.ROTTERDAM EN
ZEELAND ZITTEN
MET DEZELFDE
MILIEUPROBLEMEN'
HEEFT DE KERKDIENST
ZIJN TIJD GEHAD?
INTERVIEW MET ROTTERDAMS
BURGEMEESTER W. THOMASSEN
WAT DOEN WE ERMEE?
ZATERDAG 5 DECEMBER 1970
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ROTTERDAM Rotterdams burgemeester W. Thomassen heeft na de
gemeenteraadsverkiezingen zijn .havenportefeuillc' in het college van b en
w ovi i-gedragen aan een ander.
De beleidsnota voor het havenbedrijf met het oog op de behandeling van
de hegioting 1971 inlangs aan de raad aangeboden, was van de hand
van wethouder drs H. J. Viersen.
Zoals voor zoveel bestuurders Is ook voor Rotterdams burgemeester het
moment aangebroken voor een nadere bezinning op de economische
ontwikkeling van Zuidwest-Nederland. Als eerste in een serie interviews
onder het motto AVaar staan we nu?' hebben wij een gesprek met
hem.
(Van een onzer redacteuren)
ROTTERDAM Op zijn bureau in
het Rotterdamse stadhuis aan de Cool-
singel liggen de parlementaire stuk
ken rond het wetsontwerp op de lucht
verontreiniging opengeslagen, wanneer
burgemeester W. Thomassen ons in
zijn kamer binnenlaat. ,Ik ben net be
zig de hele zaak nog eens door te ne
men', legt hij uit, .morgen behandelt
de eerste kamer het wetsontwerp.'
Vier jaar geleden, op 14 oktober 1966,
was de Rotterdamse burgemeester fo
rumvoorzitter op het later vaak .histo
risch' genoemde havencongres van
Zuidwest-Nederland in Middelburg.
Hij sloot de discussies van de haven
promotors toen af met de woorden:
,Laat men toch vooral niet kleinmoe
dig zijn over de kansen, die Neder
land in het algemeen en Zuidwest-
Nederland in het bijzonder heeft op
het punt van Europese dienstverle
ning in de havenontwikkeling. Het kort
begrip van dit alles: de delta wordt
wereldhaven.'
De heer Thomassen graaft even in zijn
geheugen naar de teneur van dat ha
vencongres en zegt dan: ,Ik kan me
niet herinneren, dat er toen al alarm
Is geslagen door milieuhygiënisten. In
ieder geval, als er daar een opmerking
over is gemaakt was dat een zijdeling
se, terwijl nu in iedere discussie over
industrie de milieuhygiëne centraal
staat.'
In de vier jaar is er in Nederland een
radicale mentaliteitsverandering ontstaan te
genover vestiging van zware en chemische
bedrijven en tegenover de ontwikkeling van
havenindustriegebieden Wanneer er iemand
is. die dat in zijn politieke carrière en als
beheerder van de havenportefeuille van 's
werelds grootste havenstad scherp heeft be
seft. dan is dat wel burgemeester Thomassen.
Hij stalt het contrast tussen de filosofie van
toen en nu met illustratieve voorbeelden uit.
.Toen ik destijds in 1948 burgemeester
werd schopte men je de wereld in met de
opdracht dat Je moest meedoen aan industri
alisatie. Een burgemeester die dat niet deed
was in zijn vak mislukt. Maar als ik nu een
zakelijke constatering van één van de top
mensen van het ministerie van sociale zaken
en volksgezondheid aanhaal, namelijk dat er
In Nederland nog steeds niet is aangetoond
dat er één mens als gevolg van luchtveront
reiniging is overleden, dan ben ik als indus
triepromotor alleen al door dat te zeggen een
verdacht persoon'.
