.VIA VERBETERING VAN MENTALITEIT NAAR NATIONAAL ZEEHAVENBELEID' IN ZEELAND RELATIEF MINDER BELANG STELLING VOOR HET VERLEDEN INTERVIEW MET IR S. A. POSTHUMUS, COMMISSIE ZEEHAVENOVERLEG HISTORICUS DEKKER: -i PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 17 Fr is vaak eri veel 0111 geroepen. En langzamerhand begint er nu wat zicht in te komen: ccn nationaal zeehavenbcleid. Een van de belang rijkste initiatieven in deze richting was de installatie van de door minister Bakker ingestelde commissie zeehavcnoverleg. Een orgaan met als doel: betere contacten tussen de havenbeheerders onderling en met het bedrijfsleven, gevraagd en ongevraagd advies aan de re gering over het zeehavenbcleid. Dit 36 man sterke gezelschap is nu twee jaar aan het werk onder voorzitterschap van ir S. A. Posthu mus. tweede-kamerlid voor PvdA en oud-staatssecretaris van verkeer. De heer Posthumus, Fries van geboorte, heeft al sinds 1946 een ze- lel in het parlement. Hij is deskundige in (Europese) vcrvoerszaken en heeft zich nu ook bijzonder verdiept in de havenproblematiek. Voor de serie PZC-interviews onder het motto ,Waar staan we nu" hadden wij een gesprek met hem. (Van een onzer redacteuren) DEN HAAG ,Er wordt nogal eens gedacht dat een redelijk nationaal havenbeleid zoiets moet worden als een regeling van bovenaf, waarin wordt vastgelegd: de ene haven mag dit wél en de andere haven dat niet doen. Dat is niet de eerste benadering. Het gaat erom dat we een struc tuur van havenbeleid scheppen, waaruit zulke conclusies indien deze nodig zouden zijn, als vanzelf rollen. Ik geloof dat we ernaar toe moeten dat ye een andere verhouding krijgen tussen de zeehavens en de centrale over heid, waarbij een soort van regionale organisatie onvermijdelijk lijkt, maar waarin de individuele haven in zijn direct toezicht op exploitatie en be heer een belangrijk stuk autonomie behoudt'. In een paar zinnen is dat zo ongeveer de .geloofsbelijdenis' en de grondregel voor de strategie, die het socialistische tweede-kamerlid, oud-staatssecretaris voor verkeer ir S. A. Posthumus (60 op zijn sleutelpositie als voorzitter van de nationa le Commissie Zeehavenoverleg voert. Eerste werk van de eind 1968 geïn stalleerde commissie was: het contact verbeteren en het overleg bevorde ren tussen de tot nog toe voornamelijk zelfstandig opererende zeehavens. Na twee jaar is er wel een mentaliteitsverbetering gekomen. De volgende stap is het verlenen van adviezen, gevraagd of ongevraagd, aan de rege ring over een brede waaier van vraagstukken, die allemaal moeten worden opgelost om een duidelijke beleidslijn te kunnen uitzetten. In het geroezemoes van een druk bezette schrijfkamer In het kamergebouw aan het Haagse Binnenhof zitten we tegenover ir Posthumus. Hij maakt de balans op van wat er op het ogenblik in de 36 man sterke haxencommissie is bereikt en geeft aan waarheen men nu op weg is. Het is een bijzonder systematisch opgebouwd verhaal en geeft een helder doorkijkje in de manier van werken van deze voorzitter en zijn staf. Nu ook al weer geruime tijd geleden heeft minister Bakker (verkeer en waterstaat) in een toespraak te Zaandam zijn voorlo pige voorkeur uitgesproken voor een fe deratief havenbeheer in Nederland: uitein delijk nog vier beheersgebieden. En dat zouden dan kunnen zijn: een gebied Eems- mond. een gebied Noordzeekanaal, een ge bied noordelijke delta (Rotterdam en om streken) en een gebied zuidelijke delta (Westerschelde met Antwerpen). Een sub commissie van de club-Poslhumus, onder leiding van Amsterdams burgemeester dr