.VIA VERBETERING
VAN MENTALITEIT
NAAR NATIONAAL
ZEEHAVENBELEID'
IN ZEELAND
RELATIEF
MINDER
BELANG
STELLING
VOOR HET
VERLEDEN
INTERVIEW MET IR S. A. POSTHUMUS,
COMMISSIE ZEEHAVENOVERLEG
HISTORICUS
DEKKER:
-i
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Fr is vaak eri veel 0111 geroepen. En langzamerhand begint er nu wat
zicht in te komen: ccn nationaal zeehavenbcleid. Een van de belang
rijkste initiatieven in deze richting was de installatie van de door
minister Bakker ingestelde commissie zeehavcnoverleg. Een orgaan
met als doel: betere contacten tussen de havenbeheerders onderling
en met het bedrijfsleven, gevraagd en ongevraagd advies aan de re
gering over het zeehavenbcleid. Dit 36 man sterke gezelschap is nu
twee jaar aan het werk onder voorzitterschap van ir S. A. Posthu
mus. tweede-kamerlid voor PvdA en oud-staatssecretaris van verkeer.
De heer Posthumus, Fries van geboorte, heeft al sinds 1946 een ze-
lel in het parlement. Hij is deskundige in (Europese) vcrvoerszaken
en heeft zich nu ook bijzonder verdiept in de havenproblematiek.
Voor de serie PZC-interviews onder het motto ,Waar staan we nu"
hadden wij een gesprek met hem.
(Van een onzer redacteuren)
DEN HAAG ,Er wordt nogal eens gedacht dat een redelijk nationaal
havenbeleid zoiets moet worden als een regeling van bovenaf, waarin
wordt vastgelegd: de ene haven mag dit wél en de andere haven dat niet
doen. Dat is niet de eerste benadering. Het gaat erom dat we een struc
tuur van havenbeleid scheppen, waaruit zulke conclusies indien deze nodig
zouden zijn, als vanzelf rollen. Ik geloof dat we ernaar toe moeten dat
ye een andere verhouding krijgen tussen de zeehavens en de centrale over
heid, waarbij een soort van regionale organisatie onvermijdelijk lijkt, maar
waarin de individuele haven in zijn direct toezicht op exploitatie en be
heer een belangrijk stuk autonomie behoudt'. In een paar zinnen is dat
zo ongeveer de .geloofsbelijdenis' en de grondregel voor de strategie, die
het socialistische tweede-kamerlid, oud-staatssecretaris voor verkeer ir
S. A. Posthumus (60 op zijn sleutelpositie als voorzitter van de nationa
le Commissie Zeehavenoverleg voert. Eerste werk van de eind 1968 geïn
stalleerde commissie was: het contact verbeteren en het overleg bevorde
ren tussen de tot nog toe voornamelijk zelfstandig opererende zeehavens.
Na twee jaar is er wel een mentaliteitsverbetering gekomen. De volgende
stap is het verlenen van adviezen, gevraagd of ongevraagd, aan de rege
ring over een brede waaier van vraagstukken, die allemaal moeten worden
opgelost om een duidelijke beleidslijn te kunnen uitzetten.
In het geroezemoes van een druk bezette
schrijfkamer In het kamergebouw aan het
Haagse Binnenhof zitten we tegenover ir
Posthumus. Hij maakt de balans op van
wat er op het ogenblik in de 36 man
sterke haxencommissie is bereikt en geeft
aan waarheen men nu op weg is. Het is
een bijzonder systematisch opgebouwd
verhaal en geeft een helder doorkijkje in
de manier van werken van deze voorzitter
en zijn staf.
Nu ook al weer geruime tijd geleden heeft
minister Bakker (verkeer en waterstaat)
in een toespraak te Zaandam zijn voorlo
pige voorkeur uitgesproken voor een fe
deratief havenbeheer in Nederland: uitein
delijk nog vier beheersgebieden. En dat
zouden dan kunnen zijn: een gebied Eems-
mond. een gebied Noordzeekanaal, een ge
bied noordelijke delta (Rotterdam en om
streken) en een gebied zuidelijke delta
(Westerschelde met Antwerpen). Een sub
commissie van de club-Poslhumus, onder
leiding van Amsterdams burgemeester dr
I, Samkalden is in de problematiek van de
bestuurders- en beheersstructuur van de
zeehavens gedoken
NIEUWE VERHOUDING
Een dergelijke vierendeling in het Neder
landse havenbeheer zou naar de mening
van ir Posthumus ernstig moeten worden
overwogen.