De heer Thomassen gaat meteen door: .Be
grijp me goed. ik vind het een heel redelijke
zaak dat men bijzonder scherp is op wat er
tegen verdere verontreiniging van het milieu
waarin we leven moet gebeuren. Daar hebben
we niet alleen hier in het Rotterdamse gebied
mee te maken Het is een wereldprobleem. Je
ziet het overal waar je komt De tegenbewe
ging is alleen maar heilzaam Daarom is de
logische consequentie deze- wie op de eerste
rangs plaats uit een oogpunt van transport
concentratie en bereikbaarheid van de markt
zal er dik voor moeten betalen'.
ze al niet zelf tot een sanering zijn overge
gaan, nadere eisen op grond van de oude en
nieuwe wetten ter bescherming van het mi
lieu De industrie weet dat wel en is ook zelf
wel van de opvatting doortrokken dat ze
moet vóór komen op de ontwikkeling door
processen te veranderen of zelfs af te stoten,
wanneer ze niet te verbeteren zijn. Shell
bijvoorbeeld is daar hard mee bezig, sinds de
ontploffing op haar Industrieterrein. Dat inci
dent is voor dit bedrijf een harde confronta
tie met zichzelf geweest'
De Rotterdamse burgemeester zit nog wat bij
te komen van een discussie in de gemeente
raad over vestiging van 'n ertsoverslagbc'rijr.
Het voorstel van het college van b en w is
teruggenomen, toen het dreigde te worden
weggestemd. Hij erkent dat het college In de
sfeer var een sterk veranderd en bijzonder
toegespitst milieubesef met een dergelijk
voorstel en ook met de plannen tot vestiging
van een staalbedrijf op de Maasvlakte echt
op het moeilijkste moment is gekomen. Vindt
hij het nog zinvol om de Maasvlakte met
dergelijke bedrijven te bezetten?
Hij zegt: .De Maasvlakte zou nooit gebouwd
zijn voor iets anders dan industrie Voor
andere doeleinden is ie gewoon veel te duur.
Het project is in aanleg ook nog veel meer
gaan kosten dan men aanvankelijk had ge
schat. De Hoogovens hebben zich niet laten
afschrikken door een huur voor het terrein
van 3.10 per vierkante meter per jaar. Voor
dat soort bedragen kun je doorgaans in
België terreinen kopen. De Maasvlakte moet
zeker een industriële bestemming krijgen. Het
is wonderlijk hoe de filosofie is verschoven.
Vroeger betekende industrialiseren ruzie met
wie je moest verjagen en dat waren dan
meestal de landbouwers. Twaalf Jaar geleden
vonden we er wat op: een Maasvlakte, nieuw
land in zee, waarover je met niemand ruzie
zou krijgen Nu die Maasvlakte is gereali
seerd is ook dié filosofie vergeten en zeggen
de naastliggenden: als je daar met industrie
komt krijgen we meer luchtverontreiniging
en gaat het plantenkleed van de Voornse
duinen achteruit. Daar zullen ze wel gelijk in
hebben, maar die Voornse duinen zitten nu
eenmaal naast de enige plaats in Noordwest-
Europa. waar die 200.000 tons schepen naar
binnen kunnen komen. Daarom zal het parle
ment mét de regering moeten afwegen wat er
moet gebeuren: een zekere verarming van dat
plantenkleed riskeren om die grote schepen
binnen te laten óf die grote schepen en wat
er in hun kielzog meekomt een halt toeroe
pen?'
HET IRREËLE
CONCURRENTIE
Vraag: .Rotterdam. Amsterdam, Zeeland eD
het noordelijk havengebied in ons land wor
den met dezelfde milieuproblemen geconfron
teerd. Betekent dit, dat een mogelijke concur
rentiefactor bij het aantrekken van industrie
Is uitgeschakeld? Dat er een andere procedu
re moet komen bij Industrievestiging, name
lijk afwachten totdat een bedrijf zich als
gegadigde meldt en dan het element milieu
verontreiniging op de eerste plaats zet
ten?'
