.LANDBOUW EN INDUSTRIE STAAN DICHT BU ELKAAR' courant 11 lamJbouwnummer C. A. J. KUIJL, DIRECTEUR DOW NEDERLAND NV: provinciale zeeuwse ma---"™" DERDAG 29 OKTOBER 1970 ROTTERDAM .Neemt u dat nu maar van mij aan: landbouw en industrie staan heel dicht bij elkaar. Ik geloof dat hier vaak een tegenstelling wordt veronder steld, die er helemaal niet is. Integendeel, als er iemand van buiten de industrie zelf de problemen van de industrie begrijpt, dan is het de landbouwer. Omgekeerd de beste industriële ontwikkeling vindt men over het algemeen in landbouwge bieden'. Dow Chemical's administratief directeur C. A. J. Kuijl zegt dit echt niet in een bui, die je zou kunnen omschrij ven met ,lief zijn voor de landbouw'. Hij heeft vooral de laatste paar jaar wel zo veel ervaring opgedaan in het contact met de agrarische sector, dat hij deze stelling nog wil verdedigen ook. Even posteert de Dow-directeur zich voor het raam van zijn kantoor en wijst ons beneden op het Weena de reuzenmaquette van Rotterdams industrieagglomeratie aan. daar ter gelegenheid van de manifestatie ,C-'70' opgesteld. Het Water weggebied vindt de heer Kuijl nu niet direct zo'n geschikt voorbeeld om de relatie landbouwin dustrie als een van begrip en verbindingen over en weer te demonstreren Maatgevend is voor hem wel de ontwikkeling, zoals zich die in Zeeuwsch-Vlaanderen heeft vol trokken en waar de industrie een groot deel van de overtollige arbeidskrachten uit de landbouw heeft opgenomen. .Over het algemeen zijn dat voor de industrie nog de beste werknemers ook. Om een voorbeeld te noemen: het ziektepercen tage in Zeeuwsch-Vlaanderen is een stuk lager dan dat in Rotterdam. Hoe dat komt? De eerste generatie van dit soort mensen is het buitenle ven gewend en dus veel minder snel ziek Vraag; ,Met alle begrip voor de industrie vraagt men zich in de landbouw toch nogal eens af: moeten die fabrieken nu werkelijk juist op onze beste gronden? De landbouw zou liever het verdronken Land van Saeftinge een industriebe stemming gegeven zien, wanneer bijvoorbeeld een gebied als dat van Ossenisse ongemoeid kan worden gelaten. Maar Saeftinge is aan de andere kant weer een natuurbeschermingsgebied.. Wat is uw visie daarop? De heer Kuijl: ,Als buitenstaander kun je natuur lijk erg moeilijk beoordelen wat nu precies een goed landbouwgebied is. Evenmin als een land bouwer precies kan uitmaken wat een goed industriegebied is Kijk. we moeten er om te beginnen voor oppas sen dat we niet meer van die enorme industrie agglomeraten maken als de Nieuwe Waterweg Aan de Westerschelde moeten we industriegebie den harmonisch opbouwen. Dat betekent dus ook: op een bepaald moment de zaak afronden en dan op een andere plaats een nieuw industrie gebied. Tussen die gebieden en ook er omheen grote oppervlaktes groen laten, landbouw- of recreatiegebied In het. Sloegebied zijn we. geloof ik. al een heel eind aan die afronding toe. Met de raffinaderij van Total in huis moeten we daar zeggen: de zaak is vol. Volgens mij blijft er daarna aan de Westerschelde nog maar één gebied over, dat zich leent voor industriële ontwikkeling en dat is Ossenisse. Achter de sluizen van het kanaal Gent-Terneuzen zijn niet tijdig genoeg de kansen gegrepen voor industria lisatie. Nu is het daar te laat. Ossenisse ligt goed bereikbaar voor de scheepvaart. Bovendien ligt het tussen Terneuzen en Antwerpen in juist goed om die grote gebieden groen, waarover ik het had. te handhaven. Want laten we toch uitkijken dat we in Zeeuwsch-Vlaanderen niet één van Antwerpen uit oprukkend groot indus triecomplex creëren. Daarmee wil ik dus zeggen dat Saeftinge voor mij beter als natuurbescher- mings- en recreatiegebied kan blijven liggen. De industrie heeft een oppervlakte nodig. Moet het nu Saeftinge of Ossenisse worden? Het is op de keper beschouwd een kwestie van prioritei ten. De centrale overheid moet dan maar uitma ken wat het zwaarst weegt, het landbouw- of het recreatiegebied.' Vraag: .Zeeuwsch-Vlaanderen heeft het nadeel, dat het voor grootscheepse industriële ontwikke lingen niet voldoende arbeidskrachten kan ople veren. Hoe staat het in dit verband met de urgentie van Ossenisse? De heer Kuijl: .Zolang er in een ander gebied van het land nog. grote mogelijkheden zijn voor een industriële ontwikkeling - ik denk nu aan Delfzijl en omgeving zou ik me kunnen voorstellen dat de overheid zegt: gaan jullie daar maar heen... Helemaal vergelijkbaar zijn die gebieden niet. Zeker, Delfzijl heeft een goed bereikbaar vaarwater, maar er zijn veel minder mogelijkheden voor een agglomeratie dan aan de Westerschelde. Alleen is het beroerde met zulke projecten als Ossenisse: je gaat een indus triegebied fantaseren, terwijl je helemaal niet weet wat de behoefte is. Je maakt dus eigenlijk een etalage zonder dat je weet wat je er in gaat leggen. Als je rekening kunt houden met de vestiging van een raffinaderij iedereen kon op zijn vingers natellen dat er in het Sloegebied