I, Samkalden is in de problematiek van de bestuurders- en beheersstructuur van de zeehavens gedoken NIEUWE VERHOUDING Een dergelijke vierendeling in het Neder landse havenbeheer zou naar de mening van ir Posthumus ernstig moeten worden overwogen. Als hij de stilte beziet, die is ingetreden rondom het vrijwillige Overlegorgaan Zee havenontwikkeling Zuidwest-Nederland (vo rig jaar april vergaderde het algemeen bestuur ervan voor de eerste keer en sindsdien ook voor de laatste keer in het openbaar), zegt hij: ,Ik kan me best voorstellen dat Zeeland bij de huidige ontwikkelingen niet meer zoveel be hoefte heeft om met Rotterdam in een min der bevredigend werkende Zuidwest-Neder land-club te zitten en dat men daar meer zin krijgt om een Westerschelde-club te ma ken. Die ene club-zuidwest van het ogenblik is namelijk tegenover de rest van de zee havens wel wat zwaar. Overigens is deze hele materie nu in beweging en moet een duidelijk eindoordeel wachten op de re sultaten van de commissie-Samkalden. Vraag: Waf gaat deze subcommissie- Samkalden doen? Ir Posthumus: ,Het voornemen bestaat om in eerste instantie in een enquête vast te leg gen wat de verschillen in structuur van de zeehavens en wat de knelpunten en zwak heden van de huidige structuur zijn. Welke is de verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen in de havens? Hoe staat het met de inspraakmogelijkheden? Hoe werken de havenschappen? Waar lig gen er nog verschillen tussen de haven schappen Delfzijl, Vlissingen en Terneu zen? Wat zijn de voordelen, wat de nade len? Waar zitten de bottle-necks? Het. wordt een onderzoek van anderhalf jaar Wat wil je als je een structuur van eeuwen op de helling gaat zetten' Vraag Het gaat dus uiteindelijk om de conslruclic van een nieuwe verhouding tussen de zeehavens en de centrale over heid? Ir Posthumus spitst het probleem toe en ziet het kacler- door een toekomstig natio naal zeehavenbeleid in het antwoord op twee vragen: welke zeggenschap houdt de centrale overheid in de havenontwikkeling bij belangrijke beslissingen, zeker waar het saat om een substantieel aandeel van de rijksoverheid in de financiële lasten? op welke manier kunnen wij. waar vroeger alleen maar concurrentie het hoogtepunt van alle wijsheid was, een aantal elementen van samenwer king inbouwen Het vraagstuk van de capaci<"it van de havens speelt: bij dat laatste natuurlijk een bijzonder belangrijke rol. De .rijkszeeha- venadviseur' heeft zich breed georiënteerd. Hij heeft, als voorzitter van de Transport commissie van het Europees Parlement de gelegenheid studiereizen te maken naar de havens van Marseille. Genua. Palermo. Napels. Bordeaux en Le Havre. Hij heert het daar allemaal eens aangezien en zijn haren zijn recht overeind gaan staan. Zijn con clusie: .Iedereen probeert voor zichzelf te krijgen wat voor de totaliteit van de havens' beschikbaar is. En omdat zoiets gebeurt, komt men te zitten met een geweldige overcapaciteit als gevolg van een geweldige overinvestering. Als men nu eens overleg had gepleegd, had men waar schijnlijk vele moeilijkheden kunnen voor komen'. De enige objectieve autoriteit, die in een dergelijk geval van .elkaar doodconcurre- ren' althans in nationaal verband wat be heersend en coördinerend kan optreden is volgens ir Posthumus de centrale overheid met zijn geldkraan SAMEN ACQUIREREN Een andere manier om wat hij noemt de waterdichte muur tussen de verschil lende havens te doorbreken ziet de voor zitter van de Commissie Zeehavenoverleg in een gemeenschappelijke actie naar bui ten Hij vertelt