De heer Thomassen: .De bedrijven, die we
nog toelaten zullen zeker zwaardere eisen
krijgen dan wanneer ze vijf jaar terug waren
gekomen. En degene die er zijn krijgen, als
benadering van de vestiging Hoogovens-
Hoesch op de Maasvlakte de aandacht niet
afleiden van de aarzeling op grond van onze
kerheid over de vraag in hoever stofuitstoot
met minuscule metaaldeeltjes een uitwerking
heeft in de lucht, wanneer het daarin aanra
king komt met chemische emissies van de
nabijliggende raffinaderijen van Gulf en BP
Hij vindt het bijzonder nuttig dat naar een
dergelijk effect nu eerst een onderzoek wordt
ingesteld en dat tevens wordt bezien welke
eventuele beperkende maatregelen op dit punt.
moeten worden genomen De studie heeft in
beginsel een meetmethode opgeleverd en in
tussen zijn Hoogovens-Hoesch bezig om zeil
een herzien project te ontwerpen en dat aan
Rotterdam voor te leggen. Meteen er achter
aan klinkt dan even een felle constatering
van de man die met de havenport,efeuille de
wereld rondreisde, van Thomassen-de-doorzet
ter. ,Als je nooit een besluit neemt, komt er
nooit wat. Dan schuif je de zaken alsmaar
verder naar de toekomst Natuurlijk Is wat je
vandaag doet beter dan wat we op dit punt
vijf jaar geleden deden Maar we dreigen nu
in de impasse te raken door zoeken naar het
allermooiste...'
Rotterdam beheert al enkele eeuwen lang een
haven, die Is uitgegroeid tot de grootste ter
wereld Het heeft na de oorlog ook eigenlijk
een eigen havenbeleid gevoerd. Een paar jaar
terug, toen Rotterdam uit zijn jas groeide
kwam er die roep om een bundeling van
havenbeleid. nog wat later en de eerste
stappen worden nu in die richting gezet de
vraag naar een nationaal havenbeleid Boven
dien kwamen er voorstanders voor een ha
venbeheersorganisatie voor het hele zuidwes
ten, een soort deltahavenschap. Hoe denkt de
heer Thomassen daar nu over?
.Krachtiger leiding van een centraal punt uit
is bepaald nodig', reageert hij prompt. ,Ik
ben alleen maar zo bezorgd en dat klinkt
dan misschien wat romantisch dat de
kracht van Den Haag niet zo verschrikkelijk
groot is sinds de achttiende eeuw Figuren als
Johan van Oldenbarneveldt (hij staat hier op
de stoep) hebben we niet meer Je vraagt je
dus wel eens af: moet je dat nu naar Den
Haag spelen, waar iedere vier jaar opnieuw
een ander regime komt?'
H0EKSCHE WAARD
POLITIEKE MOED
De Rotterdamse burgemeester grijpt op zijn
bureau naar het .milieumanifest', uitgegeven
bij de afsluiting van het Europees natuurbe-
schermlngsjaar 1970. Hij bladert erin. .Wat
mij vaak zo treft is het irreële in de tegenbe
weging. Hier staat het volgende: Jn Nederland
wonen nu al dertien miljoen mensen. Dat
aantal zal zeer snel verdubbeld zijn, wanneer
we er niets aan doen. Deze groei zal eens
moeten stoppen. Daarom beter nü. Nu het
behoud van een leefbaar milieu nog mogelijk
is.
Kijk. zoiets is niet reëel. Als je vraagt naar
het minimumaantal inwoners in ons land
tegen het eind van deze eeuw, komen er bij
statistici altijd twee getallen uit: 17,9 en 20
miljoen. Zelfs als de pil doorwerkt, zelfs als
de publieke moraal wordt twee kinderen per
gezin en bij uitzondering drie, dan nog komt
die prognose Als je de rijksplanologische
dienst nazegt dat er binnen 1966 en 1990 in
ons land 1.7 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen
moeten worden gecreëerd, word je ook ge
kritiseerd maar er zuilen hoe dan ook nog
een aantal honderden hectares oppervlakte
voor industrie bestemd moeten worden en we
zullen daarvoor industrieën moeten winnen
Verspreiden we nu een duidelijke anti-indus
triële mentaliteit dan is het zeer de vraag óf
we industrieën zuilen winnen. Ik sta achter
de opvatting: wat minder welvaart voor een
beter milieu. Maar we moeten ook weer niet
al te gemakkelijk alarmkreten slaken. We
hebben nu 50 iaar Hoogovens IJmuiden. In
een grote halve cirkel rondom die vestiging
hebben autoriteiten nog steeds niet een ge
bied gevonden dat zich uit het oogpunt van
volksgezondheid ongunstig onderscheidt van
de rest van Nederland. Eenzelfde halve cirkel
rondom een staalbedrijf op de Maasvlakte
levert een gebied op dat een heel wat kleine
re bevolkingsdichtheid heeft, er liggen plaat
sen (Oost-Voome, Hoek van Holland en Roe
kanje). die zijn voorbestemd om weinig te
groeien'.
