.HAPPEND NAAR LUCHT' ,ERIS ALTIJD EEN VRIEND IN HET LEGER DES HEILS' NAAR NIEUW BELIJDEN? HET SPANNINGSVELD DER KERK 15 GEORGE ORWELL DENKT AAN DE VROUW VAN LOT ZATERDAG 10 JULI 1971 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT Nieuwe territoriale leider Nederland Pindred; GRONINGEN (GPD) Als ie mand denkt dat hij nergens meer terecht kan en geen vrien den meer heeft, dan heeft hij al tijd nog een vriend in het leger. Voor ons is niemand een hope loos geval: ons belangrijkste werk is te zorgen dat niemand zonder hoop is'. Deze woorden komen van commissioner Les lie Pindred (60), de nieuwe ter ritoriale leider van het Leger des Heils in Nederland. De nieu we commandant werd gisteren door de stafchef van het inter nationaal hoofdkwartier in Lon den, commissioner Arnold Brown, in Amsterdam geïnstal leerd. Commissioner Pindred. een Schot van geboorte die het grootste deel van zijn leven in Canada en Australië doorbracht, is de opvolger van de Deen Kaare Westergaard die de afge lopen vijf jaar het Leger des Heils in ons land aanvoerde. Waarom wordt een Schot, die onze taal niet verstaat, leider van de Ne derlandse Heilssoldaten? Commissioner Pindred: .Het Leger des Heils is een internationale bewe ging, waarin het leiderschap niet aan een land gebonden is. Een Nederlan der kan bijvoorbeeld commandant zijn in Canada op hetzelfde moment dat een Canadees commandant is in Nederland. Zo ontstaat er een door stroming va.i ideeën en technieken, die wij als goed hebben leren ervaren. Om diezelfde reden blijven de com mandanten nooit te lang op een be paalde standplaats. Het gaat bij ons net als in een oorlog. Een vlugge beweging is de meest effectieve ma nier om een oorlog te voeren. Er moeten snelle beslissingen worden ge nomen. Het leger voert ook een oor log vandaar de militaire opzet ,een oorlog namelijk tegen elk soort kwaad, geestelijk of materieel'. Internationaal Engels Commissioner Pindred ziet weinig verschil tussen het werk in Nederland en dat in andere landen. .De meeste problemen waarmee het leger te ma ken krijgt, zijn internationaal. De no den in Nederland lopen parallel aan de noden in andere landen', aldus de nieuwe commandant, die erop wijst dat het I^ger des Heils werkt voor mensen die in nood z'.jn, voor de armen. ,En armen zijn er altijd en overal'. Hoewel, zo vertelt de heer Pindred, het eigenlijke armoedeprobleem niet meer zo accuut is als ten tijde van de stichting van het leger door William Booth. Op het ogenblik is het Leger des Heils zeer actief op het gebied van de alcohol- en drugsproblematiek. Het heeft daar veel succes mee, aldus commissioner Pindrc-'- 39 procent van de patiënten die in Amerikaanse klinieken van het leger worden gehol pen wordt voorgoed genezen, meer dan ergens anders het geval is. De heer Pindred: ,Dat komt omdat de mensen bij ons een houvast vinden in het geloof. Het geloof heft de mensen op. Dat is een wonder". Ov r dat geloof zegt de commandant Ieder mens heeft het kwade in zich zelf. Tegen dat kwaad vecht het leger en het leger geeft het nooit op. Ons werk is evangelisch in zijn motieven en in zijn uitwerking. Tegenover het kwaad stellen wij het geloof. Tot dat geloof kan een mens pas komen als hij voor het overige heeft wat hij nodig heeft: kleding en voedsel. Daar om geven wij hem dat'. Over het leger zelf: .Hoewel het leger nooit de bedoeling heeft gehad een kerk te zijn. is zij dat toch langzamer hand wel geworden. Mijn vier dochters zijn al