MONDRIAAN 1872-1972
Bil EEN PAAR NIEUWE GEDICHTEN BUNDELS
GEMEENTEMUSEUM DEN HAAG HOUDT OVERZICHTSEXPOSITIE
ZATERDAG 25 MAART 1971
PROVINCIAL! ZEEUWSI COURANT
17
PERIODEN BELICHT
Tijdens de expositie in het Haags gemeen
temuseum zullen de werken in chronologi
sche volgorde worden geëxposeerd en In
Iedere zaal zullen een of twee werken, die
representatief zijn voor Mondriaans ontwik
keling in een bepaalde periode, speciaal
worden toegelicht met een korte tekst en
enkele foto's. Ook zullen werken van tijd
genoten van Mondriaan zoals Sluyters,
Toorop. Picasso, Van Doesberg en Van der
Leek worden tentoongesteld.
Het totale oeuvre van Mondriaan, van
wiens werk ontelbare vervalsingen bestaan
tonder meer is werk van Frits Mondriaan
doorgegaan voor originele Mondrianenl,
telt ongeveer 700 800 schilderijen en te
keningen. Er komt nog voortdurend onont
dekt werk te voorschijn.
De schilderiien uit Mondriaans Amerikaan,
se periode zijn nauwelijks verkrijgbaar: of
de bezitters ervan willen er geen (voorlo
pige) afstand van doen en-of het werk is
uiterst moeilijk te transporteren vanwege
de kwetsbaarheid van de schilderijen.
Piet Mondriaan, zonder twijfel een van de grootste schilders
van deze eeuw, werd honderd jaar geleden geboren, voor het
Haags Gemeentemuseum aanleiding om deze zomer van 14
juni tot oktober een grote overzichtstentoonstelling te hou
den. Dat het juist Den Haag moet zijn, terwijl Mondriaans
'grote jaren' toch in Parijs en New York liggen, is niet zo ver
wonderlijk: Den Haag bezit het omvangrijke legaat Sal Slijper
en verder de collecties Kikkert en Van den Briel, samen goed
voor zo'n 260 werken.
Een niet onvermakelijke bijkomstigheid is dat juist in hetzelfde
Den Haag jaren geleden deining ontstond om de aankoop van
een werkstuk van Mondriaan, voor het gangbare kunstbegrip
van die tijd kennelijk een teken van opspraak.
Het Haags Gemeentemuseum staat
overigens niet alleen: ook Bern en
New York geven dit .jaar een Monclri-
aan-retrospeclicve. terwijl Middel
burg een merkwaardige tentoonstel
ling aan de reeks toevoegt van miss
Marlow Moss, de nog weinig beken
de Engelse schilderes en constructi-
viste, wier werk opmerkelijke paral
lellen vertoont met dat van wie zij
ondubbelzinning als haar meester er
kende.
Mondriaan, 1872 in Amersfoort gebo
ren. 1944 in New York overleden,
heeft een alleszins opmerkelijke ont
wikkeling doorgemaakt
Tussen zijn wat impressionistische
beginperiode en de radicalisering
van wat hij zelf de doopnaam 'neo-
plasticisme' meegaf, ligt een onuit
puttelijk boeiende periode, nergens
zo overtuigend in kaart gebracht als
in de honderden werken van Mon
driaan zelf.
De figuur van Mondriaan in de schil
derkunst is (zijn laatste jaren niet
meegerekend.' die van een compro
misloos. absolutsist die zijn doel
de volmaakte zuiverheid m beeldend
opzicht zonder twijfel heeft be
reikt.
Hij heeft dat gedaan via het volko
men uitbannen van alles dat in
kleur en vorm nog aan enige weer
spiegeling van 'de natuurlijke staat'
kon doen denken. Hij vond de zui
verheid op het volkomen platte vlak,
in de snijding van simpele, harde
lijnen, de rechthoeken en vlakken
die zij vormen. In dit alles: de
enkele kleur, ritme, een spel. van
berekening en verhouding, zuiver
heid: Het naturalisme is weggevaagd
voor het abstracte in zijn meèst
absolute vorm. zonder welke vorm
van compromis ook.
Waar dit alles. is. is Mondriaan,
zoals we hem in zijn meest beken
de werk kennen.