HOOGOVENS
Overigens wil de heer Thomassen met deze
Vraag: .Gaat het niet meer om ministers niet
grote politieke moed dan om staatslieden van
allure, zoals we die In voorbije eeuwen heb
ben gekend en voor wie standbeelden zijn
opgericht?'
Burgemeester Thomassen: .Zeker, maar zulke
ministers hebben een grote zeldzaamheids
waarde. Zonder Delwaide zou Antwerpen mei
geworden zijn wat het nu is. Een lange tijd
aan één stuk is hij daar de man geweest van
wie kracht uitging, de figuur die leiding gaf.
Dit soort mensen bereiken grote dingen. Wat
in de Rotterdamse geest zo meetelt is dit:
modern havenbeheer van een eeuw lang met
een imposante voorgeschiedenis moet niet
naar een ander adres worden verzonden, wan
neer niet de zekerheid bestaat dat het krach
tig en goed beheerd wordt op dat
adres
De formule, die langzamerhand in Nederland
wel gemeengoed is geworden als het gaat
over de havenontwikkeling voor de toekomst
is: nationaal havenbeleid en regionaal haven
beheer. Wat dat laatste betreft heeft minister
Bakker (verkeer en waterstaat) de visie ont
vouwd dat er vier havenbeheersgebieden in
Nederland moeten komen: één voor Amster
dam, één voor het noorden, één voor hei
Waterweggebied en de noordelijke delta en
één voor de zuidelijke delta (Westerschelde)
Heeft burgemeester Thomassen al een uitge
sproken voorkeur?
TWEE HAVENSCHAPPEN
Hij zegt: .Aanvankelijk was ik persoonlijk
een voorstander van één havenschap vooi
heel zuidwest-Nederland. In de discussies bin
nen het overlegorgaan zeehavenontwikkeling
zuidwest-Nederland na de conferentie van
Middelburg in 1966 dus is daarover nogal
eens wat uitgewisseld, maar geleidelijk aan
heeft zich een voorkeur voor twee organisa
ties van havenbeheer in het deltagebied afge
tekend, één voor het noorden en één voor het
zuiden. Het gaat allemaal langzaam. Het ha
venschap Vlissingen staat aan het begin van
zijn officiële activiteiten; het havenschap Ter-
neuzen is nog alleen op papier geboren. Maar
je zou kunnen zeggen: de werkelijkheid is de
wetsconstructie vooruit, want dezelfde men
sen van rijk en provincie zijn vertegenwoor
digd in beide havenschappen Voor zo'n groot
havenschap ten behoeve van de delta zijn
eigenlijk geen kampioenen meer. Je kunt je
zelfs afvragen of zoiets nog te realiseren zal
zijn, want de situatie in de noordelijke delta
(nog maar beperkte ruimte voor industrieves
tiging) is een heel andere dan in het Wester-
scheldebekken (waar nog wél grote mogelijk
heden zijn)
Burgemeester Thomassen haalt nog eens de
gang van zaken op rondom het rapport .Rijn
mond in de delta' van het openbaar lichaam
Rijnmond, waarin een poging werd onderno
men om 3000 hectares toekomstig industrie
terrein ergens in de noordelijke delta planolo
gisch onder te brengen, maar waarmee men
tenslotte moest aankloppen bij Brabant
(Moerdijk) en bij Zeeland (Reimerswaal).
