DE WATERHUISHOUDING
EN DE
LANDBOUW IN ZEELAND
,Z0ET MILIEU OOSTERSCHELDE ENKELE
JAREN NA AFSLUITING AL EEN FEIT'
STUDEREN OP DE OMMEZWAAI IN DE AFWATERING
IR H. A. FERGUSON:
VflJDAG 30 OKTOBER 1970
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
15
DEN HAAG, GOES Op 2 november komt het grote spul-
sluizencomplex in de deltadam door het Haringvliet officieel
in bedrijf. Het noordelijk deltabekken is dan tegen de gril
len van de zee beveiligd. Het deltaplan is dan eigenlijk opge
leverd voor zover het het gebied boven Goeree-Overflakkee
betreft. De spuisluis in het Haringvliet fungeert overigens
niet alleen als waterkering, maar tevens als .hoofdkraan' van
Nederland. Het kunstwerk zal voor een belangrijk deel van
het land de toekomstige waterhuishouding regelen. Met de
knoppen voor het op- en neer werkende schuivensysteem
heeft men de rivierafvoer als het ware in de hand.
Over ruim acht jaar wordt de Oosterschelde afgesloten. Dan
voltrekt zich in het zuidelijk deltabekken ongeveer hetzelfde.
Ook daar een totaal veranderend waterhuishoudkundig beeld.
Een verzoetend Zeeuws Meer met alle mogelijkheden en con
sequenties vandien. Ook voor de landbouw in Zeeland.
Hoever reikt de invloed van die veranderingen? Deze vraag
hebben we op twee plaatsen voorgelegd, in Den Haag en in
Goès. In de residentie hadden we een interview met ir H. A.
Ferguson, hoofd van de deltadienst van rijkswaterstaat. In
Goes spraken we in het landbouwcentrum met ir H. E. He
ringa, hoofd van de cultuurtechnische dienst in Zeeland en
zijn naaste medewerker, ir W. A. van Meegen.
Er wordt druk gestudeerd op de gevolgen, die de voltooiing van het Deltaplan in 1978 voor de waterhuishouding in
Zeeland zal hebben. In studie is r.u de mogelijkheid de verschillende delen van Zeeland buiten het zoete Zeeuwse Meer
te laten lozen, zoals de pijlen aangeven.
DEN HAAG .De Zeeuwse landbouw is omgeven
door een zout milieu. Dat heeft op die landbouw
een bepaald stempel gedrukt en er ook beperkingen
aan opgelegd. We scheppen nu met de afsluiting
van de Oosterschelde (1978) een zoet milieu.
Landbouw en industrie beschouwen wij, water
staatsmensen, als potentiële klanten van dat zoete
milieu. In hoever dc landbouw het beschikbare
zoete water uit het toekomstige Zeeuwse Meer ook
inderdaad zal gaan benutten voor bijvoorbeeld nieu
we ontwikkelingen, hangt af van wat er in deze
sector zelf omgaat. Het deltaplan is een puur
waterloopkundig gegeven; dat stelsel dus van dam
men en lijnen tussen de eilanden. Wat wij nu doen
met het oog op de inrichting van dat deltagebied en
dus ook (lat Zeeuwse Meer is: de mogelijkheden
aftasten opdat we straks z.oveei mogelijk inzicht
hebben. De behoefte om gebruik te maken van zoet
water kan zich namelijk op een bepaald moment
bij de landbouw voordoen. In dal geval moeten we
onze klant goed kunnen bedienen.'
We zitten in de waterstaatsflat aan de Haagse Van
ITogenhoucklaan tegenover het hoofd van de delta
dienst, ir H A. Ferguson. Het gesprek komt op een
schetsplan, al eens eerder in ditzelfde gebouw
geproduceerd, waarin het Zeeuwse Meer van straks
min of meer was .verkaveld' met het oog op
verschillende doeleinden. Het oostelijk deel voor
havenontwikkeling (Reimerswaal), het westelijk
deel voor verzameling van zoet water en het
midden in de richting Volkerak voor de binnen
scheepvaart
Wordt dit plan tot verdeling van het Zeeuwse Meer
Z0UT-Z0ET
de sluiskolken moet namelijk steeds worden wegge
spoeld. En als je dan weet dat in tijden van lage
rivierafvoer de meeste scheepvaart tussen Antwer
pen en de Rijn m beweging is (half geladen
vaartuigen), dan ontstaat de situatie dat ook aan
het meeste zoete water nodig is om het drukke
verkeer in de sluiskolken bij de zoutbestrijding bij
te houden.'
