.ROTTERDAM EN ZEELAND ZITTEN MET DEZELFDE MILIEUPROBLEMEN' HEEFT DE KERKDIENST ZIJN TIJD GEHAD? INTERVIEW MET ROTTERDAMS BURGEMEESTER W. THOMASSEN WAT DOEN WE ERMEE? ZATERDAG 5 DECEMBER 1970 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ROTTERDAM Rotterdams burgemeester W. Thomassen heeft na de gemeenteraadsverkiezingen zijn .havenportefeuillc' in het college van b en w ovi i-gedragen aan een ander. De beleidsnota voor het havenbedrijf met het oog op de behandeling van de hegioting 1971 inlangs aan de raad aangeboden, was van de hand van wethouder drs H. J. Viersen. Zoals voor zoveel bestuurders Is ook voor Rotterdams burgemeester het moment aangebroken voor een nadere bezinning op de economische ontwikkeling van Zuidwest-Nederland. Als eerste in een serie interviews onder het motto AVaar staan we nu?' hebben wij een gesprek met hem. (Van een onzer redacteuren) ROTTERDAM Op zijn bureau in het Rotterdamse stadhuis aan de Cool- singel liggen de parlementaire stuk ken rond het wetsontwerp op de lucht verontreiniging opengeslagen, wanneer burgemeester W. Thomassen ons in zijn kamer binnenlaat. ,Ik ben net be zig de hele zaak nog eens door te ne men', legt hij uit, .morgen behandelt de eerste kamer het wetsontwerp.' Vier jaar geleden, op 14 oktober 1966, was de Rotterdamse burgemeester fo rumvoorzitter op het later vaak .histo risch' genoemde havencongres van Zuidwest-Nederland in Middelburg. Hij sloot de discussies van de haven promotors toen af met de woorden: ,Laat men toch vooral niet kleinmoe dig zijn over de kansen, die Neder land in het algemeen en Zuidwest- Nederland in het bijzonder heeft op het punt van Europese dienstverle ning in de havenontwikkeling. Het kort begrip van dit alles: de delta wordt wereldhaven.' De heer Thomassen graaft even in zijn geheugen naar de teneur van dat ha vencongres en zegt dan: ,Ik kan me niet herinneren, dat er toen al alarm Is geslagen door milieuhygiënisten. In ieder geval, als er daar een opmerking over is gemaakt was dat een zijdeling se, terwijl nu in iedere discussie over industrie de milieuhygiëne centraal staat.' In de vier jaar is er in Nederland een radicale mentaliteitsverandering ontstaan te genover vestiging van zware en chemische bedrijven en tegenover de ontwikkeling van havenindustriegebieden Wanneer er iemand is. die dat in zijn politieke carrière en als beheerder van de havenportefeuille van 's werelds grootste havenstad scherp heeft be seft. dan is dat wel burgemeester Thomassen. Hij stalt het contrast tussen de filosofie van toen en nu met illustratieve voorbeelden uit. .Toen ik destijds in 1948 burgemeester werd schopte men je de wereld in met de opdracht dat Je moest meedoen aan industri alisatie. Een burgemeester die dat niet deed was in zijn vak mislukt. Maar als ik nu een zakelijke constatering van één van de top mensen van het ministerie van sociale zaken en volksgezondheid aanhaal, namelijk dat er In Nederland nog steeds niet is aangetoond dat er één mens als gevolg van luchtveront reiniging is overleden, dan ben ik als indus triepromotor alleen al door dat te zeggen een verdacht persoon'. De heer Thomassen gaat meteen door: .Be grijp me goed. ik vind het een heel redelijke zaak dat men bijzonder scherp is op wat er tegen verdere verontreiniging van het milieu waarin we leven moet gebeuren. Daar hebben we niet alleen hier in het Rotterdamse gebied mee te maken Het is een wereldprobleem. Je ziet het overal waar je komt De tegenbewe ging is alleen maar heilzaam Daarom is de logische consequentie deze- wie op de eerste rangs plaats uit een oogpunt van transport concentratie en bereikbaarheid van de markt zal er dik voor moeten betalen'. ze al niet zelf tot een sanering zijn overge gaan, nadere eisen op grond van de oude en nieuwe wetten ter bescherming van het mi lieu De industrie weet dat wel en is ook zelf wel van de