ia m m
1972
IN
ZEE
LAND
EEN RUMOERIG JAARTJE
„Waterkwaliteit Oosterschelde van essentieel belang
Zeeland moet in het onderwijs op zijn tellen passen"
„Fase van consolidatie in industrie lijkt me nuttig"
„De VMZ heeft nu wel een gevestigde positie gekregen
„Verwachtingen nieuwe wieier jaar niet te hoog stellen
„Grote plannen om het Zeeuwse record te breken"
Het was een
rumoerig jaartje,
1972 in Zeeland.
Inde
politiek, in
het
bedrijfsleven,
bij de
actiegroepen,
in de sport,
in het
onderwijs.
Ja, waar
eigenlijk niet?
Er is veel
heen- en
weer-gepraat.
Er waren
veel vragen
en iets
minder
antwoorden.
Soms werd
hier en
daar hard
op de
moeilijkheden
en problemen
ingehakt.
Dat gaf
uiteraard
reacties.
We hoeven
maar een
paar trefwoorden
te noemen:
Baalhoekkanaal,
Oosterschelde,
winkelcentrum
Lammerenburg,
ziekenhuiskwesties,
ruilverkaveling
'De Poel',
streekplan
Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen,
kerncentrale
Borssele,
afvalwaterleiding
Waarde.
Terugkijken is
fragmenten zien.
Op deze pagina
hebben we zes
mensen achter
deze opvallende
fragmenten-uit
Zeeland-van-1972
aan het woord
gelaten.
Ze luchten
hun hart,
laten los
wat hen heeft
gehinderd
en doen
een wens voor
het nieuwe jaar.
Onze gasten
op het
overstapje
van 1972
naar 1973
komen
achtereenvolgens
uit de
sectoren
van de visserij,
het onderwijs,
de industrie,
de
milieubeschermende
organisatie
en de sport.
KEES VAN DER MAAS
EN
THEO RICHEL (sport)
P. K. M. VERWIJS,
YERSEKE:
YERSEKE „Rijkswaterstaat heeft ons destijds in de kaart
gespeeld door de Volkerakdam aan te leggen. De Ooster
schelde ls daardoor een gebied geworden met een unieke
waterkwaliteit. Ik houd er rekening mee dat Zeeland over
een paar jaar opnieuw een best en uitstekend produktlege-
bied van oesters zal worden, met een produktle die dan
waarschijnlijk nog hoger ligt dan vóór die beruchte winter
van 1962/B3.". Oester- en mosselexporteur P. K. M. Verwijs
(48) uit Ycrseke wil tussen de topbedrtjvlgheid rondom de
feestdagen aan het eind van december wel even kwijt dat
Zeeland op de oestermarkt echt niet uitgeteld is, zoals nog
wel eens wordt verondersteld.
Hij heeft er een jaar ijveren voor een open Oosterschelde
opzitten. Een jaar waarin veel overhoop is gehaald; een jaar,
waarin veel actie is gevoerd; een jaar, waarin ook hijzelf bij
herhaling het belang van de Zeeuwse schelpdierencultures
naar voren heeft geschoven.
Kort geleden is het gemeentebestuur van Reimerswaal voor
de dag gekomen met een plan om de mogelijkheden te laten
onderzoeken van de aanleg van een kunstmatige verwater
plaats voor mosselen onmiddellijk achter een Oosterschelde-
dam. Er werd bij die gelegenheid gesteld dat het bedrijfsleven
zich achter het voornemen had gesteld.
IVat zijn de verwachtingen van de heer Venvijs?
Hij zegt: „Kijk, ik blijf huiverig tegenover zo'n kunstmatige
verwaterplaats staan, wanneer die zou worden aangelegd
tonder dat waterstaat een goede kwaliteit van het water
rlaarln zou garanderen.
Die waterkwaliteit is namelijk van essentieeel belang!
En het initiatief van het gemeentebestuur?
Verwijs: „Ik benijd het gemeentebestuur van Reimerswaal
niet. Ik neem de hoed af voor de manier, waarop zij de
taken aanpakken. Men zit er met het geweldige probleem
van de gemeenschapsschade. Ik zou de laatste zijn om niet
Wat heeft de heer Verwijs in 1972 het meest dwars gezeten?