Het ziet er volgens ir Ferguson naar uit. dat in de
toekomst ook bij de sluizen van de andere op het
Zeeuwse Meer uitkomende kanalen het zoutbestrij-
dmgssysteem van de Schelde-Rijn-sluizen zal moe
ten worden toegepast.
in een aantal door dijken omgeven afzonderlijke
bekkens nog gehanteerd als een uitgangspunt?
Ir Ferguson: ,Als wij zo'n idee wel eens op tafel
brengen, moet men dat niet direct zien in de trant
van: waterstaat wil een dergelijk plan uitvoeren.
Het gaat er ons om dat we onze kennis in de
waterstaatkundige basisgegevens steeds zoveel als
dat kan verdiepen We willen zien wat de water
staats-infrastructuur ook in een zoete afgesloten
Oosterschelde straks toelaat, wanneer men een
bepaalde ingreep zou doen. Die aanleg van aparte
oekkens, om maar wat te noemen. Gevoeligheden
voor bepaalde wijzigingen. Blijken die dan nodig,
dan kunnen we antwoord geven. Bovendien kunnen
we voorkomen dat bepaalde plannen al ver worden
uitgewerkt, wanneer ze waterstaatkundig helemaal
niet haalbaar blijken.'
Volgens het hoofd van de deltadienst zijn de
studies, zoals ze op het ogenblik met het oog op de
inrichting van het Zeeuwse Meer bij waterstaat
worden verricht te beschouwen als een soort spel
om de gevoeligheden van het nieuwe waterstaatkun
dige model van Nederland, het model dat steeds
weer verandert, wat beter te leren kennen.
Hoe snel zal het Zeeuwse Meer na de afsluiting van
de Oosterschelde in 1978 in een zoet binnenmeer
veranderen?
Het hoofd van de deltadienst aarzelt niet: JDat is
vrij snel. Het wordt een kwestie van een paar jaar
We hebben onze ervaringen. Bovendien kunnen we
op grond van onze hydrologische wereldkennis en
mèt onze formules en berekeningen al heel wat
zeggen. Het milieu zal veranderen en wordt uiter-
lard gevoelig voor andere effecten. Daar is bijvoor
beeld het vraagstuk van de eutrofiëring, de overbe
mesting van het oppervlaktewater. Daarmee hebben
we niet alleen hier te maken. Ook in Amerika
het Eriemeer, om maar iets te noemen kampt
men ermee. We moeten dat goed in de gaten
houden en ertegen optreden. Er zijn middelen. Je
kunt de zaak natuurlijk niet gaan omdraaien door
te zeggen: we maken alle wateren maar zout en
gaan dan dat probleem van eutrofiëring uit de
weg.'
Eén belangrijk element in de toekomstige verzoe
ting van het Zeeuwse Meer is de bestrijding van
het opdringende zoute water bij inlaatputten
lekken zou men kunnen zeggen zoals sluiskolken
van kanalen Het nieuwe Schelde-Rijnkanaal, het
huidige kanaal door Zuid-Beveland, het kanaal door
Walcheren. Waar deze waterwegen op het straks
zoete binnenwater uitkomen ontstaat de mogelijk
heid van een toevoer van zout water. In de sluizen
moeten voorzieningen komen om de zouttongen
buiten de deur te houden. Zijn de systemen, die nu
worden toegepast daarvoor afdoende?
Ir Ferguson: .Wat we nu inbouwen in de nieuwe
schutsluizen voor de Schelde-Rijnverbinding is het
meest radicale systeem dat we totnogtoe hebben
toegepast. Maar ik moet er meteen bij zeggen: het
kost nogal wat zoet water. Het opdringende zout in
GRONDBELASTING
Kan de landbouw erop rekenen dat de zoutbelasting
in het grondwater van de aan het Zeeuwse Meer
grenzende polders op de duur ook verdwijnt?
,Het sinds eeuwen bestaande zoute milieu in de
polders zal wat minder snel wijzigen dan dat in de
wateren er omheen. Dat is een kwestie van langere
adem.