Heilssoldaten in de vijfde gene ratie. In het begin richtte het Leger des Heils zich tot dat deel van de -amenleving, dat niet tot de kerk behoorde. De condities waaronder de mensen leven, zijn sinds die tijd ver anderd, maar het aantal mensen dat niet tot een kerk behoort, is toegeno men. In alle landen waar ik geweest ben, is er echter een sterke toeneming van het aantal heilssoldaten. En daar bij is het geestelijke geboortecijfer groter dan het biologische geboorte cijfer. Het leger blijkt met name een goed appel te doen op de jongeren'. Engels De commissioner is het administratie ve en inspirerende hoofd van het leger. Het administratieve gedeelte slokt een enorm stuk van de tijd op. De commissioner heeft voor zijn werk een hele staf rond zich met wie hij zich in het Engels verstaat. .Het Engels is tenslotte het kerklatijn van het leger", zegt één van zijn naaste medewerkers. De heer Pindred werd geboren in Inverness in Schotland. Zijn opleiding tot heilsofficier kreeg hij in Toronto Canada. Na een werkkring onder gouddelvers en in het maatschappelijk werk studeerde hij sociale weten schappen aan de universiteit van To ronto. Hij trouwde met een Canadese en samen met zijn vrouw nam hij de zorg op zich van een kinderdorp. .Allemaal jongens. Daarom kregen wij als compensatie vijf dochters, van wie er één vorig jaar verongelukte', zegt de commissioner. Hij diende ook het bekende tempelkorps in Toronto en leidde wekelijkse radio-uitzendingen. Hij onderwees verder op bijbelkam pen, conferenties en instituten in Ca nada exegese. In juni 1960 werden hem en zijn vrouw de leiding toever trouwd van de Brits-Columbia-divisie in West-Canada, waarna in 1965 de aanstelling volgde van veldsecretaris van het territorium Canada, in welke kwaliteit hij leiding gaf aan 800 offi cieren. In 1966 woonde de commissioner als afgevaardigde van het Leger des Heils in Canada de wereldconferentie voor evangelisatie in Berlijn bij. In 1968 reisde hij naar Uppsala als deelnemer van de vierde assemblee van de We reldraad van Kerken. In hetzelfde jaar volgde zijn aanstelling tot chef- secretaris van het leger in Oost-A u- stralië, waartoe ook oostelijk Nieuw- Guinea behoort. De commissioner vindt het een 'voor recht in Nederland de leiding van het leger op zich te mogen nemen. Hij heeft Nederland, zo zegt hij, van een afstand leren waarderen. Nederlan ders trof hij immers vee! in Canada en Australië. Tenslotte: .Wat wij kunnen doen en wat wij kunnen geven, geven wij graag aan de heilssoldaten in Neder land om het werk dat zij doen te continueren'. IlIlllIflfSlllil GEORGE ORWELL (1903-1950) is in ons land, zoals vrijwel overal elders overigens, voornamelijk bekend door zijn sa tire Animal Farm' van 1945 en door de grimmige toekomst roman ,1984' (uit 1949). Zijn vooroorlogse romans, begin nend met .Down and Out in Paris and Londen' (thans ook verkrijgbaar in het Nederlands, Aan de grond in Londen en Parijs') uit 1933, en lopend tot .Coming up for Air', van 1939, zijn hier heel wat minder bekend. Vooral het laatste boek heeft doordat het vlak voor de tweede wereldoorlog verscheen, nooit bijzonder veel aandacht gekregen. Dat het juist nu, ruim dertig jaar oud en wel vijfentwintig na de tweede wereldoorlog verschijnt, in een bijzonder leven dige vertaling van Gerrit Komrij, heeft iets bijzonder verrassends. Telkens bekruip je namelijk bij de lec tuur van dit boek het gevoel dat het nü geschreven is. Dat komt natuurlijk wel een