GEWESTEN IN ZEELAND?
DE VELE KERKEN EN DE
ENE KERK
VERNIEUWING
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1970 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT |7
Wanneer in de tegenwoordige tijd de arm van het plaatselijk bestuur
te kort is of de greep van het rijksbestuur niet krachtig genoeg, dan is
er naar de mening van velen maar één oplossing om hierin verbetering
te brengen: vorming van gewesten. Het lijkt er een beetje op of alle be
stuurlijke kwalen waaraan Nederland op het ogenblik lijdt, zo niet uit
gebannen, dan toch wel een heel eind teruggedrongen kunnen worden.
Dat geloof in de heilzame werking van een nieuwe bestuursvorm kan
wellicht daarom zo algemeen zijn omdat tot dusver onder gewest' nog
van alles en nog wat kan worden verstaan. Al naar gelang het bestuur
lijke probleem groot en zwaar is, kan men .zich het daarbij passende ge
west denken. De voorbeelden hiervan zijn er.
Enkele gemeenten die een groter draag
vlak voor hun activiteiten beogen of een
beter front ten opzichte van het provinci
aal bestuur wensen te maken, spreken zich
uit voor een gewest. Dit betekent in de
praktijk een bundeling van enkele (kleine
re) gemeenten tot een bepaald samenwer
kingsorgaan, Senator mr H. van Riel wil
bijvoorbeeld ook gewesten. In zijn gedach-
tengang moet Nederland verdeeld worden
ln vier gewesten. Deze zouden een belang
rijk deel van het rijksbestuur kunnen
overnemen en de schakel kunnen vormen
tussen gemeente en rijk met voorbijzien
van de provincies. De laatstgenoemde in
stellingen kunnen dan verdwijnen. Tussen
deze uitersten van gewestvorming van
een kwart van Nederland tot een kluitje
gemeenten kan men zich een reeks van
constructies denken die allemaal passen in
het beeld van gewestvorming.
Politiek bezien
Natuurlijk hebben ook de politici en de
politieke partijen grote belangstelling voor
alle vormen van bestuur en vooral wan
neer het om nieuwe vormgeving gaat is er
grote aandacht voor het bijzonder belang
rijke aspect van de verhouding tussen
bestuur en bestuurden. Daarnaast speelt
de vraag een rol hoe in verband met de
autonomie, dwz de eigen macht, het eigen
ïericbt van de gemeente er dwang kan
worden uitgeoefend om gewesten tot
stand te brengen. Kort gezegd, moet men
net aan de gemeenten overlaten om tot
gewestvorming over te gaan (met over
dracht van taken en zeggenschap natuur
lijk) of moet van bovenaf, van de zijde
van de regering of het provinciaal bestuur
gewestvorming worden gestimuleerd,
zonodig opgelegd?
Dit kan tot verschil van opvatting leiden.
.nu 's duidelijk dat bijvoorbeeld de
ARP zich op dit punt aan de zijde van de
PvdA bevindt in haar opvatting dat niet
met gewestvorming op basis van vrijwil
ligheid kan worden volstaan. De minister
en de staatssecretaris van binnenlandse
P en hebben echter tot dusver steeds
oetoogd, dat de gewesten zullen moeten
worden geformeerd door de gemeenten,
namelijk op basis van vrijwilligheid en
met overgifte van taken van de gemeenten
Mn het gewestelijk orgaan. In een over-
van rijkstaken of provinciale be-
heü Z'8n C'e bewindslieden geen
zal duidelijk zijn dat er ruimte ge
spen moet worden voor het maken van
Li™?. J1' Dat kan alleen gebeuren binnen
wall van een wet' gemakshalve ge
zwel te noemen. In de Nederlandse
aatsmrichting is het namelijk niet moge-
maar op elffen gelegenheid eens een
mafau -le, vormen. Daarvoor moet be-
guheid bestaan en een structuur.
Regeringsstandpunt
Kenmerkend voor de benadering van de
don w 'n het bijzonder de bewindslie-
«vn van binnenlandse zaken is nu dat
tan afzonderlijke wet voor de gewes-
- !00reesteld, maar een zoge-
schann!r-'iU omv' van de wet gemeen-
^Mwhjke regelingen. C.emeenschappelij-
ran gen .z'in samenwerkingsvormen
oornamelijk gemeenten ter beharti
ging van een bepaald doel, bv schoolart-
sendienst, vuilophaaldienst, brandweer etc.