Hij zegt: „Dat de roep om een nieuwe studie naar alternatie
ve mogelijkheden voor de afsluiting van de Oosterschelde op
zoveel tegenstand is gestuit. Die tegenstand is geboren in de
vaste commissie voor verkeer en waterstaat in de tweede
kamer, waar eigenlijk één deskundige de dienst uitmaakt en
dat is ir. Van Rossum. Hij heeft daar veel invloed. Hij is
daar verbluffend gesteund door de kamerleden van de
politieke partijen die de regeringscombinatie vormen en dus
één lijn trokken".
En zijn Oosterschelde-verwachtingen voor 1973?
Verwijs: „Dat daarin verandering komt. En dat ten minste
iedereen die In deze kwestie iets te zeggen heeft alle stukken
met betrekking tot deze belangrijke zaak wil doornemen,
alvorens zich een oordeel te vormen".
DR. A. SCHAPER,
RECTOR GOES: w
GOES „Ik besef dat het wel een wensdroom zal zijn,
maar als we nu in 1973 In ieder geval eens een begin zouden
kunnen maken met de samenstelling van een voor Zeeland
zeer gevarieerd en tegelijk ln al zijn onderdelen samenhan
gend pakket van onderwijsvoorzieningen. Om dat doel te
bereiken zou eigenlijk zoiets als een Zeeuwse onderwijsraad
nodig zijn, gedragen door grote groeperingen". Dr. A. Scha
per (48), rector van het Goese lyceum en groot voorstander
van samenwerking in het onderwijs in alle mogelijke richtin
gen, is nuchter genoeg om meteen te erkennen, dat het in de
praktijk erg moeilijk is om al die groeperingen rond de tafel
te krijgen. Daar komt dan nog bij dat de werkelijkheid-van-
de-dag in het onderwijs in Zeeland juist omgekeerd evenre
dig is aan wat hij een hoogst noodzakelijke ontwikkeling
ziet.
Met een zucht stelt dr. Schaper vast: „We worden als we
niet uitkijken in Zeeland nog steeds verder ontdaan van
allerlei onderwijsvoorzieningen. De lerarenopleidingen zijn nu
gecentraliseerd in Rotterdam en Tilburg met alle problemen
voor de deelnemers eraan. Beroepsopleidingen lopen gevaar
of kunnen op het nippertje worden gered. We moeten op
onze tellen passen. Juist omdat Zeeland zo geïsoleerd ligt,
kampen we met allerlei structurele onderwijsproblemen. Ën
als er ergens sterk moet worden samengewerkt, gecoördi
neerd. dan juist hier. Ik ben het eens met iedereen die
vaststelt dat bijvoorbeeld het provinciaal bestuur daarbij
stimulerend kan werken".
Vraag dr. Schaper wat hij van het huidige onderwijsbeleid in
Nederland vindt en hij zal u zeggen: „Er is eigenlijk
helemaal geen onderwijsbeleid geproduceerd. Om te beginnen
is er geen geld beschikbaar en wat wil je dan in een 'tak van
bedrijf' waar je voor 80% met loonkosten moet werken?
Bovendien ontbreekt elke vorm van lange of middellange
termijnplanning. Het is allemaal een hele kortzichtige ge
schiedenis. Een kwestie van begrotingsgaten stoppen. En dat
wreekt zich. Onderwijsvernieuwing wordt met de mond
beleden, maar in de praktijk kom je er niet aan toe".
Of hij een nuttige wenk heeft?
Dr. Schaper: „De verzuiling van het onderwijs zou een punt
zijn, waar met geweldige sommen tegelijk geld bespaard zou
kunnen worden. Maar die verzuiling is een heilige koe. Daar
mag je niet aankomen. Het idee van een samenwerkings
school, zoals staatssecretaris Schelfhout dat propageert,
spreekt me aan. Je zou op dat principe voortbouwend de
veelsoortigheid van het onderwijs in een regio kunnen
bevorderen en de opsplitsingen zouden ermee worden voor
komen.
Wat hij als het urgentste belang op korte termijn ziet?
Dr. Schaper: „De integratie van het basis, en kleuteronder
wijs. En dan zou er ook een betere aansluiting tussen dat
basisonderwijs en het vervolgonderwijs moeten komen. Het
belangrijkste bij dat alles is dat er een leerplan wordt
ingevoerd. Dat zou een heleboel onbevredigende situaties bij
ie toelating van leerlingen vermijden".