beetje omdat in Ne derland alles wat later gebeurt dan elders, al is er wel wat ingelopen op de halve eeuw van Heine, maar toch voor namelijk doordat Orwell ook al in dit boek een soort toe komstprojectie heeft geïncorporeerd. Of liever: hij heeft de trends van het ogenblik (1939 dus) vlijmscherp aangevoeld en er nog een schepje bovenop gedaan. Daardoor ontstond een schildering die thans mogelijk wel achterhaald is, maar die niettemin nog volkomen actueel aandoet. We wijzen bijvoorbeeld op de vergiftiging en de ontluistering van de natuur en de rage voor namaak-antiek in hotels en herber gen. Wat de hoofdpersoon beleeft en ervaart, zou bij wijze van spreken haast een ieder ook nu aan den lijve kunnen ondervinden. Het is een heel merkwaardig boek. George Orwell is in de huid gekropen van een vijfenveertig jarige verzekeringsman, George Bowling, een man die precies tien jaar ouder is dan hij zelf toen hij het boek schreef, en die bovendien uit een totaal ander milieu kwam. Toch heeft Orwell zich nauwkeurig tot in kleine de tails ingeleefd. George Bowling is het type van de uiterst nuchtere Engelse middenstander Hij stamt uit een heel klein winke bersmUieu in een plaatsje in Ox fordshire. Zijn opleiding is vrij gebrekkig geweest: tot zijn zes tiende had hij school kunnen gaan, doch toen was- zijn vaders winkeltje zo achteruitgegaan en door concurrentie overspoeld dat George als kruideniersbediende aan het- werk moest. Daarop was wjn militaire diensttijd gevolgd. tijdens de eerste wereldoorlog. In dienst had hij het op mysterieuze wijze tot officier gebracht, later was hij door stom toeval in de verzekeringsbranche terechtgeko men, hij was getrouwd en hij had twee kinderen Het huwelijk was een gruwelijke sleur, zijn vrouw Hilda een kniezerige, zeur derige. negatief ingestelde vrouw; ze leiden een net, grijs, volkomen uitzichtloos middenstandsbe staan in een straat met uniforme huizen in een Londense voorstad George Bowling is dus 45. hij is de laatste jaren enorm dik ge worden en hij maakt thans een crisis door. Hij heeft er genoeg van, lichamelijk en geestelijk, en de dreigende oorlog brengt hem geheel van streek. Het boek begint op de dag dat hij zijn nieuwe kunstgebit, in zijn mond heeft: ,Ik kwam eigenlijk op het idee op de dag dat ik mijn nieuwe kunstgebit kreeg', luidt de openingszin. Dat gebit geeft hem een gevoel van aftake ling, en tevens toch ook van verjonging. Hij heeft schoon ge noeg van zijn vrouw Hilda, van zijn kinderen en zijn hele kleurlo ze bestaan. Onbewust moet het al lang hebben gewerkt: door wed den op een paard heeft hij zeven tien pond gewonnen, doch daar niemand iets van verteld, het is zijn geheime reserve, een kleine kans tot ontsnappen. Hij wil met dat geld nu eens geen schoenen kopen voor zijn kinderen of een jurk voor zijn vrouw, hij wil er iets geks mee doen, eens met een andere vrouw op stap gaan, het verbrassen, vakantie houden op zijn eentje, wat dan ook. De oorlog dreigt overal, en hij weet wat oorlog is, hij heeft in Frankrijk gevochten, is er ge wond geraakt in 1916, en hij is later in Engeland in een waan zinnige situatie terechtgekomen. De kranten zijn vol dreigende berichten maar melden ook iets over het uitgestelde huwelijk van koning Zog. Die voor Westeurope- se oren nog al dwaze naam doet hem opeens dromen, denken aan de kerk, het Oude Testament, het bijbelonderricht in zijn jeugd, zo omstreeks 1900, in Lower Bin- field, een plaatsje in Oxfordshire, heel