GEWESTEN IN ZEELAND? DE VELE KERKEN EN DE ENE KERK VERNIEUWING ZATERDAG 28 NOVEMBER 1970 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT |7 Wanneer in de tegenwoordige tijd de arm van het plaatselijk bestuur te kort is of de greep van het rijksbestuur niet krachtig genoeg, dan is er naar de mening van velen maar één oplossing om hierin verbetering te brengen: vorming van gewesten. Het lijkt er een beetje op of alle be stuurlijke kwalen waaraan Nederland op het ogenblik lijdt, zo niet uit gebannen, dan toch wel een heel eind teruggedrongen kunnen worden. Dat geloof in de heilzame werking van een nieuwe bestuursvorm kan wellicht daarom zo algemeen zijn omdat tot dusver onder gewest' nog van alles en nog wat kan worden verstaan. Al naar gelang het bestuur lijke probleem groot en zwaar is, kan men .zich het daarbij passende ge west denken. De voorbeelden hiervan zijn er. Enkele gemeenten die een groter draag vlak voor hun activiteiten beogen of een beter front ten opzichte van het provinci aal bestuur wensen te maken, spreken zich uit voor een gewest. Dit betekent in de praktijk een bundeling van enkele (kleine re) gemeenten tot een bepaald samenwer kingsorgaan, Senator mr H. van Riel wil bijvoorbeeld ook gewesten. In zijn gedach- tengang moet Nederland verdeeld worden ln vier gewesten. Deze zouden een belang rijk deel van het rijksbestuur kunnen overnemen en de schakel kunnen vormen tussen gemeente en rijk met voorbijzien van de provincies. De laatstgenoemde in stellingen kunnen dan verdwijnen. Tussen deze uitersten van gewestvorming van een kwart van Nederland tot een kluitje gemeenten kan men zich een reeks van constructies denken die allemaal passen in het beeld van gewestvorming. Politiek bezien Natuurlijk hebben ook de politici en de politieke partijen grote belangstelling voor alle vormen van bestuur en vooral wan neer het om nieuwe vormgeving gaat is er grote aandacht voor het bijzonder belang rijke aspect van de verhouding tussen bestuur en bestuurden. Daarnaast speelt de vraag een rol hoe in verband met de autonomie, dwz de eigen macht, het eigen ïericbt van de gemeente er dwang kan worden uitgeoefend om gewesten tot stand te brengen. Kort gezegd, moet men net aan de gemeenten overlaten om tot gewestvorming over te gaan (met over dracht van taken en zeggenschap natuur lijk) of moet van bovenaf, van de zijde van de regering of het provinciaal bestuur gewestvorming worden gestimuleerd, zonodig opgelegd? Dit kan tot verschil van opvatting leiden. .nu 's duidelijk dat bijvoorbeeld de ARP zich op dit punt aan de zijde van de PvdA bevindt in haar opvatting dat niet met gewestvorming op basis van vrijwil ligheid kan worden volstaan. De minister en de staatssecretaris van binnenlandse P en hebben echter tot dusver steeds oetoogd, dat de gewesten zullen moeten worden geformeerd door de gemeenten, namelijk op basis van vrijwilligheid en met overgifte van taken van de gemeenten Mn het gewestelijk orgaan. In een over- van rijkstaken of provinciale be- heü Z'8n C'e bewindslieden geen zal duidelijk zijn dat er ruimte ge spen moet worden voor het maken van Li™?. J1' Dat kan alleen gebeuren binnen wall van een wet' gemakshalve ge zwel te noemen. In de Nederlandse aatsmrichting is het namelijk niet moge- maar op elffen gelegenheid eens een mafau -le, vormen. Daarvoor moet be- guheid bestaan en een structuur. Regeringsstandpunt Kenmerkend voor de benadering van de don w 'n het bijzonder de bewindslie- «vn van binnenlandse zaken is nu dat tan afzonderlijke wet voor de gewes- - !00reesteld, maar een zoge- schann!r-'iU omv' van