opvatting doortrokken dat ze moet vóór komen op de ontwikkeling door processen te veranderen of zelfs af te stoten, wanneer ze niet te verbeteren zijn. Shell bijvoorbeeld is daar hard mee bezig, sinds de ontploffing op haar Industrieterrein. Dat inci dent is voor dit bedrijf een harde confronta tie met zichzelf geweest' De Rotterdamse burgemeester zit nog wat bij te komen van een discussie in de gemeente raad over vestiging van 'n ertsoverslagbc'rijr. Het voorstel van het college van b en w is teruggenomen, toen het dreigde te worden weggestemd. Hij erkent dat het college In de sfeer var een sterk veranderd en bijzonder toegespitst milieubesef met een dergelijk voorstel en ook met de plannen tot vestiging van een staalbedrijf op de Maasvlakte echt op het moeilijkste moment is gekomen. Vindt hij het nog zinvol om de Maasvlakte met dergelijke bedrijven te bezetten? Hij zegt: .De Maasvlakte zou nooit gebouwd zijn voor iets anders dan industrie Voor andere doeleinden is ie gewoon veel te duur. Het project is in aanleg ook nog veel meer gaan kosten dan men aanvankelijk had ge schat. De Hoogovens hebben zich niet laten afschrikken door een huur voor het terrein van 3.10 per vierkante meter per jaar. Voor dat soort bedragen kun je doorgaans in België terreinen kopen. De Maasvlakte moet zeker een industriële bestemming krijgen. Het is wonderlijk hoe de filosofie is verschoven. Vroeger betekende industrialiseren ruzie met wie je moest verjagen en dat waren dan meestal de landbouwers. Twaalf Jaar geleden vonden we er wat op: een Maasvlakte, nieuw land in zee, waarover je met niemand ruzie zou krijgen Nu die Maasvlakte is gereali seerd is ook dié filosofie vergeten en zeggen de naastliggenden: als je daar met industrie komt krijgen we meer luchtverontreiniging en gaat het plantenkleed van de Voornse duinen achteruit. Daar zullen ze wel gelijk in hebben, maar die Voornse duinen zitten nu eenmaal naast de enige plaats in Noordwest- Europa. waar die 200.000 tons schepen naar binnen kunnen komen. Daarom zal het parle ment mét de regering moeten afwegen wat er moet gebeuren: een zekere verarming van dat plantenkleed riskeren om die grote schepen binnen te laten óf die grote schepen en wat er in hun kielzog meekomt een halt toeroe pen?' HET IRREËLE CONCURRENTIE Vraag: .Rotterdam. Amsterdam, Zeeland eD het noordelijk havengebied in ons land wor den met dezelfde milieuproblemen geconfron teerd. Betekent dit, dat een mogelijke concur rentiefactor bij het aantrekken van industrie Is uitgeschakeld? Dat er een andere procedu re moet komen bij Industrievestiging, name lijk afwachten totdat een bedrijf zich als gegadigde meldt en dan het element milieu verontreiniging op de eerste plaats zet ten?' De heer Thomassen: .De bedrijven, die we nog toelaten zullen zeker zwaardere eisen krijgen dan wanneer ze vijf jaar terug waren gekomen. En degene die er zijn krijgen, als benadering van de vestiging Hoogovens- Hoesch op de Maasvlakte de aandacht niet afleiden van de aarzeling op grond van onze kerheid over de vraag in hoever stofuitstoot met minuscule metaaldeeltjes een uitwerking heeft in de lucht, wanneer het daarin aanra king komt met chemische emissies van de nabijliggende raffinaderijen van Gulf en BP Hij vindt het bijzonder nuttig dat naar een dergelijk effect nu eerst een onderzoek wordt ingesteld en dat tevens wordt bezien welke eventuele beperkende maatregelen op dit punt. moeten worden genomen De studie heeft in beginsel een meetmethode opgeleverd en in tussen zijn Hoogovens-Hoesch bezig om zeil een herzien project te ontwerpen en dat aan Rotterdam voor te leggen. Meteen er achter aan klinkt dan even een felle constatering van de man die met de havenport,efeuille de wereld rondreisde, van Thomassen-de-doorzet ter. ,Als je nooit een besluit neemt, komt er nooit wat. Dan schuif je de zaken alsmaar verder naar de toekomst