Als hij de stilte beziet, die is ingetreden
rondom het vrijwillige Overlegorgaan Zee
havenontwikkeling Zuidwest-Nederland (vo
rig jaar april vergaderde het algemeen
bestuur ervan voor de eerste keer en
sindsdien ook voor de laatste keer in het
openbaar), zegt hij: ,Ik kan me best
voorstellen dat Zeeland bij de huidige
ontwikkelingen niet meer zoveel be
hoefte heeft om met Rotterdam in een min
der bevredigend werkende Zuidwest-Neder
land-club te zitten en dat men daar meer
zin krijgt om een Westerschelde-club te ma
ken. Die ene club-zuidwest van het ogenblik
is namelijk tegenover de rest van de zee
havens wel wat zwaar. Overigens is deze
hele materie nu in beweging en moet een
duidelijk eindoordeel wachten op de re
sultaten van de commissie-Samkalden.
Vraag: Waf gaat deze subcommissie-
Samkalden doen?
Ir Posthumus: ,Het voornemen bestaat om
in eerste instantie in een enquête vast te leg
gen wat de verschillen in structuur van de
zeehavens en wat de knelpunten en zwak
heden van de huidige structuur zijn.
Welke is de verantwoordelijkheid van
de gemeentebesturen in de havens? Hoe
staat het met de inspraakmogelijkheden?
Hoe werken de havenschappen? Waar lig
gen er nog verschillen tussen de haven
schappen Delfzijl, Vlissingen en Terneu
zen? Wat zijn de voordelen, wat de nade
len? Waar zitten de bottle-necks? Het.
wordt een onderzoek van anderhalf jaar
Wat wil je als je een structuur van
eeuwen op de helling gaat zetten'
Vraag Het gaat dus uiteindelijk om de
conslruclic van een nieuwe verhouding
tussen de zeehavens en de centrale over
heid?
Ir Posthumus spitst het probleem toe en
ziet het kacler- door een toekomstig natio
naal zeehavenbeleid in het antwoord op
twee vragen:
welke zeggenschap houdt de centrale
overheid in de havenontwikkeling bij
belangrijke beslissingen, zeker waar
het saat om een substantieel aandeel
van de rijksoverheid in de financiële
lasten?
op welke manier kunnen wij. waar
vroeger alleen maar concurrentie het
hoogtepunt van alle wijsheid was,
een aantal elementen van samenwer
king inbouwen
Het vraagstuk van de capaci<"it van de
havens speelt: bij dat laatste natuurlijk een
bijzonder belangrijke rol. De .rijkszeeha-
venadviseur' heeft zich breed georiënteerd.
Hij heeft, als voorzitter van de Transport
commissie van het Europees Parlement de
gelegenheid studiereizen te maken naar
de havens van Marseille. Genua. Palermo.
Napels. Bordeaux en Le Havre. Hij heert het
daar allemaal eens aangezien en zijn haren
zijn recht overeind gaan staan. Zijn con
clusie: .Iedereen probeert voor zichzelf te
krijgen wat voor de totaliteit van de
havens' beschikbaar is. En omdat zoiets
gebeurt, komt men te zitten met een
geweldige overcapaciteit als gevolg van
een geweldige overinvestering. Als men nu
eens overleg had gepleegd, had men waar
schijnlijk vele moeilijkheden kunnen voor
komen'.
De enige objectieve autoriteit, die in een
dergelijk geval van .elkaar doodconcurre-
ren' althans in nationaal verband wat be
heersend en coördinerend kan optreden is
volgens ir Posthumus de centrale overheid
met zijn geldkraan
SAMEN ACQUIREREN
Een andere manier om wat hij noemt
de waterdichte muur tussen de verschil
lende havens te doorbreken ziet de voor
zitter van de Commissie Zeehavenoverleg
in een gemeenschappelijke actie naar bui
ten Hij vertelt over een poging, in die
richting ondernomen en in gang gezet door
Rotterdams burgemeester W. Thomassen.
