1955 De martelgang van de oesterproef Uitspraken Laboratorium voor oestercultuur te Wemeldinge geopend provinciale zeeuwse courant 11 februari De gewestelijke raad van het Landbouwschap, die in de plaats kwam van de Stichting voör de Landbouw in Zeeland, wordt in zijn eerste vergadering geïnstalleerd door de secretaris van hel Landbouwschap, mr. J. S. Biesheuvel. De heer G. H. E. M. van Woes, toen burgemeester van Westdorpe, wordt tot voorzitter gekozen 28 april Koning Gustaaf VI Adolf van Zweden legt in Zierikzee de eerste steen voor het nieuwe ziekenhuis van het Zweedse Rode Kruis. Tevens bezoekt de Zweedse koning met koningin Juliana en prins Bernhard gekomen met het jacht "Piet Hein" ook het zwaar getroffen Ouwerkerk 24 juni Koningin Juliana brengt een werkbezoek aan Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Zij landt met een helicopter in de nieuwe Braakmanpolder en bezoekt vervolgens de Z.L.M.-landbouwtenfoonsfelling in Kloosterzande. Voorts opent de koningin die dag in Terneuzen het nieuwe Juliana-ziekenhuis 8 juli In de Burgerzaal van het Middelburgse stadhuis wordt als een eerste optreden in het openbaar van de pas opgerichte Stichting Zeeuwse Kunstenaarskring de Zeeuwse tentoonstelling '55 geopend 22 juli Koningin Juliana, Vrouwe varr.Veere, - bezoekt de Markizaatsfeesten in Veere, gehouden ter herdénkihg van vier ëéüWen Markizaat. Met de "Veere 7", schipper Iman Bout, maakt zij een vaartocht over het (nog niet afgesloten) Veersegat, en woont 's avonds in de Grote Kerk de opvoering van het sprookjesspel "Het sprookje in de historie" bij. Tot slof verzorgt de Luchtmachtkapel op de Markt een taptoe 6 september Prinses Beatrix, vergezeld van haar vader, Prins Bernhard, in zijn kwaliteit van inspecteur-generaal van de Kon. Marine, laat op de marinewerf van de Kon. Mij. "de Schelde" te Vlissingen de onderzeebootjager "Limburg" te water. De koninklijke gasten brengen een bezoek aan het marineterrein te Vlissingen; na de te waterlating bezoekt de prinses de bedrijfsschool van "de Schelde" 28 september De commissaris der koningin in Friesland, mr. H. P. Linthorst Homan, komt naar Ellemeet om daar het voorbeeldbedrijf "Frieslandhoeve", een schenking van de Friese boeren voor hun door de ramp getroffen Schouwse collega's, over te dragen 17 november De ministers van verkeer en waterstaat, landbouw, visserij en voedselvoorziening, en van financiën dienen bij de tweede kamer het ontwerp Deltawet in, waarvan de realisering op 2400 miljoen gulden wordt begroot 2 december De commissaris der koningin, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, opent te Kruiningen het nieuwe dorpshuis, waarvan de Nederlanders uitTasmanië na de watersnoodramp met een gift van 45.000,de financiële basis legden. Zweden schonk hef hout voor het nieuwe complex 15 december In de Stormezandpolder te Wemeldinge wordt het nieuwe laboratorium voor de oestercultuur geopend. Hier zal o.a. onderzocht worden in hoeverre het mogelijk zal zijn kunstmatig oesters te kweken .Het leek in het begin allemaal zo vlot te gaan mei de oesterproef. Niet lang nadat de discussies over de gevolgen voor de schelpdierenculfuur van een afsluiting van de Oosterschelde op gang waren gekomen, lanceerde de directeur-generaal van de rijkswaterstaat, ir. A. G. Maris, voorzitter van de Deltacommissie, zelf de idee om de oestercultuur zo mogelijk naar de Grevelingen te doen verplaat sen. De gedachte sloeg aan, minister Manshol» van landbouw en visserij deed in het voorjaar van 1955 de toezegging ae mogelijkheid te doen onder zoeken en nauwelijks een paar maanden later was er in de Stormezandpolder te