landelijk, een 2000 inwoners. Vóór de oorlog een heerlijke tijd. alsof het altijd zomer was'. .Voor de oorlog! Hoe lang zullen we dat nog blijven zeggen, vraag ik me af? Hoe lang nog voordat het antwoord zal luiden: Welke oorlog? (p. 32). De mensen in Bowlings omgeving leven allen in de vaste overtuiging dat de nieu we oorlog in 1941 zal uitbreken. Ze hebben dus nog twee jaar respijt, maar de schaduwen van bommenwerpers glijden al tel kens over. George Bowling begint te mijme ren over zijn jeugd, het leven op het Engelse platteland ,vóór de oorlog'. Hij tekent zijn milieu, zijn zorgelijke, weinig ontwikkel de ouders en familieleden, zijn belevenissen in de kerk, op school en spijbelend, hij vertelt van zijn verhouding met Elsie, de eerste vrouw in zijn leven, en later van zijn ervaringen als sol daat, twee jaar in Frankrijk, en daarna het absurde bestaan als officier ergens aan de Westkust waar hij twee Jaar lang elf blik jes vlees moest bewaken en ver der volkomen vergeten was: .Eens in de maand stuurden ze me een reusachtig groot officieel formulier dat me sommeerde het aantal en de conditie op te geven van de pikhouwelen, het pioniers gereedschap, de rollen prikkel draad, de dekens, het waterproef grondzeil, de eerste-hulpuitrustin- gen, de platen van golfijzer en de blikken pruimen- en appeljam die zich onder mijn hoede bevonden. Ik vulde gewoon overal .nihil' in en stuurde het formulier terug. Er gebeurde nooit iets. Ergens in Londen zat iemand rustig die for mulieren in het archief te stop pen, waarna hij nieuwe formulie ren stuurde, die weer wegborg en zovoorts. Zo zat alles nu een maal in elkaar. De mysterieuze hoge omes die de oorlog regelden waren mijn bestaan vergeten. Ik friste hun geheugen niet op. Ik zat op een stil binnenwatertje dat nergens naar toe leidde, en na twee jaar Frankrijk was mijn vaderlandsliefde niet zo vurig dat ik daar weg wilde', (p. 112) Ook al het andere wordt even nuchter en beknopt verteld. Au fond wel een beetje te meester lijk voor een vrij geborneerd man als George Bowling. Welis waar vergeet hij nooit op een soort Multatuliaanse manier er zijn lezers aan te herinneren dat hij maar een klungel is, erg dik. en er verder niet zo gek uitziend en met een kunstgebit; weliswaar is het relaas opzettelijk door spekt met droge banaliteiten en herhalingen, maar ondertussen weet Bowling-Orwell op heel poë tische wijze het nog landelijke Engelse leven van voor de eerste wereldoorlog op te roepen. Geen ogenblik wordt ook de band met het heden, dat wil zeggen 1939, met zijn oorlogsdreiging, uit het oog verloren. Eén ding komt telkens boven. 3eorge is als jongen een harts- ■ochtelijk hengelaar geweest, ook al heeft hij nu al in een dertig jaar niet. meer gevist. Hij herinnerde zich achter het ver waarloosde buiten van Binfield een vijver te hebben ontdekt met reusachtige karpers. Hij was daar nooit, meer teruggeweest. Opeens besluit hij a la recherche du temps perdu te gaan en voor een week naar Lower Binfield te vertrekken, zonder daar iemand in te kennen. Thuis geeft hij voor. een week op zakenreis te moeten. Het weerzien met het plaatsje en de omgeving van zijn jeugd wordt een fiasco. Lower Binfield is in de ruim twintig jaar dat hij het niet te rugzag onherkenbaar veranderd. Van een plaatsje van 2000 inwo ners is het nu een stad van een vijf en twintig duizend geworden. Hij herkent het silhouet niet eens als hij de vallei inrijdt, kan de oude kern niet zonder de weg te vragen