IR. H. FRIEDRICH,
VLISSINGEN:
VLISSINGEN „Ondanks de polarisatie zal men In Zeeland
pas na een afstand van enige jaren begrijpen welke positieve
structuurverandering er door de industrialisatie Is tot stand
gekomen. Er is tegenstand tegen de Industrie ontstaan. Maar
niet alleen de tegenstanders hebben nagedacht. Ook de
Industrie heeft nagedacht. En ik dacht dat we toch wel
kunnen vaststellen dat In Zeeland niet is gebeurd wat in
Rijnmond is gebeurd". Ir. H. Friedrich (65), directeur van
Hoechst-Holland NV, viert voor de laatste keer jaarwisse
ling in Vlissingen. Op 30 maart neemt hij afscheid van
Nederland en van het concern, waaraan Iiij zo lang was
verbonden om daarna te verhulzen naar zijn woning in
Kelckheim bij Frankfurt (M).
Ruim zes jaar geleden kwam de heer Friedrich als aanvoer
der van de eerste ploeg kwartiermakers van Farbwerke
Hoechst naar Vlissingen. Hij heeft er de bouw van het
bedrijf in het Sloegebied geleid en heeft er de periode
meegemaakt, waarin de nieuwe industrieën zoals hij dat
zelf omschrijft „veranderden van weldoeners in boosdoe
ners". Het was de tijd waarin het milieubewustzijn ontwaak
te cn waarin de politieke* tegenstellingen zich verscherpte.»..
Ir. Friedrich: „De politiek in Holland gaat mij niet aan.
Toch heb ik er zo mijn gedachten over. Evenals over de
politieke ontwikkelingen in Duitsland". En in het algemeen
wil hij dan toch wel laten weten dat de polarisatie op
allerlei gebied tot een van zijn grootste zorgen behoort.
Ook na vijf jaar bezig zijn in Vlissingen is de directeur van
Hoechst-Holland NV er nog steeds van overtuigd dat de
beslissing om het bedrijf aan de Westerschelde destijds een
juiste is geweest. Al heeft hij dan intern in het concern wel
eens moeten aanhoren dat de Nederlanders langzamerhand
als 'moeilijk' werden versleten.
Friedrich: „Misschien heeft dat mede veroorzaakt dat wij
niet nog verder zijn uitgebreid. We hebben nu 900 man per
soneel, een derde (40 ha) van het terrein dat we in eigendom
hebben, is bezet. Er is nu een fase van consolidatie aan dv
gang. Ik dacht dat zoiets wel goed is. Voor de mensen, die
bij ons werken en voor de mensen, die aan ons moeten
wennen. Mijn hoop is dat we in zo'n fase van consolidatie
met elkaar voorstanders en tegenstanders proberen om
een basis te vinden, waarop de produktie kan worden
uitgeoefend. En daarbij denk ik dan bijvoorbeeld ook aan de
hele kwestie van de waterzuivering".
Friedrich: „Voornamelijk in die van de synthetische produk-
ten: vezels, kunststoffen, farmaceutica. Met belangstelling
neb ik vernomen dat Nederland nu eindelijk de belastingwet
geving voor de gehuwde werkende vrouw wat wil gaan
versoepelen. Dat is interessant, want de produkties, die ik
zojuist opnoem, zijn typisch voor v
J. M. BANNINK,
VLISSINGEN:
VLISSINGEN „In het begin kregen we nogal eens te
horen: daar heb je die schenenschoppers weer! Nu ls er af en
toe uit eigen kring het verwijt: zorg dat je niet ingekapseld
raakt, dat ze je niet tot het establishment gaan rekenen".
Drie jaar nadat de Vereniging Milieuhygiëne Zeeland voort
kwam uit een actiecomité wil voorzitter J. M. Bannink (47)
te Vlissingen graag even vaststellen dat de VMZ in ieder
geval (wat je zou kunnen noemen) een gevestigde positie
heeft gekregen. Met 2400 leden, een hele provincie als
werkgebied en een groot aantal vrijwillige deskundigen op uit
eenlopende terreinen heeft de vereniging zo langzamerhand
haar eigen invloed, waarmee intussen ook rekening wordt
gehouden.