Tot nu toe konden gemeenten samenwer
ken indien het een bepaald belang betrof.
De minister wil nu dat bepaalde, aangewe
zen belang in de wet laten vallen en er als
het ware een complex van belangen voor
in de plaats stellen. Dat complex van
belangen zou dan een gewestelijk taken
pakket kunnen zijn; de samenwerkings
vorm krijgt dan het aanzien van gewest.
Uit deze benadering blijkt dat het gewest
gezien wordt als een resultaat van vrijwil
lige samenwerking van gemeenten. De in
houd van de gewestelijke regeling kan
alleen maar gemeentelijke taken omvatten.
Vooral dit laatste punt is voor sommigen
een onverteerbare zaak in het vooront
werp van wet.
Als men de opvatting koestert dat het
gewest een tussenpositie inneemt tussen
gemeente en centraal bestuur, dan zal men
de bevoegdheden daar naar moeten rich
ten. Dat houdt in dat van provincie- of
rijkswege taken moeten worden afge
splitst. In het geval men opheffing van de
provinciën voorstaat spreekt de noodzaak
van herverkaveling van taken nog sterker
aan.
Zo heeft de Wiardi-Beckmanstichting een
rapport gepubliceerd, waarin gepleit wordt
voor de vorming van gewesten die het
karakter van een grote gemeente zouden
hebben met grotere bevoegdheden dan
thans aan de gemeentebesturen toekomt.
Daarnaast zouden terwille van de relatie
tussen burger en plaatselijk bestuur zg
subgemeenten moeten worden gevormd. In
deze gedachtengang wordt de taak van de
provincies beperkt tot coördinatie en sti
mulering.
Op verzoek van het contact-randgemeen
ten heeft de afdeling bestuurskunde van
de Vrije Universiteit een onderzoek inge
steld naar het functioneren van het be
stuur in de zg agglomeraties (centrum
stad met omliggende gemeenten). Uit hel
rapport werden door het bestuur een aan
tal conclusies getrokken, waarbij voorkeur
werd uitgesproken voor gewestvorming bij
koninklijk besluit (dus van bovenaf) met
belangenbehartiging op het gebied van
volkshuisvesting, openbaar vervoer, econo
mische ontwikkeling en recreatie.
Het standpunt dat de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten in deze kwestie in
neemt, komt in grote lijnen overeen met
het standpunt van de regering. Gewestvor
ming moet op basis van vrijwilligheid
door de gemeenten tot stand worden ge
bracht. De VNG is van oordeel dat daar
voor bij de gemeenten de nodige bereid
heid bestaat. Als bewijs daarvan kan gewe
zen worden op een aantal reeds bestaande
gewestelijke samenwerkingsvormen, die
los van een duidelijke wettelijke regeling
Inmiddels al tot stand zijn gekomen. Het
sprekende voorbeeld hiervan is het samen,
werkingsorgaan agglomeratie Eindhoven,
een regeling tussen Eindhoven met buurge
meenten in het bijzonder op de ruimtelij
ke ordening afgestemd.
Zeeland
Is er nu kortzichtig gezien behoefte
aan deze nieuwe bestuursvorm die toch na
verloop van tijd in Nederland zijn intrede
zal doen?
Er mag op gewezen worden dat onze
provincie zojuist een proces van gemeente
lijke herindeling achter de rug heeft. Een
ingreep van ernstige aard in het plaatse
lijk bestuur, waardoor het aanzien van het
bestuur wel degelijk is veranderd. Nu Is in
zekere zin de gewestvorming een ingreep
die voor een deel dezelfde doeleinden be
oogt te bereiken als herindeling, het is als
het ware een nieuwe geneeswijze voor de
oude kwaal: een gebrekkige bestuurs
kracht.
Daarbij komt nog dat de herindelingspro-
eedure iets weg heeft van een hond die in
eigen staart bijt: zodra de laatste ronde
(Tholen) Is voltooid, lijkt het of de bel
voor de eerste ronde weer gaat (Schou-
wen-Duiveland).
