'FALSTAFF', EEN PAREL
VAN EEN OPERA
L. P. I. Braat „Hoe wijd een nest'3
DE GLOED VAN
BERLIOZ EN GIULINI
DE VASTENBRIEF
VAN SOLZJENITSYN
EN HAAR NASLEEP
HET OMGEKEERDE EFFECT
14
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
f
ZATERDAG 8 JULI ]A
VAN EN VOOR DE DRAAITAFEL
VERDl
Verdi's opera 'Falstaff' sierde eind vorige maand
het programma van het Holland Festival en dat
was voor Decca aanleiding haar plaatproduktie
van dit uit 1964 opnieuw onder de aandacht te
brengen. 'Falstaff' is een parel van een opera, een
sieraad dat Verdi de operawereld ten geschenke
gaf, toen hij tachtig was. Een lyrische komedie,
waarin Verdi's muziek die van Mozart raakt.
'Falstaff' hoort tot, de meest verrukkelijke komedies die
op muziek zijn gezet en verdient in de operaliteratuur
voor ons althans in ieder geval een plaats in de top
tien. Musicologen noemen 'Falstaff' Verdi's geniaalste
partituur en het is eigenlijk ook zijn opmerkelijkste: zijn
enige opera, waarin moord noch doodslag voorkomt en
één van z'n weinige opera's, waarvan het libretto hoog
literair gehalte heeft, tekstschrijver Boito baseerde het op
Shakespeares 'Vrolijke vrouwtjes van Windsor' en 'Hen
drik IV.'
Toen de librettist hem het tekstboek voor 'Falstaff' liet
zien, zei Verdi: „Hebt ge, mijn waarde Boito, wel aan het
enorme aantal mijner jaren gedacht?" En later schreef
hij in een brief aan een vriend: „De muziek voor dit
werk, componeer ik voor mijn plezier, zonder vast plan,
zelfs zonder de zekerheid dat ik het zal voltooien." Maar
dat gebeurde wel en 'Falstaff' reikt de ene kant naar
Mozart en aan de andere kant naar Wagner. Mozart:
Verdi's muziek doet even doorzichtig en sprankelend aan
als die van de componist van "Figaro' en "Don Giovanni.'
Wagner: „in "Falstaff' is het orkest niet langer begeleider
van de zang zoals in de meeste Verdi-opera's maar een
gelijkwaardige partner in het geheel. Alleen: Wagner
filosofeerde in muziek en het orkest van Verdi bruist van
een soort 'lichtgevende-dramatiek.' die men ook in 'Die
Meistersinger' tevergeefs zal zoeken; dus toch meer
Mozart dan Wagner.
met één formidabele uitschieter: de Falstaff van bariton
Geraint Evans. Zijn vertolking van de dikke, verliefde,
cynische, kinderlijke, geschokte ridder is zo beeldend, dat
de luisteraar het toneelbeeld bijna niet meer mist. Een
kolossale prestatie.
MUZIKALE GRAPPEN
WERVELEND
"Falstaff is een opera vol actie, het verhaal van de dikke
ridder, die meer- nog dan op lekker eten en drinken belust
is op vrouwen en hun beurzen ook al beperkt het
geweld zich tot het in de Theems werpen van Falstaff in
een mand met wasgoed, door drie vrouwen. De plaat
biedt een aardige compensatie voor de afwezigheid van
het beeld in het operahuis: men kan zich onder meer
concentreren op het enorme aantal muzikale grappen, dat
Verdi in de partituur stopte, "Falstaff* is wat dat aangaat
een meesterlijk onderwerp voor een lesje 'humor in de
muziek.' Een rijtje voorbeelden: de 'Amen'-canon van
Falstaffs bedienden op de beschuldiging van de huisarts,
dat ze hem hebben beroofd; de dunne, ijle instrumentatie
als Falstaff over zijn enorme omvang zingt; de ironische
manier, waarop het orkest de afscheidsgroet van mrs.
Quickly herhaalt als ze Falstaff heeft aangekondigd wan
neer de kust vrij is bij haar mevrouw; de thrillers,
waarmee het orkest aankondigt dat Falstaff na z'n bad in
de Theems bij een glas wijn z'n zelfvertrouwen weer
terugvindt.