,,Als het nou niet zo was, zou de zaak natuurlijk al in elkaar
zijn gezakt", is de conclusie die de heer Bannink wei durft te
trekken. „In het begin hebben we ons voornamelijk op de
industrialisatie gericht, op de vergunningenprocedures. We
hebben de stellige indruk dat er méér eisen aan de bedrijven
zijn gesteld en dat dat het geval zou zijn geweest zonder ons
optreden. En wat ik eigenlijk nog belangrijker vind: we
hebben bij herhaling naar voren gebracht dat ieder die
ergens iets wil gaan doen, de plicht heeft om de burgers in
een zo vroeg mogelijk stadium van zijn voornemens in te
lichten. Vandaar ons ageren tegen te late informatie, tegen te
korte termijnen waarbinnen bezwaarschriften kunnen wor
den ingediend, tegen in een vreemde taal ter visie gelegde
stukken.
Gaat de VMZ langzamerhand over tot een andere vorm van
actie-voeren dan in de beginperiode?
Bannink: ,,We hebben natuurlijk enige ervaring gekregen. We
hebben veel informatie en we kunnen nu veel sneller en
effectiever reageren dan in het begin. Toch zullen we af en
toe op gerichte doelen hard moeten inhaken, Tenslotte is het
zo, dat je bepaalde nadrukkelijke stappen moet blijven doen
als je meent dat je gelijk hebt".
Het komt nogal eens voor dat de VMZ te maken heeft met
problemen, die hun oorzaak over de Belgische grens hebben?
Bannink: „We hebben contacten in Gent en Sint-Niklaas.
Maar daar heeft men in veel gevallen maar een gedeeltelijk
zicht op de problematiek. Eigenlijk zou je meer in groter
verband moeten werken. Maar dat mag natuurlijk nooit ten
koste gaan van de eigen zaken."
Hoe liggen de relaties van de VMZ met andere organisaties
op het gebied van natuur en milieu?
Bannink: „We spelen op heel wat terreinen mee. Landelijk en
provinciaal. Het is beslist niet onze bedoeling om bijvoor
beeld onder de duiven te gaan schieten van de landschapsbe
schermers. Maar het is wel belangrijk dat je zoveel mogelijk
van elkaar afweet".
Waar ligt voor de VMZ in de komende tijd het zwaartepunt?
Bannink: „Op de overtuiging dat we in Nederland nu
langzamerhand eens door de praatstadia heen moeten komen
en dat er een krachtige aanpak nodig is om in de praktijk
gerealiseerd te krijgen wat in wetten op bijvoorbeeld de
bestrijding van water- en luchtverontreiniging is vastgelegd".
JO DE R00,
GOES:
GOES Jo de Roo, tot voor vier jaar, Zeelands meest
bekende profrenner, winnaar van vele klassiekers, getrouwd
en vader van twee kinderen Nicole van tien en Jacobine
van 5 drijft tegenwoordig twee kunstnijverheidszaken
In Goes, maar ls ondanks dat alles de wielersport niet
vergeten.
Wat zijn voor Jo de Roo de verwachtingen voor het
komende wielerjaar. Jo de Roo: „We hebben een mooi stel
amateurs. Ik ben echter wel bang dat de verwachtingen een
beetje te hoog zijn. De jongens moeten het maar rustigaan
doen en het gewoon proberen". Hij is er van overtuigd dat
er veel wielertalent in Zeeland zit. „Maar", voegt hij daar
onmiddellijk aan toe, „Ze moeten eens uit de verf komen".
Hij wil wat dat betreft geen onderscheid maken ussen prof-
s en amateurs.
Jo de Roo: „Er is alleen een categorie verschil. Als je de
mentaliteit hebt om de top te bereiken moet je van die
amateurstatus af en moet je prof worden. Het eist zoveel
tijd, inspanning en geld dat je die top alleen maar kan
bereiken als je prof wordt".
Hoe liggen volgens Jo de Roo de kansen voor de Zeeuwse
toprenners.
Kees Priem: „Dat is een goede wielrenner. Ik heb een keer
tegen hem gezgd, en dat is al meer dan twee jaar geleden,
dat hij prof moet worden. Nu zal hij dat na Olympia's toer
wel doen verwacht ik. Dat zal hem niet meevallen. Hij moet
het nu eigenlijk al zijn. Maar het lijkt me moeilijk. Hij zal
moeten tonen wie hij is. Hij kan niet zomaar even komen
kijken".