de wet gemeen- ^Mwhjke regelingen. C.emeenschappelij- ran gen .z'in samenwerkingsvormen oornamelijk gemeenten ter beharti ging van een bepaald doel, bv schoolart- sendienst, vuilophaaldienst, brandweer etc. Tot nu toe konden gemeenten samenwer ken indien het een bepaald belang betrof. De minister wil nu dat bepaalde, aangewe zen belang in de wet laten vallen en er als het ware een complex van belangen voor in de plaats stellen. Dat complex van belangen zou dan een gewestelijk taken pakket kunnen zijn; de samenwerkings vorm krijgt dan het aanzien van gewest. Uit deze benadering blijkt dat het gewest gezien wordt als een resultaat van vrijwil lige samenwerking van gemeenten. De in houd van de gewestelijke regeling kan alleen maar gemeentelijke taken omvatten. Vooral dit laatste punt is voor sommigen een onverteerbare zaak in het vooront werp van wet. Als men de opvatting koestert dat het gewest een tussenpositie inneemt tussen gemeente en centraal bestuur, dan zal men de bevoegdheden daar naar moeten rich ten. Dat houdt in dat van provincie- of rijkswege taken moeten worden afge splitst. In het geval men opheffing van de provinciën voorstaat spreekt de noodzaak van herverkaveling van taken nog sterker aan. Zo heeft de Wiardi-Beckmanstichting een rapport gepubliceerd, waarin gepleit wordt voor de vorming van gewesten die het karakter van een grote gemeente zouden hebben met grotere bevoegdheden dan thans aan de gemeentebesturen toekomt. Daarnaast zouden terwille van de relatie tussen burger en plaatselijk bestuur zg subgemeenten moeten worden gevormd. In deze gedachtengang wordt de taak van de provincies beperkt tot coördinatie en sti mulering. Op verzoek van het contact-randgemeen ten heeft de afdeling bestuurskunde van de Vrije Universiteit een onderzoek inge steld naar het functioneren van het be stuur in de zg agglomeraties (centrum stad met omliggende gemeenten). Uit hel rapport werden door het bestuur een aan tal conclusies getrokken, waarbij voorkeur werd uitgesproken voor gewestvorming bij koninklijk besluit (dus van bovenaf) met belangenbehartiging op het gebied van volkshuisvesting, openbaar vervoer, econo mische ontwikkeling en recreatie. Het standpunt dat de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten in deze kwestie in neemt, komt in grote lijnen overeen met het standpunt van de regering. Gewestvor ming moet op basis van vrijwilligheid door de gemeenten tot stand worden ge bracht. De VNG is van oordeel dat daar voor bij de gemeenten de nodige bereid heid bestaat. Als bewijs daarvan kan gewe zen worden op een aantal reeds bestaande gewestelijke samenwerkingsvormen, die los van een duidelijke wettelijke regeling Inmiddels al tot stand zijn gekomen. Het sprekende voorbeeld hiervan is het samen, werkingsorgaan agglomeratie Eindhoven, een regeling tussen Eindhoven met buurge meenten in het bijzonder op de ruimtelij ke ordening afgestemd. Zeeland Is er nu kortzichtig gezien behoefte aan deze nieuwe bestuursvorm die toch na verloop van tijd in Nederland zijn intrede zal doen? Er mag op gewezen worden dat onze provincie zojuist een proces van gemeente lijke herindeling achter de rug heeft. Een ingreep van ernstige aard in het plaatse lijk bestuur, waardoor het aanzien van het bestuur wel degelijk is veranderd. Nu Is in zekere zin de gewestvorming een ingreep die voor een deel dezelfde doeleinden be oogt te bereiken als herindeling, het is als het ware een nieuwe geneeswijze voor de oude kwaal: een gebrekkige bestuurs kracht. Daarbij komt nog dat de herindelingspro- eedure iets weg heeft van een hond