over een poging, in die richting ondernomen en in gang gezet door Rotterdams burgemeester W. Thomassen. Namelijk om in een samenwerkingsver band van alle Nederlandse zeehavens een gemeenschappelijke acquisitie voor het ver krijgen van vestigingen in onze zeehavens tot stand te brengen. Waarom wordt de overigens nog niet bevredigende samen werking op dit punt in Z -W. Nederland niet uitgebreid tot een samenwerking van alle havens, dus ook met medewerking van Amsterdam en de noordelijke havens? Op zich een aantrekkelijk idee! Maal ais je aan zoiets wilt; beginnen, zullen een paar duidelijke voorwaarden moeten wor den gesteld Elke haven moet van zo'n gezamenlijke acquisitie voordeel kunnen trekken, men zal op bevredigende wijze ge ïnformeerd moeten zijn over eikaars ge gevens en elke haven zal daarbij nog de gelegenheid moeten krijgen om zichzelf het best te presenteren. En dat alles in het licht van een havenpolitiek. waarin Rot terdam zich enige beperkingen ten aanzien van een ongebreidelde expansie heeft moe ten opleggen. Enfin, er is een 'discussie geweest in een werkgroep om na te gaan of het mogelijk is van het; acquisitiebureau (Aschoff) van het overlegorgaan zuidwest een nationale zaak le maken. Daarbij is overwogen of het nuttig zou zijn ook in andere landen dan de VS Nederlandse havenacquisiteurs neer te zetten, die niet alleen de industrie vestiging maar ook de overslag in de havens zouden kunnen bevorderen: die ook een bedrijf bijvoorbeeld andere moge lijkheden in Nederland zouden kunnen aanbieden, wanneer het om laten we bijvoorbeeld zeggen milieufactoren niet in Rotterdam of Zeeland zou passen. In zo'n aanpak zit een groei van vertrouwen en wederzijdse openheid, die nog lang niet op bevredigende wijze bereikt zijn. Vraag: Moeten we uit deze aanleiding over mogelijkheden en onmogelijk heden van een lclein onderdeel opmaken dat de problemen op de weg naar een werkelijk nationaal havenbeleid versper ringen zijn, die op elkaar gestapeld toch wel erg moeilijk zijn te doorbreken Ir Posthumus: ".Er zijn twee benaderïngs wijzen van de hele zaak. De eerste, de theoretische is: ik schuif alles wat bestaat opzij en ga zoeken naar het meest ideale havenbeleid. Er zijn buitenlandse voorbeel den. Frankrijk met in naam autonome havens, maar in feite een havenbeleid dai in Parijs achter het bureau wordt bepaald via investeringsmogelijkheden. Engeland met een half genationaliseerde structuur, waarin een vergaande autonomie voor een aantal havens. Italië met een structuur, die veel op de Franse lijkt. Je zou op érond van ervaringen daar natuurlijk kun nen overgaan tot de oprichting van een directoraat-generaal voor de havens en vandaar uit de zaak vanuit Den Haag zonder de noodzaak van een adviesorgaan direct en indirigistisch nationaal regelen. Een ander uitgangspunt is: starten met de situatie, zoals die er ligt en die niet in een handomdraai is te veranderen in de richting die nodig zou zijn. Dat betekent dus: in etappes de bouwstenen voor een nationaal havenbeleid aandragen en aaneenvoegen'. BEGRENZINGEN recteur Generaal voor de Scheepvaart de heer Jansen. Op dat punt is trou wens' spoedig een adviesaanvrage van de minister te verwachten' Met elkaar een reeks van externe factoren, die het toekomstig havenbeleid beïnvloe den. Ir Posthumus: ,De ellende is alleen, dat we over te weinig gegevens beschik ken. Een voorbeeld: we moeten zelf een arbeidsmarktonderzoek in de zeehavens gaan uitvoeren. Dat is de zwakke stee in het geheel: de hoeveelheid basismateriaal aan doelgerichte statistieken en