Alleen op het allerlaatst, de tijd van
de Boogie-Woogies, gaat dit absolu
tisme mijns inziens verloren en
naturalistisch gegeven, in dit geval
de stad New York die Mondriaan
ongetwijfeld uitermate heeft geboeid
Het is het begin van een duidelijke
nieuwe periode Zijn dood in 1944
heeft deze echter nog in de
eerste aanzet afgebroken zodat me
ningen over hoe deze heel wat 'los
sere' beelding zich uiteindelijk ont
wikkeld zou hebben, uitermate spe
culatief blijven. Bovendien is er in
het wereldje dat zich tot op de dag
van vandaag intensief met Mondri
aan bezighoudt, zelfs over de ont
wikkeling abstractie abstrahering
weinig eensluidends te horen.
DOMBURG
Domburg Aan de andere kant: die
enkele jaren, in inkt, houtskool en
olieverf zijn 'Kerk te Domburg', de
verwerking van wat het frontportaal
aan indrukken heeft opgeleverd naar
een eigen, kubistisch bepaalde vorm.
De verpuring van dat geheel 'eigen'
kubisme' is uiteindelijk de grondslag
voor het werk dat voor de zeer
velen het identiteitsbewijs Mondri
aan levert.
DENKER
Behalve de metropolen Parijs en
New York zijn enkele nogal kleine
Nederlandse plaatsen van grote bete
kenis in de ontwikkeling van Mondri
aan. In het Noordbrabantse Uden
en Nistelrode komt hij. de recht-op-
en-neer-calvinist, in aanraking met
een andere, meer zuidelijke levens
stijl een 'losser' gedachtenpatroon.
Voor de denker Mondriaan, mis
schien niet minder belangrijk dan de
schilder, is deze periode van grote
invloed. De schilder krijgt een ge
weldige opwaartse duw tijdens wat
men later 'zijn Domburgse jaren' is
gaan noemen.
In 1908 laat hij zich voor het eerst
in Domburg zien. Toorop werkt er
al langer. Hij vindt er een beschei
den vriendenkring, die meteen ook de
kring is van huize 'Loverendale'. niet
te verwarren met het huidige 'Hof
Ter Linde'. Marie Tak van Poortvliet
woont er met freule Jacoba van
Heemskerck die er haar eerste
schreden op het pad der beelden zet.
Verder zijn er Jan en Charley Toor
op en Mies Elout-Drabbe, leerlinge
van Toorop en Schiitz.
In het blauw-geel-witte tentoonstel
lingsgebouwtje tegenover het Dom-
hurgs badpaviljoen, evenals het r-k
kerkje op de kade te Veere
gebouwd onder toezicht van Toorop,
houden deze kunstenaars samen met
mensen als Jan Heyse hun in het oog
vallende tentoonstellingen. Mondri
aan doet ook mee. naturalistisch
nog. Geïnspireerd door de machtige
zee, het stoere landschap en de mo
numentale bouwwerken die dat me
de bepalen, maakt hij zich in en om
Domburg een aantal indrukken eigen
die zich later in zijn werk uit
kristalliseren. Grofweg, te grof. aan
geduid komt men in het verwer
kingsproces van die indrukken een
ontwikkeling van het naturalisme
naar het kubisme tegen. Het speelt
zich alles af in een tijdsbestek van
vijf jaar: 1908-1914.
Aan de ene kant: de machtige schil
derijen van de vuurtoren bij Westka-
pelle. later ook in tekening, van de
majesteuze zonsondergang, de dui
nen. van de molen en de kerk te
Wie zijn diepgaande opstellen over
kunst, en wereld in met. name 'De
Stijl' kent. zal overtuigd zijn van de
grote waarde die ook de thereticus
Mondriaan voor zijn omgeving heeft
gehad 'De Stijl' op de eerste
plaats het tijdschrift van Theo van
Doesburg, had Mondriaan als voor
naamste medewerker. Ook in ge
schrifte kende Mondriaan geen com
promissen en zo gaf hij "De Stiji' er
aan toen onder invloed van Van
Doesburg de beginselen van het neo-
plasticisme hoe langer hoe meer
veld moesten ruimen voor het 'soe
peler' elementarisme. Ook in zijn
beschouwing zijn de elementen een
voud, ritme en harmonie allesbepa
lend. in dit geval gewonnen en on
dersteund door het woord, in zijn
schilderijen door de lijnen en kleu-
Men is geneigd en voor zover mijn
gevoel zegt niet ten onrechte. Mon
driaan in beschouwing en beeld een
nimmer va zichzelf vervreemd Cal
vinist de vinden. De strakke rechtlij
nigheid mag dat ongebroken
illustreren geen koelheid, toch is het
beeld hoe vlak ook nergens
begrensd. De lijnen lopen door en
zijn alleen 'af' in het verband van de
compositie. Mondriaan bindt geen
ruimte, legt geen ruimte vast. maar
bestaat in die ruimte.