Decca vertrouwde de opname van 'Falstaff' acht jaar
geleden via RCA toe aan het RCA Italiana Opera Orche
stra en het koor, een rijtje eerste Idas solisten en dirigent
Georg Solti. Het resultaat was een produktie van allure,
Gelukkig brengt Evans in zijn Falstaff nooit de kluchtig
heid, die het uitbundig tasten in boezems en het kletsen
op billen doet vermoeden. En even gelukkig is het, dat
ook de andere solisten in de Decca-opname Falstaff in z'n
waarde laten, zodat er van grove boert en jokkernij
nergens sprake is. Integendeel: het accent ligt op de
werveling van het geheel, de vaart en de puntigheid van
het gebeuren en met name ook orkestraal op de
subtiele trekjes in de partituur.
Als men de Decca-opname herhaaldelijk heeft beluisterd,
kan het wensje naar nog iets meer warmte in de
uitvoering opkomen. Maar dat verlangen kan mede ver
band houden met de opname, die weliswaar doorzichtig is
en een ruim stereo-beeld biedt, maar op één punt
'overkookt': de forte-passages van de blazers komen
hevig, bijna rauw door. Maar dat hoeft geen belemmering
te zijn om aan deze 'Falstaff' en zijn tegenspelers veel
plezier te beleven. Die tegenspelers zijn dan: Pierro de
Palma, tenor en Giovanni Fioani, bas als Falstaff's
bedienden Bardolph en Pistol. Giulietta Simionato, mezzo
sopraan, Rosalind Elias, mezzo-sopraan en Ilva Ligabue
als nis. Quickly. Meg Page en Alice Ford; Robert Merill,
bariton als Ford, Mirella Freni, sopraan en Alfredo Kraus,
tenor als Nenetta en Fenton; John Lanigan, tenor als dr.
Oaius. (Decca 2BB 104-6, stereo).
Het Holland Festival bracht deze week Carlo
Maria - Giulini na negen jaar weer in Neder
land, hij dirigeerde het Concertgebouworkest
en hoofdmoot van de concerten in Amster
dam en Rotterdam vormden vier instrumen
tale delen uit de 'dramatische symfonie' 'Ro
meo et Juliette' van Hector Berlioz. Een
magnifiek orkestraal showstuk, dat Giulini al
eerder voor EMI op de grammofoonplaat had
vastgelegd, met het Chicago Symphony Orche
stra. Berlioz koos voor 'Romeo et Juliette'
niet de operavorm, maar noemde het stuk
'een dramatische symfonie'; hij begon er aan,
nadat hij een voorstelling van Shakespeares
werk had gezien en er zeer door getroffen
was. Hij was niet de enige componist, die
zich door het onderwerp liet inspireren, het
geldt ook voor Gounod, Tsjaikowski, Proko-
fieff. Berlioz zette naast het orkest, ook een
koor en solisten in, het accent in zijn parti
tuur ligt op het orkest het zijn met name
de instrumentale delen, die repertoire hebben
gehouden. Sommige delen de liefdesscène,
het scherzo, Romeo alleen en het feest bij de
capulets horen tot de fraaiste, kleurrijkste
muziek, die Berlioz schreef. Het Chicago
Symphony Orchestra musiceert onder Giulini
met een enorme gloed, spanning en geladen
heid: de muziek gloeit bij wijze van spreken
de luidsprekers uit. De passie van Giulini
en z'n beheersing tevens plus het fenome
nale orkestspel zorgen voor een vertolking op
excellent niveau. Een uitvoering bovendien,
die ook alle recht doet aan de meesterlijke
instrumentatie. De technici registreerden het
geheel bijzonder fraai. En derhalve: een ener
verende plaat.
(EMI IC 063:02067, stereo).
CARLO MARIA GUILINI
ZES JAAR GELEDEN verscheen bij Moussault
het eerste deel van de 'Memoires' van de in 1908
geboren beeldhouwer, tijdschriftredacteur en
schrijver L. P. J. Braat, onder de titel 'Omkrans
te Hiaten'. De levensherinneringen liepen tot het
einde van de tweede wereldoorlog. Het was een
merkwaardig boek met heel boeiende en heel ir
riterende kanten; iedere keer werd men als lezer
in het harnas gejaagd door karaktereigenschap
pen van Braat die de omgang met hem, zelfs in
geschrifte, beslist wel tot een opgave moeten ma
ken: gebrek aan bescheidenheid, aan humor, on
vermogen tot objectiveren, gebrek aan zelfkritiek
en daartegenover juist stiekeme zelfverheerlij
king en zelfvertedering. Natuurlijk waren er ook
veel goede goede kanten en boeiende passages,
Braats tijdschrift, de Kroniek van Kunst en Kui
tuur is een bolwerk tegen nazisme en fascisme
geweest, zijn onverzoenlijkheid, zijn 'verzetsziek-
te' is van e<?n ongeneeslijk soort (en zo enkelen
moeten er zijn), hij kan, als hij wil, bijzonder
goed en beknopt vertellen en hij heeft massa's
interessante mensen gekend, of liever: ontmoet.
