RUIS OF MUNT
)VER
ONTROVERSEN
^?ve
CONFRONTATIE TUSSEN 2 ZEEUWEN DIE NIET MET
HUN OPVATTINGEN WENSEN TE MARCHANDEREN
DECE*|
ast 7»,;
co;
provinciale zeeuWse courant
24 DECEMBER 1970
iters in gemeenteraden, boeren eruit. Hoe openbaar is nu eigenlijk het bestuur? Demo-
ering, wat is dat nu precies? Een wereldtentoonstelling in Osaka en een afschuwe
ramp over de archipel van Pakistan. Waar ligt de overgang tussen welvaart en welzijn?
Industrieën, méér auto's op de weg; minder schone lucht en troebel water. Demonstra-
fliegtuigkapingen, kidnappings.
mis-1970. Zal het rumoer even verstommen als we de stille nacht ingaan?
Zeeuwen, exponenten van vaak lijnrecht tegenover elkaar staande opvattingen, heb-
p verzoek van de PZC-redactie in een confrontatie-gesprek de controversen van het jaar
ich voorbij laten gaan en gezegd wat ze ervan dachten. Op deze pagina een verkorte
van het gesprek.
KEES VAN DER MAAS
JELBURG Het is 11 december 1970, 's avonds acht uur. Een klein vertrek van
iirant ,Le Baron Chassé' in Middelburg. Aan de tafel tegenover elkaar: drs M. Beinema,
christelijke scholengemeenschap en ir T. Bogerd, directeur van de NV PZEM.
mensen met uitgesproken meningen over wat er in de wereld, in eigen land en in eigen
it omgaat. Ze willen ook wel zeggen wat ze denken, al tekenen ze bij voorbaat aan dat
t als specialisten buiten hun vakgebied gezien willen worden,
ndrecorder start. Het gesprek kan beginnen.
Ir T. Bogerd (47), directeur van dc NV Provinciale
Zeeuwse Energie Maatschappij (PZEM). te Middel
burg woont nu zes jaar in Zeeland. Hij Is afkom
stig uit Leerdam en studeerde op 23-jarige leeftijd
af aan de technische hogeschool te Delft als werk
tuigbouwkundigingenieur met als specialiteit spoor
wegen. Zijn eerste functie in het bedrijfsleven was
er een hij een chemisch bedrijf van het internatio
nale Solvay-concern te Roermond. Na 18 jaar aan
deze industrie te zijn verbonden geweest, kwam hij
naar Middelburg. De heer Bogerd heeft een gezin
van vier kinderen. Zijn godsdienst is Nederlands
hervormd. Zijn hobby: paardrijden. Hij is voorzit
ter van het bestuur van het vormingscentrum ,He-
dcnesse' te Cadzand en plaatsvervangend voorzitter
van het Groene Kruis te Middelburg.
Drs M. Beinema (38) is twaalf jaar lang leraar
Nederlands aan de christelijke scholengemeenschap
in Middelburg.
Hij is geboortig uit Dordrecht en studeer
de aan de rijksuniversiteit te Utrecht. Middelburg is
totnogtoe de eerste en enige standplaats van de
heer Beinema geweest. Hij heeft een gezin van drie
kinderen en zijn godsdienst Is gereformeerd. Poli
tiek is drs Beinema nogal actief. Hij heeft zitting in
de Middelburgse gemeenteraad voor de ARP, de
partij waarin hij zich ais radicaal heeft onderschei
den. Via een college van advies voor de AR-
statenfractie beweegt hij zich ook in de provinciale
politiek. Drs Beinema is verder bestuurslid van de
Vereniging Milieuhygiëne Zeeland.
DIT WAREN DE VRAGEN
Wat vindt U het meest controversiële onder
werp van het afgelopen jaar?
Ziel U het conflict rijke-arme landen alt een
economisch probleem en waar zit volgens A
de oplossing?
Hoe zwaar lilt U aan het begrip economische
groei als basis voor de verhouding welvaart-
welzijn?
Wat zijn Uw uitgangspunten voor de toe
komstige ontwikkeling van Zeeland?