Het is de vraag of de nieuwe gemeenten
hun evenwicht al gevonden hebben, of zij
hun eigen kracht al kennen. Dit laatste
geldt niet voor hun financiële machtsposi
tie, die over het- algemeen naar thans
valt te overzien niet indrukwekkend is.
Dit brengt ons echter op een belangrijk
punt. Ligt de bestuurlijke zwakte en on
macht niet voor een deel in het ontbreken
van geld? Stellig kunnen een aantal ge
meenten meer presteren indien daarvoor
de geldmiddelen aanwezig zijn. De vraag
dringt zich op of het verlangen naar een
ander bestuur, van hoger orde en grotere
(papieren) macht, niet een utopie is, die
de wezenlijke proporties van het vraag
stuk onder de oppervlakte houdt. Evenmin
als bij wijze van spreken de lucht
zal opklaren zodra men een ministerie van
milieuzorg instelt, zal men grote daden
van het bestuur mogen verwachten zodra
er gewesten zijn gevormd, zonder dat
daarvoor belangrijke bedragen worden
vrijgemaakt. In het geval de bestuurlijke
tekortkomingen niet zijn toe te schrijven
aan het ontbreken van geld, komt de
situatie anders te liggen.
Passend
De gedachten die bij de regering leven
over de omvang van een gewest, maken
het in de Zeeuwse situatie niet direct
mogelijk een gebied aan te wijzen dat
passend is voor gewestvorming. Dacht
men aanvankelijk aan een inwoner-omvang
van minimaal 30-40.000, langzamerhand is
deze grens opgeschoven en naar de jong
ste uitspraak gemeten, moet men de bene-
dengrens van een gewest op 100.000 inwo
ners stellen. Alleen als men Midden-Zee
land tot gewest zou verheffen wordt deze
grens gehaald. Dit is om andere redenen
weer ongewenst, omdat in principe het
gewest één grote stedelijke kern moet
hebben. Men ziet dus dat het gewest
kostuum niet op de Zeeuwse maat gesne
den is!
Natuurlijk hoeft men zich aan deze eisen
niet te storen en bestaat de mogelijkheid
een gewest-kleine schaal op te zetten. In
zo'n geval moet men echter weer andere
verhoudingen in het oog houden, in het
bijzonder de relatie tot het provinciaal
bestuur en intern speelt nog de draag
kracht een belangrijke rol.
Gewestvorming kan ook gemotiveerd wor
den vanuit de regio als de provincie be
paalde onderdelen onvoldoende tot haar
recht laat komen als gevolg van het feit
dat men de ontwikkelingen binnen het
gewest niet de aandacht, stimulering en
begeleiding kan schenken die nodig zijn.
Het kan een versterking betekenen indien
de regio dan zelf een aantal zaken aan
vat. In deze geest moet men de bedoe
ling van een lichaam als Rijnmond be
schouwen (de praktische uitwerking is een
ander hoofdstuk). Evenwel blijkt dan toch
in de praktijk dat een regionaal beleid
zeer duidelijke samenhang heeft met pro
vinciaal beleid. (Men zie in dit verband de
controverse over de Rijnpoorthaven).
Voor onze Zeeuwse situatie zal men voor
een goede afweging van het belang van
gewestvorming moeten komen tot een oor
deel over de vraag of er stel men zet
de benedengrens overboord een zodanig
gebied is dat een geheel eigen ontwikke
ling heeft, zonder dat sprake is van duide
lijke relatie met het totaalbeeld van de
provincie. De consequentie van een gewest
is namelijk dat men voor het eigen gebied
een zelfstandig beleid, eigen beslissingen
kan waarmaken, zonder daarbij bet hogere
beleid te doorkruisen of te vertroebelen.
Concreet gesteld: >Iag het denkbeeldige
gewest Zeeuwsch-Vlaanderen beslissen
over al of niet bestemmen van gebieden
tot zeehavenindustrïe of tot inpoldering
van het land van Saeftinge? Passen derge
lijke zaken in een regionale schaal?