Want hij behoort tot die wonderlijke lieden die
altijd en met plezier op pad zijn van het ene con
gres naar het andere om daar voor cultuurdra
ger te spelen, en die dan de gelegenheid hebben
af en toe eens een paar woorden te wisselen met
een of andere beroemdheid of zijn wandelstok te
mogen oprapen.
Ik geef toe, het heeft een zekere charme een§ geconfron
teerd te worden met een beroemde tijdgenoot of een zeer
hooggeplaatst persoon, maar wat beklijft er van? Meestal
niet veel meer dan de lichtelijk teleurstellende herinne
ring aan wat moeizame small talk. Waarschijnlijk liggen
die zaken wat anders voor iemand die, als Braat,
dolgraag congressen en vergaderingen bezoekt om daar
over zaken als cultuur en kunstkritiek te praten. Hij had
bovendien, vanwege zijn functie en zijn tijdschrift, altijd
de mogelijkheid beroemdheden wat dringender te benade
ren en bijvoorbeeld uit te nodigen tot medewerking aan
de Kroniek van Kunst en Kuituur, wat in menig geval
lukte. Een enkele maal vloeide er uit zo'n ontmoeting dan
een wat geregelder contact voort, of groeide er zelfs een
soort vriendschap uit op. Van een aantal van deze
bekende kunstenaars en kunstcritici tekent Braat in het
eerste en belangrijkste gedeelte van zijn boek portretten
of geeft hij schetsjes.
Van de Engelsen, of althans de in Engeland woonachtigen
zijn dat voornamelijk Herhert Read, Henry Moore, Jankl
Adler, Marie Seton; van de in Frankrijk wonenden:
Zadkine, Henri Laurens, Germaine Richïer, Jean Osouf,
Arp, Prinner, Sartre, Renë Huyghe, Jean Cassou; de
Belgen Robert Giron en Emile Langui, Jespers en Cantrë.
dan de Spaanstalige Miguel-Angel Asturia-s. Van de Neder
landers vooral Til Brugman, Roelofsz, Sandberg, Roëll,
Bot, Hordijk. Straat en Wiegers. Dan een hoofdstuk over
veel oudere mannen en vrouwen van formaat die Braat
gekend heeft: vluchtig, minder vluchtig of zeer goed. Het
heet 'Niet bedachtzame bedaagden' en er passeren de
reveu: Henriëtte Roland Holst, Wiessing, Jo Bauer. Pablo
Casals. Picasso, Ungaretti, IIja Ehrenburg en Leo van
Puyvelde.
Een rijtje namen dat; al met al. er zijn mag. Over haast
al die mensen, en nog veel meer. weet Braat iets aardigs
of iets interessants te vertellen, hij doet dat vlot en met.
vaart. Hij is in dit tweede boek met veel memoires veel
beter op dreef dan in zijn eerste, 'Omkranste Hiaten'. Er
is vaalt relativerende humor, zijn stijl is veel heter, vaak
sterk beeldend en prettig beknopt, hij weet wat afstand
te scheppen tot zijn eigen verleden, en is zelfs hier en
daar tot enige zelfkritiek in staat, allemaal eigenschappen
die men in zijn eerste boek al te node miste. Het gaat
alles meer in de breedte dan in de diepte, wat wel niet
anders kan als men zo'n zwervend en versplinterend leven
leidt, en Braat lijkt me bovendien een zéér late laatbloei
er, iemand die bovendien steeds verder slijpt aan zijn
persoonlijlcheid en werkt aan zijn image. Ik zou mogelijk
minder op mijn qui-vive zijn als ik zijn eerste boek niet
kende, maar toch: waarom moet hij zelf heel nadrukke
lijk op het vooromslag? En dan is er, haast in wrok
neergeschreven, het oordeel van Wagemaker, dat hij.