Namelijk om in een samenwerkingsver
band van alle Nederlandse zeehavens een
gemeenschappelijke acquisitie voor het ver
krijgen van vestigingen in onze zeehavens
tot stand te brengen. Waarom wordt de
overigens nog niet bevredigende samen
werking op dit punt in Z -W. Nederland
niet uitgebreid tot een samenwerking van
alle havens, dus ook met medewerking van
Amsterdam en de noordelijke havens?
Op zich een aantrekkelijk idee! Maal
ais je aan zoiets wilt; beginnen, zullen een
paar duidelijke voorwaarden moeten wor
den gesteld Elke haven moet van zo'n
gezamenlijke acquisitie voordeel kunnen
trekken, men zal op bevredigende wijze ge
ïnformeerd moeten zijn over eikaars ge
gevens en elke haven zal daarbij nog de
gelegenheid moeten krijgen om zichzelf het
best te presenteren. En dat alles in het
licht van een havenpolitiek. waarin Rot
terdam zich enige beperkingen ten aanzien
van een ongebreidelde expansie heeft moe
ten opleggen.
Enfin, er is een 'discussie geweest in een
werkgroep om na te gaan of het mogelijk
is van het; acquisitiebureau (Aschoff) van
het overlegorgaan zuidwest een nationale
zaak le maken. Daarbij is overwogen of
het nuttig zou zijn ook in andere landen
dan de VS Nederlandse havenacquisiteurs
neer te zetten, die niet alleen de industrie
vestiging maar ook de overslag in de
havens zouden kunnen bevorderen: die
ook een bedrijf bijvoorbeeld andere moge
lijkheden in Nederland zouden kunnen
aanbieden, wanneer het om laten we
bijvoorbeeld zeggen milieufactoren niet
in Rotterdam of Zeeland zou passen. In
zo'n aanpak zit een groei van vertrouwen
en wederzijdse openheid, die nog lang niet
op bevredigende wijze bereikt zijn.
Vraag: Moeten we uit deze aanleiding
over mogelijkheden en onmogelijk
heden van een lclein onderdeel opmaken
dat de problemen op de weg naar een
werkelijk nationaal havenbeleid versper
ringen zijn, die op elkaar gestapeld toch
wel erg moeilijk zijn te doorbreken
Ir Posthumus: ".Er zijn twee benaderïngs
wijzen van de hele zaak. De eerste, de
theoretische is: ik schuif alles wat bestaat
opzij en ga zoeken naar het meest ideale
havenbeleid. Er zijn buitenlandse voorbeel
den. Frankrijk met in naam autonome
havens, maar in feite een havenbeleid dai
in Parijs achter het bureau wordt bepaald
via investeringsmogelijkheden. Engeland
met een half genationaliseerde structuur,
waarin een vergaande autonomie voor een
aantal havens. Italië met een structuur,
die veel op de Franse lijkt. Je zou op
érond van ervaringen daar natuurlijk kun
nen overgaan tot de oprichting van een
directoraat-generaal voor de havens en
vandaar uit de zaak vanuit Den Haag
zonder de noodzaak van een adviesorgaan
direct en indirigistisch nationaal regelen.
Een ander uitgangspunt is: starten
met de situatie, zoals die er ligt en die
niet in een handomdraai is te veranderen
in de richting die nodig zou zijn. Dat
betekent dus: in etappes de bouwstenen
voor een nationaal havenbeleid aandragen
en aaneenvoegen'.
BEGRENZINGEN
recteur Generaal voor de Scheepvaart
de heer Jansen. Op dat punt is trou
wens' spoedig een adviesaanvrage van
de minister te verwachten'
Met elkaar een reeks van externe factoren,
die het toekomstig havenbeleid beïnvloe
den. Ir Posthumus: ,De ellende is alleen,
dat we over te weinig gegevens beschik
ken. Een voorbeeld: we moeten zelf een
arbeidsmarktonderzoek in de zeehavens
gaan uitvoeren. Dat is de zwakke stee in
het geheel: de hoeveelheid basismateriaal
aan doelgerichte statistieken en studies is
armzalig. Steeds weer kom je voor dingen
te staan, waarover onvoldoende informatie
te krijgen is. En beslist nodig hebben we
die dingen. anders worden cr fouten
gemaakt. Wetenschappelijk en systema
tisóh onderzoek. daar gaal. hel om'.