Natuurlijk Is wat je vandaag doet beter dan wat we op dit punt vijf jaar geleden deden Maar we dreigen nu in de impasse te raken door zoeken naar het allermooiste...' Rotterdam beheert al enkele eeuwen lang een haven, die Is uitgegroeid tot de grootste ter wereld Het heeft na de oorlog ook eigenlijk een eigen havenbeleid gevoerd. Een paar jaar terug, toen Rotterdam uit zijn jas groeide kwam er die roep om een bundeling van havenbeleid. nog wat later en de eerste stappen worden nu in die richting gezet de vraag naar een nationaal havenbeleid Boven dien kwamen er voorstanders voor een ha venbeheersorganisatie voor het hele zuidwes ten, een soort deltahavenschap. Hoe denkt de heer Thomassen daar nu over? .Krachtiger leiding van een centraal punt uit is bepaald nodig', reageert hij prompt. ,Ik ben alleen maar zo bezorgd en dat klinkt dan misschien wat romantisch dat de kracht van Den Haag niet zo verschrikkelijk groot is sinds de achttiende eeuw Figuren als Johan van Oldenbarneveldt (hij staat hier op de stoep) hebben we niet meer Je vraagt je dus wel eens af: moet je dat nu naar Den Haag spelen, waar iedere vier jaar opnieuw een ander regime komt?' H0EKSCHE WAARD POLITIEKE MOED De Rotterdamse burgemeester grijpt op zijn bureau naar het .milieumanifest', uitgegeven bij de afsluiting van het Europees natuurbe- schermlngsjaar 1970. Hij bladert erin. .Wat mij vaak zo treft is het irreële in de tegenbe weging. Hier staat het volgende: Jn Nederland wonen nu al dertien miljoen mensen. Dat aantal zal zeer snel verdubbeld zijn, wanneer we er niets aan doen. Deze groei zal eens moeten stoppen. Daarom beter nü. Nu het behoud van een leefbaar milieu nog mogelijk is. Kijk. zoiets is niet reëel. Als je vraagt naar het minimumaantal inwoners in ons land tegen het eind van deze eeuw, komen er bij statistici altijd twee getallen uit: 17,9 en 20 miljoen. Zelfs als de pil doorwerkt, zelfs als de publieke moraal wordt twee kinderen per gezin en bij uitzondering drie, dan nog komt die prognose Als je de rijksplanologische dienst nazegt dat er binnen 1966 en 1990 in ons land 1.7 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen moeten worden gecreëerd, word je ook ge kritiseerd maar er zuilen hoe dan ook nog een aantal honderden hectares oppervlakte voor industrie bestemd moeten worden en we zullen daarvoor industrieën moeten winnen Verspreiden we nu een duidelijke anti-indus triële mentaliteit dan is het zeer de vraag óf we industrieën zuilen winnen. Ik sta achter de opvatting: wat minder welvaart voor een beter milieu. Maar we moeten ook weer niet al te gemakkelijk alarmkreten slaken. We hebben nu 50 iaar Hoogovens IJmuiden. In een grote halve cirkel rondom die vestiging hebben autoriteiten nog steeds niet een ge bied gevonden dat zich uit het oogpunt van volksgezondheid ongunstig onderscheidt van de rest van Nederland. Eenzelfde halve cirkel rondom een staalbedrijf op de Maasvlakte levert een gebied op dat een heel wat kleine re bevolkingsdichtheid heeft, er liggen plaat sen (Oost-Voome, Hoek van Holland en Roe kanje). die zijn voorbestemd om weinig te groeien'. HOOGOVENS Overigens wil de heer Thomassen met deze Vraag: .Gaat het niet meer om ministers niet grote politieke moed dan om staatslieden van allure, zoals we die In voorbije eeuwen heb ben gekend en voor wie standbeelden zijn opgericht?' Burgemeester Thomassen: .Zeker, maar zulke ministers hebben een grote zeldzaamheids waarde. Zonder Delwaide zou Antwerpen mei geworden zijn wat het nu is. Een lange tijd aan één stuk is hij daar de man geweest van wie kracht uitging, de figuur die leiding gaf. Dit soort mensen bereiken grote dingen. Wat in de Rotterdamse geest zo meetelt is dit: modern havenbeheer van een eeuw lang met een imposante voorgeschiedenis moet niet naar een ander adres worden verzonden, wan neer niet de zekerheid bestaat dat het krach