die in eigen staart bijt: zodra de laatste ronde (Tholen) Is voltooid, lijkt het of de bel voor de eerste ronde weer gaat (Schou- wen-Duiveland). Het is de vraag of de nieuwe gemeenten hun evenwicht al gevonden hebben, of zij hun eigen kracht al kennen. Dit laatste geldt niet voor hun financiële machtsposi tie, die over het- algemeen naar thans valt te overzien niet indrukwekkend is. Dit brengt ons echter op een belangrijk punt. Ligt de bestuurlijke zwakte en on macht niet voor een deel in het ontbreken van geld? Stellig kunnen een aantal ge meenten meer presteren indien daarvoor de geldmiddelen aanwezig zijn. De vraag dringt zich op of het verlangen naar een ander bestuur, van hoger orde en grotere (papieren) macht, niet een utopie is, die de wezenlijke proporties van het vraag stuk onder de oppervlakte houdt. Evenmin als bij wijze van spreken de lucht zal opklaren zodra men een ministerie van milieuzorg instelt, zal men grote daden van het bestuur mogen verwachten zodra er gewesten zijn gevormd, zonder dat daarvoor belangrijke bedragen worden vrijgemaakt. In het geval de bestuurlijke tekortkomingen niet zijn toe te schrijven aan het ontbreken van geld, komt de situatie anders te liggen. Passend De gedachten die bij de regering leven over de omvang van een gewest, maken het in de Zeeuwse situatie niet direct mogelijk een gebied aan te wijzen dat passend is voor gewestvorming. Dacht men aanvankelijk aan een inwoner-omvang van minimaal 30-40.000, langzamerhand is deze grens opgeschoven en naar de jong ste uitspraak gemeten, moet men de bene- dengrens van een gewest op 100.000 inwo ners stellen. Alleen als men Midden-Zee land tot gewest zou verheffen wordt deze grens gehaald. Dit is om andere redenen weer ongewenst, omdat in principe het gewest één grote stedelijke kern moet hebben. Men ziet dus dat het gewest kostuum niet op de Zeeuwse maat gesne den is! Natuurlijk hoeft men zich aan deze eisen niet te storen en bestaat de mogelijkheid een gewest-kleine schaal op te zetten. In zo'n geval moet men echter weer andere verhoudingen in het oog houden, in het bijzonder de relatie tot het provinciaal bestuur en intern speelt nog de draag kracht een belangrijke rol. Gewestvorming kan ook gemotiveerd wor den vanuit de regio als de provincie be paalde onderdelen onvoldoende tot haar recht laat komen als gevolg van het feit dat men de ontwikkelingen binnen het gewest niet de aandacht, stimulering en begeleiding kan schenken die nodig zijn. Het kan een versterking betekenen indien de regio dan zelf een aantal zaken aan vat. In deze geest moet men de bedoe ling van een lichaam als Rijnmond be schouwen (de praktische uitwerking is een ander hoofdstuk). Evenwel blijkt dan toch in de praktijk dat een regionaal beleid zeer duidelijke samenhang heeft met pro vinciaal beleid. (Men zie in dit verband de controverse over de Rijnpoorthaven). Voor onze Zeeuwse situatie zal men voor een goede afweging van het belang van gewestvorming moeten komen tot een oor deel over de vraag of er stel men zet de benedengrens overboord een zodanig gebied is dat een geheel eigen ontwikke ling heeft, zonder dat sprake is van duide lijke relatie met het totaalbeeld van de provincie. De consequentie van een gewest is namelijk dat men voor het eigen gebied een zelfstandig beleid, eigen beslissingen kan waarmaken, zonder daarbij bet hogere beleid te doorkruisen of te vertroebelen. Concreet gesteld: >Iag het denkbeeldige gewest Zeeuwsch-Vlaanderen beslissen over al of niet bestemmen van gebieden tot zeehavenindustrïe of tot inpoldering van het land van Saeftinge? Passen