Kees Bal: „Die jongen draait goed. We moeten direct niet te
veel van hem verwachten. Hij moet nu eerst een jaar proef
draaien als prof. Vooral in de voorjaarsklassiekers is hij
sterk. Meer dan een keer bij de eerste tien verwacht ik hem
niet en alles wat hij beter doet is meegenomen".
Toine van de Bunder: „Hij kan wel een goed seizoen maken
maar ik heb gehoord dat hij geen prof wil worden. Als hij
hoger kan en hij doet het niet dan schrijf ik hem af".
VVJm de Waal: „Ik weet niet hoe oud hij ls maar hij zou er
ivel over moeten denken om prof te worden. Maar het is zo
dat als Je de mentaliteit niet hebt dan lukt het niet".
Voor Jo de Roo was 1972 een goed wielerjaar. Jo de Roo:
„Als kleine provincie tellen we internationaal ook goed mee,
we behoren bij de besten".
Hoewel Jo de Roo de sport nog wel volgt is hij niet of
nauwelijks meer actief. Jo de Roo: „Om nog een beetje
conditie te houden fiets ik af en toe nog wel".
„Eigenlijk is het fout zo weinig te bewegen en daarom zou
hij het nieuwe jaar in willen gaan met een: „Doe meer aan
sport".
PIET VONCK,
HULST:
HULST Piet Vonck, Zeeuws topatleet, winnaar van vele
belangrijke wedstrijdlopen is ook monteur bij een garage in
Hulst maar kijkt voortdurend uit naar een baantje waarbij
hij wat meer tijd kan spenderen aan training. Piet Vonck:
„Je zou eigenlijk bij de sporthal moeten kunnen werken. Als
je dan 's middags vrij hebt kan je de 250 km training, die
echt wel noodzakelijk zijn, vol maken. Ik train nu 150 km.
per week".
Wat zijn voor Piet Vonok de verwachtingen voor 1973.
Piet Vonck: Die zijn goed. Ik moet toch zeker bij de eerste
acht in de landencross in Waregem (B) kunnen eindigen.
Voor de Nederlandse kampioenschappen mik op een plaats
bij de eerste drie. Ik heb Heico Scharne geklopt en die was
vorig jaar derde". Piet Vonck doet niet mee met de Zeeuwse
competitie, hij is bang dat er dan teveel wedstrijden zijn.
Wel heeft hij grote plannen om het Zeeuwse record en het
tien mijl record te breken. Hij is van plan om twee jaar
door te gaan met het normale wedstrijdiopén maar daarna
werpt hij zich op de training voor d# Marathon op de
Olympische Spelen.
De prestaties van de andere Zeeuwse atleten zoals Kees van
Dalen en Sjaak Boekhout zijn hem het afgelopen seizoen een
beetje tegengevallen. Piet Vonck: „Ik had er een beetje meer
van verwacht. Dat Kees van Dalen in dienst zit is geen
excuus. Volgens mij krijgt hij een verkeerde training. Ik
verwacht wel dat Sjaak Boekhout en Kees van Dalen
volgend jaar een beter seizoen zullen hebben. Op de 1500
meter kan ik ook wel wat tegenstand van ze verwachten".
Piet Vonck heeft hoge verwachtingen voor Jos Schoute die
hij zelft traint. Piet Vonck: „Die moet naar de Europese
kampioenschappen. De vijf km. staat nu op 14.45. Hij heeft
al 14.48 gelopen.
Piet Vonck voorspelt dat er in de atletiek meer prof sporters
zullen komen- Piet Vonck: „Er zal een scheiding komen
tussen profsport en amateurs. Het is alleen jammer, en dat
zie je ook bij de profschaatsers, dat de top zo klein is. Als
je steeds dezelfde mensen ziet vermindert de belangstelling.
Zeeland heeft een goed jaar achter de rug wat betreft de
atletiek. Volgens Piet Vonck kunnen we ons best meten met
andere provincies. Vooral omdat elders de accommodaties
veel beter zijn. Hij zelf is niet helemaal tevreden over het
afgelopen jaar. Piet Vonck: „Ik heb niet 100 pet. gedraaid. Ik
heb een paar blessures opgelopen. Dan moet je wachten en
dan kom je niet aan de tijd die wil bereiken. Ik wil volgend
jaar de 5 km. in 14, en de 10 km. in 29 minuten kunnen
lopen.