Braat, „zijn leven lang nooit iets anders gedaan had dan
uitsluitend zijn eigen belangen behartigen", (p. 111).
Braat blijft blijkbaar een man die, niet alleen bij wie
hem kennen, ook zelfs bij zijn lezers, weerstanden
opwekt; hij mist echte bescheidenheid, hij plaatst zich
telkens al te nadrukkelijk op de voorgrond en daarmee
bederft hij veel van wat anders enkel onderhoudend en
leuk zou zijn geweest, want hij heeft veel wonderlijke
dingen beleefd en typische figuren ontmoet.
Op zijn best, klinkt het zo: „Ook Giacometti heb ik een
paar maal bezocht eerlijk gezegd vond ik hem een
griezel en heb ik zijn latere beeldhouwwerk is dat nu
beeldhouwwerk? nooit kunnen pruimen, ik noemde en
noem die poppetjes 'gipsen lucifers'. Maar hij was een
groot kunstenaar: als tekenaar en schilder. Ik was steeds
blij als ik zijn kleine werkplaats kon verlaten en weer op
straat stond: om Giacometti en de berg verpulverd gips
waarop je moest staan en aan weinig materialen heb ik
een grondiger hekel d-an aan gips. Ik wil geen aanval
doen op de beeldhouwer Giacometti, maar ik meen dat
we hier weer te maken hebben met het fenomeen dat ik
altijd 'de kleren van de keizer' noem: alleen een land
durfde te zeggen dat deze geen kleren aan had. Met veel,
al te veel hedendaagse kunst is het tegenwoordig zo
gesteld, er bestaat een klein maar krachtig leger 'deskun
digen' en belanghebbenden, verspreid over de wereld, die
via kranten, radio en televisie reputaties opvijzelt of
vermorzelt. Vroeger ging dat 'oppeppen' niet zo gemakke
lijk, althans niet zo snel".
Kijk, in zo'n stukje staat een massa dat. het overdenken
waard is. Een betere aanduiding dan een 'griezel' voor
Giacometti is niet denkbaar, in één woord is dat vleer
muisachtige en warrige gevangen, en dan komt er natuur
lijk bij dat ik zelf die speldenmannetjes ook horreurs
vind en de pest heb aan gips, en ook de rest volmondig
onderschrijf.
Over Mastroianni: „Ik had hem in Brussel leren kennen
tijdens de opening van een grote tentoonstelling van zijn
werk, dat ik meteen hoog aansloeg. Ik beloofde hem
moeite te zullen doen de tentoonstelling naar Nederland
te brengen en was daarmee, naaf mij later bleek,
Hammacher die ook door de zalen liep. en dacht over een
tentoonstelling in Kröller-Müller, een paar slagen voor. De
tentoonstelling kwam tot stand, in de Rotterdamse
Kunstkring, ik schreef de inleiding voor de catalogus,
opende haar en deed verder niets, ging zelfs nooit meer
kijken. De verkoop was verbijsterend; er moet voor
tonnen verkocht zijn aan musea, particulieren, aan de
stad Rotterdam (het bronzen beeld voor het Centraal
Station). Toen werd de legende geboren, dat ik voor
collega's goede zaken zou kunnen doen: ik, och arme...
Mastroianni, die zegt dat ik te bescheiden hen om dat toe
te geven, overlaadde me sindsdien met maaltijden, stuur
de me tekeningen, liet me in dure hotels logeren en
vooral en helaas: stuurt me steeds nog jonge kunstenaars
die hij min of meer protegeert en die van mij verwach
ten, dat ik hun tentoonstellingen in Nederland bezorg! Ik
heb dit nooit gedaan, maar telkens staat er weer een op
mijn stoep, al of niet met een introductiebrief van
Mastroianni" (p. 42)
Tussen haakjes: hoe leuk dit ook is. toch komt in zo'n
passage ook dat een beetje opdringerige om de hoek
kijken, dat. in sterker dosis, snel gaat irriteren.
