11951
Streekplannen en gemeentelijke autonomie
Werkplaats Walcheren
In menig opzicht fungeerde Walcheren in de jaren né 1944-1945 als een werkplaats De
waterbouwkundigen probeerden er nieuwe methoden om di|kgaten te dichten en voor
het eerst werden er caissons op grote schaal gebruikt Daarmee werd de basis gelegd
voor grote proiecten die later zouden komen Braakman-inpoldering, afsluiting zee
gaten De herverkaveling van het eiland gaf mogelijkheden voor cultuurtechnisch werk
in grote stijl en ook daarvan is in latere jaren geprofiteerd In 1951 wordt Walcheren een
soort .laboratorium" voor planologisch werk het streekplan Walcheren komt tot stand.
Allerlei elementen van het herstefen de vernieuwing van na 1945 zi|n in deze .werk
plaats Walcheren" uitgeprobeerd. Vaak met uitstekende resultaten.
r.rnrpinrrrtDt* sloecsh EEN BRlJC.
Streekplan Walcheren door
Zeeuwse Staten goedgekeurd
Voorlopige oplossing voor probleem
van Dishoek's bestemming gevonden
PZC 15 november 1951.
SC,
6 februari
De PZEM maakt een begin
met de koppeling van de
Zeeuwse en Brabantse
elektriciteitsnetten
15 februari
Ingebruikname van het
Jeugdcentrum Walcheren te
Domburg. Het nieuwe
jeugdcentrum wordt beheerd
door de Stichting Nieuw
Walcheren en de Neder
landse Jeugdherberg Centrale
23 mei
Opening van een 1200
vierkante meter groot
veilingsgebouw te Terneuzen
van de Coöperatieve Vruch
ten-veiling Zeeuwsch-
Vlaanderen GA
13 juni
Voor het eerst sinds elf jaar
wordt de vlag op de
lange Jan gehesen. De
afwerking van ae spits kan
beginnen
14 augustus
Jhr mr A. F. C. De Casembroot
onthult de eerste nieuwe
,ANWB-wegwijzer voor
herverkaveld Walcheren
14 november
Provinciale staten keuren
het streekplan Walcheren
goed
Illustraties: Wat et gebeurt als
de overheid geen streekplannen
en bestemmingsplannen vast
stelt tekent zich af langs de
Noordweg bij Sint Laurens (bo
ven). Reecis in het eerste streek
plan Walcheren was de aanleg
van het vliegveld midden-Zee
land voorzien (linksonder). Wat
niet meer kon worden voorzien
was het vestigen van indu
strieën in binnensteden, zoals
Boddaert in Middelburg (rechts
onder).
deze dienst, maar hebben ook ambtenaren van de pro
vinciale en rijkswaterstaat, van volkshuisvesting en bouw
nijverheid en van landbouw zitting. Deze commissie even
wel beoordeelt slechts, de beslissing is weer aan Gede
puteerden. Laten de gemeenten de onjuiste voorstelling
over een bevoogding door de PPD nu toch eindelijk eens
schieten!"
Bevoogding, ook toen al was men er beducht voor.
En toch gingen de planologen in de eerste periode na
de tweede wereldoorlog, aldus ir. De Vink, niet verder
dan het doortrekken van ontwikkelingen. In het eerder
aangehaalde artikel in het 'Zeeuws Tijdschrift' schrijft
ir De Vink: „Wat vorm en inhoud van deze eerste plan
nen betreft is er natuurlijk een groot verschil met de
huidige streekplannen, die thans onder vigeur van de
nieuwe wet op ruimtelijke ordening tot stand komen.
Toch waren ook toen deze eerste plannen evenals nu,
ontwikkelingsplannen. Alleen de basis voor de verwach
te ontwikkeling was duidelijk anders. De trendmatige
groei van de bevolking en van de bestaansbronnen
werd becijferd uit de gegevens van het verleden en deze
rooilijnen werden vrijwel rechtlijnig naar de toekomst
oorgetrokken. Enige ombuiging op grond van de visie
van de ontwerpers kwam natuurlijk wel voor, maar was
toch niet essentieel."
Het woordje 'visie' is duidelijk een belangrijker rol
gaan spelen in de planologie. Een visie gebaseerd op
een steeds uitgebreider onderzoek, dat nagenoeg alle
facetten van het leefpatroon van de mens moet omvat
ten. Het gaat om werken, wonen, creëren, kortom om
leven met een grote groep mensen binnen een bepaald
gebied met specifieke mogelijkheden en beperkingen.