tig en goed beheerd wordt op dat adres De formule, die langzamerhand in Nederland wel gemeengoed is geworden als het gaat over de havenontwikkeling voor de toekomst is: nationaal havenbeleid en regionaal haven beheer. Wat dat laatste betreft heeft minister Bakker (verkeer en waterstaat) de visie ont vouwd dat er vier havenbeheersgebieden in Nederland moeten komen: één voor Amster dam, één voor het noorden, één voor hei Waterweggebied en de noordelijke delta en één voor de zuidelijke delta (Westerschelde) Heeft burgemeester Thomassen al een uitge sproken voorkeur? TWEE HAVENSCHAPPEN Hij zegt: .Aanvankelijk was ik persoonlijk een voorstander van één havenschap vooi heel zuidwest-Nederland. In de discussies bin nen het overlegorgaan zeehavenontwikkeling zuidwest-Nederland na de conferentie van Middelburg in 1966 dus is daarover nogal eens wat uitgewisseld, maar geleidelijk aan heeft zich een voorkeur voor twee organisa ties van havenbeheer in het deltagebied afge tekend, één voor het noorden en één voor het zuiden. Het gaat allemaal langzaam. Het ha venschap Vlissingen staat aan het begin van zijn officiële activiteiten; het havenschap Ter- neuzen is nog alleen op papier geboren. Maar je zou kunnen zeggen: de werkelijkheid is de wetsconstructie vooruit, want dezelfde men sen van rijk en provincie zijn vertegenwoor digd in beide havenschappen Voor zo'n groot havenschap ten behoeve van de delta zijn eigenlijk geen kampioenen meer. Je kunt je zelfs afvragen of zoiets nog te realiseren zal zijn, want de situatie in de noordelijke delta (nog maar beperkte ruimte voor industrieves tiging) is een heel andere dan in het Wester- scheldebekken (waar nog wél grote mogelijk heden zijn) Burgemeester Thomassen haalt nog eens de gang van zaken op rondom het rapport .Rijn mond in de delta' van het openbaar lichaam Rijnmond, waarin een poging werd onderno men om 3000 hectares toekomstig industrie terrein ergens in de noordelijke delta planolo gisch onder te brengen, maar waarmee men tenslotte moest aankloppen bij Brabant (Moerdijk) en bij Zeeland (Reimerswaal). Hij vestigt de aandacht op het voornemen van staatssecretaris Van Veen (binnenlandse zaken) om Rijnmond zijn streekplanbevoegd heid af t" nemen. Als consequentie daarvan had hu graag van dezelfde staatssecretaris aan de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland de suggestie gezien .komen jullie nu eens tot een gezamenlijk en geïntegreerd planologisch beleid Pas dan komen we met beide benen op de grond en mogelijk is er alleen lang die weg nog zoiets op te bouwen als een havenbeheersorganisatie voor het hele deltagebied'. Wat het havenbeleid betreft stelt hij zich op het standpunt dat de regering de hoofdlijnen moet aangeven, waarna de .regio' dat beleid moet uitvoeren. De commissie zuidwest-Nederland van de raad van advies voor de ruimtelijke ordening heeft onlangs een advies uitgebracht, waarin de gedachte aan havenontwikkeling in het zuiden van Hoeksche Waard, ming of meer analoog aan een deel van de visie in bet bekende .Plan 2000 van Rotterdam als het ware terugkeert. De Rotterdamse burgemeester: .Heel begrij pelijk. Ik heb de Hoeksche Waard altijd als een betere keus beschouwd als dat terrein voor Shell Chemie bij Moerdijk Vaak heb ik me afgevraagd .moest dat nu?', toen de indus trie in dat typisch Hollandse landschap tegen over de Biesbosch zijn vingers de lucht ging insteken. Erg veel protest is er niet tegen gekomen, temeer omdat West-Brabant enkele jaren terug met zijn aanzienlijke werkloos heid sterke argumenten had.' In een gesprek met de heer Thomassen ko men mét het begrip .industrie in de Hoeksche Waard' uiteraard weer de herinneringen bo ven aan de felle discussies tussen technici, economen en ook in de pers van Zeeland aan de ene kant en Rotterdam aan de ande re. Discussies, die achteraf bezien werden gevoed door een