terug vinden. De weiden en velden van zijn jeugd zijn overwoekerd met fabrieken en huizen. Zijn geboortehuis is een soort restaurant geworden, boor devol pseudoantiek en namaak- boerenspul; ook het hotel van weleer waar hij afstapt is antie- kerig gemoderniseerd. Het buiten. Binfield Hall, is nu een sanatori um voor zenuwzieken geworden en de vijver waar hij nu eindelijk zou gaan vissen (hij heeft zich flink geoutilleerd) is een vuil stortplaats. De grootste schok krijgt hij, als hij Elsie terugziet: een o\ide schommel van 47 helemaal uitge zakt en verlopen. Ze herkent hem totaal niet als hij in haar win keltje naar pijpen vraagt. Er zit voor hem niet veel anders op dan zich te bedrinken, dag in dag uit. Op een bepaald moment hoort hij het slot van een radio-oproep: Hilda Bowling is ernstig ziek en haar echtgenoot moet dringend thuiskomen. Hij denkt dat het een van haar gebruikelijke trucs is. dat ze totaal niet ziek is, en door zijn schuldgevoel komt het geen moment in hem op dat er méér Hilda's Bowling in Enge land zullen rondlopen. Toch gaat hij vroeger dan hij gedacht had naar huis terug. Zijn vrouw blijkt van die radio-oproep niets af te weten, maar wel is ze er achter gekomen dat hij niet op zakenreis is geweest, zoals hij had voorgewend. We verlaten George als hij in de naarste echtelijke penarie zit hij heeft even willen .happen naar lucht', maar de lucht was verstikt en vervuild, en een uit komst is er niet, hij wordt nu flink en voorgoed ondergeduwd. Het verhaal is echter met zoveel sarcasme en droge humor ver teld, dat het niet bitter wordt.. Het heeft zelfs eerder iels nostal- gieks, althans iets bitter-zoets: ,Zeg wat u wilt noem het dwaas, kinderachtig, of wat dan ook maar maakt het u nooit kotsmisselijk wanneer u ziet wat ze met Engeland uitspoken, met hun vogelbassins en hun gipsen t.uingedrochten. en hun toverfee ?n en concerveblikjes, waar ?ens beukenbossen stonden0 Sentimenteel, zegt u? Asociaal? Mensen zijn belangrijker dan bo men? Voor mij hangt het er van af wat voor bomen en wat voor mensen. Niet dat je er ook maar iets aan kunt doen. behalve ze de pokketering toewensen', (p. 203). jeorge Orwell: Hippend naar lucht (Co ming up for air) vert. Gerrit Komrij; Meulenhoff, Amsterdam, 13,80. De kerk leeft In deze wereld altijd in een ipanninjrsvcld en dat zal zo blijven tot het einde der tijden toe. In de eerste eeuw van onze jaartelling ia het evangelie verkon digd ln een wereld waarin het kwam als een vreemd element en altijd en overal I» er de neiging een vreemd element uit te stoten. In de evangeliën en de brieven van het Nieuwe Testament vinden we daarvan allerlei tekenen en laten we de Openbaringen van de apostel Johannes niet vergeten. Daar vinden we de kerk getekend middenin het spanningsveld van deze wereld. De gebeden der heiligen zijn gebeden uit benauwdheid en druk. De omringende vijandschap ls groot. Hoe lang nog Here! Wanneer men te- genwoordig wel eens een klaagzang hoort over de vijandschap van deze wereld, dan Is dat op zich zelf niets bijzonders. Wanneer zal ooit het belijden van het christelijk geloof een gemakkelijke zaak zijn? elnds de reformatie hebben we niet alleen te maKen met een spanningsveld van kerk en wereld, maar eveneens van de kerken onderling. Deze hebben tegenover elkaar gestaan. Natuurlijk de reformatorische kerken en de kerk van Rome. Maar ook reformatorische kerken en stromingen on derling. De rechtvaardiging van de zondaar door het geloof