OSSENISSE
Overzichtelijk zet ir Posthumus vervolgens
op een rij de begrenzingen, waarmee hij
en zijn commissie zeehavenoverleg in de
afgelopen twee jaar steeds opnieuw weer
rijn geconfronteerd Beperkende factoren,
die met elkaar bepalend zijn voor de
ruimte waarin en de armslag waarmee
Nederland een nationaal zeehavenbeleid
kan opbouwen.
Hier komen ze:
1. Beschikbare werkgelegenheid. ,Een van
de meest klemmende zaken. In de
naaste toekomst zal een kabinet een
beslissing moeten nemen hoe het ver
der met de verdeling van die beschik
bare werkgelegenheid moet Zeehavens
hebben daarin aan de ene kant een
beslissende functie; aan de andere kant
is een duidelijk standpunt van de rege
ring over de vraag hoeveel er voor die
zeehavens kan worden uitgetrokken
aan werkgelegenheid bepalend voor de
toekomstige ontwikkeling van die ha
vens, We zullen als commissie nu aan
de regering een aantal alternatieven
voorleggen op basis waarvan een keuze
kan worden gemaakt. Aan de voorberei
ding van een advies in deze richting
werkt een subcommissie die wordt
voorgezeten door de heer Van der Zee
burgemeester van Dordrecht'.
2. De planologie. ,In de toekomst zal die
planologische reservering nog veel be
langrijker worden, want het havenbe
leid is nu eenmaal een onderdeel van
hel. ruimtelijk beleid. Kijkt u maar
naar de discussies over al dan niet een
industrie- en havenontwikkeling in de
Hoeksche Waard. De regering heeft
destijds ,nee' gezegd: Rotterdam heeft
al vaak beweerd dat de regering op die
beslissing zal moeten terugkomen'
3. .Milieuhygiëne. .We kunnen daar niet
meer omheen, hel is een feitelijk gege
ven, Kwesties als Progil in Amsterdam
en Hoogovens op de Maasvlakte zijn
politieke feitelijkheden geworden'.
1, Het beschikbare investeringsvolume
.Wat kan er voor de havens op tafel
komen in het kader van de totalc-
infrastructuur? In grote steden komt
er steeds meer verzet tegen grote uit
gaven rin de haven in vergelijking met
die voor de uitgaven die noodzakelijk
zijn bijvoorbeeld op sociaal en cultureel
gebied. Men zal daarbij veel sl erker
moeten gaan denken aan de sociaal-
economische rentabiliteit van die inves
teringen.
3. Binding aan omvang en kwaliteit ver
voersstromen. ,Zal de trend in de ver
voersstromen van en naar dat grote
Middeneuropese afnemers- en produk-
tiegebied blijven doorlopen via de ha
vens tussen Hamburg en Le Havre ol
zitten er factoren in die deze trend
kunnen wijzigen? Wat gaan de ontwik
kelingslanaen doen en wat betekent aai
voor de aanvoer van bijvoorbeeld half
fabrikaten? Wat gaan de havens doen
om elkaar vervoer af te nemen? Aan
dit vraagstuk werd een uitvoerige dis
cussie gewijd in de commissie naar aan
leiding van een inleiding van de -Di-
VraagOp basis van prognoses en rap
porten van zeehavenontwikkeling is een
planologie bedreven. Er is aangegeven
waar havens zouden moeten worden
gesitueerd: Ossenisse. Reimerswaalbui
tenhaven Amsterdam. Lokale en provin
ciale beleidsinstanties houden daar reke
ning mee. Het voorontwerp-streekplan
Oost-Zeeuivsch-Vlaanderen gaat ervan
uit dat een havengebied als Ossenisse
(2300 ha) nationaal-economisch nodig is.
Hoe denkt u over een dergelijlcè theorie.