Over Henriëtte Roland Holst:
„Kort daarop zat ik als officier van het Militair Cezag
na te denken over mijn taak 'iets' te doen aan het
chaotische kunstleven (daar moest je toen officier voor
zijn!). Er kwam een briefkaart van Henriëtte Roland
Holst. Er kwamen meer briefkaarten. Ze was op het
oorlogspad en dat pad doorkruiste op hopeloze wijze hel;
grote oorlogspad dier dagen. Ze woonde toen alweer in
haar landhuis op de Buysse heide, waarover eens haar
man de verstilde 'Overpeinzingen van een bramenzoeker'
geschreven had. Van verstilling was in die dagen bij
haar bepaald niets te merken. Zij had een plan en ik
moest móést haar daarbij helpen. Onmiddellijk
onmiddellijk na de bevrijding wilde ze haar vrienden
zoals de Romeins en Paunekoek, haar huis aanbieden
waar ze zouden kunnen bijkomen van alle ontberingen.
Daarvoor had ze, onder veel meer, vooral matrassen
nodig en of ik er maar voor wilde zorgen dat die er nu al
kwamen. Ik was toch immers officier en zou toch wel
aan matrassen van het leger en vervoer daarvan kunnen
komen! Ik schreef haar terug, zeker niet in staat te zullen
zijn ook maar een halve matras los te kunnen krijgen, en
dacht ze nu heus dat er, ook al zouden er matrassen zijn,
op dit ogenblik militair vervoer ingezet zou worden? Er
volgde een telefoontje, nog weer een briefkaart: ze kon of
wilde niet begrijpen dat ik machteloos was, ook op dit
gebied. Had ik ze moeten gappen?" (pp. 75/76).
Over Ungaretti:
„Zoals steeds bij dergelijke gelegenheden moest er ook
wat aan 'toerisme worden gedaan. Eerst het Erasmushuis
in Anderlecht bij Brussel, waar de Belgische regering ons
een maaltijd aanbood, waarbij alle spijzen met bier
bereid waren. Nauwelijks aan Ungaretti besteed, dat was
duidelijk. In een paar autobussen werden we ook eens
naar Antwerpen vervoerd. Wie raadt het? Naar liet
Plantijnmuseum. Ik liep naast hem en merkte hoe kwaad
hij was: hij kende het museum al en bovendien, wat
hadden wij daar nu eigenlijk te maken? Trap op,
trap af. Ik liep als een geleidehond naast hem, steeds
beducht dat hij zou vallen of iets beschadigen met zijn
stok waarmee hij zwaaide om zijn woorden nog meer
kracht bij te zetten", (p. 88).
Tenslotte nog iets over de 'Verzetsziekte'. Braat behoort
tot degenen die diep teleurgesteld zijn in de ontwikkeling
van onze maatschappij en de wereldsituatie sedert de
bevrijding 'of hoe je die gebeurtenis ook moet noemen'.
Hij acht zich wat dit betreft in voortreffelijk gezelschap,
o.a, in dat van koningin Wilhelmina, en vertelt daarover
een kostelijke, malecieuze anekdote: „De weduwe van de
kok van koningin Wilhelmina, die zich tegen het einde van
de jaren vijftig bewoog in kringen die we maar met de
gedevalueerde benaming 'progressief' zuilen aanduiden,
vertelde het volgende. Op eervkeer kwamen de prinsessen
de keuken in en begonnen deksels te lichten. Haar man
had toen gezegd: „Pas op! Straks komt grootmoeder en
dan zwaait er wat!" Het antwoord: „Die is gek die
heeft de verzetsziekte!" Welke ouderen zongen zó dat de
jongen dit piepen konden?" (p. 197)
Ik hoop dat de gegeven citaten u aan zullen sporen om
kennis te nemen van deze interessante memoires.
Dc 'vastenbrief' van de bekende Russische schrijver en winnaar van de Nobelprijs
zjerritsyn aan Plmen, die nog niet zo lang geleden gekozen is lot patriarch
kou en daarmee tot hoofd van de Russisch Orthodoxe Berk, is betrekkelijk i
nieuws. Toch is deze brief nog altijd niet uit het nieuws. Een heel geschrijf is naar
leiding daarvan ontstaan. Die vastenbrief was geschreven naar aanleiding van dc
spraak welke de patriarch van Moskou voor de radio gehouden had op de avond
het kerstfeest 1971. Deze toespraak was voor hem de druppel die de emmer deed...
lopen. „Kwetsend was liet slot, waar u over de kinderen sprak dat de ouders hen
gelijk met de liefde voor het vaderland, ook de liefde tot de kerk bijbrengen toch o
zeker tot het geloof?) en dat zij deze liefde behoren te versterken door hun ei),
voorbeeld", aldus Solzjenitsyn, Deze kersttoespraak van Pimen was gericht tot
sclic emigranten.