alleen, is het uitgangspunt geweest. De kerk werd niet meer als alleen-zaligmakend gezien. Misschien kun nen we ons in deze tijd weer enigszins een voorstelling maken van de beroering die er in de 16e eeuw over Europa gegaan is Er zijn toen nieuwe kerken ontstaan, maar ze wilden zich niet als nieuw be schouwen. Ze wilden alleen hervormd zijn naar het voorbeeld zoals men dat meende te kunnen lezen ln het Nieuwe Testament. Er zijn toen nieuwe kerkliederen gekomen en eveneens nieuwe belijdenissen waarin men zich afzette tegen de oude kerk. alsook tegen allerlei bewegingen zoals die in de eeuw van de reformatie openbaar werden. Vooral ook zette men zich in die belijdenissen af tegen de Wederdopers, de communisten van de 16e eeuw. Maar niet alleen hebben we, wanneer we ons nader bezig houden met het doen en laten van de kerken, te maken met de twee bovengenoemde tegenstellingen en de gevolgen daarvan, ook iedere kerk op zich zelf is een veld vol spanningen. Wie meent dat er één kerk is waar zo ongeveer gelijk gedacht wordt, heeft zich nog niet werke lijk verdiept in hetgeen er omgaat en hij heeft er nog niets van begrepen dat een kerk een gemeenschap is van mensen die de vergeving der zonden nodig hebben en waar men niet altijd leeft naar de aposto lische vermaning dat in ootmoedigheid de één de ander uitnemender moet achten dan zich zelf. Daarom ontbreekt er nog wel eens iets aan de eensgezindheid. Wat een verschil van meningen en gedachten kun je niet tegenkomen in één kerk. Was het vroeger voor de oppervlakkige be schouwer zo dat de Nederlands hervormde kerk het primaat had van dit verschil van meningen en gedachten, zodat ze kon wor den uitgekreten als een huis dat tegen zich zelf verdeeld is, tegenwoordig weten we wel dat er geen enkele kerk is waarvan niet kan worden gezegd dat ze een com pleet spanningsveld vertegenwoordigt En naarmate de spanning tussen de kerken onderling afneemt, zien we het'gebeuren dat de spanningen binnen de kerken toene men. Dat hangt natuurlijk ergens met elkaar samen. Het punt waarop de span ningen zich ontladen, is nog al eens het handhaven van de belijdenis der kerk. Deze is eenmaal aanvaard als de richtlijn van het kerkelijk leven. In iedere kerk zijn er bewakers van deze belijdenis, die er op toezien dat daaraan niet wordt tekort gedaan. In de r-k kerk heeft men zulke nieuwe belijdenisgeschriften niet als de Calvinistische kerken in ons land die heb ben in de zogenaamde drie formulieren van enigheid, maar hier heeft de traditie als zodanig gefungeerd en wanneer er hier sprake is van handhaving, dan is het een handhaving van de aloude traditie. Dit wil weer niet zeggen dat alleen in deze kerk de traditie zulk een belangrijke rol speelt, maar in de andere kerken staat die tradi tie in nauwer verband met de belijdenisge schriften. Wat is er het geval geweest in de 16e eeuw? Toen er meuwe kerken ontstonden, is men gedwongen geweest om duidelijk te zeggen wie men was. Zo zijn de belijde nisgeschriften ontstaan, waarin duidelijk te vinden is wat men geloofde en hoe men zich heeft afgezet zoals reeds gezegd voornamelijk tegen de kerk van Rome en de wederdopers. De Nederlandse geloofs belijdenis en de Heidelbergse catechismus dragen daarvan dezelfde kenmerken. Bij de artikelen van de synode van Dordrecht 1618-1619, het derde van de drie formulie ren van enigheid, ligt het enigszins anders. Hierin vinden we een zich afzetten tegen de remonstranten. In de 16e eeuw liepen er