Hij vestigt de aandacht op het voornemen
van staatssecretaris Van Veen (binnenlandse
zaken) om Rijnmond zijn streekplanbevoegd
heid af t" nemen. Als consequentie daarvan
had hu graag van dezelfde staatssecretaris
aan de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant
en Zeeland de suggestie gezien .komen jullie
nu eens tot een gezamenlijk en geïntegreerd
planologisch beleid Pas dan komen we met
beide benen op de grond en mogelijk is er
alleen lang die weg nog zoiets op te bouwen
als een havenbeheersorganisatie voor het hele
deltagebied'. Wat het havenbeleid betreft stelt
hij zich op het standpunt dat de regering de
hoofdlijnen moet aangeven, waarna de .regio'
dat beleid moet uitvoeren.
De commissie zuidwest-Nederland van de
raad van advies voor de ruimtelijke ordening
heeft onlangs een advies uitgebracht, waarin
de gedachte aan havenontwikkeling in het
zuiden van Hoeksche Waard, ming of meer
analoog aan een deel van de visie in bet
bekende .Plan 2000 van Rotterdam als het
ware terugkeert.
De Rotterdamse burgemeester: .Heel begrij
pelijk. Ik heb de Hoeksche Waard altijd als
een betere keus beschouwd als dat terrein
voor Shell Chemie bij Moerdijk Vaak heb ik
me afgevraagd .moest dat nu?', toen de indus
trie in dat typisch Hollandse landschap tegen
over de Biesbosch zijn vingers de lucht ging
insteken. Erg veel protest is er niet tegen
gekomen, temeer omdat West-Brabant enkele
jaren terug met zijn aanzienlijke werkloos
heid sterke argumenten had.'
In een gesprek met de heer Thomassen ko
men mét het begrip .industrie in de Hoeksche
Waard' uiteraard weer de herinneringen bo
ven aan de felle discussies tussen technici,
economen en ook in de pers van Zeeland aan
de ene kant en Rotterdam aan de ande
re.
Discussies, die achteraf bezien werden gevoed
door een gedachte aan concurrentie en in
Zeeland vooral een gevoel van ,we laten ons
niet door Rotterdam de wet voorschrijven
De Rotterdamse burgemeester is ervan over
tuigd, dat nu Zeeland een autonome industrië
le ontwikkeling aan de Westerschelde heeft,
de vrees voor concurrentie in Zeeland wel op
natuurlijke wijze achter de horizon zal ver
dwijnen. .We staan nu voor dezelfde moeilijk
heden. Milieuhygiëne en industrie, in Rotter
dam en aan de Westerschelde. Haven- en
industrieontwikkeling plaatsen binnen een na
tionaal kader. Het gevoel hebben dat wat je
doet, door het kritisch oog van een natio-
naal-economische visie wordt gedekt'.
Hanteert de heer Thomassen het .groene
boekje' van het overlegorgaan nog steeds als
ccn bruikbaar uitgangspunt voor de toekomst
van het deltagebied?'
.In wezen wel', zegt hij voorzichtig, .maar de
filosofie ervan moet dan aan Nederland én
aan het zuidwesten worden verkocht met de
nadruk op de nationale betekenis. En dat
laatste kan alleen als .Den Haag" er achter
staat.'
KEES VAN DER MAAS.
In één van de Zeeuwse gemeenten heeft men deze week op een
■Ikaar gepraat over het onderwerp: hoe lezen wij de bijhei?