gedachte aan concurrentie en in Zeeland vooral een gevoel van ,we laten ons niet door Rotterdam de wet voorschrijven De Rotterdamse burgemeester is ervan over tuigd, dat nu Zeeland een autonome industrië le ontwikkeling aan de Westerschelde heeft, de vrees voor concurrentie in Zeeland wel op natuurlijke wijze achter de horizon zal ver dwijnen. .We staan nu voor dezelfde moeilijk heden. Milieuhygiëne en industrie, in Rotter dam en aan de Westerschelde. Haven- en industrieontwikkeling plaatsen binnen een na tionaal kader. Het gevoel hebben dat wat je doet, door het kritisch oog van een natio- naal-economische visie wordt gedekt'. Hanteert de heer Thomassen het .groene boekje' van het overlegorgaan nog steeds als ccn bruikbaar uitgangspunt voor de toekomst van het deltagebied?' .In wezen wel', zegt hij voorzichtig, .maar de filosofie ervan moet dan aan Nederland én aan het zuidwesten worden verkocht met de nadruk op de nationale betekenis. En dat laatste kan alleen als .Den Haag" er achter staat.' KEES VAN DER MAAS. In één van de Zeeuwse gemeenten heeft men deze week op een ■Ikaar gepraat over het onderwerp: hoe lezen wij de bijhei? •r eens over na te denken. Oudergewoonte behoort het in vele tria» iagelijkse menu om onder of na de maaltijd een kapitteltje te 1^ redeelte daarvan. Het aantal gezinnen waar dit thans achterwege «ore"" ïeemt echter toe. De bijbel staat nog wel op de schouw of in het oor het grijpen, maar het gebeurt niet meer dat men rr naar rrijpt, oorkonten dat, wanneer een predikant vraagt: geef mij de bijbel nu erlegenheid openbaar wordt. Waar ligt die ook weer? Fn na enig l •n huwelijks bijbel voor de dag. Verontschuldigingen! I)e kinderen h»n^«W' -vraagd en toen was ze daar blijven liggen Oit getuigt niet meer van een dagelijks verkeer met dit boek. waarvan de kerk zegt dat het moet zijn het reisboek op onze levensweg, het boek dat wij als een reisgids voor een ons nog onbeken de weg gebruiken en dat ons attent maakt op allerlei dingen waaraan wij zonder zulk een reisgids zouden voorbij gaan. gevaren en nuttige zaken. De raag blijft echter nodig: hoe lezen we de bijbel: het is een boek dat we moeten leren lezen en de dienst van de kerk bestaat allereerst hierin dat zij de gemeenteleden leert hoe de bijbel te lezen opdat ze meer wordt dan een soort apocrief boek waarin wel allerlei interessante dingen te vinden zijn. maar dat voor hen nog niet is een reisboek dat hen de rechte weg wijst op de reis door het leven, de toekomst tegemoet. In de kerk moeten we weten dat we een volk onderweg zijn en dat we op een bepaalde wijze door de wereld heen moeten gaan. Het is de wereld waarmee God bezig is en waar bij hij ons wil gebruiken. Daarmee zitten we middenin de vraag van de kerkdienst waarover we tegen woordig nog al eens iets kunnen horen en lezen. Aan kritiek is hier geen ge brek, doch het is ook hier gemakkelij ker te zeggen hoe het niet moet dan hoe het wél moet. De roep om een nieuw soort kerkdienst heeft reeds zeer lang geklonken. Zo ver we ons kunnen herinneren zijn er steeds stemmen op gegaan die riepen om verandering. Al tijd hetzelfde! Het monotome verveelt. De gemeente weet wel hoe het gaat en waar het op neer komt. Iets nieuws is er nooit en hoor je nooit. Er is maar één, die op de preekstoel staat, die het te zeggen heeft en die maar al te veel doet alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Op deze manier kan er geen werkelijke communicatie zijn en dat is het waarom de mens van tegenwoordig vraagt en terecht vraagt. Het zal ieder wel eens overkomen zijn dat hij in de kerk zat te luisteren en de gedachte bij hem opkwam: en nu zou ik ook wel eens wat willen zeggen. Maar dat kan niet. De toehoorders worden onmondig gehouden. Zij kunnen niet meepraten. Dit is een rechtmatige gedachte, want niet door een woordenvloed over je heen te laten gaan, maar door een