Er zit in dat zoeken naar absolute
zuiverheid bovendien iets mystieks,
iets dat ik buiten-calvinistisch waag
te noemen.
Nergens heb ik Mondriaans nauwe
verbondenheid met een zo mystieke
achting als de bepaald niet-calvinis-
cische. oosterse. Adyar-theosofie ver
woord gevonden, althans niet in ver
band gebracht met zijn werk. Toch
zou dat mijns inziens de moeite
lonen, gelet op de doorlopende lijn,
het belang en de spanningsbeteke-
is van de enkele kleuren, rood.
geel, blauw, zeker ook gelet op de
moeite die hij had met de niet-kleur
iwart.
In zijn grandioze opstellen, stuk
voor stuk op weg naar harmonie.
Dverlapt hij de 'theosofie' kunstbe
schouwing duidelijk en in breder
verband wordt er zijn verbonden
heid met. de gedachten van de we-
rc'.dieraar Krishnamurti des te dui
delijker Zijn lidmaatschap van de
Theosofische Vereniging lijkt mij
daarmee ook voor zijn werd be
paald niet zonder betekenis.
HARMONIE
Mondriaan die ik hierboven voor
mi jn rekening en zonder reserve een
van de grootste schilders van deze
eeuw noemde, was behalve die grote
schilder en theoreticus een groot
Ik geloof ook dat daar, bij dat
mens-zijn, zijn betekentnis ligt Het
Is zonder enige twijfel het vertrek
punt voor zijn werken geweest: hoe
wel vanuit een teruggetrokken posi
tie opererend, heeft hij naar een
toekomst gewerkt waar eenzelfde
zuiverheid als die hij in en voor zijn
'beeldend' werk had gevonden, het
wereldbeeld zou bepalen. In zijn ge
val kwam dat neer op een volmaakt
evenwicht, een volmaakte harmonie
der dingen, uitgaande van het grond
principe dat de grote wet van het
leven evenwicht is, in zuiverheid be
reikt.
De tentoonstelling in het Haags ge
meentemuseum zal er gerekend
naar de opzet weinig twijfels
over laten bestaan op welke manier
Piet Mondriaan dat principe op zijn
kunst heeft toegepast.
AND.Ré OOSTHOEK
IIIIIlilllIlllilllllIB
„DICHTEN IS KNUTSELEN, stoeien met
oude woorden, oude liefdes, afval van li
chaam en ziel. Het is ook doorzagen over
doorbraak van het werkelijke woord: latten
kruislings doorboord en versterkt, omlijnd,
overtrokken en beplakt met luchtig vloei
papier. Zolang die vlieger echter weigert op
te gaan, blijft dit gedicht gepruts, bijpro-
dukt, de dichter artifex: kunstenaar en be
drieger, de lezer bedrogene die kiest voor
een gevoel van woede, weemoed, wijsheid".
Dit is. achter elkaar gedrukt in plaats van in
zestien regels onder elkaar, zoals zou horen, het
vers 'Ars nova' uit de nieuwe bundel 'Verbeelding te
lijf' van Wim Huyskens. een bundel waarmee, dit
tussen haakjes, de reeds tweemaal met een prijs
bekroonde dichter van 'Schuine Lyriek' en 'De
poëtische bijl' op overtuigende wijze zijn dichter
schap bevestigt.
Ik citeer dit gedicht niet enkel omdat ik het
fascinerend vind, maar ook omdat het zoveel 'dekt'
van wat zo samenkomt in de poëziesector van 'te
bespreken bundels', nieuwe en oudere. Er zijn
daarbij dichters die knutselen of spelen, er zijn er
die heel serieus 'stoeien' met oude woorden en
liefdes en mei. de afval van hun lichaam en hun
ziel. 'Doorzagen' doen er niet weinigen, maar oei. en
inderdaad, hoe weinig vliegers gaan er op, hoe
talloze missen elk vermogen tot opvlucht en vrijwel
de hele rest duikelt neer; bedriegers en bedrogenen
in overvloed, ontzaglijk geroep van ohhh en ahhh
en blijvers? Op de vingers van één hand te tellen.