•r eens over na te denken. Oudergewoonte behoort het in vele tria»
iagelijkse menu om onder of na de maaltijd een kapitteltje te 1^
redeelte daarvan. Het aantal gezinnen waar dit thans achterwege «ore""
ïeemt echter toe. De bijbel staat nog wel op de schouw of in het
oor het grijpen, maar het gebeurt niet meer dat men rr naar rrijpt,
oorkonten dat, wanneer een predikant vraagt: geef mij de bijbel nu
erlegenheid openbaar wordt. Waar ligt die ook weer? Fn na enig l
•n huwelijks bijbel voor de dag. Verontschuldigingen! I)e kinderen h»n^«W'
-vraagd en toen was ze daar blijven liggen
Oit getuigt niet meer van een dagelijks
verkeer met dit boek. waarvan de kerk
zegt dat het moet zijn het reisboek op
onze levensweg, het boek dat wij als
een reisgids voor een ons nog onbeken
de weg gebruiken en dat ons attent
maakt op allerlei dingen waaraan wij
zonder zulk een reisgids zouden voorbij
gaan. gevaren en nuttige zaken. De
raag blijft echter nodig: hoe lezen we
de bijbel: het is een boek dat we
moeten leren lezen en de dienst van de
kerk bestaat allereerst hierin dat zij de
gemeenteleden leert hoe de bijbel te
lezen opdat ze meer wordt dan een
soort apocrief boek waarin wel allerlei
interessante dingen te vinden zijn.
maar dat voor hen nog niet is een
reisboek dat hen de rechte weg wijst
op de reis door het leven, de toekomst
tegemoet. In de kerk moeten we weten
dat we een volk onderweg zijn en dat
we op een bepaalde wijze door de
wereld heen moeten gaan. Het is de
wereld waarmee God bezig is en waar
bij hij ons wil gebruiken.
Daarmee zitten we middenin de vraag
van de kerkdienst waarover we tegen
woordig nog al eens iets kunnen horen
en lezen. Aan kritiek is hier geen ge
brek, doch het is ook hier gemakkelij
ker te zeggen hoe het niet moet dan
hoe het wél moet. De roep om een
nieuw soort kerkdienst heeft reeds zeer
lang geklonken. Zo ver we ons kunnen
herinneren zijn er steeds stemmen op
gegaan die riepen om verandering. Al
tijd hetzelfde! Het monotome verveelt.
De gemeente weet wel hoe het gaat en
waar het op neer komt. Iets nieuws is
er nooit en hoor je nooit. Er is maar
één, die op de preekstoel staat, die het
te zeggen heeft en die maar al te veel
doet alsof hij de wijsheid in pacht
heeft. Op deze manier kan er geen
werkelijke communicatie zijn en dat is
het waarom de mens van tegenwoordig
vraagt en terecht vraagt. Het zal ieder
wel eens overkomen zijn dat hij in de
kerk zat te luisteren en de gedachte bij
hem opkwam: en nu zou ik ook wel
eens wat willen zeggen. Maar dat kan
niet. De toehoorders worden onmondig
gehouden. Zij kunnen niet meepraten.
Dit is een rechtmatige gedachte, want
niet door een woordenvloed over je
heen te laten gaan, maar door een
gesprek- kun je jezelf iets eigen maken.
Deze wijsheid is echter geen vinding
van deze tijd. Vroeger wist men daar
van ook wel iets, hoewel men er mis
schien niet zo zeer van doordrongen
was als wij dat nu zijn. Daarom had
men de dienst in de week waar, zij het
dan weer op een bepaalde wijze, de
mogelijkheid van een gesprek bestond.
Het kon soms zo iets zijn als we nu
beleven met de communicatie via radio
en televisie wanneer er in een forum
gesprek iets behandeld wordt. Maar al
met al, er is een probleem van kerk
dienst, dat zich toespitst in het pro
bleem van de prediking.
Steeds meerderen betogen in deze tijd
dat deze kerkdiensten hen niets meer
zeggen en dat ze dan ook beter kunnen
wegblijven, wat ze dan ook doen. zodat
het percentage van de kerkgaande ge
meenteleden en parochianen (ook de R
Kerk kent dit probleem) steeds ver
mindert.
Nu zijn er in de loop van de laatste
halve eeuw allerlei dingen beproefd om
tegemoet te komen aan een zeker onbe
hagen. Een uitgebreidere liturgie is aan
geprezen en beproefd, opdat daardoor
de gemeente meer betrokken zou zijn
bij het gebeuren in een kerkdienst. De
betekenis van di» liturgie moeten we
niet onderschatten. De oosters-ortho-
doxe kerken en toch ook de R-K Kerk
hebben eeuwenlang op die liturgie ge
dreven en dat nog wel terwijl ze ge
sproken en gezongen werd in een taal
die de kerkgangers zelf niet spraken.