studies is armzalig. Steeds weer kom je voor dingen te staan, waarover onvoldoende informatie te krijgen is. En beslist nodig hebben we die dingen. anders worden cr fouten gemaakt. Wetenschappelijk en systema tisóh onderzoek. daar gaal. hel om'. OSSENISSE Overzichtelijk zet ir Posthumus vervolgens op een rij de begrenzingen, waarmee hij en zijn commissie zeehavenoverleg in de afgelopen twee jaar steeds opnieuw weer rijn geconfronteerd Beperkende factoren, die met elkaar bepalend zijn voor de ruimte waarin en de armslag waarmee Nederland een nationaal zeehavenbeleid kan opbouwen. Hier komen ze: 1. Beschikbare werkgelegenheid. ,Een van de meest klemmende zaken. In de naaste toekomst zal een kabinet een beslissing moeten nemen hoe het ver der met de verdeling van die beschik bare werkgelegenheid moet Zeehavens hebben daarin aan de ene kant een beslissende functie; aan de andere kant is een duidelijk standpunt van de rege ring over de vraag hoeveel er voor die zeehavens kan worden uitgetrokken aan werkgelegenheid bepalend voor de toekomstige ontwikkeling van die ha vens, We zullen als commissie nu aan de regering een aantal alternatieven voorleggen op basis waarvan een keuze kan worden gemaakt. Aan de voorberei ding van een advies in deze richting werkt een subcommissie die wordt voorgezeten door de heer Van der Zee burgemeester van Dordrecht'. 2. De planologie. ,In de toekomst zal die planologische reservering nog veel be langrijker worden, want het havenbe leid is nu eenmaal een onderdeel van hel. ruimtelijk beleid. Kijkt u maar naar de discussies over al dan niet een industrie- en havenontwikkeling in de Hoeksche Waard. De regering heeft destijds ,nee' gezegd: Rotterdam heeft al vaak beweerd dat de regering op die beslissing zal moeten terugkomen' 3. .Milieuhygiëne. .We kunnen daar niet meer omheen, hel is een feitelijk gege ven, Kwesties als Progil in Amsterdam en Hoogovens op de Maasvlakte zijn politieke feitelijkheden geworden'. 1, Het beschikbare investeringsvolume .Wat kan er voor de havens op tafel komen in het kader van de totalc- infrastructuur? In grote steden komt er steeds meer verzet tegen grote uit gaven rin de haven in vergelijking met die voor de uitgaven die noodzakelijk zijn bijvoorbeeld op sociaal en cultureel gebied. Men zal daarbij veel sl erker moeten gaan denken aan de sociaal- economische rentabiliteit van die inves teringen. 3. Binding aan omvang en kwaliteit ver voersstromen. ,Zal de trend in de ver voersstromen van en naar dat grote Middeneuropese afnemers- en produk- tiegebied blijven doorlopen via de ha vens tussen Hamburg en Le Havre ol zitten er factoren in die deze trend kunnen wijzigen? Wat gaan de ontwik kelingslanaen doen en wat betekent aai voor de aanvoer van bijvoorbeeld half fabrikaten? Wat gaan de havens doen om elkaar vervoer af te nemen? Aan dit vraagstuk werd een uitvoerige dis cussie gewijd in de commissie naar aan leiding van een inleiding van de -Di- VraagOp basis van prognoses en rap porten van zeehavenontwikkeling is een planologie bedreven. Er is aangegeven waar havens zouden moeten worden gesitueerd: Ossenisse. Reimerswaalbui tenhaven Amsterdam. Lokale en provin ciale beleidsinstanties houden daar reke ning mee. Het voorontwerp-streekplan Oost-Zeeuivsch-Vlaanderen gaat ervan uit dat een havengebied als Ossenisse (2300 ha) nationaal-economisch nodig is. Hoe denkt u over een dergelijlcè theorie. Ir Posthumus: .Op d:i moment kan ik daar geen antwoord op geven. Ik zou in ieder geval informaties willen hebben over de wensen, die er leven. Laat