Solzjenitsyn vraagt dan: „En onze kinde
ren, moeten wij hen liefde tot cle kerk
bijbrengen of niet? Ja, Jezus heeft inder
daad bevolen om het honderdste schaap te
gaan zoeken, maar dat was toch alleen in
het geval dat de negenennegentig op hun
plaats waren. Maar, als die er niet zijn,
moet dan niet in de eerste plaats voor hen
gezorgd worden? Waarom moet ik mijn
paspoort laten zien als ik naar de kerk ga
om mijn zoon te laten dopen? Welke
canonieke noodzaak dwingt het Moskouse
patriarchaat om christenzielen te registre
ren?" Onuitwisbaar is bij hem zijn vroege
jeugd, toen hij vaak naar de kerk ging.
Deze diepe indruk kon later niet weer
worden uitgewist. „Wij bestelen onze kin
deren wanneer wij hen die zuivere, onher
haalbare, waarneming van de godsdienst
als door engelen, ontnemen, die niet meer
in te balen is in de rijpere jaren, wanneer
men zelfs niet meer beseffen kan wat
verloren ging". „Het recht om het geloof
van de vaderen voort te zetten is met
voeten getreden, het recht van de ouders
om kinderen in eigen wereldbeschouwing
op te voeden en u, kerkelijke hiërarchen, u
hebt zich daarmee verzoend, u past zich
hierbij aan, u acht dit een geloofwaardig
teken van godsdienstvrijheid, dat wij ver
plicht zijn om weerloze kinderen niet in
neutrale handen te leggen, maar bloot te
stellen aan de meest primitieve en gewe
tenloze atheïstische propaganda". Over on
recht in Azië en Afrika spreekt de kerk
'opgewonden haar mening', maar nooit
hoort men iets over de ellende en onder
drukking in eigen land. De gehele kerkelij
ke huishouding is onderworpen aan de
atheïsten van de regering en wat betekent
het dan dat er weer bisschoppen enz
kunnen worden benoemd?" Zelfs het
Evangelie is bij ons nergens te krijgen,
zelfs het Evangelie wordt ons uit het
buitenland gebracht". Dit is in het kort de
inhoud van de brief van Solzjenitsyn.
De stemmen die gehoord zijn na het
bekend worden van deze vastenbrief zijn
doorkruist door iets waarbij de Gerefoi'-
meerde Kerken in ons land nauw waren
betrokken. Op him synode is er strijd
ontstaan over de gelden die de Wereldraad
van Kerken beschikbaar heeft gesteld voor
de stijd tegen het racisme in Afrika en
andere werelddelen. In haar schrijven aan
de Wereldraad heeft, de synode der Gere
formeerde Kerken haar bezorgdheid uitge
sproken „over de verwaarlozing van de
rechten van de mens in Oost-Europa en de
Soedan". Wordt er niet gemeten met twee
maten wanneer de Wereldraad van Kerken
zich keert tegen de apartheidspolitiek van
zuidelijk Afrika en zwijgt over hetgeen ei-
gebeurt in de twee genoemde gebieden?
De gereformeerde synode heeft op haar
schrijven van bijna een jaar geleden, een
voorlopig antwoord gekregen en ruim een
maand geleden is het definitieve antwoord
van de secretaris-generaal van de Wereld
raad als een open brief gepubliceerd. In
het laatste nummer van 'In de Waag
schaal' kunnen we deze in vertaling lezen.
De oorzaak waarom men zo lang gewacht
heeft het definitieve antwoord te zenden is
geweest het feit dat mensen uit de Wereld
raad nauw btrokken waren bij de onder
handelingen tussen het Islamitische noor
den van de Soedan en het zuiden, waar
onderdrukking en opstand al jaren het
land verscheurden. Mede door het feit dat
de Wereldraad die gelden ter beschikking
had gesteld, is het mogelijk geweest de
partijen te Addis Abeba rond de conferen
tietafel te krijgen, waarbij een der man
nen van de Wereldraad als voorzitter fun
geerde. Er is een akkoord tot stand geko
men, dat het eerst ondertekend is door
twee mannen van de Wereldraad. Dit is op
zich zelf een hoogst merkwaardig geval.