Men heeft geëxperimenteerd met kerk
diensten waarin ook toehoorders aan
het woord konden komen. Er is een
combo en jazz muziek in de kerk ge
bracht en daarbij zijn andere liederen
gezongen, waarbij men handen en voe
ten kon laten meespreken. Dit zijn ten
slotte allemaal bijkomende dingen, die
in het geheel echt niet onbelangrijk
kunnen zijn. Waar het echter op aan
komt is. dat we in de kerkdienst de
bijbel leren lezen en wel zó. dat hij ons
raakt en ons in beweging zet en we
dingen gaan doen die we anders niet
zouden hebben gedaan. De prediking
moet altijd iets hebben van een ge
sprek. Dat kan, zelfs wanneer er maar
één aan het woord is. Maar die één
moet dan wel op de hoogte zijn van
hetgeen er leeft in zijn gemeente en
van wat er omgaat in de wereld. Hij
mag ook wel heel goed v„
gemeenteleden altijd genard
gemakkelijkste weg te zorte
te onttrekken aan datgene
den in de wereld waarin rti v-r
hen wordt gevraagd. Al xctr
nog zo velen zijn die van
niets meer verwachten en
kerk de rug toe keren ccrte»!
gedachte hebben en die ooit
dat de traditionele zondags*
tijd heeft gehad, we zijn
van overtuigd dat het
woord van de bijbel tó t»
ken. zo te leren lezen, dat u
stukje van een reisgids op a
middenin deze wereld kan zt~ te
dan moet het ook kunnen gebr x
men allerlei dingen hoon,
liever niet hoort. In een tijd tmtvw-
wordt een mens een egoïst g j
gevolgen van dien. Dan huldig: to V
principe dat de wereld het tast» ta
ais iedereen op de beste *i> r<-
zich zelf zorgt. Nu zien we het'te Ca
wereld zó vastloopt en wij ne to
Welk een wijsheid ligt er In fce, fc.^
se woord dat wij geroepen r.jr. uk-
ders lasten te dragen, .Waarom trx
we niet meer 10 procent van cw
men besteden aan noden dicï.r e
verweg?' Deze vraag hoorden n a.
langs publiekelijk gesteld. Het ««rf K
beetje stil. De vorige week kor.ee s,
het een en ander in de krant to me
.kerken sputteren tegen ontwikitrp
pot'. Twee procent van hun ir:;,
inkomen heeft de Wereldraad na Kr
ken gevraagd. Het moet komen ei.
portemonnee van
Waarom niet? De gelijkenis wi <t
barmhartige Samaritaan staat ook 3
nog in de bijbel. Wil een kerk tnaro
tig zijn in de wereld van nu, te ix.
ze niet heenlopen langs de ellende 3
wereld, die door de moderne coanci
catiemiddelen voor haar deur vet
gelegd. In vroegere tijd concentreera
alles wat met de kerk te mi
zich op de gemeente, die toen nog r<s
een werk- en leefeenheid. Dat Is3
niet meer en daaruit zijn een itótet
dingen te verklaren. Omdat it ba
altijd beperkt is gebleven tot de dir.
kleine kring, weet men nu geen te
met de ontwikkelingspot, evenmin ih
men raad weet met zo iets als !r
oorlogsvraagstuk en andere mondie
problemen.