mensen met belijdenisgeschriften op zak. Men oordeelde dit nodig in een tijd toen er veel zwervers en vluchtelingen waren. Wanneer ze ergens kwamen en vroegen om wat wij tegenwoordig een verblijfsvergunning noemen, werd er geen paspoort overgelegd. Die waren nog niet uitgevonden, tenminste niet in de beteke nis die ze nu hebben. Wel gebeurde het dat ze een belijdenis overlegden. Dit zijn wij. In die tijden van grote onzekerheden zijn die belijdenisgeschriften van grote betekenis geweest. Wanneer we lezen in het martelarenboek van Adriaan van Haemstede, vinden we daarin talloze belij denissen terug. Deze dragen veelal een persoonlijk karakter en het gaat dikwijls slechts om enkele punten die in het proces tegen hen speciaal naar voren waren geko men. Maar wanneer wij ze lezen blijkt duidelijk hoezeer men de belijdenisge schriften van de kerk kende. Daarin vond men een houvast voor het eigen belijden. We leven echter niet meer in de 16e eeuw. De kennis van de belijdenisgeschriften is niet zo groot meer. Voor de oudere gene ratie vormt de Heidelbergse catechismus hier misschien nog een uitzondering. Ik vermoed dat het percentage gemeentele den dat de drie oude belijdenisgeschriften werkelijk kent, gering is. De waag mag daarom met recht worden gesteld ol ze tn deze tijd nog wel functioneren. Zijn w nu niet andere dingen waartegen de kerk zich zal moeten afzetten, om op de rechte wijze het evangelie dat haar is toe be trouwd. in deze wereld uit te dragen? We hebben meegemaakt het Nationaal Socia lisme en hebben ondervonden welke geva ren dit voor kerk en volk inhield. In de belijdende kerk van Duitsland is toen de belijdenis van Bannen ontstaan om zich daartegen af te zetten. We hebben meege maakt en maken het nog mee dat men. evenals de wederdopers in Munster, maar nu op veel grotere schaal, het nieuwe Jerusalem wil houwen. We hebben de gevaren leren kennen van zoveel andere ismen meer. Is het niet nodig dat de kerk of de kerken met elkaar in de tegenwoor dige wereld tot een nieuw belijden komen waarin wij een richtsnoer voor ons den ken en handelen vinden in de wereld waarin wij nu leven? Dat is de vraag die in vele kerken opduikt. In de laatste wereldoorlog is ln ons land het bezig-zijn met het belijden der kerk reeds begonnen. Toen verscheen illegaal het geschriftje, dat later bleek van de hand van dr J Koopmans te zijn. ,Wat wij wel en wat wij niet geloven'. Na het eindigen van de oorlog is men in de Nederlands hervormde kerk voortgegaan met het denken over het belijden van de kerk in deze tijd. In 1949 werd door de generale synode aangeboden .Fundamenten en perspectieven van belijden'. Kunnen we nu nog wel toe met belijdenisgeschriften uit de 16e en 17e eeuw? In de nieuwe kerkorden van de hervormde kerk heeft men met gesproken van een handhaven van de belijdenis, maar over een belijden ,in gemeenschap met de belijdenis der vaderen' Men heeft beseft dat de kem van het belijden wel dezelfde blijft, maar dat de omstandigheden niet meer dezelfde zijn en dat de formuleringen waarin men dit belijden heeft samen gevat, niet meer aansluiten bij hetgeen er omgaat in deze tijd. De beslissing die de synode van Dordrecht. 