Men zal er naar onze mening niet aan
kunnen ontkomen om bepaalde problemen
in een groot kader, in samenhang met
andere zaken, te beslissen. Van eminent
belang is hierbij ook technische inbreng
bij het proces van besluitvoering, met
andere woorden men kan belangrijke be
slissingen niet in een onbewaakt ogenblik
nemen. Het is echter de vraag of men de
zeggenschap van een regio in Zeeland
waar zou kunnen maken.
Dienstverlening
De gewesten zouden naar sommiger oor
deel een goede bundeling kunnen geven
voor een aantal diensten en activiteiten
waartoe de gemeenten zelf onvoldoende in
staat zijn. Te denken valt dan aan (gewes
telijke) gezondheidszorg, recreatie-projec
ten, energie- en watervoorziening, open
baar vervoer, politie, milieubeheer, vuilver
werking, bouwstromen, ontwikkelingspro
grammering en planologische vormgeving.
Het moet gezegd worden dat een aantal
van deze zaken vatbaar zijn voor een
aanpak in regionaal verband. Anderzijds
zijn er taken genoemd waarvoor de in
Zeeland denkbare regio's beslist te klein
zijn. Essentiële zaken als ruimtelijke
vormgeving (eigen ontwerp, visie en on
derzoek) milieubeheer en openbaar ver
voer gaan het formaat te boven.
Wil men zich serieus beraden over de
instelling van gewesten dan zal een onder
zoek van taken geboden zijn. Het zal de
vraag zijn of tussen de provinciale be
moeiingen op verschillende terreinen en de
gemeentelijke behartiging van zaken nog
onvoldoende .werkbreedte' aanwezig is
voor een gewest. Het laat zich aanzien dat
in de Zeeuwse situatie dit aspect doorslag
gevend zal zijn, nog afgezien van de voor
waarde dat een gewest ln liet algemeen
uitsluitend op basis van vrijwilligheid
betrokken gemeenten kan worden ge
vormd.
Vanwege het één en het ander slaan wij
de kansen op gewestvorming in onze pro
vincie niet hoog aan. Heeft dan het hele
gedoe rond de gewestvorming niets te
betekenen voor onze provincie? Natuurlijk,
er is tenslotte nog een vergelijk mogelijk:
Zeeland is een gewestVerzoent men zich
enigermate met deze suggestie, dan heeft
men tegelijk alle aan deze bestuursvorm
toegedachte kwaliteiten voorhanden.
Frans Burger.
Interkerkelijke samenwerking is altijd al nastrevenswaard geweest.
Het is slechts zelden bereikt. Het probleem is precies even beroerd
in Amerika of Japan, als in Nederland.
David Jokinen
Andere opvattingen
,üw commissie is van oordeel dat de synode thans voor de beslissing staat die voor
de toekomst van ome kerken van groot gevrkht kan zijn. Ten diepste gaat het daarbij
om de vraag boe men zich de toekomst van onze kerken voorstelt. De Interkerkelijke
contacten hebben immers een punt bereikt, waarop men zich serieus moet afvragen
waarheen wij onderweg zijn en of we bereid zijn een weg te gaan die dr eigen identiteit'
van de Gereformeerde Kerken In het gedrang kan brengen en eventueel op een vereni
ging met b. v. de Nederlands Hervormde Kerk zou kunnen uitlopen'.
Dit is een zin uit het rapport over gemeen
schappelijke kerkdiensten, kanselrull. ge
meenschappelijke Avondmaalsviering enz
dat dit voorjaar ls uitgebracht op de
synode van Sneek van de Gereformeerde
Kerken. De commissie die dit rapport
heeft uitgebracht, was van oordeel dat de
hierboven aangehaalde vrsiag open moest
worden gesteld. Zij halen voorts aan de
mening van de deputaten-lntercommunle,
,dat het eigen gereformeerd kerkelijk le
ven z'n grote positieve waarde heeft en
dat het niet de bedoeling of gevolg van de
gemeenschappelijke Avondmaalsvieringen
kan zijn dit eigen kerkelijk leven op te
breken of zelfs een soort opheffingsuitver
koop van de Gereformeerde Kerken te
veroorzaken'. En dan gaat de commissie
gemeenschappelijke kerkdiensten enz. ver
der. .Daarmee kan echter onmogelijk alles
gezegd zijn, omdat men hier niet met een
negatieve uit-spraak kan volstaan, maar
ook positief zal moeten uitspreken wat
dan wél het doel ls dat ons voor ogen
slaat en welke resultaten we hopen te
bereiken', (namelijk met die gemeenschap
pelijke kerkdiensten enz.)