ik bij wijze van voorbeeld overschakelen naar het pro ject buitenhaven-Amsterdam, dat op dit ogenblik misschien nog iets actueler is dan liet eventuele project Ossenisse. In an dere proporties dezelfde problematiek. De minister heeft de rapporten daarover (de nautisch-waterstaatkundige, de economi sche) doorgestuurd naar onze commissie en er advies over gevraagd. Het zal in de toekomst normaal worden dat de Commis sie Zeehavenoverleg al dit soort projecten overziet en er advies over uitbrengt. Elk plannetje voor een weg- of kanaalverbete ring komt automatisch bij de raad van de waterstaat. Hetzelfde zal straks gelden voor elk fundamenteel en functioneel toe komstig havengebied voor onze commissie. Op het ogenblik gebeurt het nog maar in cidenteel, op initiatief van de minister. Zo'n zaak moet tenslotte groeien. En de proce dure zal dan kunnen zijn dat een sub commissie wordt benoemd, die alle aspec ten gaat bekijken: de doorvoerfunctie. het vraagstuk van de sociaal-economische ren tabiliteit, van de planologische consequen ties en ga zo maar door'. BENELUX Vraag: Hoe beoordeelt u het eerste NederlandsBelgische zeehavenoverleg van enkele weken terug in Middelburg Ir Posthumus: .Positief. We zullen name lijk op de duur gedwongen worden om met ons havenbeleid in een of andere vorm van Westeuropees kader te komen. In sep tember zullen wij in Brugge waar dan vergaderd wordt de Belgen gegevens moeten verschaffen over de Nederlandse havenplannen en de staal van ontxvikke ling, waarin ze verkeren. Hetzelfde mogen wij van hen verwachten. Bij het Benelux- parlement zijn het afgelopen jaar ook al drie inventarisatierapporten over zeehavens uitgebracht. We zijn op de goede weg als we over en weer de informaties van elkaar als juist erkennen. Dat; is het enige aan vaardbare uitgangspunt' In liet kort geleden verschenen tweede jaarverslag heeft ir Posthumus vastgesteld dat hij met zijn Commissie Zeehavenover leg na een periode van overleg en brede oriëntatie in sterker mate in een tweede fase is beland, die van de advisering. Bij de installatie van de commissie op 18 de cember 1968 was zijn antwoord op de rede van de minster: .Wij zijn ons bewust, dat we ons aan een moeilijk experiment wagen Een experiment dat overigens onvermijde lijk is. Over afzienbare tijd. ik neem aan binnen 1 a 2 jaar. zullen wij voor onszelf de rekening wel kunnen opmaken. Ik hoop van harte dat die een positief resultaat zal inhouden'. Aan het einde van 1970 heeft de commissie een tussentijdse balans van haar activiteiten en bereikte resultaten opge maakt. De commissie was unaniem van mening dat de tot nu toe meegemaak te ontwikkeling reden geeft tot de conclu sie dat dit werk moet worden voortgezet. Or ir Posthumus tevreden is? Hij is in ieder geval een optimistische realist. KEES VAN DER MAAS UTRECHT In Zeeland is de belangstelling voor historie en geschiedbeoefening duidelijk minder dan In andere delen van het land. Dat is de mening van dr. C. Dekker (37) uit Odijk bij Utrecht, die begin deze maand promoveei' de op een gedegen proefschrift over het middeleeuwse Zuid-Beveland. De in Wemeldin- ge geboren en getogen dr. Dekker gelooft, dat de relatief geringe Zeeuwse belangstelling voor hel verleden le maken heeft met de lange periode van economische stilstand die de provincie doormaakte. .Zeeland heeft*, zo zegt hij, .wat techniek en industrialisatie betreft lang de boot gemist. Nu die achter stand op een snelle en naar mijn mening wat ondoordachte manier wordt ingehaald, ont staat een mentaliteit van: we moeten niet