Wemeldinge al een laboratorium-barak gebouwd. Vlotter kon het dus niet. Bij de officiële opening op 15 december '55, waar ook ir. Maris te gast was, werden opgewekte woorden gesproken maar ook begrijpelijk 'slagen om de arm gehouden'. (Dr. Korringa: „Ik kan heus nog niet tegen de Yersekenaren zeggen ga maar rustig slapen, het komt wel in orde"). Zo is het jaren gebleven: optimisme, gereserveerd heid en soms pessimisme. Dikwijls ook een welles- nietes-discussie, totdat in maart 1963 de ministers Korthals (verkeer en waterstaat) en Marijnen (landbouw en visserij) een eind aan alle onzeker heid maakten met een nota aan de kamer: geen oesterproef op praktijkschaal in het Veersegat om dat in het Grevelingenbekken toch geen oestercul tuur mogelijk zal zijn. De twee biologen van het rijksinstituut voor visse- 'onderzoek, de .heren A. C. Drinkwaard en A. G. asblom, die in juli 1955 met twee analistes in hel nieuwe laboratorium hun taak aanvingen,hadden een hoogst belangrijke, maar vooral ook moeilijke opdracht. Kon «de Oosterschelde als de natuurli|ke 'kraamkamer' voor de oester vervangen worden? Zouden de oesterlarfjes in een laboratorium opge kweekt kunnen worden tot normaal uitzaaibare jonge oestertjes? Legio waren de vragen die daar bij rezen over de levensvoorwaarden voor de oester. Voorwaarden die kennelijk in de Oosterschelde gunstig waren, doch waarvan men in concreto eigen- Tijk nog zo weinig op de hoogte was. Het werd een minutieus speurwerk, dat zich niet tot het laboratorium beperkte. Het eigen vaartuig, de 'dr. P. C. C. Hoek onder schipper Vermaat, zwierf dagelijks over de Oosterschelde om er op vaste plaatsen en vaste tijdstippen watermonsters te nemen, als studiemateriaal voor de biologen om het Oosterschélde-water zijn 'geheimen' als zoutgehalte, shbgewicht, hoeveelheid plankton en zuurgraad enkele van de onmisbare factoren voor het onder zoek fe ontfutselen". Dit laatste met succes; wont toen na bijna acht jaar laboratoriumwerk de beslis- v siittp viel dat het proefbassin in het Veersegat niet zou doorgaan, konden de biologen in Wemeldinge tenminste zeggen: „Wat ons betreft, de kunstmatige kweek van oesters is mogelijk!" De praktijkproef had dus kunnen beginnen, maar, zo oordeelden de ministers op grond van de deskundigenrapporten, het had geen zin meer. De proef in hel Veersegat was nu eenmaal bedoeld als een voorbereiding voor het Grevelingenplan en omdat daar de toevoer van zeewater met een voor de oesters juiste samenstel ling niet verzekerd kon worden, werd het onverant woord geacht de praktijkproef te beginnen. Hoe interessant het ook om biologische redenen zou zijn geweest. De biologen in Wemeldinge troostten zich mei de gedachte dat hun proefnemingen op labora toriumschaal wetenschappelijk toch hun waarde blijven behouden. Drs. Drinkwaard: „Mondiaal ge zien zal men van ons werk nog wel eens profijt trekken De strijd om het behoud van de schelpdierencultuu' het ging niet alleen om de oesters maar ook om de mosselen werd "niet alleen door de weten schapsmensen gevoerd. Intensief en soms een tik keltje agressief was ook de strijd om de materiële belangen van alle werkers in de bedreigde oester- en mosselcultuur, zowel ondernemers als arbeiders, veilig te stellen. Een van de striiders-van-het-eerste- uur op dit front was burgemeester Willemsen van Yerseke, die als voorzitter van de zogenaamde Commissie van Dertien, geen mogelijkheid onbenut het om de aandacht te vragen voor de materiële belangen van de bedreigde groep, die zo'n groot deel van zijn bevolking uit naakte. Geen wonder dan ook dat de commissie op de ketting sprong toen prof. Tinbergen