Ir Posthumus: .Op d:i moment kan ik
daar geen antwoord op geven. Ik zou in
ieder geval informaties willen hebben over
de wensen, die er leven. Laat ik bij wijze
van voorbeeld overschakelen naar het pro
ject buitenhaven-Amsterdam, dat op dit
ogenblik misschien nog iets actueler is
dan liet eventuele project Ossenisse. In an
dere proporties dezelfde problematiek. De
minister heeft de rapporten daarover (de
nautisch-waterstaatkundige, de economi
sche) doorgestuurd naar onze commissie
en er advies over gevraagd. Het zal in de
toekomst normaal worden dat de Commis
sie Zeehavenoverleg al dit soort projecten
overziet en er advies over uitbrengt. Elk
plannetje voor een weg- of kanaalverbete
ring komt automatisch bij de raad van de
waterstaat. Hetzelfde zal straks gelden
voor elk fundamenteel en functioneel toe
komstig havengebied voor onze commissie.
Op het ogenblik gebeurt het nog maar in
cidenteel, op initiatief van de minister. Zo'n
zaak moet tenslotte groeien. En de proce
dure zal dan kunnen zijn dat een sub
commissie wordt benoemd, die alle aspec
ten gaat bekijken: de doorvoerfunctie. het
vraagstuk van de sociaal-economische ren
tabiliteit, van de planologische consequen
ties en ga zo maar door'.
BENELUX
Vraag: Hoe beoordeelt u het eerste
NederlandsBelgische zeehavenoverleg
van enkele weken terug in Middelburg
Ir Posthumus: .Positief. We zullen name
lijk op de duur gedwongen worden om
met ons havenbeleid in een of andere vorm
van Westeuropees kader te komen. In sep
tember zullen wij in Brugge waar dan
vergaderd wordt de Belgen gegevens
moeten verschaffen over de Nederlandse
havenplannen en de staal van ontxvikke
ling, waarin ze verkeren. Hetzelfde mogen
wij van hen verwachten. Bij het Benelux-
parlement zijn het afgelopen jaar ook al
drie inventarisatierapporten over zeehavens
uitgebracht. We zijn op de goede weg als
we over en weer de informaties van elkaar
als juist erkennen. Dat; is het enige aan
vaardbare uitgangspunt'
In liet kort geleden verschenen tweede
jaarverslag heeft ir Posthumus vastgesteld
dat hij met zijn Commissie Zeehavenover
leg na een periode van overleg en brede
oriëntatie in sterker mate in een tweede
fase is beland, die van de advisering. Bij
de installatie van de commissie op 18 de
cember 1968 was zijn antwoord op de rede
van de minster: .Wij zijn ons bewust, dat
we ons aan een moeilijk experiment wagen
Een experiment dat overigens onvermijde
lijk is. Over afzienbare tijd. ik neem aan
binnen 1 a 2 jaar. zullen wij voor onszelf
de rekening wel kunnen opmaken. Ik hoop
van harte dat die een positief resultaat zal
inhouden'. Aan het einde van 1970 heeft de
commissie een tussentijdse balans van haar
activiteiten en bereikte resultaten opge
maakt. De commissie was unaniem
van mening dat de tot nu toe meegemaak
te ontwikkeling reden geeft tot de conclu
sie dat dit werk moet worden voortgezet.
Or ir Posthumus tevreden is? Hij is in
ieder geval een optimistische realist.
KEES VAN DER MAAS
UTRECHT In Zeeland is de belangstelling
voor historie en geschiedbeoefening duidelijk
minder dan In andere delen van het land. Dat
is de mening van dr. C. Dekker (37) uit Odijk
bij Utrecht, die begin deze maand promoveei'
de op een gedegen proefschrift over het
middeleeuwse Zuid-Beveland. De in Wemeldin-
ge geboren en getogen dr. Dekker gelooft, dat
de relatief geringe Zeeuwse belangstelling
voor hel verleden le maken heeft met de
lange periode van economische stilstand die
de provincie doormaakte. .Zeeland heeft*, zo
zegt hij, .wat techniek en industrialisatie
betreft lang de boot gemist. Nu die achter
stand op een snelle en naar mijn mening wat
ondoordachte manier wordt ingehaald, ont
staat een mentaliteit van: we moeten niet
meer naar het verleden kijken. Alleen de
toekomst is van belang. Die opvatting is in
andere delen xan Nederland alweer achter
haald. Daar zie je juist een toenemende
belangstelling voor de culturele waarden van
het verleden*.