In de laatste nummers van hel Otö
meerd Weekblad heeft proi W D. to
ker geschreven over de vraag: tetf.a
preek een toekomst? Al gaat ré, 1'
over de preek in het bijzonder,
niet los te denker, van heel te iri
dienst. Allerlei bezwaren tegc (t
preek, die niet meer in deze r.
passen, laat hij de revue pas
wordt gevraagd om een andere ifa
van verkondiging, die meer e"
moet sorteren dan de tcgen*xris
Wanneer men zich tegen de pisdürj
opstelt, gaat het. om een van deter
le punten van de kerkdienst wsls a
die kent in de reformatische kete
Natuurlijk wordt door hem 6prti
niet afgeschreven. Hij merkt op dn n
hier moeten gaan vergelijken er*
massa-media van radio en telerea.p
als door velen wordt gedaan. Eür re-
ter ook is de communicatie eer. rr
punt. Het directe contact ontets
Een spreker ziet zijn hoorders niet,
in de kerk in ieder geval wél ro s e
hij proeft hoe zij reageren. Maar sir
aangevoerde argumenten hebben
zoveel indruk op hem gemaakt <te
neerschrijft: .Zelf zijn wij name©*
mening dat de aangevoerde argurass
ons wel dwingen tot een nooduftib
reformatie van de preek, maar te
niet kunnen bewijzen dat de PC*©*
genaamd geen toekomst meer
Hij gaat. terug naar de 0
gemeenten van de- eerste öne
van onze jaartelling, toen de tet W
geen staatskerk was, Toen hem
een vorm van het blijven van hR
derwijs der apostelen Mals
het Nieuwe Testament wordt
gekend, die wij nu niet m" "v
Alles was losser, met zo strak ge!*»!r.
We moeten nooit vergeten da: w
een deel is van de eredienst nz -
gemeente. Of die nu Kleiner ofgrcc-
is. doet er niet toe De moeiUjsMM tv
de predikers om in deze tuo «j-
meente de bijbel te leren lezrc.
zij verstaat, werkelijk versa*:.
er niet geringer mee
Psalm 8.7: Gij doel hem heersen over de werken uwer honden.
In deze dagen zijn weer olom dankstonden voor gewas en arbeid gehouden. Woon«k«mM
daar veel gesproken over de opbrengst van de gewassen en de arbeid d-
vanzelf, dat de bijbel ons daar het volste recht toe geeft. Maar nu spreekt Oovid in
over de natuur (inclusief de gewassen dusl; de arbeid wordt door echter niet gm«*ed
vergissen wij ons daarin: in Psalm 8 wordt twéé keer zelfs over orbeid gesproken! 'n 4'
schouw ik Uw hemel, het werk van Uw vingers', en In de tekst die hierboven cfgedrvk' doé
doet hem 1= de mens) heersen over de werken Uwer honden' Nu moet u niet tnctei i
ja, dat wél, moor daar wordt toch niet over ónze arbeid gesproken?!' Als wij een doms""
den voor gewas en arbeid, dan behoeven wij toch helemaal niet voorop te steHen. dé
alleen maar over ónze arbeid moet gaan? Het gewas hebben wij van God gekregm-
mogen wij genieten von Zijn arbeid! En van wie zou de orbeid belongrijker zl|",
G"d?! Jo»W
Oovid denkt, in verband met de mens, vooral aan de werken van God op de oor
dieren. Daarover heerste de mens in de tijd van David al. Dat was dus, om «o te "H*
namelijk .agrarische heerschappij'. Tegenwoordig heeft die heerschappij *rch *B,X0^
gebreid, vooral in technisch on wetenschappelijk opzicht. Niet olleen ovor Gods
oppervlakte der aarde (landbouw), maar ook ónder de aarde (delfstoffen) on bo
(luchtvaart en ruimtevaart)! Daar heeft David niet van kunnen dromen! Dat deel
waarover de mens heersen kan, Is geweldig uitgebreid. Zelfs h
woordelijkheid is daormee óók gegroeid. De vraag i
God heeft de wereld geschapen: maken wij een recht gebruik von
zórgt nog steeds, dat deze wereld kon blijven bestaan: bedenken we dot on M
voor? En tenslotte: het grootste en belangrijkste werk van God is gericht op 01
heid: Jezus Christus stierf aan het kruis voor onze zonden. Zijn we door iók
houden we daar rekening mee?
rechtvaordlgd: Wol dó."
,1 werk Hin"
l( donlhoa w
Hansweert.