in een preadvies voor de Maatschappij voor Nijverheid en Handel had bere kend dat de schade door de afsluiting van de Oosterschelde voor de oester- en mosselcultures op zestig miljoen moest worden getaxeerd. De Com missie van Dertien voluit geheten de commissie tot behartiging van de belangen der oester- en mosselcultuur en aanverwante bedrijven in Zeeland nam de Stichting voor Economisch Onderzoek der universiteit van Amsterdam in de arm, die onder leiding van haar directeur-secretaris, profes sor dr. J. F. Haccou, in oktober 1959 een rapport van bijna 200 pagina's op de overheidstafels deponeer de. Met als voornaamste gegeven dat de schade geen zestig miljoen gulden, zoals prof. Tinbergen had gezegd, maar niet minder dan ƒ142 miljoen (gerekend naar de koopkracht van 1955) zou bedra gen. En burgemeester Willemsen stelde bij de aanbieding van de. pers dat nu „de juiste cijfers op tafel liggen en de verantwoordelijkheid voor de afsluiting van. de zeegaten nu gehéél bij de overheid jig»"- De activiteiten in de beleidssfeer zouden in 1963 naar een climax groeien, want in januari van dat ■jaar' hadden de^minisfers Korthals eni Marijnen de,: tweede kamer, toegezegd dat..mecfio maort de, rege- ringsbesfissing-over het al of niet doorgaan van de oesterproef in het afgesloten Veerse Gat zou afkol men. Het Zeeuwse college van g.s. was niet zo gerust op de uitslag en daarom zond het begin maart nog eens een uitvoerige brief aan minister Korthals, waarin, onder aanvoering van vele argu menten en herinnerend aan gedane toezeggingen, met klem werd aangedrongen op een snelle uitvoe ring van het proefbassin in het Veersegat. In diezelfde maand begonnen zich echter ook steeds duidelijker de desastreuze gevolgen van de langduri ge en strenge vorst in de winter '62-'63 voor de oestercultuur af te tekenen. Er werd in Yerseke van een rampzalige winter gesproken, nóg erger dan de beruchte svinter van 1890-1891, toen meer dan 60% van de oesters verloren ging. Er waren nu percelen met een sterftepercentage van ongeveer 90 procent! Het werd voor tal van Yersekse kwekers de druppel die de emmer van onzekerheid liet overlopen. Velen zouden overschakelen op bij voorbeeld champignon- of kippenfokkerij, de oester cultuur zou tot thans ongeveer een derde terugval len. Het bedrijfsleven in Yerseke dat ten aanzien van de oesterproef toch reeds veelal de plaats van belang stellend toeschouwer had ingenomen, legde nog meer dan ooit het accent op het verkrijgen van een Saede schadevergoedingsregeling, p 14 maart '63 kwam dan eindelijk de ministeriële nota die een bevestiging inhield van de reeds in Zeeland circulerende officieuze berichten dat de oesterproef in het Veersegat geen doorgang zou vinden. De ministers baseerden hun beslissing op de deskundigenconclusies dat ,,het zoutgehalte van het water in het Brouwershavense gat niét voldoet aan de eisen, die daaraan, blijkens mededelingen van de directeur van het Rijksinstituut, voor VisserijOn derzoek,. voor .het kwéken van oesters moeten, wórden gesteld en dat er geen redenen zijn te onderstellen, dat de toestand 'na het gereedkomen Van de afsluitingswerken gunstiger zal worden en zeker niet op doorslaggevende wijze. Onder deze Omstandigheden komt het niet verantwoord voor er Van uit te gaan, dat, indien een eventuele proef met een oesterbekken in het Veersemeer zou slagen daarna op basis van de resultaten van deze proef in het Grevelingenbekken oesters zouden kunnen wor den gekweekt". Grote teleurstelling in Zeeland, met reacties varië rend van 'jammer' tot een 'nationale schande'. Zware, verbitterde woorden in de Zeeuwse staten en nog een expressebrief van g.s. aan minister Marijnen op de vooravond van het debat over de oesternota in de tweede kamer. Schort de beslis sing, over de proef op, zo vroegen de gedeputeer den. Het overgrote deel van de oesterkwekers zag het niet meer zitten, zo heten ze nog eens duidelijk -blijken op een vergadering van de CHU in. Yerseke, Het Zeeuwse, kamerlid Van der.