derge lijke zaken in een regionale schaal? Men zal er naar onze mening niet aan kunnen ontkomen om bepaalde problemen in een groot kader, in samenhang met andere zaken, te beslissen. Van eminent belang is hierbij ook technische inbreng bij het proces van besluitvoering, met andere woorden men kan belangrijke be slissingen niet in een onbewaakt ogenblik nemen. Het is echter de vraag of men de zeggenschap van een regio in Zeeland waar zou kunnen maken. Dienstverlening De gewesten zouden naar sommiger oor deel een goede bundeling kunnen geven voor een aantal diensten en activiteiten waartoe de gemeenten zelf onvoldoende in staat zijn. Te denken valt dan aan (gewes telijke) gezondheidszorg, recreatie-projec ten, energie- en watervoorziening, open baar vervoer, politie, milieubeheer, vuilver werking, bouwstromen, ontwikkelingspro grammering en planologische vormgeving. Het moet gezegd worden dat een aantal van deze zaken vatbaar zijn voor een aanpak in regionaal verband. Anderzijds zijn er taken genoemd waarvoor de in Zeeland denkbare regio's beslist te klein zijn. Essentiële zaken als ruimtelijke vormgeving (eigen ontwerp, visie en on derzoek) milieubeheer en openbaar ver voer gaan het formaat te boven. Wil men zich serieus beraden over de instelling van gewesten dan zal een onder zoek van taken geboden zijn. Het zal de vraag zijn of tussen de provinciale be moeiingen op verschillende terreinen en de gemeentelijke behartiging van zaken nog onvoldoende .werkbreedte' aanwezig is voor een gewest. Het laat zich aanzien dat in de Zeeuwse situatie dit aspect doorslag gevend zal zijn, nog afgezien van de voor waarde dat een gewest ln liet algemeen uitsluitend op basis van vrijwilligheid betrokken gemeenten kan worden ge vormd. Vanwege het één en het ander slaan wij de kansen op gewestvorming in onze pro vincie niet hoog aan. Heeft dan het hele gedoe rond de gewestvorming niets te betekenen voor onze provincie? Natuurlijk, er is tenslotte nog een vergelijk mogelijk: Zeeland is een gewestVerzoent men zich enigermate met deze suggestie, dan heeft men tegelijk alle aan deze bestuursvorm toegedachte kwaliteiten voorhanden. Frans Burger. Interkerkelijke samenwerking is altijd al nastrevenswaard geweest. Het is slechts zelden bereikt. Het probleem is precies even beroerd in Amerika of Japan, als in Nederland. David Jokinen Andere opvattingen ,üw commissie is van oordeel dat de synode thans voor de beslissing staat die voor de toekomst van ome kerken van groot gevrkht kan zijn. Ten diepste gaat het daarbij om de vraag boe men zich de toekomst van onze kerken voorstelt. De Interkerkelijke contacten hebben immers een punt bereikt, waarop men zich serieus moet afvragen waarheen wij onderweg zijn en of we bereid zijn een weg te gaan die dr eigen identiteit' van de Gereformeerde Kerken In het gedrang kan brengen en eventueel op een vereni ging met b. v. de Nederlands Hervormde Kerk zou kunnen uitlopen'. Dit is een zin uit het rapport over gemeen schappelijke kerkdiensten, kanselrull. ge meenschappelijke Avondmaalsviering enz dat dit voorjaar ls uitgebracht op de synode van Sneek van de Gereformeerde Kerken. De commissie die dit rapport heeft uitgebracht, was van oordeel dat de hierboven aangehaalde vrsiag open moest worden gesteld. Zij halen voorts aan de mening van de deputaten-lntercommunle, ,dat het eigen gereformeerd kerkelijk le ven z'n grote positieve waarde heeft en dat het niet de bedoeling of gevolg van de gemeenschappelijke Avondmaalsvieringen kan zijn dit eigen kerkelijk leven op te breken of zelfs een soort opheffingsuitver