Is de verontreiniging van het milieu voor U
.ntussen ook volksvijand nummer één gewor
den?
Wat is volgent U op het ogenblik de plaats
van de kerk in de maatschappelijke ontwikke
ling?
MC- Wat vindt u het meest controversiële
onderwerp van het afgelopen jaar?
jerd: ,Voor mij ls dat en dat klinkt dan
jen een beetje apart wat lk zou willen
n, jiet respect voor de medemens.' Aan de
zie je in ons land bijvoorbeeld fantastisch
Ie inzamelingsacties voor een ramp in Pakis-
3 voor een nieuw Henri Dunant-schip van het
Kruis, aan de andere kant een oorlog in
die maar doorgaat en waarvoor geen
komt. Als je dicht bij huis blijft en je
af hoe is het respect, voor de eigen
an, dan valt ook dat niet altijd zo mee. Nog
stappen verder en je zit midden in het
vraagstuk.
respect voor de medemens ik zou het
inen benaderen met de bijbelse term naas-
spreekt me als probleem van de kleine
uit de eigen omgeving tot de grote wereld
persen geweldig aan. Hetzelfde zit ook een
in de ontwikkeling van de wetenschap ten
van het leven. Waar is de grens van het
lebleven? We hebben In de medische weten-
enorme stappen gemaakt met hart transplan-,
n niertransplantaties. We doen wat we kun
de mens zo lang als het lukt ln leven te
met en dat is vooral het laatste
ïoog op ons afgekomen abortus
dat respect voor het leven dan
weer weg.
denerend kom je dan ook bij het vraagstuk
normen. Alles wordt ter discussie gesteld,
üen normen weg, maar waar is het alterna-
f. komt dan een beetje in het luchtledige. Wat
hebben, erfden we uit het verleden. Probeer
su op verder te bouwen, aan te schaven, te
enzovoorts. Gooi niet alleen maar weg
'i mededeling: er komt iets geheel nieuws,
a van naastenliefde en respect voor de mede-
is voor mij datgene, waaraan je eigenlijk alles
je afkomt, moet toetsen. Vergeet je dat en
e van alles en nog wat op elkaar stapelen,
:omt volgens mij onvermijdelijk de vraag:
we nu eigenlijk heen?
ifinema: ,Ik heb de actieradius van de vraag
xperkter genomen en wil bij de beantwoor-
rat meer binnen de grenzen van eigen land en
blijven. Discussiemogelijkheid en het verlan-
ar inspraak over uitgangspunten en doelein-
vooral de ontwikkeling die zich hierin heeft
alfesteerd is voor mij wel het meest contro-
Se onderwerp. Als dan de term naastenliefde
wederzijdse verantwoordelijkheid inhoudt, ko-
iuist die inspraak en die discussie heel dicht
'it respect voor de medemens, waarop de heer
rd zo de nadruk legt. Ik vind dat het bijzonder
I ls om steeds opnieuw de vraag aan de orde
sllen: waar ga je van uit en waar wil je naar
II stem ik onmiddellijk in, wanneer men zegt:
fmt een moment dat je op grond van al-
(deskundige) benaderingen in een bepaalde
zaak een keus moet doen en dat Je daar dan verder
achter staat.'
PZC: Ziet u het conflict rijke-arme landen
ook als een economisch probleem en waar
zoekt u de oplossing?
Ir Bogerd: .Vorming en scholing van de bevolking,
de mensen leren hoe ze het meest efficiënt kunnen
werken, dat moet volgens mij de basis zijn van
de ontwikkeling van de ,arrne landen.' Met alleen
geld erin pompen kom je er niet. Dat verdwijnt
ergens en dan hen je nog niet veel verder. Voor
vorming en scholing heb je zeker de economie
nodig. Je zult er mensen heen moeten sturen: daar
zul je wat voor moeten opbrengen. En aan het eind
van het proces kom je opnieuw in die economische
richting: met hun eigen methodes zullen ze voor
zichzelf een hogere welvaart en een heter welzijn
moeten bereiken en dat kan alleen door de produk-
ten waar dan ook af te zetten. Het gaat er dus
primair om dat de bevolking technisch en theore
tisch gereedschap in handen wordt gegeven en dat
een mentaliteitsverandering in de factor arbeid
wordt verkregen, die haar in staat stelt de econo
mie op een hoger niveau te brengen.'