Dit betekent dat we vooral aanvankelijk te maken
zullen krijgen met zout uitslagwater uit de polders,
dat we liever niet op het zoete Zeeuwse Meer
willen hebben. Daarom zal er een soort van sane
ring moeten komen om de afwateringssystemen
van de polders rondom de straks afgesloten Ooster
schelde in andere richtingen te leiden. Datzelfde
probleem hebben we op het Brielse Meer gehad. Er
wordt nu aan gewerkt om het polderwater van
deze omgeving op de kanalen van Rozenburg te
brengen, zodat het zoete milieu van het Brielse
Meer er niet mee hoeft te worden belast.'
Het zijn allemaal waterhuishoudkundige overwegin
gen, plannen en maatregelen voor het deltagebied,
die rechtstreeks samenhangen met de uitvoering
van de aanleg van dammen die het zuidwesten van
het land een geheel andere structuur zullen geven.
Een totaal gewijzigde waterloopkundige systema
tiek. De landbouw in Zeeland zit daar midden
tussen. Bij de commissie inrichting deltawateren
ir Ferguson is daarvan voorzitter in zijn kwaliteit
als hoofd van de deltadienst spelen die land
bouwbelangen mee. De studies bij waterstaat zijn
er op gericht om de landbouw op zijn vragen en
problemen in deze veranderende situatie en af
doend antwoord te kunnen geven.
KEES VAN DER MAAS.
Wie met nieuwe hoofdingenieur-directeur ir II. C. Heringa en ir \V. van
Meegeia van de cultuurtechnische dienst in Zeeland praat over .waterhuis
houding en landbouw' komt onvermijdelijk terecht bij de Deltawerken.
Bij 1978, de volgens de plannen dan afgesloten Oosterschelde,
het zoetwordende Zeeuwse Meer. Bij werken aan de ontwatering, aan de
waterbeheersing nu hoort in Zeeland kijken naar straks. Het is duidelijk:
er zijn studies aan de gang. Studies over de waterhuishouding na 1978.
na dc voltooiing van dc deltawerken. De opzet daarbij: nagaan hoe de
waterlozing buiten het zoete Zeeuwse Meer kan worden gehouden.
In feite gaat het over cle vraag: hoe kan de ontwatering worden
omgegooid? Ir Heringa: .Daar speelt dan ook bij mee hoeveel het
allemaal gaat kosten. Veranderingen in de ontwatering in dit gebied
kunnen noodzakelijk zijn geworden door de deltawerken, die als een
landsbelang zijn aangemerkt. Je kunt je dan afvragen of men die
veranderingen in de ontwatering individueel in het betrokken gebied
moet betalen'.
Hoe liggen de kaarten bij de lozingsstudies op dit moment?
voor Schouwen-Duiveland gaan de gedachten uit naar een ontwate
ringssysteem in westeli.ike richting, over de dammen (Brouwersdam en
Oosterscheldedam) heen;
in Tholen en St-Philipsland zou het misschien mogelijk zijn de
afwatering te .verleggen' in de richting van het Schelde-Rijnkanaal;
Noord-Beveland zou het Zeeuwse Meer kunnen ontwijken door
evenals Schouwen-Duiveland buiten de Oosterscheldedam te lozen; in hel
kader van de nog steeds aan de gang zijnde ruilverkaveling is een
dergelijke oplossing niet ingecalculeerd, wel is er een studie aan de gang
in hoever het gemaal-in-aanbouw bij Colijnsplaat in die situatie te
gebruiken is;
Zuid-Beveland zou in zijn totaliteit voor de lozing kunnen overstappen
van Oosterschelde naar Westerschelde. In het zuiden is dat voor een deel
al het geval. Vor een ander deel wordt aan die omschakeling gewerkt:
de ruilverkaveling voor het blok J)e Poel-Helnkenszand' (4000 ha)
voorziet in de bouw van een gemaal in de Heer Janspolder bij 's-
Gravenpolder, lozend op de Westerschelde. Een gemaal, dat de lozingen
totnutoe op de Oosterschelde voor een groot deel zal overnemen.
ONZEKERHEDEN
door lozing via een gemaal. Voor West-Zeeuws-Vlaanderen staan geen
ruilverkavelingen op stapel, maar daar wordt jaarlijks enkele tonnen
gestoken in de verbetering van de afwatering.