1618-1619 heeft genomen, kun nen we aanvaarden, maar d' wijze waarop men dit heeft uitgedrukt, nemen we niet meer voor onze rekening En zo is er. waarlijk niet in één kerk, de vraag geko men naar een nieuwe formulering waarin, op een wijze die ingaat op de vragen waarmee men nu in de kerken zit, wordt gezegd welke het belijden van de kerk is. In de hervormde kerk is men er eigenlijk voortdurend mee bezig geweest en op de heid uitgesproken om samen met de gere- algemene kerkvergadering is de wenselijk- formeerde kerken te zien of het niet van betekenis zou zijn het belijden van de kerk opnieuw te formuleren. Op de synode van de gereformeerde ker ken is men eveneens met de belijdenis bezig geweest en aldaar heeft menigeen de wenselijkheid uitgesproken dat deze ker ken moeten komen tot een nieuwe formu lering van de belijdenis. Men heeft daartoe, zoals het hier gebruike lijk is, deputaten benoemd, die zich met deze zaak zullen moeten bezig houden om later een rapport over te leggen. In het .Centraal Weekblad' van 3 juli van de gereformeerde kerken lezen we in een artikel van de hand van prof. C. P. Hart veld dat ook in Canada, waar menige gereformeerde kerk is, men met deze zaak zich heeft bezig gehouden Aldaar heeft een classis een verzoek tot de synode gericht, om de oude belijdenis te vervan gen door een nieuwe. Deze nieuwe belijde nis zou in de plaats moeten komen van de Drie Formulieren van Enigheid en het karakter moeten dragen van een verkla ring van de waarheid en de vorm \-an eenheid". Prof H. vindt het een acuut probleem wat we moeten doen met die belijdenissen die zo kennelijk de sporen dragen van de tijd van hun ontstaan. Hij weet wel dat het opstellen van een nieuwe belijdenis geen .sinecure" is. Wil de kerk leiding geven, zo zal er toch iets nodig zijn. Lot was een gelovige waag hals. Om aards gewin waagt hij zijn geziv aan de geva ren van Sodom. Hij gelooft in God, maar vertrouwt ook flink op aardse schatten. God neemt hem in één slag. alles af. Hij is in Sodom gaan wonen. Sodom die ze deloze stad. Hoe de dames erbij liepen, 't gaf allemaa. niets. Half bloot, helemaal bloot, nudisten en naturis tenVrijheid, blijheid. Ze misten ingetogenheid. Sei was alles Zelfs geen burgerlijk fat soen meer. De buik was hun God. Aanrandingen en wurgmoorden. Gooi maar in een sloot.' Zo tergden zij God. de allerhoogste. God heeft ingegrepen. So dom en Gomorra, die god deloze steden zijn ran de aarde weggevaagd. Vuur en zwavel De stad der zonde werd verdelgd. Lot woont daar ook. Hij wordt gered. Hij stribbelt ook nog tegen Hij moet alles achterlaten. Vlucht om uws levens wilzie niet om. en sta nergens in de streek stil, opdat gij niet verdelgd wordt. Wat was die waarschuwing duidelijk. Gods liefde wildi redden. Lot was een gelovt zijn ge Hij is gevlucht, met zijn vrouw e twee dochters. En toen zij vér genoeg teeg waren, en de zon opging deed de Here zwavel en vuur over Sodom en Go morra regenen. Gods liefde wil redden Maar wie die liefde van God niet beantwoordt en Zijn waarschuwingen ne geert. komt om!. De vrouw van Lol kon niet Loslaten. Ook die steden niet, waar Gods vloek op rustte. Zij zag om, en werd een zoutpilaar. Gods drei gingen kan niemand straf feloos negeren. Denkt aan de vrouw van Lot! Jezus kwam tiaar de zondi ge aarde, evenals die enge len naar Sodom. om ons van de ernst ven Gods toom over de zonde te doordringen Ook deze aar de zal straks voorbijgaan door vuur en zwavel. De plaats waarheen wij moeten vluchten, is ons ge zegd: Golgotha. Daar stierf Jezus voor onze zonden. Wie in flem gelooft, komt met om. maar wordt be houden. Wie Hem ongehoorzaam is. zal het leven niet zien. Denkt aan de vrouw van Lot.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1971 | | pagina 15