Drs Beinema: .Vorming en scholing zijn belangrijk.
daar ben ik het mee eens. Maar ik vraag me af:
wanneer die produktie op gang is gekomen, wat
dan? Waar gaat die naar toe? Wij hebben hier in
ons EEG-systeem hinderlijke tariefmuren voor dit
soort landen en die houden de ontwikkeling van de
arme landen, zodra ze op eigen benen denken te
kunnen staan, nogal eens hard tegen. Eigenlijk zou
je die dus moeten slopen. Er zal volgens mij in
Europa ook op dit gebied een politieke bereidheid
moeten zijn, niet alleen in het slaken van kreten via
programma's van politieke partijen maar door de
aaad bij het woord te voegen. Dat is volgens mij
een voorwaarde. Er zal dus ook bij ons een
mentaliteitsverandering moeten komen om bijvoor
beeld zelf van bepaalde mogelijkheden en winsten
af te zien. In zekere zin en daar moeten we toch
niet aan voorbijgaan zijn scholing en vorming
ook gevaarlijk. Je maakt de mensen wijzer en dus
in bepaalde situaties ook ontevredener. Dat roept
spanningen op in die situaties. En wanneer de
structuur daar in die ontwikkelingslanden niet zoda
nig is dat die spanningen zich geleidelijk kunnen
ontladen, dan ligt de revolutie voor de deur. Je zult
er dus aan moeten meewerken om die verouderde
structuren te wijzigen of er rekening mee moeten
houden dat ze hardhandig verbroken worden.'
PZC: We zitten nu dat spreekt vanzelf
meteen in het vraagstuk van de ontwikkelings
hulp. Vindt u dat die in ons land goed wordt
aangepakt en heeft u het gevoel dat het be
grip ontwikkelingshulp in ons land wel leeft?
Ir Bogerd: ,Ik geloof stellig van wel. Vooral als het
gaat om bilaterale hulp, Nederlandse hulp ten
opzichte van een bepaald duidelijk project in een
bepaald land. Vertellen: om dit doel gaat het.
met dit project zijn we bezig en daarvoor hebben
we het geld nodig. Acties voor directe projecten als
hulp aan Pakistan bewijzen steeds weer dat die
bereidheid er is.'
Drs Beinema: .Maar ziet U dan niet een verschil
tussen dit soort acties, ontleend aan een ramp of
een incident en het eigenlijke ontwikkelingswerk?
Ir Bogerd: Zeker, er is een wezenlijk verschil. Ik
wil er alleen maar mee zeggen dat een concreet
doel heter aanspreekt dan in het algemeen één
procent van het nationaal inkomen voor ontwikke
lingshulp reserveren en dan via allerlei commissies
naar een bestemming laten zoeken, zonder dat je
ooit een indruk krijgt waar het geld gebleven is.
Nee, het ontwikkelingswerk moet voor de Nederlan
der doorzichtig worden gemaakt, dan spreekt
het. aan. Informatie geven over wat er met de
miljoenen gebeurt. In dat geval moet U de offerbe-
leidheid van de Nederlander niet onderschatten.
Kijk maar naar het effect dat toch eigenlijk doorlo
pend allerlei inzamelingsacties voor de meeste uit
eenlopende doelen weer hebben. Als dat niet zo
was hield men er wel mee op om ze te organise
ren.'
Drs Beinema: Hen paar jaar lijkt me dat systeem,
zoals U het nu op tafel legt, wel te werken. Maar
als je steeds verslagen krijgt over inzet van nieuwe
machines hier en opbouw van industrieën daar
geloof ik -juïsh dat de -zaak minder interesse zal
krijgen. Kerken en andere organisaties houden zich
met zeer gerichte projecten. Is de
vaak t
i daarop nu werkelijk zo groot? En die 1
pet van het nationaal inkomen voor ontwikkelings
hulp is bepaald te weinig.