Een streekplan is een ontwikkelingsplan. Het geeft
thans de visie op de ontwikkeling van een gebied op
een bepaald moment. Steeds weer blijkt, dat de voor
ziene ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De
langdurige periode voorafgaand aan het vaststellen
van een streekplan kan tot gevolg hebben, dat het op
de dag van vaststelling op (belangrijke) onderdelen al
is achterhaald door de feiten. Er vindt thans een ac
centverschuiving plaats van de streekplannen naar de
structuurschetsen. Bij nieuwe streekplannen worden
structuurschetsen in de toelichting opgenomen. In de
structuurschetsen wordt een visie weergegeven voor een
veel langere periode dan de tienjarige levensduur van
een streekplan.
Zo kan het streekplan de overzienbare ontwikkeling
weergeven, terwijl structuurschetsen veel globaler van
aard kunnen en moeten blijven, omdat ze als het ware
de filosofie weergeven, waarvan een streekplan het re
sultaat is.
ren tegen het - herziene - ontwerp-streekplan Walcheren
koesterden. De verslaggever heeft zich kennelijk geërgerd
aan de duur van de debatten: „Aanvankelijk zag het er
naar uit, dat de-debatten rond dit voorstel kort en zake
lijk zouden zijn, maar het bleek, dat een aantal staten
leden zelfs aan twee spreektermijnen niet voldoende
hadden en tot in derde instantie, alsook bij de artikels-
gewijze behandeling, allerlei zaken in den brede bespra
ken. Zonder dat overigens één nieuw gezichtspunt naar
voren kwam. Zodat tenslotte na al deze moeizame debat
ten het voorstel van Gedeputeerden zonder één wijziging,
werd aanvaard".
De toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, de heer
L. P. van Oorschot, sprak zich zonder meer uit als voor
stander van het streekplan; „Het is een ordeningsplan.
Welnu, ik ben vóór ordening!"
De meest orincipiële tegenstander" was SGP-fractie-
voorzitter D. Kodde, die vond, dat het plan te veel in
details trad en dat de gemeentelijke autonomie bij dit
streekplan was verdwenen: „En die autonomie is mij zeer
dierbaar".
Net als de heer Kodde vond ook CHU-woordvoerder
A. H. S. Stemerding, dat gs verder hadden moeten gaan
in hef vereenvoudigen van het plan: „De Kroon neeft
daartoe de weg gewezen. Maar nu het college niet ver
der is gegaan, moeten we er maar in berusten, al is het
contre-coeur".
Ook al in 1957 bleek er al sprake van een zekere po
larisatie, getuige de opmerkingen van VVD-sfatenlid mr
J. F. G. Schlingemann aan het adres van de heer Van
Oorschot. De door de verslaggever als 'vinnig' gekwa
lificeerde opmerkingen luidden: „De heer Van Oorschot
is voor ordening. Maar zo zwart-wit wil ik het niet stellen.
Elke ordening, die niet noodzakelijk is, moet achterwege
blijven. Hei regelen moet middel blijven en mag géén
doel zijn. Ik heb weieens de indruk dat de heer Van Oor
schot op de ordening-zelf verliefd is..".
Toch bleek niet de VVD, maar de SGP het felst tegen
het streekplan gekant. Tijdens de replieken ging de heer
Van Oorschot fel in op de 'ordeningsopvaftinqen' van de
heer Kodde. Daarbij sprak de heer Van Oorschot zelfs
over 'een achterlijke groep'. De SGP stemde tegen het
streekplan.
ARP-statenlid P. Meliefste had in eerste instantie ge
sproken over de 'bevoogding door de planologische
dienst'. Gedeputeerde ir G. P. M. Dikötfer bestreed die
opvatting: „De PPD is een provinciale dienst en de amb
tenaren doen hun werk in dienst van het college van Ge
deputeerden, dat de verantwoordelijkheid draagt. Het
college maakt het beleid uit, niet de PPD. In de commis
sie-uitbreidingsplannen zit niet alleen de directeur van
Planologie.-
ruimteplanning, leer van de beginselen waarnaar de
bestemming en het gebruik van de bodem dienen te ge
schieden; stedebouw.
Dat zegt de Van Dale over planologie.
Bijna net zo korf en bondig als de zinsnede uit de uit
voeringsbeschikking, waarbij de provinciale planologische
diensten werden opgericht. Een beschikking, die op 8 juli
1942 in werking trad.
Artikel 5 luidde:
„Ten behoeve van de ruimtelijke ordening binnen het
gebied der provincie en ter behoeve van de coördinatie
van de planologische maatregelen binnen dit gebied
wordt een provinciale planologische dienst ingesteld".
Hel staat er wel mooi. Maar de pas opgerichte PPD
had geen enkele invloed op het verloop van de tweede
wereldoorlog. En toch zou aie in belangrijke mate bepa
lend zijn voor „de bestemming en het gebruik van de
bodem Oorlogshandelingen bleken planologische maat
regelen. En de neren van de PPD konden in hun Middel
burgse kelders niet anders dan gissen naar de resultaten
van bombardementen en andere militaire acties, die
nodig waren voor de bevrijding van dit gebied.