meer naar het verleden kijken. Alleen de toekomst is van belang. Die opvatting is in andere delen xan Nederland alweer achter haald. Daar zie je juist een toenemende belangstelling voor de culturele waarden van het verleden*. Dr. Dekker illustreert zijn opvatting met txxee voorbeelden. Hij vertelt, dat de Stichting voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (die de uitgave van zijn studie financierde) al bij voorbaat weinig kans gaf voor de mogelijk heid ook in Zeeland zelf een subsidie te krijgen Een ander voorbeeld ziet hij in het bestaan van een historische kring met 200 leden in de Kromme Rijnstreek waar hij zelf woont. .Enthousiaste huismoeders uit Houten en Bunnik gaar. m het weekend voor hun plezier graven. Zo'n historische kring zou in de Zak van Zuid-Beveland of in Wemeldinge. Yerseke en Krabbendijke ondenkbaar zijn. Je kreeg hooguit tien mensen bij elkaar'. Dr. Dekker werd tot de .historische richting' geïnspireerd door een aantal leraren van het Christelijk Lyceum in Goes. Hij noemt de namen van Van Dijk, Cornet, Kwekkeboom, Van der Rhee. Een en ander leidde tol bezoekjes aan het verdronken land van Zuid- Beveland. Op een gegeven moment leek het leuk de genealogie van rijn familie eens na te pluizen. Via die genealogie ben ik eigenlijk in de historische wetenschap en het archiefwe zen beland', aldus dr. Dekker. Na de middelbare school studeerde dr. Dek ker in Gent, een keus waarvan hij nooit spijt heeft gehad. ,De manier waarop men in Gent. de geschiedenis beoefent met grote nadruk op de hulpwetenschappen en een veel groter contact tussen de historische studie en de archieven, lokte mij sterk aan. Bovendien vond ik het daar allemaal veel gewoner en prettiger gaan dan aan Nederlandse universi teiten' In Gent maakte dr. Dekker een begin met het bestuderen van een Zeeuws onderxverp. name lijk de rechten op ae bodem, met Zuid- Beveland als belangstellingscentrum Dat stel de hem m staat de xvetenschappelijke metho den die in Gent in zwang waren toe te passen op Zeeland, waar aldus dr. Dekker de bestemming van de institutionele en rechtsge schiedenis in het begin van deze eeuw in feite stil was blijven staan. In wetenschappelijke kring trok het ook in boekvorm uitgegeven proefschrift over Zuid- Beveland nogal de aandacht, omdat Dekker er in slaagde een grote hoeveelheid nieuw materiaal te verzamelen. Op grond daarvan konden een aantal oude. soms ai als axioma's aanvaarde stellingen, overboord worden gezet. De nieuwe gegevens xverden geleverd door onuitgegeven archiefbronnen in België en Ne derland Dr Dekker kwam tot de vaststelling dat. de fundamenten voor het latere Zeeland al zijn gelegd in de achtste en negende eeuw In die periode vond de eerste bewoning plaats en de kerstening. De abdijen die zich met deze kerstening bezig hielden kregen van de Frankische koningen in Zeeland uitgestrek- -e stukken grond om hun xverk te ondersteu nen De oude Benedictijner abdijen gaan. aldus dr. Dekker, op deze activiteiten terug. ZEEUWSE SITUATIE in zijn proefschrift heeft dr. Dekker de Zeeuwse situatie zeer bewust vanuit een eigen gezichtshoek benaderd. .De Zeeuwse geschie denis is tot nu toe steeds bestudeerd vanuit een Walchers standpunt', zegt hij. .men kwam praktisch niet verder dan Walcheren. Neem iemand als Tack die publiceerde in de jaren dertig. Deze man heeft het steeds over de Walcherse x-luchlbergen. terwijl die gewoon algemeen Zeeuws zijn' De studie over Zuid-Beveland mag. zegt dr Dekker, niet beschouxx-d worden als ae ge schiedenis van Zuid-Beveland in zeer strikte