Het is geschied tot verbazing der aan-
schouwers. Maar het is te begrijpen dat
het niet mogelijk was iets over de Soedan,
dat met name in het schrijven van de
Gereformeerde Kerken genoemd was, te
zeggen voor dit definitief zijn beslag had
gekregen.
De vastenbrief, van Solzjenitsyn en het
schrijven van de gereformeerde synode
liggen op hetzelfde terrein, zij het dan ook
dat het bij de synode der Gereformeerde
Kerken ging over heel Oost-Europa voor
zover het onder communistische dictatuur
staat. Er zijn hier wel verschillen tussen
het ene land en het andere, maar in al die
landen heeft men een scheiding tussen
kerk en staat doorgevoerd. De kerk heeft
haar eigen terrein, doch dit is niet al te
groot gelaten bij nadere uitleg. Van die
scheiding komt eigenlijk niet zo heel veel
terecht. We hebben daarop meer dan eens
gewezen. Op allerlei manier tracht de
staat haaT invloed in de kerk te laten
gelden. Toen het vorige jaar in Moskou
een nieuwe patriarch moest worden be
noemd en behalve die van Pimen ook de
naam van Nikodim, de patriarch van Le
ningrad werd genoemd en daarbij w
vermeld dat de voorkeur van het krem':
waarschijnlijk uitging naar Pimen, lieb>
we geschreven dat deze dan waarschijn!!
wel zou worden benoemd als het bent;
inderdaad juist was. En alzo is het
ook geschied.
In Rusland bestaat er van staatswege t<
orgaan: „de raad voor de zaken van
religieuze erediensten bij de raad.
ministers van de Sowjet-Unie". Alleen'
bestaan van zulk een raad geeft
voldoende aan dat er van een werkeüji
scheiding van kerk en staat geen sprak?"
In de andere communistisch geregee*
landen, hoewel er verschillen zijn, is e
navenant. Eigenlijk had er helemaal gsr
kerk meer mogen zijn in deze landen.!
machthebbers rekenden het als een
ne zaak van het verleden, waar
die samenhang van staat en kerk zo
was dat in Rusland (en ook in
landen) het hoofd van de staat tegel
het hoofd van de kerk was. Dit
voorbijgegane tijd en dat is maar g
ook. Maar minder gelukkig is
ledereen weet. zowel in de communist
landen als in het buitenland
vrijheid van deze kerken er met de
ding niet is gekomen. De 'lente' van
choslowakije betekende ook een nieerd?]
vrijheid voor de kerk. Na de bi
door Rusland is deze vrijheid al meer
banden gelegd, zodat we op het of
kunnen spreken van een zware druk diu
in dit land op de kerken ligt, geheel
Russisch model. Allerlei tekenen zl|
die daarop wijzen. De vastenbrief sj
Solzjenitsyn kunnen we zien als een
kreet van binnenuit. En al werpt me
tegen dat deze schrijver van ook
westen bekende boeken, wie de NcW
prijs is toegezegd, zijn mond heeft gi'
den toen hij nog niet zo wereldberos
was, dat neemt toch niet weg dat dit ij
geluid ons hart sneller heeft doen klop?/
Het is heel wat meer waard dan i
geprotesteer vanuit het buitenland, hoe?
ook dit niet zonder betekenis 1
zijn.
Toch zijn er vragen geuit rondom
vastenbrief en o.a. nog wel door niemï.
minder dan A. H. v. d. Heuvel, de p.
benoemde secretaris-generaal van de fc
derlands Hervormde Kerlc en nu noes
belangrijk functionaris van de Werekirai
In Rusland heeft men nog geen niem
gestalte weten te geven aan de kerk s'
Daarvoor heeft ze de gelegenheid nogs
gekregen. Maar daarop is de wederra;'
gesteld of deze brief soms niet past in
gehele beleid van de Wereldraad van i>
ken en daarmee is men weer beland!"
het punt of er niet altijd en ore
éénzelfde lijn moet worden getrokken,
het laatste nummer van 'In de Waagsoiii
komt v. d. Heuvel nog eens terug op
vastenbrief van Solzjenitsyn. Zijn reac
is dat 't blijkbaar 'vele lezers in 1
verkeerde keelgat is geschoten'. Het
hem alleen gaan om de goede vrede a
de leiding van de Russische kerken
solidariteit met hen die elementaire- 'o.
gerreohten willen opofferen tegenover
genen aan wie ze onthouden worden. I
weert hij met alle beslistheid af.