Ir Bogerd: Jk wil nog wel verder gaan met mijn
voorkeur voor bilaterale hulp. Een duidelijke band
met een ontwikkelingsland lijkt me namelijk toch
wel bijzonder effectief. Je zou namelijk niet alleen
om nu maar een voorbeeld te noemen een
industrieel project moeten stimuleren en helpen
ophouwen, maar ook een vorm moeten creëeren,
waarin je halffabrikanten of wat dan ook weer uit
dat ontwikkelingsland voor verdere verwerking in
eigen land importeert. In dat geval geef je het.
ontwikkelingsland ook bepaalde garanties voor het
resultaat van zijn produktie.'
PZC: Hoe zwaar till u aan het begrip econo
mische groei als basis voor de verhouding
welvaart-welzijn? Is er volgens u een verschil
tussen welvaart en welzijn?
Drs Beinema: Jk stel me op het standpunt dat je
economische groei nodig hebt om welvaart te
bereiken, maar dat die tegelijkertijd ondergeschikt
is aan het welzijn; welvaart is middel, welzijn doel.
Ir Bogerd: Je komt er volgens mij niet onderuit
om te erkennen dat het welzijn is gebouwd op
welvaart en economische groei. Men wil bejaarden
huizen bouwen, de bijstandswet hanteren en ga zo
maar door. Het materiële, daarvoor nodig, wordt
alleen verkregen via economische groei. Je kunt
niet zeggen: nu ga ik om een of andere reden de
economische groei afremmen, terwijl ik de factoren
die dan het welzijn bepalen, duidelijk ga verster
ken.'
Drs Beinema: .Theoretisch en extreem redenerend
kun je ook zeggen: we hebben een niveau van
economische groei bereikt en er zijn nog zwakke
plekken, laten we wat we hebben bereikt anders
verdelen dan halen we die zwakke Dlekken er ook
uit.'
Ir Bogerd: .Laten we nu eens kijken naar een
gebied als Oost-Groningen. Daar zouden we graag
doen wat er enkele jaren terug is gedaan voor
Zeeland en Limburg, als er maar een industrie op
af zou willen komen. Je kunt zo gezien niet
anders doen dan de economische groei bevorderen.
Dat zal bepaalde spanningen geven en dan zul je
die randverschijnselen, die wat negatief aandoen,
moeten nemen. Bij afremming van de economische
groei en wat de heer Beinema dan vragender
wijs stelt een andere verdeling van het nationale
produkt. kom je op een weg, die nergens heen leidt.
Wat je dan mist is de drijfveer tot prestatie.'
Drs Beinema: JVls je nu die prikkel tot beloning
voortdurend als enige drijfveer moet hanteren is
dat voor de mens toch wel een getuigenis van een
wat armoedige instelling. Het is voor mij een
principieel uitgangspunt dat je de mens niet alleen
met zo'n drijfveer door het leven mag laten gaan.
PZC: Wat zijn uw uitgangspunten voor de toe
komstige ontwikkeling van Zeeland?
Drs Beinema: Hen pasklaar antwoord op de vraag:
al of niet de industrialisatie afremmen? mag U van
mij niet verwachten. Maar ik constateer wel tot
mijn genoegen dat deskundige mensen pleiten voor
een zekere vertraging en bezinning op de uitgang
punten voor het beleid. Enige tijd geleden heeft
drs De Schipper van het ETI in de PZC een
interessant artikel geschreven. Hij zegt zoiets als
het volgende. We hebben in Zeeland industrieën
tinnen gebaald. De industriële poot staat stevig aan
de grond. Dat geeft gelegenheid om wat meer
rekening te houden met de nadelige effecten ervan.
Dat betekent dus niet dat we moeten stoppen, maar
dat we groei wat minder zouden behoeven te
-stimuleren en dus in feite zouden kunnen afrem-
PZC: Kunt u zich dan vinden in wat hier en
daar wordt gesteld: we moeten naar een ze
kere afronding van de industrialisatie in Zee
land?