Dr. Dekker illustreert zijn opvatting met txxee
voorbeelden. Hij vertelt, dat de Stichting
voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (die
de uitgave van zijn studie financierde) al bij
voorbaat weinig kans gaf voor de mogelijk
heid ook in Zeeland zelf een subsidie te
krijgen Een ander voorbeeld ziet hij in het
bestaan van een historische kring met 200
leden in de Kromme Rijnstreek waar hij zelf
woont. .Enthousiaste huismoeders uit Houten
en Bunnik gaar. m het weekend voor hun
plezier graven. Zo'n historische kring zou in
de Zak van Zuid-Beveland of in Wemeldinge.
Yerseke en Krabbendijke ondenkbaar zijn. Je
kreeg hooguit tien mensen bij elkaar'.
Dr. Dekker werd tot de .historische richting'
geïnspireerd door een aantal leraren van het
Christelijk Lyceum in Goes. Hij noemt de
namen van Van Dijk, Cornet, Kwekkeboom,
Van der Rhee. Een en ander leidde tol
bezoekjes aan het verdronken land van Zuid-
Beveland. Op een gegeven moment leek het
leuk de genealogie van rijn familie eens na te
pluizen. Via die genealogie ben ik eigenlijk in
de historische wetenschap en het archiefwe
zen beland', aldus dr. Dekker.
Na de middelbare school studeerde dr. Dek
ker in Gent, een keus waarvan hij nooit spijt
heeft gehad. ,De manier waarop men in Gent.
de geschiedenis beoefent met grote nadruk op
de hulpwetenschappen en een veel groter
contact tussen de historische studie en de
archieven, lokte mij sterk aan. Bovendien
vond ik het daar allemaal veel gewoner en
prettiger gaan dan aan Nederlandse universi
teiten'
In Gent maakte dr. Dekker een begin met het
bestuderen van een Zeeuws onderxverp. name
lijk de rechten op ae bodem, met Zuid-
Beveland als belangstellingscentrum Dat stel
de hem m staat de xvetenschappelijke metho
den die in Gent in zwang waren toe te passen
op Zeeland, waar aldus dr. Dekker de
bestemming van de institutionele en rechtsge
schiedenis in het begin van deze eeuw in feite
stil was blijven staan.
In wetenschappelijke kring trok het ook in
boekvorm uitgegeven proefschrift over Zuid-
Beveland nogal de aandacht, omdat Dekker
er in slaagde een grote hoeveelheid nieuw
materiaal te verzamelen. Op grond daarvan
konden een aantal oude. soms ai als axioma's
aanvaarde stellingen, overboord worden gezet.
De nieuwe gegevens xverden geleverd door
onuitgegeven archiefbronnen in België en Ne
derland Dr Dekker kwam tot de vaststelling
dat. de fundamenten voor het latere Zeeland
al zijn gelegd in de achtste en negende eeuw
In die periode vond de eerste bewoning
plaats en de kerstening. De abdijen die zich
met deze kerstening bezig hielden kregen van
de Frankische koningen in Zeeland uitgestrek-
-e stukken grond om hun xverk te ondersteu
nen De oude Benedictijner abdijen gaan.
aldus dr. Dekker, op deze activiteiten terug.
ZEEUWSE SITUATIE
in zijn proefschrift heeft dr. Dekker de
Zeeuwse situatie zeer bewust vanuit een eigen
gezichtshoek benaderd. .De Zeeuwse geschie
denis is tot nu toe steeds bestudeerd vanuit
een Walchers standpunt', zegt hij. .men kwam
praktisch niet verder dan Walcheren. Neem
iemand als Tack die publiceerde in de jaren
dertig. Deze man heeft het steeds over de
Walcherse x-luchlbergen. terwijl die gewoon
algemeen Zeeuws zijn'
De studie over Zuid-Beveland mag. zegt dr
Dekker, niet beschouxx-d worden als ae ge
schiedenis van Zuid-Beveland in zeer strikte
zin. Het boek plaatste een Zeeuws eiland in
de middeleeuxven. Zuid-Beveland wordt gezien
in het kader van Zeeland, een gebied dat op
zijn beurt weer geplaatst wordt tussen
Vlaanderen en Holland
Het tot een lijvig boek (700 bladzijden-
uitgegroeide xverk van dr. Dekker biedt niet
alleen voldoende stof voor drie of vier proe:
schriften, maar geeft ook volop aanknoping?