gesprek- kun je jezelf iets eigen maken. Deze wijsheid is echter geen vinding van deze tijd. Vroeger wist men daar van ook wel iets, hoewel men er mis schien niet zo zeer van doordrongen was als wij dat nu zijn. Daarom had men de dienst in de week waar, zij het dan weer op een bepaalde wijze, de mogelijkheid van een gesprek bestond. Het kon soms zo iets zijn als we nu beleven met de communicatie via radio en televisie wanneer er in een forum gesprek iets behandeld wordt. Maar al met al, er is een probleem van kerk dienst, dat zich toespitst in het pro bleem van de prediking. Steeds meerderen betogen in deze tijd dat deze kerkdiensten hen niets meer zeggen en dat ze dan ook beter kunnen wegblijven, wat ze dan ook doen. zodat het percentage van de kerkgaande ge meenteleden en parochianen (ook de R Kerk kent dit probleem) steeds ver mindert. Nu zijn er in de loop van de laatste halve eeuw allerlei dingen beproefd om tegemoet te komen aan een zeker onbe hagen. Een uitgebreidere liturgie is aan geprezen en beproefd, opdat daardoor de gemeente meer betrokken zou zijn bij het gebeuren in een kerkdienst. De betekenis van di» liturgie moeten we niet onderschatten. De oosters-ortho- doxe kerken en toch ook de R-K Kerk hebben eeuwenlang op die liturgie ge dreven en dat nog wel terwijl ze ge sproken en gezongen werd in een taal die de kerkgangers zelf niet spraken. Men heeft geëxperimenteerd met kerk diensten waarin ook toehoorders aan het woord konden komen. Er is een combo en jazz muziek in de kerk ge bracht en daarbij zijn andere liederen gezongen, waarbij men handen en voe ten kon laten meespreken. Dit zijn ten slotte allemaal bijkomende dingen, die in het geheel echt niet onbelangrijk kunnen zijn. Waar het echter op aan komt is. dat we in de kerkdienst de bijbel leren lezen en wel zó. dat hij ons raakt en ons in beweging zet en we dingen gaan doen die we anders niet zouden hebben gedaan. De prediking moet altijd iets hebben van een ge sprek. Dat kan, zelfs wanneer er maar één aan het woord is. Maar die één moet dan wel op de hoogte zijn van hetgeen er leeft in zijn gemeente en van wat er omgaat in de wereld. Hij mag ook wel heel goed v„ gemeenteleden altijd genard gemakkelijkste weg te zorte te onttrekken aan datgene den in de wereld waarin rti v-r hen wordt gevraagd. Al xctr nog zo velen zijn die van niets meer verwachten en kerk de rug toe keren ccrte»! gedachte hebben en die ooit dat de traditionele zondags* tijd heeft gehad, we zijn van overtuigd dat het woord van de bijbel tó t» ken. zo te leren lezen, dat u stukje van een reisgids op a middenin deze wereld kan zt~ te dan moet het ook kunnen gebr x men allerlei dingen hoon, liever niet hoort. In een tijd tmtvw- wordt een mens een egoïst g j gevolgen van dien. Dan huldig: to V principe dat de wereld het tast» ta ais iedereen op de beste *i> r<- zich zelf zorgt. Nu zien we het'te Ca wereld zó vastloopt en wij ne to Welk een wijsheid ligt er In fce, fc.^ se woord dat wij geroepen r.jr. uk- ders lasten te dragen, .Waarom trx we niet meer 10 procent van cw men besteden aan noden dicï.r e verweg?' Deze vraag hoorden n a. langs publiekelijk gesteld. Het ««rf K beetje stil. De vorige week kor.ee s, het een en ander in de krant to me .kerken sputteren tegen ontwikitrp pot'. Twee procent van hun ir:;, inkomen heeft de Wereldraad na Kr ken gevraagd. Het moet komen ei. portemonnee van Waarom niet? De gelijkenis wi <t barmhartige Samaritaan staat ook 3 nog in de bijbel. Wil een kerk tnaro tig zijn in de wereld van nu, te ix. ze niet heenlopen langs de ellende 3 wereld, die door de moderne coanci catiemiddelen voor haar deur vet gelegd. In vroegere tijd concentreera alles wat met de kerk te mi zich op de gemeente, die toen nog r<s een werk- en leefeenheid. Dat Is3 niet meer en daaruit zijn een itótet dingen te verklaren. Omdat it ba altijd beperkt is gebleven