Drs Beinema: Haar zou ik dolgraag een antwoord
op geven, maar dat kan ik niet. Ik ben wel van
mening dat we moeten naar fundamentele bezin
ning op en herwaardering van principes en doelein
den. Ik vind het een erg armoedige zaak dat de
provinciale overheid nog werkt met uitgangspunten
van Jaren geleden. Toen waarschijnlijk wel juist
geformuleerd, maar Intussen wel achterhaald, door
feitelijke wijzigingen in de situatie en tevens door
wijziging van economische Inzichten. Als je dan
vandaag de dag de provinciale staten moet afsche
pen met de mededeling dat over een x-aantal
maanden wel een nieuwe ontwikkelingsschets zal
verschijnen, dan vind ik dat niet getuigen van Juist
en doordacht beleid.'
Ir Bogerd: JCijk. je kunt niet ln een periode van
drie jaar een beleid dat je hebt uitgestippeld in een
volslagen andere richting draalen. Eerst zeggen
tegen zo'n bedrijf: komt U toch alsjeblieft en
miljoenen aanbieden en dan wat later: ja. Ik heb er
nog eens over nagedacht, maar ik moet nodig gaan
afremmen. Dat is een bijzonder vreemde ontwikke
ling. Je bouwt een Industrie namelijk niet voor een
paar jaar. Als Je werkelijk een lijn uitzet voor een
beleid, moet je er mee rekenen dat je die lijn toch
werkelijk een jaar of tien tot vijftien kunt voortzet
ten. Anders wordt het een gehakketak. De beslissin
gen die enkele jaren geleden ten opzichte van
industrievestigingen inclusief het aanbieden van
opties zijn genomen, waren zo vergaand dat de
zaak niet eenvoudigweg is terug te draaien Boven
dien lijkt het me onmogelijk om een soort afrem
ming alleen van toepassing fe verklaren bij het
weigeren van nieuwe Industrieën en niet op de
gevestigde, die zich willen uitbreiden.'
Drs Beinema: .Helemaal van het ene uiterste naar
het andere draaien is niet wat ik op het oog heb.
Maar het lijkt me wel, dat naar vermogen kan
worden bijgestuurd. Daar speelt in mee. dat bij
vroegere beslissingen de bestuurders en dan doel
ik op provinciale staten hun functie niet altijd
even ideaal vervuld hebben. Gedane zaken kun je
niet keren, dat weet ik. Maar wanneer provinciale
staten, nu voor een deel vernieuwd, hun functie wat
wezenlijker willen gaan vervullen moeten zij daar
toe toch de kans krijgen, voor zover wijzigingen
fatsoenshalve mogelijk zijn.'
PZC: Legt u de volle verantwoordelijkheid
voor de industriële ontwikkeling van Zeeland
bij provinciale statenEn kun', u die daar
leggen?
Drs Beinema: ,Het is wat moeilijk af te grenzen
waar de verantwoordelijkheid van het rijk eindigt
en die van de provincie begint. Maar voor zover het
een provinciale zaak is zou het een zaak van
provinciale staten geweest moeten zijn. En naar
mijn gevoel is dat niet altijd zo geweest.'
Ir Bogerd: .Voor mij is het primair een landelijke
zaak. die heel duidelijk gericht ondersteund is door
de provincie Je kunt je voorstellen dat er wat
anders uit de bus zou zijn gekomen, wanneer de
provincie niet had gestimuleerd, maar was gaan
dwarsliggen. Er is aan het stadium waarin we nu
verkeren heel wat voorafgegaan. Zeeland was een
•eeglopende provincie. Eindelijk, na jaren verander
de dat. De leegloop werd gekeerd. Nu kun je niet
een paar jaar na dat moment zeggen: laten we ae
zaak maar afremmen. Dat gaat niet, je moet verder
bouwen Het is een stuk van de industriële uitbouw
van Nederland geworden. En ln dat kader kun je
niet zeggen: we weten wat industrie ls. we zijn zo
gewild dat iedereen zich bij ons wil vestigen, we
zullen gaan afremmen en wel even uitmaken wie
wel en wie niet binnen komt, want die mannen van
enkele jaren terug hebben het om met de heer
Beinema te spreken niet altijd ever. inhaal
gedaan
Het wezenlijke voor de toekomstige ontwikkeling
van Zeeland is voor mij nog altijd: een duidelijke
groei voor de arbeidsplaatsen in Zeeland mogelijk
maken, arbeidsplaatsen niet alleen in aantal, maar
ook van kwaliteit. De manier waarop we vandaag
in Zeeland discussiëren over industrialisatie wordt
heel duidelijk beïnvloed door de omstandigheid dat
er een goede autonome groei in zit. Maar als
je nu denkt dat het werkelijk verder wel vanzelf
za! gaan, maak je een vergissing. We zullen goed
wakker moeten blijven om die groei er in te
nouden. En dat betekent ook. de naam van Zeeland
naar buiten niet verknoeien. Want dan kon het in
plaats van een vanzelfsprekende groei, zoals wordt
verondersteld, wel eens een vanzelfsprekende daling
worden.'