punten voor andere studies. Zelf is dr
Dekker niet van plan zich daarmee bezig te
houden Wel denkt hij in de richting van
detailstudies Op stapel staat een studie ovei
het ontstaan van het Victorinuenklooster Bie
zelinge in de dertiende eeuw en verder in
samenwerking met zijn collega Henderikx
een studie over liet usurpatiestreven van de
Middelburgse Norbertijnerabdij. In de 12e er
13e eeuw trachtte deze abdij zich ten koste
van andere abdijen overal in kerken binnen
re dringen. Een interessant aspect hiervan is.
dat dr Dekker tot de overtuiging is gekomen
dat twee belangrijke oorkonden hierover, die
tor nu toe als onecht xverden bestempeld, wè:
echt zijn en de verklaring vormen voor de
hele kerkstrijd in het Middelburgse tussen de
Norbertijnen en de Benedictijnen. Hij consta
teert, dat ook elders de Norbertijnen probeer
den de gevestigde kerkelijke verhoudingen te
doorbreken. Een andere studie zal tot onder
werp hebben het onze lieve vrouw Kapittel
Kapelle De stichting daarvan pa?:, or
Dekker, in de hele politieke intrigesfeer van
het herfstij van de middeleeuwen.
SAMENWERKING
Dr. Dekker Is van oordeel dat er op het
terrein van de historische wetenschap te
weinig aan samenwerking in de vorm van
teamwork wordt gedaan. .In allerlei andere
takken van wetenschap wordt veel aan team
work gedaan. Bij de historici is dat veel te
weinig het geval Het lijkt wel of men bang
is dat de ander gegevens zal afsnoepen'. Dr.
Dekker zegt zelf op het standpunt te staan
dat twee mensen meer zien aan één. Hij
noemt het dan ook archaïsch om elkaar niet
voortdurend te raadsplegen.
Om voor zichzelf deze situatie te doorbreken,
zullen de detailstudies die voortvloeien uit
het proefschrift over Zuid-Eeveland in samen
werking met anderen worden verricht. Ook
uit het proefschrift zelf blijkt trouwens, dat
Dekker samenwerking met anderen niet
schuwt Hij slaagde er in de zuivere historie
te combineren met resultaten van andere
takken van wetenschap, zoals de archeologie,
de historische geografie en de bodemkunde
.Ik heb', zegt Dekker, natuurlijk zelf niet
gegraven. Ik heb alleen geschreven bronnen
bestudeerd' Hij voegt er echter aan toe,
daarnaast een uitstekend en vruchtbaar con
tact te hebben gehad met de archeoloog ir.
Trimpe Burger uit Aarden en de heer Ovaa
van de Stichting voor Bodemkartering te
Goes.
STORMVLOEDEN
Een voor Zeeland bijzonder interessant aspect
x-an het boek van ar Dekker is. dat parallel
len vallen aan te wijzen i ussen de stormvloed
van februari 1953 en soortgelijke stormvloe
den uit het verleden De februarivloed van
1953 leidde tot een vergaande concentratie
van de waterschappen in Zeeland, omdat de
oude polders niet berekend xvaren voor de
laak het land afdoend te verdedigen tegen de
zee Ook na de stormvloed van 1530. Waarbij
grote delen van Zeeland verdronken, werclen
pogingen in het werk gesteld tot centralisatie.
Dat gelukte, als gevolg van tegenwerking van
de ambachtsheren, slechts gedeeltelijk. Dr.
Dekker noemt de naam van Jan Adriaansz.