zin. Het boek plaatste een Zeeuws eiland in de middeleeuxven. Zuid-Beveland wordt gezien in het kader van Zeeland, een gebied dat op zijn beurt weer geplaatst wordt tussen Vlaanderen en Holland Het tot een lijvig boek (700 bladzijden- uitgegroeide xverk van dr. Dekker biedt niet alleen voldoende stof voor drie of vier proe: schriften, maar geeft ook volop aanknoping? punten voor andere studies. Zelf is dr Dekker niet van plan zich daarmee bezig te houden Wel denkt hij in de richting van detailstudies Op stapel staat een studie ovei het ontstaan van het Victorinuenklooster Bie zelinge in de dertiende eeuw en verder in samenwerking met zijn collega Henderikx een studie over liet usurpatiestreven van de Middelburgse Norbertijnerabdij. In de 12e er 13e eeuw trachtte deze abdij zich ten koste van andere abdijen overal in kerken binnen re dringen. Een interessant aspect hiervan is. dat dr Dekker tot de overtuiging is gekomen dat twee belangrijke oorkonden hierover, die tor nu toe als onecht xverden bestempeld, wè: echt zijn en de verklaring vormen voor de hele kerkstrijd in het Middelburgse tussen de Norbertijnen en de Benedictijnen. Hij consta teert, dat ook elders de Norbertijnen probeer den de gevestigde kerkelijke verhoudingen te doorbreken. Een andere studie zal tot onder werp hebben het onze lieve vrouw Kapittel Kapelle De stichting daarvan pa?:, or Dekker, in de hele politieke intrigesfeer van het herfstij van de middeleeuwen. SAMENWERKING Dr. Dekker Is van oordeel dat er op het terrein van de historische wetenschap te weinig aan samenwerking in de vorm van teamwork wordt gedaan. .In allerlei andere takken van wetenschap wordt veel aan team work gedaan. Bij de historici is dat veel te weinig het geval Het lijkt wel of men bang is dat de ander gegevens zal afsnoepen'. Dr. Dekker zegt zelf op het standpunt te staan dat twee mensen meer zien aan één. Hij noemt het dan ook archaïsch om elkaar niet voortdurend te raadsplegen. Om voor zichzelf deze situatie te doorbreken, zullen de detailstudies die voortvloeien uit het proefschrift over Zuid-Eeveland in samen werking met anderen worden verricht. Ook uit het proefschrift zelf blijkt trouwens, dat Dekker samenwerking met anderen niet schuwt Hij slaagde er in de zuivere historie te combineren met resultaten van andere takken van wetenschap, zoals de archeologie, de historische geografie en de bodemkunde .Ik heb', zegt Dekker, natuurlijk zelf niet gegraven. Ik heb alleen geschreven bronnen bestudeerd' Hij voegt er echter aan toe, daarnaast een uitstekend en vruchtbaar con tact te hebben gehad met de archeoloog ir. Trimpe Burger uit Aarden en de heer Ovaa van de Stichting voor Bodemkartering te Goes. STORMVLOEDEN Een voor Zeeland bijzonder interessant aspect x-an het boek van ar Dekker is. dat parallel len vallen aan te wijzen i ussen de stormvloed van februari 1953 en soortgelijke stormvloe den uit het verleden De februarivloed van 1953 leidde tot een vergaande concentratie van de waterschappen in Zeeland, omdat de oude polders niet berekend xvaren voor de laak het land afdoend te verdedigen tegen de zee Ook na de stormvloed van 1530. Waarbij grote delen van Zeeland verdronken, werclen pogingen in het werk gesteld tot centralisatie. Dat gelukte, als gevolg van tegenwerking van de ambachtsheren, slechts gedeeltelijk. Dr. Dekker noemt de naam van Jan Adriaansz. Blancx. die er wel in slaagde een concentratie tot stand te brengen voor het westelijk deel van Zuid-Beveland: de oude brede watering bewesten Yerseke. Pogingen van Blancx om voor heel