Drs Beinema: Jk geloof inderdaad dat die begin-
aanzet van de industrialisatie wel nodig ls ge
weest. Dat kun je dan als zodanig accepteren Maar
daarbij kun je er toch wel aan twijfelen of de
wijze waarop het is gebeurd de juiste is geweest.
Welke procedure wordt toegepast'' Hadden we bij
voorbeeld bij de vestiging van Pechiney niet éérst
een rapport-Tesink-Prins op tafel moeten hebben,
voordat kon worden beslist dat het bedrijf zich in
het Sloe zou eaan vestigen? We zitten op het
ogenblik in een andere situatie en dat maakt het
voor mij toch wel tot een volstrekt zinnige zaak
dat je allerhande nadelige effecten zwaarder iaat
wegen.
PZC. Is de verontreiniging van het milieu
voor u intussen ook volksvijand nummer éér.
geworden?
li Bogerd: ,Mijn antwoord kan kort zijn: nee!
Milieuverontreiniging is voor mij geen principieel
probleem. Het is technisch oplosbaar en de per
soonlijke verantwoordelijkheid weegt daarbij voor
mij het zwaarst. Roken, autorijden: we hebben het
zelf in de hand en we kunnen er ai zo veel aan
doen, zonder dat de bestuurderen behoeven in te
grijpen. En wat de milieuverontreiniging door in
dustrieën betreft: ook die ls vla de techniek tot een
minimum te beperken, net zo goed als we nu de
maan kunnen bereiken.'
Drs Beinema: J>e term volksvijand ls wat mislei
dend. Dat klinkt alsof Je naast elkaar moet gaan
staan om een vijand buiten Je te bestrijden. Er rit
inderdaad een grote persoonlijke verantwoordelijk
heid bij. Ik wil ook in vol vertrouwen aannemen
dat technisch alles tot een minimum waarde
is te ondervangen. Maar gebeurt dat. wanneer er
geen strenge voorschriften aan die industrie worden
gegeven? Wil men tot het uiterste gaan. dan zijn er
:och wel voorschriften nodig om dat te stimuleren.
Want juist die laatste paar procenten van de
zuivering zijn de duurste bij het hele proces.'
Ir Bogerd: .Maar daarmee valt toch de naam van
het bedrijfT
Drs Beinema: JDat weet ik. Maar U praat mij toch
niet uit het hoofd dat voorschriften nodig zijn om
de bedrijven te dwingen zover te gaan als mogelijk
is.'
Ir Bogerd: Jk zal het U niet uit het hoofd praten.'
Maar ik kan u wel een concreet voorbeeld geven
van een groot chemisch bedrijf (lk heb er zelf
Jaren gewerkt) dat in de meer dan 25 Jaar van zijn
bestaan nauwelijks luchtverontreiniging veroorzaakt
heeft zonder dat ze hiertoe door voorschriften
waren gdwongen. Het is voor de industrie zelf even
goed van belang de milieuhygiëne te bevorderen.