Blancx. die er wel in slaagde een concentratie
tot stand te brengen voor het westelijk deel
van Zuid-Beveland: de oude brede watering
bewesten Yerseke. Pogingen van Blancx om
voor heel Zuid-Beveland een waterschapscon
centratie tot stand te brengen mislukten ech
ter. Er was nieuxve stormvloed die van
1953 voor nodig voordat zijn visie op 1
Januari 1059 eindelijk werkelijkheid werd
Over de oorsprong van de oude xvateringen
zegt Dekker dat deze al in de twaalfde eeuw
ontstonden, toen er op genootschappelijke ba
sis afwateringsschappen xverden gesticht Tot
nu toe ging men er van uit. dat de wateringen
pas in de 14e eeuw werden gecreëerd door de
graven met het oog op dijkage en waterke
ring. Volgens Dekker werden de bestaande
genootschappelijke organisaties voor de afwa
tering in de veertiende eeuw door de graaf
dienstbaar gemaakt voor de dijkage.
De wateringen werden door de graaf niet
alleen om waterstaatkundige redenen dienst
baar gemaakt aan zijn politiek. De Hollandse
graai' was er juist in geslaagd de Vlaamse
graaf in het Zeeland bewesten de Schelde uit
le schakelen. Hij slaagt er anders dan in
het verleden in de ambachtsheren naar zijn
hand te zetten. Er wordt dan een Hollands
element in net Zeeuwse bestuur ingevoerd:
dijkgraven en gezworenen, functionarissen
met-eigen aan de Zeeuxvse en Vlaamse cul
tuur De dijkgraaf kreeg ook een controleren
de functie over de ambachtsheren in politieke
en bestuurlijke zaken De dijkgraaf wordt in
feite een grafelijk ambtenaar. De grafelijke
politiek, gericht op een gecentraliseerd en
dirigistisch beleid, mislukt echter als de am
bachtheren zich in de loop x-an de veertiende
eeuw weer sterk gaan voelen en de dijkgra
ven naar hun hand weten te zetten Het
mislukken van de centralisatie betekent ook.
dat de verdediging van het land tegen de zee
niet op voldoende grote schaal kan worden
aangepakt
Bij de nieuwe gegevens die dr. Dekker in zijn
boek aandraagt, is ook een reconstructie van
de dijkstelsels uit de twaalfde eeuw. Hij
combineerde daarvoor bodemkundige gege
vens. laat middeleeuwse en zestiende eeuwse
schriftelijke bronnen, toponiemen en eigen
tijdse gegevens Pikant hierbij is. dat bodem-
kundigen tot dusver op het standpunt stonden
dat er nelemaal geen binnendijken waren
geweest omdat er in het verleden sprake was
van defensieve bedrijgin: het al bewoonde
land werd m zijn geheel bedijkt om de
oprukkende zee buiten te sluiten. Dekker
zegt: £en defensieve bedijking sluit bedijking
m gedeelten niet uit'. Hij slaagde er in de
juistheid van deze opvatting, ook met behulp
van nieuwe bodemkundige gegevens, aan te
tonen
Dr. Dekker, die zijn baan bij hei rijksarchief
m Utrecht (hij is belast met het onderzoek en
de zorg voor middeleeuwse archieven) combi
neert mer een docentschap paleografie en
diplomatiek aan de rijksarchiefschoo! en de
universiteit van Utrecht, heeft zijn studie
over Zuid-Beveland voor het grootste deel
vanuit Utrecht kunnen verrichten. De benodig
de stukken kreeg hij in depot. Bovendien
noemt hij het een voordeel de universiteitsbi
bliotheek van Utrecht dicht bij huis te heb
ben. Het Utrechtse archief is bovendien nogal
centraal gericht, omdat het- oude bisdom
Utrecht vrijwel geheel de noordelijke Neder
lander. omvatte Daarnaast pleegde Dekker
een aantal maanden archiefonderzoek in
Vlaanderen en Middelburg.
De studie over hel middeleeuwse Zuia-Beve-
land kostte dr Dekk'er zeven jaar vrije tijd.
Hij zegt het jammer te vinden dat ae handels
uitgave van zijn proefschrift in de winkel
;'98.- kost .Dat is voor een wetenschappelijke
uitgave weliswaar niet te veel, maar het
houdt het boek wel buiten het bereikt x-an
een groot aantal geïnteresseerde leken'.