koop van de Gereformeerde Kerken te veroorzaken'. En dan gaat de commissie gemeenschappelijke kerkdiensten enz. ver der. .Daarmee kan echter onmogelijk alles gezegd zijn, omdat men hier niet met een negatieve uit-spraak kan volstaan, maar ook positief zal moeten uitspreken wat dan wél het doel ls dat ons voor ogen slaat en welke resultaten we hopen te bereiken', (namelijk met die gemeenschap pelijke kerkdiensten enz.) Naar aanleiding van hetgeen we op deze plaats hebben geschreven over oecumene Ln de Goese praktijk (3 okt), hebben we enkele reacties gehad. Deels waren het nadere toelichtingen en deels waren het opmerkingen waarbij de een van oordeel was dat het niet vlug genoeg ging en de ander dat men dit samengaan, dit samen werken van kerken te vlug wil laten verlo pen en daarmee .broddelwerk' maakt. Zul ke reacties zijn tegenwoordig gebruikelijk in het kerkelijk leven en laten we er direct aan toevoegen dat ze soms beide met recht kunnen worden gemaakt. De gedachte van de eenheid der kerk, zoals in de apostolische geloofsbelijdenis wordt be leden, is gaan leven. Dit mogen we vast stellen. Nu zijn er die vragen: en wat komt er nu in de praktijk van terecht? Blijft het alles niet bij het oude? Dat zijn de ongeduldigen en hun ongeduld ls te begrijpen. Aan de andere kant vind Je de mensen die beducht zijn voor een avon tuur. Een kerkelijk avontuur is voor hen het laatst denkbare en dat, terwijl de geschiedenis der kerk begint met een avonturist, met Abraham, de vader van alle gelovigen. Maar goed, als ergens be gonnen wordt aan de samenwerking met andere kerken, staat men voor een beslis sing en daarbij zijn de aangehaalde woor den uit het rapport van de gereformeerde synodale commissie ten volle waar, dat het ten diepste gaat om de vraag hoe men zich de toekomst van eigen kerk voorstelt. We hebben ons serieus af te vragen waar heen we onderweg zijn. Nu zullen we dit natuurlijk nooit helemaal weten, maar toch zal men in de kerken moeten zoeken naar een bepaalde richting. Dat ons zoe ken nu anders gericht is dan vijftig jaar geleden, is zonder meer duidelijk. Uit het genoemde commissierapport ls ons overigens wel duidelijk geworden dat er in de Gereformeerde Kerken het een en ander aan de hand is in dezen. We krijgen zo de indruk dat er landelijk meer aan de gang is wat de interkerkelijke samenwer king betreft waarbij de Gereformeerde Ker ken betrokken zijn, dan er in ons gewest met zijn verbrokkelde delen zichtbaar bo ven het water uitsteekt. In ieder geval hebben we niet de indruk dat Zeeland, wat de oecumene betreft, in de voorste gelede ren marcheert. De synode van de Gerefor meerde Kerken van Apeldoorn 1961/62 had vastgesteld dat ,bij bijzondere gelegenhe den' gemeenschappelijke kerkdiensten mochten worden gehouden. Nadien zijn er bij de synode allerlei vragen binnengeko men om maar eens nader uit te leggen wat er met die bijzondere kerkdiensten precies wordt bedoeld. Daaraan kan men een ruimere en een engere uitleg geven. Er zijn kerkeraden die vinden dat de besluiten van Apeldoorn ,te weinig ruimte bieden voor de in gang zijnde ontwikkelin gen en toenadering tussen de kerken'. Met andere woorden, men is daar al veel verder dan de synode en men is niet van plan de aan de gang zijnde ontwikkeling af te breken. Er moet meer vrijheid gela ten worden. Voorts blijkt het uit dit rap port dat er van de mogelijkheid tot kan- selruil reeds veel meer gebruik wordt gemaakt dan wij vermoedden. Ook wordt er vanuit de Gereformeerde Kerken aange drongen op de mogelijkheid tot gemeen schappelijke Avondmaalsviering met ze- meenten -van de hervormde kerk. Waarom moet er een schelding worden gemaakt zo vraagt men tussen woord en sacra ment? Is het sacrament niet het zichtbare woord? Wanneer men gemeenschappelijke kerk diensten houdt, moet er ook ruimte wor den geschapen voor gemeenschappelijke Avondmaalsdiensten. En waarom kun er geen doop worden bediend ln een gemeen schappelijke dienst? In de nieuwe samenie- vingsgebieden zoals die zijn ontstaan in do Rijnmond, rondom Amsterdam, in de nieu we polders van de voormalige Zuiderzee, is men er bij de opbouw van het kerkelijk leven als vanzelfsprekend van uitgegaan dat dit een gemeenvjhappelijke taak moest worden. Men gevoelde zich moeilijk te kunnen presenteren aLs elkaar beconcur rerende kerken. Het blijkt uit de stukken dat er een steeds verdergaande interkerke lijke samenwerking gevraagd wordt en het blijkt tevens dat deze mogelijk is. In Oostelijk Flevoland ls er een sterke band gegroeid zo lezen we in het rapport tussen de gereformeerde en de hervormde kerk. Men bouwt en bewoont gezamenlijk kerken. Gezamenlijk houdt men catechisa ties. Er is slechts één kerkblad. Jeugdwerk ls gezamenlijk opgezet Ook de gc-vtehjy* verzorging is niet meer gescheiden. Predi kanten en ouderlingen vallen hier voor elkaar in. Natuurlijk z!Jn daartegen bezwa ren binnengekomen De mogelijkheid dat in een hervormde gemeente een gerefor meerd predikant tot bijstand in het pasto raat kan worden benoemd, zoals in Veld hoven is geschied, blijkt de aandacht van meerdere Gereformeerde Kerken te hebben Natuurlijk brengt zo iets weer een meer dere samenwerking mee. Daarvan zal men zich van het begin af aan wel bewust zijn geweest. Vóór 1961 was er in de Gerefor meerde Kerken eigenlijk geen ruimte voor ambtelijk geleide erediensten samen met andere kerken'. Van welke ontwikkeling in de laatste tien jaar hebben we getuige kunnen zijn! Ook al mag men er in sommige streken nog niet veel van bemerken, dat neemt niet weg dat er een beweging ls die voortgaat en het lijkt wel wat op een rivier in Suriname, met nu en dan een stroomver snelling en daartussen rustiger water. We komen terug op de vraag die in het rapport van de gereformeerde synodale commissie is gesteld. Hoe men de toe komst van de kerken ziet en of de .eigen Identiteit' niet in het gedrang kan komen. Dit is tenslotte een vraag niet alleen voor de Gereformeerde Kerken, maar eveneens voor alle andere, voor zover zij interkerke lijke contacten zoeken en de band met andere kerken in geen geval willen losla ten. Het blijkt steeds weer, dat men dit niet meer vrijblijvend kan doen. De moge lijkheid duikt hier op dat er nieuwe span ningen en mogelijk zelfs scheldingen ont staan, doordat bezwaarden zich niet kun nen neerleggen bij de gegroeide toestand. Het is ook denkbaar dat bepaalde groe pen, groepen van andere kerken die even zo denken, gaan zoeken. De scheidingslij nen lopen tegenwoordig niet meer tussen de kerken door, maar dwars door de kerken heen. De moeilijkheid waarmee we voorts zitten is. dat er geen oecumenische kerk is. Daarover spreken we nog alleen in de belijdenis. Voor het overgaan naar een andere kerk voelen we niets. Da*, schaadt alleen maar de oecumene. Ook voelen we er niets voor alle kerken, of sommige dan, zo spoedig mogelijk op één hoop te gooien. Daarvan komen alleen maar ongelukken. Welke kerk er ook ge weest moge zijn en welke er in de toe komst zal wezen, volmaakt is zij nooit. Ze is en blijft een samenleven van zondaren, dikwijls zo eigenwijze zondaren. Laten we in ieder geval beginnen hier stemmen we volkomen in met het Gereformeerde synodale