Naar aanleiding van hetgeen we op deze
plaats hebben geschreven over oecumene
Ln de Goese praktijk (3 okt), hebben we
enkele reacties gehad. Deels waren het
nadere toelichtingen en deels waren het
opmerkingen waarbij de een van oordeel
was dat het niet vlug genoeg ging en de
ander dat men dit samengaan, dit samen
werken van kerken te vlug wil laten verlo
pen en daarmee .broddelwerk' maakt. Zul
ke reacties zijn tegenwoordig gebruikelijk
in het kerkelijk leven en laten we er
direct aan toevoegen dat ze soms beide
met recht kunnen worden gemaakt. De
gedachte van de eenheid der kerk, zoals in
de apostolische geloofsbelijdenis wordt be
leden, is gaan leven. Dit mogen we vast
stellen. Nu zijn er die vragen: en wat
komt er nu in de praktijk van terecht?
Blijft het alles niet bij het oude? Dat zijn
de ongeduldigen en hun ongeduld ls te
begrijpen. Aan de andere kant vind Je de
mensen die beducht zijn voor een avon
tuur. Een kerkelijk avontuur is voor hen
het laatst denkbare en dat, terwijl de
geschiedenis der kerk begint met een
avonturist, met Abraham, de vader van
alle gelovigen. Maar goed, als ergens be
gonnen wordt aan de samenwerking met
andere kerken, staat men voor een beslis
sing en daarbij zijn de aangehaalde woor
den uit het rapport van de gereformeerde
synodale commissie ten volle waar, dat
het ten diepste gaat om de vraag hoe men
zich de toekomst van eigen kerk voorstelt.
We hebben ons serieus af te vragen waar
heen we onderweg zijn. Nu zullen we dit
natuurlijk nooit helemaal weten, maar
toch zal men in de kerken moeten zoeken
naar een bepaalde richting. Dat ons zoe
ken nu anders gericht is dan vijftig jaar
geleden, is zonder meer duidelijk.
Uit het genoemde commissierapport ls
ons overigens wel duidelijk geworden dat
er in de Gereformeerde Kerken het een en
ander aan de hand is in dezen. We krijgen
zo de indruk dat er landelijk meer aan de
gang is wat de interkerkelijke samenwer
king betreft waarbij de Gereformeerde Ker
ken betrokken zijn, dan er in ons gewest
met zijn verbrokkelde delen zichtbaar bo
ven het water uitsteekt. In ieder geval
hebben we niet de indruk dat Zeeland, wat
de oecumene betreft, in de voorste gelede
ren marcheert. De synode van de Gerefor
meerde Kerken van Apeldoorn 1961/62 had
vastgesteld dat ,bij bijzondere gelegenhe
den' gemeenschappelijke kerkdiensten
mochten worden gehouden. Nadien zijn er
bij de synode allerlei vragen binnengeko
men om maar eens nader uit te leggen
wat er met die bijzondere kerkdiensten
precies wordt bedoeld. Daaraan kan men
een ruimere en een engere uitleg geven.
Er zijn kerkeraden die vinden dat de
besluiten van Apeldoorn ,te weinig ruimte
bieden voor de in gang zijnde ontwikkelin
gen en toenadering tussen de kerken'. Met
andere woorden, men is daar al veel
verder dan de synode en men is niet van
plan de aan de gang zijnde ontwikkeling
af te breken. Er moet meer vrijheid gela
ten worden. Voorts blijkt het uit dit rap
port dat er van de mogelijkheid tot kan-
selruil reeds veel meer gebruik wordt
gemaakt dan wij vermoedden. Ook wordt
er vanuit de Gereformeerde Kerken aange
drongen op de mogelijkheid tot gemeen
schappelijke Avondmaalsviering met ze-
meenten -van de hervormde kerk. Waarom
moet er een schelding worden gemaakt
zo vraagt men tussen woord en sacra
ment? Is het sacrament niet het zichtbare
woord?