Zuid-Beveland een waterschapscon centratie tot stand te brengen mislukten ech ter. Er was nieuxve stormvloed die van 1953 voor nodig voordat zijn visie op 1 Januari 1059 eindelijk werkelijkheid werd Over de oorsprong van de oude xvateringen zegt Dekker dat deze al in de twaalfde eeuw ontstonden, toen er op genootschappelijke ba sis afwateringsschappen xverden gesticht Tot nu toe ging men er van uit. dat de wateringen pas in de 14e eeuw werden gecreëerd door de graven met het oog op dijkage en waterke ring. Volgens Dekker werden de bestaande genootschappelijke organisaties voor de afwa tering in de veertiende eeuw door de graaf dienstbaar gemaakt voor de dijkage. De wateringen werden door de graaf niet alleen om waterstaatkundige redenen dienst baar gemaakt aan zijn politiek. De Hollandse graai' was er juist in geslaagd de Vlaamse graaf in het Zeeland bewesten de Schelde uit le schakelen. Hij slaagt er anders dan in het verleden in de ambachtsheren naar zijn hand te zetten. Er wordt dan een Hollands element in net Zeeuwse bestuur ingevoerd: dijkgraven en gezworenen, functionarissen met-eigen aan de Zeeuxvse en Vlaamse cul tuur De dijkgraaf kreeg ook een controleren de functie over de ambachtsheren in politieke en bestuurlijke zaken De dijkgraaf wordt in feite een grafelijk ambtenaar. De grafelijke politiek, gericht op een gecentraliseerd en dirigistisch beleid, mislukt echter als de am bachtheren zich in de loop x-an de veertiende eeuw weer sterk gaan voelen en de dijkgra ven naar hun hand weten te zetten Het mislukken van de centralisatie betekent ook. dat de verdediging van het land tegen de zee niet op voldoende grote schaal kan worden aangepakt Bij de nieuwe gegevens die dr. Dekker in zijn boek aandraagt, is ook een reconstructie van de dijkstelsels uit de twaalfde eeuw. Hij combineerde daarvoor bodemkundige gege vens. laat middeleeuwse en zestiende eeuwse schriftelijke bronnen, toponiemen en eigen tijdse gegevens Pikant hierbij is. dat bodem- kundigen tot dusver op het standpunt stonden dat er nelemaal geen binnendijken waren geweest omdat er in het verleden sprake was van defensieve bedrijgin: het al bewoonde land werd m zijn geheel bedijkt om de oprukkende zee buiten te sluiten. Dekker zegt: £en defensieve bedijking sluit bedijking m gedeelten niet uit'. Hij slaagde er in de juistheid van deze opvatting, ook met behulp van nieuwe bodemkundige gegevens, aan te tonen Dr. Dekker, die zijn baan bij hei rijksarchief m Utrecht (hij is belast met het onderzoek en de zorg voor middeleeuwse archieven) combi neert mer een docentschap paleografie en diplomatiek aan de rijksarchiefschoo! en de universiteit van Utrecht, heeft zijn studie over Zuid-Beveland voor het grootste deel vanuit Utrecht kunnen verrichten. De benodig de stukken kreeg hij in depot. Bovendien noemt hij het een voordeel de universiteitsbi bliotheek van Utrecht dicht bij huis te heb ben. Het Utrechtse archief is bovendien nogal centraal gericht, omdat het- oude bisdom Utrecht vrijwel geheel de noordelijke Neder lander. omvatte Daarnaast pleegde Dekker een aantal maanden archiefonderzoek in Vlaanderen en Middelburg. De studie over hel middeleeuwse Zuia-Beve- land kostte dr Dekk'er zeven jaar vrije tijd. Hij zegt het jammer te vinden dat ae handels uitgave van zijn proefschrift in de winkel ;'98.- kost .Dat is voor een wetenschappelijke uitgave weliswaar niet te veel, maar het houdt het boek wel buiten het bereikt x-an een groot aantal geïnteresseerde leken'.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1971 | | pagina 17