Wat te zeggen van een knutselaar en speler als
Jules Deelder die in "boe' wat grapjes maakt,
barbarbergewijs wat gevonden, soms niet onaardige
lekstjes in een amusant verband plaatst, daartussen
door een enkel eigen versje fabriceert, ook wel mei
iets liefs en vriendelijks soms. Men leest het
vermaakt, of als men het te flauw vindt, lichtelijk
geërgerd, maar vliegers die hoog in het zenith van
de poëzie komen te staan zijn het beslist niet
(Bezig Bij Amsterdam)
De bundel 'Verbeelding te lijf' van Huyskens ver
scheen in dezelfde reeks bij de Bezige Bij. ..Om te
beginnen een poot voor de lezer, omdat mijn hand
wil zijn gevoeld' begint Huyskens origineel. Zijn
verzen steken ook vol 'kritiek', hij rekent er in af
met allerlei kunstbroeders, ze worden niet met
name genoemd maar zijn soms gemakkelijk te
herkennen, zoals Van het Reve in 'Het boek der
boeken'. Kostelijk is ook het Te A. gevonden noh-
ragment'. Het beste gedicht vind ik wel 'De
problematische hoer' (te lang om te citeren),
liaarom hier het bondige:
ROMAN
Drie jaar getrouwd. Beiden werkend,
>ij voor koffiemolen en koelkast.
hij voor snuisterijen vuurbuks en alarmpistool.
Alle eer zij God techniek
Toen knapten ze af op hun bezit.
iwz op elkaar, dwz namen
ieder hun natuurlijk zuurverdiende deel.
En wegwezen. Wederzijdse moeders
openden het vuur. Gelukkig een drama.
In één van mijn stoelen heel anders
gebracht dan hier vermeld.
dat wel.
Derde dichter in dezelfde reeks is Bernard J.
Sijtsma met 'Terwille van wat zachte wangen',
33 teksten. Sijtsma is een heel authenthiek dich,
ter. hij afficheert mogelijk net iets te nadrukkelijk
zijn homosexualiteït (zo'n vers als 'Voor Gerard Kor
nelis van het Reve II' kan echt niet; goede poëzie
heeft geen speciaal tintje zus of zo nodig, spreekt
wel voor zichzelf, en goede poëzie schrijft Bernard
Sijtsma vaak. Men ontmoet in zijn bundel een
herkenbaar mens en dat is al heel veel. Zijn boekje
eindigt met een bijzonder treffende reeks van zeven
verzen voor Uut Huising. de rode cabaretière,
'Zingen voor een dode Vrouw', maar het beste vind
ik toch de lange praatgedichten 'Een uiterst subjec
tief verslag' en 'Promenade'. Liever dan hier langer
over Bernard Sijtsma te praten laat ik hem zelf
aan het woord:
PROMENADE
gisteren liep ik onbevangen door de leidsestraat
Qchting leidseplein
maar reeds bij de herengracht zag ik mij
gespiegeld
•n een winkelraam
het viel mij op hoe schichtig ik mijn hoofd droeg
en mijn licht gebogen rug beviel mij ook maar
matig
ter hoogte van de keizersgracht ontweek ik snel
een kennis
uit de jaren waarin ik nog getuigde
van mijn oprecht geloof m grote idealen
door vlug een winkel in te duiken
waar men mij spoedig dwong een paarse glazen
kandelaar
te kopen
met het pakje
heel voorzichtig en onwennig in mijn hand geklemd
'iep ik langs een vette arabier
He 'hello boy' siste
waardoor ik mij verbijsterd afvroeg
gf ik er soms hoerig uitzag
nu ik een licht gebogen rug vermijden wilde
dus kreëerde ik onmiddellijk een strenge blik
die
bij de prinsengracht gekomen
zeer misplaatst bleek
daar ik h. de g. ontmoette
die ik
waarom
daar zwijg ik liever over
alleen maar erg luchthartig onder ogen komen mag
ik zat zoals dat heet goed fout
en nooit vergeet ik zijn vijandig zwijgen meer
trillend op mijn benen bereikte ik het leidseplein
alwaar ik snikkend in een taksie ben gekropen
Ongeveer m de uitvoering van een ouderwets
schoolschrift (niet zo precies als bij "De X
Geboden' van Nescio, maar toch in die richting)
verscheen bij de Arbeiderspers, Amsterdam, Willem
Wilminks tweede bundel 'Goejanverwellesluis. ko
renschoven, liedjes en gedichten'. Al bij het doorle
zen van de inhoudsopgave met titels als Tante's
dood. Op de locomotief van mijn zoontje, Een
droevig voorval. Een wijze les, e.d. merkt men uit
welke hoek de wind hier waait: over de akkers van
de romantiek, geklep van het angelus meevoerend
en tegenwoordig zeer in trek. Zelf zegt Wilmink dat
in de eerste afdeling dichtvormen vari&f Bellamy
tot Slauerhoff voorkomen. De parodie op de laatst
genoemde (De Boerenvrouw) is kostelijk, net zuid-
afrikaanse "Die Voerjnan' niet minder, en nog knap
ook. De tweede afdeling, liedjes, doet begrijpen
waarom men bij Wilmink wel van 'de nieuwe
Speenhoff' spreekt (leuk is 'Adieu cafe") en tot slot
volgen dan de min of meer serieuze 'gedichten', al
kan Wilmink de kwinkslag nooit laten.