Wanneer men gemeenschappelijke kerk
diensten houdt, moet er ook ruimte wor
den geschapen voor gemeenschappelijke
Avondmaalsdiensten. En waarom kun er
geen doop worden bediend ln een gemeen
schappelijke dienst? In de nieuwe samenie-
vingsgebieden zoals die zijn ontstaan in do
Rijnmond, rondom Amsterdam, in de nieu
we polders van de voormalige Zuiderzee,
is men er bij de opbouw van het kerkelijk
leven als vanzelfsprekend van uitgegaan
dat dit een gemeenvjhappelijke taak
moest worden. Men gevoelde zich moeilijk
te kunnen presenteren aLs elkaar beconcur
rerende kerken. Het blijkt uit de stukken
dat er een steeds verdergaande interkerke
lijke samenwerking gevraagd wordt en het
blijkt tevens dat deze mogelijk is. In
Oostelijk Flevoland ls er een sterke band
gegroeid zo lezen we in het rapport
tussen de gereformeerde en de hervormde
kerk. Men bouwt en bewoont gezamenlijk
kerken. Gezamenlijk houdt men catechisa
ties. Er is slechts één kerkblad. Jeugdwerk
ls gezamenlijk opgezet Ook de gc-vtehjy*
verzorging is niet meer gescheiden. Predi
kanten en ouderlingen vallen hier voor
elkaar in. Natuurlijk z!Jn daartegen bezwa
ren binnengekomen De mogelijkheid dat
in een hervormde gemeente een gerefor
meerd predikant tot bijstand in het pasto
raat kan worden benoemd, zoals in Veld
hoven is geschied, blijkt de aandacht van
meerdere Gereformeerde Kerken te hebben
Natuurlijk brengt zo iets weer een meer
dere samenwerking mee. Daarvan zal men
zich van het begin af aan wel bewust zijn
geweest. Vóór 1961 was er in de Gerefor
meerde Kerken eigenlijk geen ruimte voor
ambtelijk geleide erediensten samen met
andere kerken'.
Van welke ontwikkeling in de laatste tien
jaar hebben we getuige kunnen zijn! Ook
al mag men er in sommige streken nog
niet veel van bemerken, dat neemt niet
weg dat er een beweging ls die voortgaat
en het lijkt wel wat op een rivier in
Suriname, met nu en dan een stroomver
snelling en daartussen rustiger water.
We komen terug op de vraag die in het
rapport van de gereformeerde synodale
commissie is gesteld. Hoe men de toe
komst van de kerken ziet en of de .eigen
Identiteit' niet in het gedrang kan komen.
Dit is tenslotte een vraag niet alleen voor
de Gereformeerde Kerken, maar eveneens
voor alle andere, voor zover zij interkerke
lijke contacten zoeken en de band met
andere kerken in geen geval willen losla
ten. Het blijkt steeds weer, dat men dit
niet meer vrijblijvend kan doen. De moge
lijkheid duikt hier op dat er nieuwe span
ningen en mogelijk zelfs scheldingen ont
staan, doordat bezwaarden zich niet kun
nen neerleggen bij de gegroeide toestand.
Het is ook denkbaar dat bepaalde groe
pen, groepen van andere kerken die even
zo denken, gaan zoeken. De scheidingslij
nen lopen tegenwoordig niet meer tussen
de kerken door, maar dwars door de
kerken heen. De moeilijkheid waarmee we
voorts zitten is. dat er geen oecumenische
kerk is. Daarover spreken we nog alleen
in de belijdenis. Voor het overgaan naar
een andere kerk voelen we niets. Da*,
schaadt alleen maar de oecumene. Ook
voelen we er niets voor alle kerken, of
sommige dan, zo spoedig mogelijk op één
hoop te gooien. Daarvan komen alleen
maar ongelukken. Welke kerk er ook ge
weest moge zijn en welke er in de toe
komst zal wezen, volmaakt is zij nooit. Ze
is en blijft een samenleven van zondaren,
dikwijls zo eigenwijze zondaren. Laten we
in ieder geval beginnen hier stemmen
we volkomen in met het Gereformeerde
synodale rapport met onze eigen kerk
ernstig te nemen, wetende dat zij in zover
re slechts kerk is als zij verbonden is met
de ene heilige algemene kerk. Dan komen
er altijd andere kerken in 't zicht, met wie
wij samen verder mogen gaan Wat wij
zien is altijd slechts de buitenkan:, het
steigerwerk, waarachter God zijn Kerk
bouwt.