-Peijl en de gedepu-., teerde A. J. Kaland-kregen dacr duidelijk te horen dat de gedupeerden meer interesse hadden in een goede schadevergoeding dan in een oesterproef. Wël stond men voor honderd procent achter het plan voor een mosselverwaterproef. Minister Marijnen dacht trouwens ook in die richting. Hij had Zevibël reeds in een brief verteld, dat net niet doorgaan van de proef in het Veersemeer geenszins wilde zeggen „dat dan ook een semi-technische proefne ming over het kunstmatig verwateren van mosselen achterwege zal blijven". De martelgang van de oesterproef zoals de heer Van der Peijl in de Zeeuwse staten het verloop treffend typeerde liep naar zijn eind. Op woensdag 27 maart 1963 speelde in de tweede kamer de laatste akte von ae tragedie. Zevibel- voorzitter Lockefeer kreeg zijn zin: de Zeeuwse kamerleden Van Dongen, Van der Peijl, Westerhout 11 zjjn beurt hield minister Marijnen 'de poot stijf'. Een laatste poging von de neer Westerhout om de beslissing omtrent het niet doorgaon van de oester proef op te schorten, liep op niets uit. Zijn motie, alleen gesteund door de PvdA, PSP, CPN en SGP, werd verworpen. De andere partijen hadden de tegenstand al opgegeven, omdat zij meenden dat aanneming van de motie een vlotte afwikkeling van de schaderegeling in de weg zou staan. Wat overbleef was de toezegging van minister Marijnen voor een mosselproef, een belofte welke ook werd ingelost. De onderzoekingen voor een kunstmatige verwaterplaats voor mosselen werden op Texel voortgezet. Er kwam in 1971 een interdepartementale werkgroep, een jaar later om gebouwd tot stuurgroep met ook vertegenwoordi gers van de provinciale besturen van Zeeland, Nóord-Holland en Friesland en het bedrijfsleven, die zal overleggen over de plaats van vestiging. Eind 1973 moet er een advies uitgebracht worden. Intussen is het 'gevechf over die plaats reeds in volle gang. Texel, Den Oever en Harlingen oefenen pressie uit om de kunstmatige verwaterplaats in de Waddenzee te krijgen. In Zeeland denkt men steeds meer aan de mogelijkheid om de mosselcultuur te behouden in een zoutcompartiment achter de Oos- terscheldedam. Intussen liet ir. Tienstro, directie visserijen van het ministerie van landbouw, in maart 1972 echter op een voorlichtingsbijeenkomst in Zierikzee al weten, dpar weinig heil in fe zien. Volgens hem wordt ten sterkste betwijfeld of op de lange duur hef water in Zeeland het gunstigst zal zijn voor het verwateren van mosselen. Dus toch naar het noorden? In september 1972 kwam Den Oever met een uitgewerkt plan om de verwater plaats aan. te leggen achter een overslagdijk in de Waddenzee, twee maanden later gevolad door Rei- merswaal met een plan voor een dergelijke installa tie achter de toekomstige OosferscheTdedam. Dit in de .plaats yart een niet haalbare oplossing om een pijpleiding vobr zeewater naar Yerseke aan te leggen. Kortgeleden kwam ook Texel met een eigen plan. Zou het ook nu een 'martelgang' van laren worden, voordat de definitieve beslissing valt? Ir: A. G. Maris, voorzitter. Deltacom missie, bij de opening van het labora torium: "Ik voel me het zwarte schaap" Dr. P. Korringa, rijksinstituut voor Vis serij-onderzoek bij dezelfde gelegen heid: "Ik kon heus niet zeggen tegen de Yersekenaren: Ga maar rustig sla