rapport met onze eigen kerk ernstig te nemen, wetende dat zij in zover re slechts kerk is als zij verbonden is met de ene heilige algemene kerk. Dan komen er altijd andere kerken in 't zicht, met wie wij samen verder mogen gaan Wat wij zien is altijd slechts de buitenkan:, het steigerwerk, waarachter God zijn Kerk bouwt. H. Bij .Paulus' lapidaire uit spraken behoren zeker ook .Bekleedt u met de Heer Jezus Christus (Rom 13.14) .Gij allen die in Christus gedoopt zijt, hebt Christus aangetrokken' (Gal. 3.27) .Vernieuwt u naar de inwendige geest en doet de nieuwe mens aan...: (Ef. 4.23). De ad vent. de voorbereiding op het kerstfeest. betekent ook vernieuwing. Het is lijd .uit de slaap op te staan'. Het is tijd om de zonden en onvolmaakthe den van ons af te schud den, de al te menselijke sleur met onze fouten en ego 'isme. Het is tijd ons weer op te wekken tot de chris lelijke waakzaamheid, die de dingen van het leven ziet in de genadeloze klaar heid van het licht van God en Christus, in het licht van de eeuwigheid Deze vernieuwing betekent ech ter niet alleen het afleggen van wat verkeerd is. maar ook het omhelzen van wat goed en volmaakt is. DU ideaal vinden wij in de bo ven geciteerde woorden .Bekleedt u met de Heer Jezus Christus'. Dit vraagt zelfverloochening, waarvan Bonhoffer zegt- .Zelfver loochening betekent alleen Christus kennen, niet meer zichzelf. De apostel Paulus bedoelt niet alleen, zoals hij in de tekst van de Gala ten-brief zegt. dat wij allen door de Doopgenade een innerlijke gelijkenis verto nen met Christus...... hij vermaant ons ook om tri ons geestelijk en zedelijk leven door daden die gelij kenis naar buiten te laten treden, die gelijkenis waar te maken. Zo zullen de mensen Hem in ons her kennen. zo zullen wij be kleed zijn met de Heer Je zus Christus, zo zullen wij een andere Christen zijn. Wat nu is het dat de men sen onweerstaanbaar tot Hem trok en trekt? Was het niet zijn mateloze goed heid. die straalde in zijn ogen en brandde in Zijn hart? Vandaar dat Hij kon zeggen: .Leert van Mij. om dat Ik zachtmoedig en oot moedig van harte ben. Komt allen tot mij, die vermoeid en beladen zijn en Ik zal u verkwikken fMat 11.29) Woorden, die elke mens verstaat, woor den van een diep menselijk en toch ook bovenmenselij ke goedheid. De bron ven Jezus mensenliefde' ligt in Hem zelf. in het éénzijn met de Vader, in die voort durende aanschouwing tan het wezen van God: daar om heeft zij een rust er. zekerheid, die niet van deze aarde zijn. Het zal steeds goedheid zijn en echte, onzelfzuchti ge liefde, die de wereld voor Hem moet winnen. Maar ze moet van zo zuive re kwaliteit zijn. ze moet een hemels werk dragen. Daarom zullen wij Hem zonder ophouden in het vi zier moeten houden en al- lijd opnieuw in oprecht ge bed ons tot Hem moeten wenden om die echte goed heid en liefde te vinden: die liefde die veel meer weet te geven dan te ne men. En dat wel zonder onderscheid des pcr- soons. Denken wij aan vrat onze koningin Juliana eens gezegd heeft: .Mijn naaste is niet degene waar ik het meest van houd of waar ik verliefd op ben. maar hij of zij die mij het meest nodig heeft'. Als de Christe nen dit in praktijk brengen, dan zijn al die discussies, demonstraties, contestaties of wat dies meer zij, over bodig. want dan zal de ech te christen altijd proberen te doen wat God wil en te willen wat God doet. Dan zal de aarde bewoonbaar- der worden en zal men reeds nu een voorproefje hébben van wat ons later can eeuwig geluk te wach ten staat. W. Clement pastoor Lewedorp

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 17