We kunnen het ons moeilijk voorste!
wat het voor de christenen achter i
IJzeren Gordijn betekent dat zij door
kerken lid zijn van de Wereldraad i
Kerken. Wie er wel eens enige contact
heeft gehad, proeft de waarde die
wereldverband bij hen heeft. Of dit
Rusland ook zo is, kunnen we niet bete
delen, maar voor andere landen weten'
dit wel. Ook al kunnen we niets of wé
doen, de contacten alleen al zijn voort
zeer belangrijk. In zoverre moet bet
verstaan zijn dat de Wereldraad vooié
tig is. ook met deze brief van Solzjenitsji
Solzjenitsjm spreekt in zijn brief over!
offer dat gebracht moet kunnen wore;
„Wie over geen materiële macht besefci'
kan altijd in hel: offer zegevieren".
haalt het voorbeeld der eerste christen
aan. Met de hoogste eerbied lezen wei
woorden en dat te meer omdat ze gesci'
ven zijn vanuit zijn kerk zelf. Kunnen
hier in West-Europa daar achter P
staan? We hebben ons dikwijls afgevrc
hoe het hier met de christenheid zou s
waarneer ze moest leven onder zulk
regime. Zal er dan bereidheid tot heto
zijn? Op die vraag is moeilijk eeni
woord te geven, maar gedachtig aan
tijd van bezetting blijft het een vraag
ons ernstig kan bezighouden. Een voii
de week nog iets over het antwoord;
de Gereformeerde Kerken.
De kerlc heeft dikwijls vij
anden gekend. Veel voor
beelden kent de geschiede
nis van mensen, die fel ge
kant waren tegen het be
slaan van die groep gelovi
gen, clie Christus als hun
Heer en hun Verlosser er
kenden. Er zijn zelfs meer
dere pogingen gedaan, om
die kerk helemaal uil te
roeien. Waarom men toch
zo fel tegen het Christen
dom was. en soms nog is.
dat blijft een raadsel.
Waarom dit wel het voor
werp van haat en veel an
dere soorten godsdiensten
nietIn elk geval, het feit
ligt er. En het begon al
vroeg. Saulus, de latere Pau-
lus, was een heftig verbit
terd tegenstander van al
wat met Jezus als de Chris
tus in verband stond. Hij
wilde dat geloof er wel
uitslaan. In Jeruzalem zocht
hij ze op in hun huizen, de
leden van de christelijke
gemeente, hij sleepte ze
naar de' gevangenis, pro
beerde ze tot verloochening
van hun geloof te brengen
door intimidatie. En als
dat geen succes had, hij
zou ze allemaal willen om
brengen. In Handelingen S
staal: en Saulus verwoestte
de gemeente. Dat was zijn
opzet. Wat gebeurde nu?
Het gevolg van zijn optre
den was, dat veel christe
nen uit Jeruzalem weg-
vluchtten, het werd daar te
gevaarlijk. Ze trokken naar
de dorpen en kléinere ste
den in de omgeving, om
aan de grijpende handen
van Saulus te ontkomen.-
Dus: die Jeruzalemse ge
meente lag helemaal uit elk
aar. Er bief niet veel van
over. Evenwel, er was nog
een ander gevolg van deze
gang van zaken, een merk
waardig gevolg: die chris
tenen begonnen nu daar
in die plaatsen het evange
lie van Jezus, de blijde
boodschap van zijn over
winning te vertellen aan de
mensen, die ze daar
moeiten, Ze werden óE
propagandisten van
christelijk geloof. Dus:
meer anderen nog hoc
het evangelie en kux
tot geloof. Precies het l&'
overgeslelde effect i
Saulus' optreden, juist
heel anders dan hij bei
de, werd bereikt. In pit
van afbraak, kwam er
breiding van de kerk
Christus. Overigens,
was geheel in de lijn
de Heer zelf. Het was i
de bedoeling, dat die
Hem geloofden, daainn
leen voor zich zelf zon
genieten en gezellig
makkelijk verder
leven met hun rijkdom,
moesten, dat was zijn
dracht. het
dóórgeven, het verder
gen. En zie r,
vijand van Hem toen,
lus, heeft daaraan
loerkt, dat dit gebeum,n
zus cle Christus is tocht',
ning.
Wolphaartsi]
A. v. d.