VERZILTING
Bij de voorbereidingen voor de ruilverkaveling Kapelle-Biezelinge is de
cultuurtechnische dienst uitgegaan van de mogelijkheid een gemaal neer
te zetten bij het kanaal door Zuid-Beveland, zodat de lozing via dit
kanaal op de Westerschelde zou kunnen gebeuren. Ir Van Meegen: .Over
die zaak zijn intussen wat onzekerheden gekomen, nu rijkswaterstaat
bestudeert of het mogelijk is het kanaal geschikt te maken voor de
duwvaart. 1-Iet zou wel eens kunnen zijn. dat men tegen de afwaterings
plannen bezwaar heeft'
Ir Heringa meent, dat het veranderen van richting in de afwatering in
een vlak gebied als Zeeland niet zo moeilijk is. Wel moet men ei
rekening mee houden, dat grote gebieden in een bepaalde richting
worden gestuwd, dat dit de leidingen sterker zal belasten en dat
daardoor ook de kunstwerken groter moeten zijn. Als de stemming over
de ruilverkaveling Kapelle-Wemeldinge in 1972 gepland gunstig
uitvalt, zal de omzetting van de afwatering aan dit karwei parallel
kunnen lopen en tussen 1973 en 1983 in uitvoering kunnen komen. De
andere gebieden van Zuid-Beveland zouden dan óf .meegenomen' kunnen
worden, óf apart, worden omgeschakeld.
In Zeeuwsch-Vlaanderen oefenen de deltawerken wel invloed uit op de
toekomstige afwatering, al is die minder overheersend dan in de rest van
Zeeland. De dijkverzwaringen langs de Westerschelde spelen in Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen wel mee; zo wordt bij Paal in het raam van de
ruilverkaveling Koewacht een groot gemaal gebouwd, dat niet alleen
voor het oostelijke deel van het .Koewachtse gebied', maar ook voor het
ruilverkavelingsgebied Kieldrecht zal worden benut
Die ontwikkeling zal de afwatering van de waterschappen .Axeler
Ambacht' en .Hulster Ambacht' loskoppelen: nu lost een groot deel van
het- Hulster Ambacht via de Otheense sluis. Het Axeler Ambacht blijft in
de Otheense kreek lozen, al is op dit moment wel in discussie of de
natuurlijke lozing gehandhaafd moet worden of moet worden vervangen
Eén van de zaken, waarmee de landbouw in de waterhuishouding is
gediend, is het tegengaan van de verzilting. Ir Heringa .die problema
tiek is voor mij een geheel nieuwe ervaring, in Drente heb ik met het
veen te maken gehad' betoogt, dat de mogelijkheden van de landbouw
bij zoet water veel groter zijn. Voorziet, dat de vloeiing uit het zoete
Zeeuwse Meer in principe mogelijk zal zijn voor de land- en tuinbouw in
de omliggende gebieden Hij wijst erop, dat de ontzilting van de bodem
veel langer duurt dan het zoeter worden van het water en omschrijft het
als ,een proces van eeuwen'.
Ir Van Meegen betoogt, dat de waarde van zoet water voor de landbouw
in het Deltagebied nu gevarieerder wordt beoordeeld dan enkele jaren
geleden. Wijst erop, dat, in St. Philipsland plannen bestaan, die het
element watervoorziening uit de afgesloten Oosterschelde in de landbouw
incalculeren. Betoogt ook; ,Een zoet-waterbassin is heel mooi, maar op
een gegeven moment, moet het water bij de plant kunnen komen Er zijn
gronden, die het water moeilijk door laten. Men zou dan het water naar
de plant moeten brengen, via een soort omgekeerde drainage. En het kan
zijn, dat zich daarbij technisch en financieel zulke moeilijkheden voor
doen, dat men het toch maar weer achterwege laat. .Haalt in dit verband
aandat <e nat nog altijd erger is dar te droog .Je kunt meer overhebben
voor de afwatering dan voor de watertoevoer
Houdt men bij cultuurtechnische werken rekening met de ontwikkelingen
,in de landbouw zélf? Ir. Heringa betoogt, dat men zich aanpast bij de
aangegeven richting in de landbouw: .In het kader van de toenemende
bedrijfsgrootte denken we hoe langer hoe meer aan een wijdmazig
wegenpatroon. Bij de ontwatering is het slootonderhoud een probleem,
er wordt nu steeds meer gedacht aan een samengestelde drainage over
veel grotere kaveleenheden. Nu er in de fruitteelt meer gerooid dan
ingeplant wordt, ga je ervan uit een kavelindeling zó te maken, dat ze
geschikt is voor zoveel mogelijk teelten'.
KEES CIJSOUW.
VAN MEEGEN