H.
Bij .Paulus' lapidaire uit
spraken behoren zeker
ook .Bekleedt u met de
Heer Jezus Christus (Rom
13.14) .Gij allen die in
Christus gedoopt zijt, hebt
Christus aangetrokken'
(Gal. 3.27) .Vernieuwt u
naar de inwendige geest en
doet de nieuwe mens
aan...: (Ef. 4.23). De ad
vent. de voorbereiding op
het kerstfeest. betekent
ook vernieuwing. Het is
lijd .uit de slaap op te
staan'. Het is tijd om de
zonden en onvolmaakthe
den van ons af te schud
den, de al te menselijke
sleur met onze fouten en ego
'isme. Het is tijd ons weer
op te wekken tot de chris
lelijke waakzaamheid, die
de dingen van het leven
ziet in de genadeloze klaar
heid van het licht van God
en Christus, in het licht
van de eeuwigheid Deze
vernieuwing betekent ech
ter niet alleen het afleggen
van wat verkeerd is. maar
ook het omhelzen van wat
goed en volmaakt is. DU
ideaal vinden wij in de bo
ven geciteerde woorden
.Bekleedt u met de Heer
Jezus Christus'. Dit vraagt
zelfverloochening, waarvan
Bonhoffer zegt- .Zelfver
loochening betekent alleen
Christus kennen, niet meer
zichzelf. De apostel Paulus
bedoelt niet alleen, zoals
hij in de tekst van de Gala
ten-brief zegt. dat wij allen
door de Doopgenade een
innerlijke gelijkenis verto
nen met Christus...... hij
vermaant ons ook om tri
ons geestelijk en zedelijk
leven door daden die gelij
kenis naar buiten te laten
treden, die gelijkenis waar
te maken. Zo zullen de
mensen Hem in ons her
kennen. zo zullen wij be
kleed zijn met de Heer Je
zus Christus, zo zullen wij
een andere Christen
zijn.
Wat nu is het dat de men
sen onweerstaanbaar tot
Hem trok en trekt? Was
het niet zijn mateloze goed
heid. die straalde in zijn
ogen en brandde in Zijn
hart? Vandaar dat Hij kon
zeggen: .Leert van Mij. om
dat Ik zachtmoedig en oot
moedig van harte ben.
Komt allen tot mij, die
vermoeid en beladen zijn
en Ik zal u verkwikken
fMat 11.29) Woorden, die
elke mens verstaat, woor
den van een diep menselijk
en toch ook bovenmenselij
ke goedheid. De bron ven
Jezus mensenliefde' ligt in
Hem zelf. in het éénzijn
met de Vader, in die voort
durende aanschouwing tan
het wezen van God: daar
om heeft zij een rust er.
zekerheid, die niet van deze
aarde zijn.
Het zal steeds goedheid
zijn en echte, onzelfzuchti
ge liefde, die de wereld
voor Hem moet winnen.
Maar ze moet van zo zuive
re kwaliteit zijn. ze moet
een hemels werk dragen.
Daarom zullen wij Hem
zonder ophouden in het vi
zier moeten houden en al-
lijd opnieuw in oprecht ge
bed ons tot Hem moeten
wenden om die echte goed
heid en liefde te vinden:
die liefde die veel meer
weet te geven dan te ne
men. En dat wel zonder
onderscheid des pcr-
soons. Denken wij aan vrat
onze koningin Juliana eens
gezegd heeft: .Mijn naaste
is niet degene waar ik het
meest van houd of waar ik
verliefd op ben. maar hij
of zij die mij het meest
nodig heeft'. Als de Christe
nen dit in praktijk brengen,
dan zijn al die discussies,
demonstraties, contestaties
of wat dies meer zij, over
bodig. want dan zal de ech
te christen altijd proberen
te doen wat God wil en te
willen wat God doet. Dan
zal de aarde bewoonbaar-
der worden en zal men
reeds nu een voorproefje
hébben van wat ons later
can eeuwig geluk te wach
ten staat.
W. Clement pastoor
Lewedorp