pen, het komt wel in orde". Dertien, bij aanbieding van ropport- Haccoü aan de pers: "Ook bekwame mensen (prof. Tinbergen) kunnen zich vergissen. Maar thans, na dit rapport, kan niemand zich meer op onwetend heid beroepen". P. Verwijs, oesterkweker, Yerseke: "Ik blijf een belangstellend toeschouwer. Ik weet dat velen in Yerseke er zo over denken". Ged. Staten in brief aan minister Kort hals waarin snelle uitvoering oester proef V'eersegof wera' bepleit: "Wij kunnen niet aannemen, dat dit ver trouwen zal worden beschaamd". Dr. P. Korringa, n.a de voor de oester- cultuur rampzalige winter '62-'63: "De toekomst is zeer onzeker geworden". Minister Korthals (Verkeer en Water staat) en minister Marijnen (Landbouw en Visserij) in nota over niet doorgaan van oesterproef: "Het is voor ons ook een teleurstelling geweest in het des kundigenrapport de ondubbelzinnige uitspraak fe lezen, dat de omstandig heden hef plan' om in de Grevelingen een oesterteelt op te zetten, onmoge lijk maken". Burgemeester Willemsen, voorzitter Commissie van Dertien en werkgroep oester: '"t Is geen verrassing voor ons. Maor hel is wel Iriesl en tragisch. In principe is de oestercultuur ten dode opgeschreven". A. L. S. Lockefeer, voorzitter Zevibel: "Ik kan het (de nota) niet serieus ne men, hoeveel wijze technische woor den er ook mogen vallen. Ik hoop dat de tweede kamer flink op zijn poot zo/ spelen". Drs. A. C. Drinkwaard, bioloog bij het laboratorium te Wemeldinge: "Mon diaal gezien zal men van ons werk nog wel eens profijt trekken". Gedeputeerde M. J. van Poelje: "Diep geschokt door de treurige gang van zaken rond deze proef". C. F. van der Peijl, Statenlid: "Rege ringsbeleid van weinig werkelijkheids zin getuigend". Een oesterkweker op C.H.U.-vergade ring te Yerseke (onder luide instem ming): "Een oesterproef? Dat is goed geld naar kwaad geld gooien. Ge bruik dat liever om schadevergoeding uit te betalen". J. M. A. C. van Dongen in tweede kamer: De ene vraag na de andere en niets dan onzekerheden". Minister Korthals tof de tweede ka mer: "Het is geen gemakkelijke be slissing geweest. In dit opzicht moet men de regering niet verdenken van politiek, die niet geheel recht uit is. De regering heeft alles gepoogd"... Foto's: Tijdens haar bezoek in 1960 aan Zeeland bezocht koningin Juliana ook het laboratorium. Zij liet zich daar over de onderzoekingen voorlichten door de biologen Drinkwaard (rechts) en Vlos blom (links). Foto rechts: het laborato rium in de Stormezandpolder te Wemel dinge. (Archief PZC). Deltadiscussies komen op gang De dettadiscussies komen op gang in Zeeland, discussies over de vraag hoe Zeeland er zal uitzien na afsluiting van de zeegaten De eerste reacties komen uit de kringen van de oester- en mosselcultuur daar beseft men dat de afsluiting van de Oosterschelde het einde betekent - althans in Zeeland - van bloeiende bedrijven, voornamelijk in Yerseke gevestigd Ook de overheid is zich daarvan bewust: zij zoekt naar mogelijkheden om de schelp-en schaaldieren- cultuur te redden. Ziehier het thema dat in de debatten over het deltaplan steeds weer opnieuw zal worden ge hoord .Kan er geen mogelijkheid worden gevonden deze visserij te redden" De mensen van Yerseke vechten vertwijfeld ze vinden het antwoord van de overheid onvoldoende Voor hen is er maar één mogelijkheid: in ieder geval de Oosterschelde openlaten. VERPLAATSING CV LTV VA MOGELIJK T Ir. Marl» oan dt DeltacommUsi» i Jh ooëJ nui het swarte rchaap* PZC 16 december 1955 bijlage t.g.v. ingebruikneming 64-zijdige rotatiepers vrijdag 6 april 1973

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1973 | | pagina 50