Uit de eerste afdeling met pastiches en vertalingen
dit. in achttiende-eeuwse stijl geschreven:
DICHTERSLOT
Vanavond sprak mijn meisje:
IV'af doen wij met de Pasen''
Gaan wij een reisje maken
Om in de trein te zitten
En akkers te begroeten?
Of huren wij een huisje
En wand'len door de bossen.
Wat goed is voor ons zoontje.
Gezond is voor zijn spieren?
Ik antwoordde mijn meisje:
De treinen kunnen plots'ling
Door fouten wissels rijden
En op elkander stoten.
In bossen kan het waaien
En kunnen takken vallen
Die onze hoofden raken
Zodat wij het besterven!
Neen. ik ga verzen maken.
Die verder zullen leven!
Hans Vlek's meuwe bundel 'Voor de bakker en
andere gedichten' (Querido, Amsterdam) sluit
met een 'komt allen te zamen, ere zij God'
Hans Vlek, die op achttienjarige leeftijd debuteerde
(hij wordt dit jaar vijfentwintig) heeft al een
aardig oeuvre op zijn naam staan. Hij leeft blijk
baar snel. Van acid-head naar het genoemde 'ere zij
God', een echte bekering, naar hij beweert, zijn
geen honderd bladzijs nodig. Of het de lezer
overtuigt? Vlek heeft een joviaal, hartelijk geluid,
en hij heeft in elk geval voor een mooie ode aan de
aardappel gezorgd (het vers 'Aardappelen') die het
tegen Neruda's ode aan de ui op kan nemen Een
paar strofen uit 'Aardappelen'.
menig paar
dankt zijn ontstaan aan
deze goddelijke knol.
geboren ondergronds en
stervend binnensmonds
als een vloek.
De een houdt van aardappelen
omdat z'n moeder sterker teas,
anderen om Eucalypta niet
te hebben hoeven missen, en hoeicel
weinigen haar kennen in 't Latijn
ervaring verenigt ons
allencommuniceer
minder over het weer
en over aardappels meer!
als het nieuws te bloedig is
of het zout vergeten
een mondvol voorkomt veel dom gepraat
van hoe het met de wereld gaat
Aardig is ook deze slotstrofe van 'Over kunst';
Dit is geen kunst. nee. dit
dit is een redeloze Geeuw
in de twintigste eeuw. van
een kreeft die levend wordt
gekookt en daarom hier
wat onrust stookt, dat brandt
zo lekker en houdt mijn handen warm.
Als je me hoort is
'iet voor jou nog vroeg
Voor de kunst is er nog
zeuicigheid genoeg.
Ondertussen, als slotopmerking: wat is het idioom
ran de poëzie veranderd de laatste jaren. In deze
bundels (samen dan) vindt men vrijwel alle denk
bare schuttingwoorden verheven tot poëtische taal
Het gaat weer wel over
Wim Huyskens: Verbeelding te lijf. Jules Deelder:
boe': Bernard J. Sijtsma: Ter wille van wat zachte
■curryen De Bezige Bu Amsterdam 1972
Willem Wilmink Goejanverwellesluis Arbeider
-pers Amsterdam 1971
Hans Vlek: Voor de bakker en andere gedichten
Querido Amsterdam 1972