord en geschrift naar
voren brachten. Met name ETI-direc-e jr Verburg
was een onvermoeid Zeeuws apostel, bij hem gingen
wetenschap en geloof in de Zeeuv/se kansen hand in
hand. Menige publikatie van zijn hand groeia'e uit tot
een polemisch pleidooi voor national steun oon de
Zeeuv/se ontwikkeling. Zijn inventiviteit bracht menige
interessante discussie op gang, zools over de vaste
verbindingen over Oosfer- en Wesferschelde.
Commissaris De Casembroot werd mede ce per
sonificatie van dit nieuwe Zeeuwse denken, z jn huls
stond open voor een iec'er, d;e e.' met hem over wilde
proten: voor industriëlen die wilden nagaan of Zee-
lond inderdaad redelijke mogelijkheden bood voor
een vestiging, voor journalisten die nog moesten
wennen aan de beeldvorming dof Zeeland niet langer
meer het gewest was waar de slagen vielen. Bij dit
alles hield hij twee zaken scherp in het oog: hij wilde
alles overzichtelijk houden opdat de menselijke ver
houdingen niet in hef gedrang kwamen, het bleek
vooral uit zijn optreden als stafenvoorziiter. Hij leidde
de vergaderingen met grote soepelheid, woarbij het
hem er vooral om ging dat de debatten vriendschap
pelijk en hoffelijk bleven. Voor hem vormden de
staten een „vriendenkring". Bovendien zorgde hij er
in zijn optreden steeds voor Zeelond als eenheid
naar voren te brengen. In zijn eerste rede tot de stoten
van Zeelond had dat reeds geklonken: "Ik ben een
geboren Zee uw en dat geeft voor mij oon miin took
een ongelofelijke bekoring. Of ik nu kom in Noord-
weile, Sf.-Kruis of Clinge, ik ken overcl enkele n
en dof zal zeker mijn taak vergemakkelijken".
Men kende hem: tussen Clinge en Noordwelle, tus
sen Westkappel en Iholen. Onder zijn commssorioat
ontstonden volstrekt nieuwe verhoudingen in Zee'and,
soms dank zij hem, soms ook ondanks hem: hij
accepteerde lang nief alle vernieuwingen. Hij was de
lootste vertegenwoordiger van een regentenfype dat
'eeuwenlang bij Zeeland 'neeft behoord, een aristo
cratie die h:er thuishoorde en in clle mcafschappe iijke
geledingen werd geaccepteerd. Bij al het nieuwe cof
over Zeeland kwam zagen velen hem als een schckel
met het verleden. Ze hadden vertrouwen in hem,
omdat hij "een van ons" wcs. Die houding bepaalde
de vele reacties bij zijn overlijden: zelfs diegenen die
hef nief met hem eens woren, hadden verdriet. Bij de
afscheidsdiunst in de Middelburgse abdij werd een
lied von Engelse oorsprong O God, our help
in ages past gezongen: "De tijd droogt clle mensen
voort op zijn gestagen stroom, ze zijn als gros, door
zon verdord, vervluchtigd ols een droom". In de kant
lijn van de PZC v/erd de dag daarop oon dit lied
herinnerd en er v/erd dit afscheidswoord con toe
gevoegd: "De generatie, die in dit gewest met gou
verneur De Casembroot heeft gewerkt, zal zolang zij
wordt voortgedragen in de gestadige stroom van de
tijd, aan hem blijven denken als een in de ware zin
van hef woord uitzonderlijk mens. En pas nadat deze
generatie zal zijn afgelost, zal de herinnering aan hem
vervluchtigen ols een droom."
provinciale
zeeuwse
courant
bijlage t.g.v. ingebruikneming
64-zijdige rotatiepers
vrijdag 6 april 1973