Drs Beinema; .Datzelfde geldt ook voor de prWé-
verantwoordelij kheid. Als alleen de idealisten hun
auto thuis laten om persoonlijk de omgeving niet
nog verder te vervuilen, heeft dat niet zo veel
effect. Iedereen heeft een steuntje in de rug nodig.
Een verzorgd openbaar vervoer in de grote steden,
verhoging van bepaalde belastingen. Hoe hoog de
bestrijding van de milieuverontreiniging bij mij
persoonlijk genoteerd staat, vraagt U? Hoger dan
op het programma van de gezamenlijke christelijke
politieke partijen. Maar ook niet helemaal alleen
bovenaan. Zo fanatiek ben ik nu ook weer niet.
Andere problemen zijn niet minder belangrijk.
Ir Bogerd: ,Wat voor mij wèl volksvijand nummer
één is. weet ik eigenlijk niet. Als u het mij vraagt, wat
ik dénk dat het ls? Wel dan gaat het voor mij een
beetje in de richting: we moeten oppassen dat we
niet te veel praten en te weinig werken. Maar
eigenlijk vind ik daarvoor de term volksvijand een
beetje moeilijk.'
Ir Bogerd: .Voor mij ls het niet nodig en voor mij
is het niet mogelijk. Datzelfde zegt Biesheuvel over
volstrekte openbaarheid, en dat is een wijs man op
dit gebied. Het werkt namelijk het praten voor het
forum in de hand Bij een openbaar vergaderend
lichaam wordt in bepaalde gevallen nogal eens voor
de tribune gesproken. Dat ls nu juist niet de
bedoeling, dacht ik. Er moet gewerkt worden.'
Drs Beinema: .Volstrekte openbaarheid wil !k ook
niet onderschrijven. De conceptie van eer. plan
moet in beslotenheid kunnen ontstaan, maar be
leidskwesties moeten volgens mij niet ln feite door
de specialisten beslist worden, in ieder geval in de
openbaarheid komen, vóórdat er een definitieve
beslissing valt. Op het moment dat er voldoende
informatie beschikbaar is en dat de mogelijkheid
bestaat om je een duidelijk oordeel te vormen. Ik
ben niet zo bang van het praten voor de tribune.
Er kan een heilzame werking van uitgaan. Demo
cratie vraagt nu eenmaal veel tijd en is duur. In
een democratie moet men kunnen en willen mee
spreken.'
PZCIs er m Nederland volgens u nog steeds
plaats voor confessionele politieke partijen
Drs Beinema: Ja. maar die partijen moeten dan
wel voortdurend hun plaats waar maken. Ze wor
den geconfronteerd met allerlei problemen en moe
ten van hun uitgangspunten uit een antwoord op
die problemen proberen te geven. En daarbij gaat
het er niet om, het getal van de kiezers te dienen.
Ze moeten ook de moed hebben om dingen te
brengen, die minder populair zijn'.
Ir Bogerd: Jk heb hier een minder uitgesproken,
weinig omlijnde mening over Als ln het dagelijks
leven het christendom datgene ls wat je leven
bepaalt, dan vind ik het niet vreemd dat er politie
ke partijen op confessionele grondslag zijn
PZC: Wat is volgens u op het ogenblik de
plaats van de kerk in de maatschappelijke
ontwikkeling?
Ir Bogerd: J5e kerk moet de plaats zijn, die
voedsel voor het hart geeft. Ze moet de naastenlief
de verkondigen. En wel zo, dat ieder die op zijn
eigen manier kan vertalen. Je kunt het ook daaraan
gemakkelijk constateren als je riet welke dominee
zijn diens; vol bezet beeft In he: algemeen is het
alleen zo Jammer dat de kerker pas volstromen
wanneer er narigheid is
Drs Beinema: .Volgens mij komt er nog iets bij: de
kerk moet ook voedsel voor het verstand leveren.
Ze moet de mens. vanuit haar eigen Intentie aan
bet denken zetten
Het is half elf ln de avond geworden. Bijna drie
uur heeft dit tweegesprek geduurd. Het bandje van
de cassette-recorder zit roL Bogerd en Beinema
hebben elkaar niet gespaard. Dat was duidelijk. En
ook de bedoeling.