tot de dir. kleine kring, weet men nu geen te met de ontwikkelingspot, evenmin ih men raad weet met zo iets als !r oorlogsvraagstuk en andere mondie problemen. In de laatste nummers van hel Otö meerd Weekblad heeft proi W D. to ker geschreven over de vraag: tetf.a preek een toekomst? Al gaat ré, 1' over de preek in het bijzonder, niet los te denker, van heel te iri dienst. Allerlei bezwaren tegc (t preek, die niet meer in deze r. passen, laat hij de revue pas wordt gevraagd om een andere ifa van verkondiging, die meer e" moet sorteren dan de tcgen*xris Wanneer men zich tegen de pisdürj opstelt, gaat het. om een van deter le punten van de kerkdienst wsls a die kent in de reformatische kete Natuurlijk wordt door hem 6prti niet afgeschreven. Hij merkt op dn n hier moeten gaan vergelijken er* massa-media van radio en telerea.p als door velen wordt gedaan. Eür re- ter ook is de communicatie eer. rr punt. Het directe contact ontets Een spreker ziet zijn hoorders niet, in de kerk in ieder geval wél ro s e hij proeft hoe zij reageren. Maar sir aangevoerde argumenten hebben zoveel indruk op hem gemaakt <te neerschrijft: .Zelf zijn wij name©* mening dat de aangevoerde argurass ons wel dwingen tot een nooduftib reformatie van de preek, maar te niet kunnen bewijzen dat de PC*©* genaamd geen toekomst meer Hij gaat. terug naar de 0 gemeenten van de- eerste öne van onze jaartelling, toen de tet W geen staatskerk was, Toen hem een vorm van het blijven van hR derwijs der apostelen Mals het Nieuwe Testament wordt gekend, die wij nu niet m" "v Alles was losser, met zo strak ge!*»!r. We moeten nooit vergeten da: w een deel is van de eredienst nz - gemeente. Of die nu Kleiner ofgrcc- is. doet er niet toe De moeiUjsMM tv de predikers om in deze tuo «j- meente de bijbel te leren lezrc. zij verstaat, werkelijk versa*:. er niet geringer mee Psalm 8.7: Gij doel hem heersen over de werken uwer honden. In deze dagen zijn weer olom dankstonden voor gewas en arbeid gehouden. Woon«k«mM daar veel gesproken over de opbrengst van de gewassen en de arbeid d- vanzelf, dat de bijbel ons daar het volste recht toe geeft. Maar nu spreekt Oovid in over de natuur (inclusief de gewassen dusl; de arbeid wordt door echter niet gm«*ed vergissen wij ons daarin: in Psalm 8 wordt twéé keer zelfs over orbeid gesproken! 'n 4' schouw ik Uw hemel, het werk van Uw vingers', en In de tekst die hierboven cfgedrvk' doé doet hem 1= de mens) heersen over de werken Uwer honden' Nu moet u niet tnctei i ja, dat wél, moor daar wordt toch niet over ónze arbeid gesproken?!' Als wij een doms"" den voor gewas en arbeid, dan behoeven wij toch helemaal niet voorop te steHen. dé alleen maar over ónze arbeid moet gaan? Het gewas hebben wij van God gekregm- mogen wij genieten von Zijn arbeid! En van wie zou de orbeid belongrijker zl|", G"d?! Jo»W Oovid denkt, in verband met de mens, vooral aan de werken van God op de oor dieren. Daarover heerste de mens in de tijd van David al. Dat was dus, om «o te "H* namelijk .agrarische heerschappij'. Tegenwoordig heeft die heerschappij *rch *B,X0^ gebreid, vooral in technisch on wetenschappelijk opzicht. Niet olleen ovor Gods oppervlakte der aarde (landbouw), maar ook ónder de aarde (delfstoffen) on bo (luchtvaart en ruimtevaart)! Daar heeft David niet van kunnen dromen! Dat deel waarover de mens heersen kan, Is geweldig uitgebreid. Zelfs h woordelijkheid is daormee óók gegroeid. De vraag i God heeft de wereld geschapen: maken wij een recht gebruik von zórgt nog steeds, dat deze wereld kon blijven bestaan: bedenken we dot on M voor? En tenslotte: het grootste en belangrijkste werk van God is gericht op 01 heid: Jezus Christus stierf aan het kruis voor onze zonden. Zijn we door iók houden we daar rekening mee? rechtvaordlgd: Wol dó." ,1 werk Hin" l( donlhoa w Hansweert.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 16