Planologie moest na de bevrijding wel in het teken
staan van wat 'wederopbouw' werd genoemd. PPD-direc-
teur ir. M. de Vink schrijft in het 'Zeeuws Tijdschrift', dat
eind 1968 geheel was gewijd aan het 25-jarig bestaan
van de PPD: „Daarbij stonden twee dingen voorop: de
herbouw zou, zo mogelijk, een efficiënter, doelmatiger
en een mooier resultaat te zien moeten geven dan de
oude situatie; en in de tweede plaats moest geijverd
worden voor het behoud, het conserveren, van waarde
volle zaken. De planologie, of '-eter de planologische
dienst had hierbij eigenlijk nog geen duidelijk vastge
stelde plaats. Het was nog steeds het zoeken en tasten
en vooral het doen wat je hand te doen vond, dat be
palend was voor de werkzaamheden van de dienst".
Uit de bijdrage van ir De Vink in het speciale nummer
van het 'Zeeuws Tijdschrift' blijkt, dat de herstel- en her-
bouwwerkzaamheden aanvankelijk niet als planologische
werkzaamheden werden beschouwd. De heer De Vink
schrijft namelijk over het 'veld winnende begrip' daarom
trent. Begrip, dat herstel en herbouw moest passen in een
ruim planologische kader. Het droeg er in ieder geval
toe bij, dat de PPD een eigen plaats kreeg in hel overleg
dal bij al deze zaken noodzakelijk was. Overleg om
'moderne' opvattingen over bijvoorbeeld kortbebouwing
naar voren te brengen.
Een belangrijk onderdeel van de taak van de PPD
vormde het voorbereiden van streekplannen. Uitbreidings
plannen moeten binnen de door streekplannen vastge
stelde grenzen blijven. Gedeputeerde staten moeten
uitbreidingsplannen goedkeuren, daarbij geadviseerd
door de PPD. Dezelfde dienst, die de streekplannen voor-
bereidt.
De heren bestuurders waren er niet wild van. Met name
van de kant van de gemeenten kwam er nogal wat verzet
tegen het verschijnsel 'streekplan'. En uitgerekend in Zee
land kwam het eerste Nederlandse streekplan ter wereld.
En hoewel het streekplan Walcheren naar huidige maat
staven gerekend niet bijster ingrijpend was, bleek er fel
verzet tegen dit 'dirigisme'. De autonomie van de ge
meenten werd door een streekplan aangetast, zeiden de
gemeenten. De macht van de technocraten tastte andere
belangen aan. Dat liet de Kamer van Koophandel voor
de Zeeuwse eilanden weten, in een request tegen het ont
werp-streekplan: „Bij de zakelijke beschrijving en de bij
behorende tekeningen van de plannen kan de Kamer van
Koophandel zich niet aan de indruk onttrekken dat men
terwille van de onverbiddelijke doorvoering van een
eenmaal gerijpt plan, andere belangen aantast op een
wijze die een ernstig woord van waarschuwing noodza
kelijk maakt".
Het eerste streekplan was in eerste ontwerp weliswaar
niet bijzonder ingrijpend, maar wel uiterst gedetailleerd.
Zo was daarin bepaald, dat de terreinen bij zomerwo
ningen 'bos moesten zijn. Gedeputeerde staten wijzigden
dit naar aanleiding van een desbetreffend bezwaar
schrift: het mocht ook 'park of tuin' worden.
Wat gs wel handhaafden was het aangeven van op
pervlaktenormen en afstandmaten en dergelijke in die
gebieden, waar de kwetsbaarheid van het landschaps-
schoon, dan wel de bijzondere aard der bebouwing zulks
wettigen. Het college achtte dit een streekbelang, „dat
zeker in het streekplan dient te worden geregeld".
De zogenaamde Vaste Commissie van de PPD had kort
tevoren de in totaal 106 ingediende bezwaarschriften
onderzocht.
Dat gebeurde in september 1951. Het zou tot 14 febru
ari 1959 duren voor het officieel koninklijk werd goed
gekeurd. Nadat provinciale staten het streekplan Wal
cheren op 14 november 1951 vaststelden, kwam op 9 juni
1955 het koninklijk besluit, waarbij het werd goedgekeurd.
Omdat de kroon het met enkele onderdelen niet eens
was, moest het plan worden gewijzigd. Provinciale staten
stelden het gewijzigde streekplan op 15 juli 1957 vast,
waarna op 14 februari 1959 de definitieve koninklijke
goedkeuring volgde.
Alles gebeurde met de uiterste zorgvuldigheid. Het was
tenslotte het eerste streekplan in Nederland.
Uit de PZC van 16 juli 1957 blijkt, dat een groot aantal
leden van provinciale staten nog steeds ernstige bezwa
provinciale
zeeuwse
courant
bijlage t.g.v. ingebruikneming
64-zijdige rotatiepers
vrijdag 6 april 1973