nog een moest komenheb je een basis om plannen te maken. Het enige wat je van Ossenis se kunt zeggen is dat het gunstig ligt als een brug tussen het Sloegebied en Antwerpen.' Vraag: ,Uw eigen bedrijf Dow Chemical staat midden in een landbouwgebied. Met de plannen tot inpoldering van de Braakmanschor ren voor industriële doeleinden heeft u ook op tenen van landbouwers gestaan. Hoe was hun reactie? De heer Kuijl: ,De boeren kijken er heel reëel tegenaan. Ze hebben bezwaren tegen gevaren voor uitdroging van de grond en willen daar voor schadevergoeding. Het vreemde bij die inpoldering van de Braakmanschorren is dat dezelfde overheid, die daarvoor de plannen maakte, vergat om een schaderegeling te ontwer pen. Ik kan me voorstellen dat men daartegen in het geweer komt. Het is me bekend dat de bedrijven m dit Braakmangebied eigendom van rijks domeinen over het algemeen vrij marginaal zijn, gezien in het licht van de moder ne landbouwontwikkeling. De boeren, die zich er gevestigd hebben, zijn van elders verdreven. Het is helemaal niet zo vreemd dat ze bij een nieuwe bedreiging op de ketting springen. Een landbouwer is een eigen ondernemer, net als de industrieel. Zoiets drukt nu eenmaal een bepaald stempel op je. Wat er ook gebeurt, je moet het zelf opknappen. Er is niemand anders, die het voor je overneemt. Een boer kan niet eens staken. Zijn gezond verstand gebruiken dat moet ie doen. Achterwege laten wat niet nodig Vraag: ,Waar komt volgens u als industrieel in de toekomst de Nederlandse landbouw te staan?' De heer Kuijl: ,Er komt een ander soort be drijfsvoering in de landbouw in ons land. Als blijkt dat onder druk van EEG-marktverhoudin gen de fruitteelt bij ons niet meer kan opboksen tegen de producenten van fruit in andere landen van het Europa-van-de-zes, dan zullen we dat moeten accepteren. Onze landbouw zal dan op diezelfde markt met produkten moeten komen, die hier meer geëigend zijn en waarmee wél valt te concurreren. Overigens heeft die dan sterk gespecialiseerde landbouw net als de industrie grote behoefte aan snelle en comfortabele weg verbindingen naar de markt in het buitenland. Dat zijn zo van die punten waar landbouw en industrie elkaar vinden. Een ander voorbeeld: de landbouw is bezig om zelf ook te .industrialiseren'. Dat hebben we gezien in de pluimveehouderij, in de mesterij van varkens. Ik ben van mening dat we straks hetzelfde krijgen in de .grote' veeteelt. Koeien zullen op kwaliteits-weiden moeten kunnen gra zen. Dat betekent voor grote oppervlaktes mari- naal weidegebied een andere bestemming: een recreatieve, stedenbouw of industrie. Zo krijgt de landbouw ook ten opzichte van de andere componenten als het ware vanzelf een andere opstelling.' Vraag: .Vind u dat de landbouwer een heel andere kijk heeft op allerlei zaken van het milieubeheer (lucht- en waterverontreiniging) dan bijvoorbeeld de industrieel? De heer Kuijl: ,Ik geloof niet dat je de benade ring van deze problematiek kunt opsplitsen in beroepsgroepen. Het is meer onze instelling als mens, die is aan het veranderen. We schrikken een beetje van onze eigen invloed op het milieu. En dan gaat het echt niet alleen om wat de indus trie doet. Als je in de steden om je heen kijkt zie 1 je een afschuwelijke gelijkvormigheid en allerhande grauwe massa's. Ik zou wel eens willen weten wat er in de grote steden aan park is aangelegd. Veel zal het niet zijn. Toch is het reuze belangrijk. De stedeling gaat dat missen. Daarom wordt hij zich meer .groen-bewust'; daarom wordt hij gedwongen te denken aan het milieu en milieubederf.' Als het aan Dow-directeur Kuijl ligt kunnen we in Nederland van marginale landbouwgebieden maar het best zo snel mogelijk recreatieterrei nen maken. Hij is ervan overtuigd dat wan neer het gaat om de bestemming van gronden landbouw en industrie bij de beoordeling meest al niet zover van elkaar afwijken. Trouwens, hij had er al eerder in het gesprek op gedoeld: Als er al misverstanden zijn tussen landbouw en industrie, dan is dat heel vaak het gevolg van verkeerd optreden, van elkaar niet begrijpen. Dow doet er alles aan om dat soort onnodige moeilijkheden uit de weg te gaan, verzekert de heer Kuijl als hij ons uit laat. KEES VAN DER MAAS BOTTERDAM Op de zevende etage van een van die strak zakelijke kantoorflats aan het Weena in Rotterdam zetelt twee dagen in de week de heer C. A. J. Kuijl (51), administra tief directeur van Dow Chemical Nederland NV. De andere dagen kan men hem meestal vinden in Terneuzen. Sinds 1968 zit hij in de top van de Nederlandse .nederzetting' van dit grote Amerikaanse concern. Voordien was de heer Kuijl ma nager bij een groot ingenieursbureau. Hij studeerde aan de technische hogeschool in Delft en heeft daarna zoals hij zelf zegt ,nog wat in de accountancy gedaan'. In zijn vrije tijd beschouwt de heer Kuijl zichzelf ook min of meer als een agrariër. ,Ik heb een flinke volkstuin in Wasse naar', zo verklaart hij zich nader, ,en daarop staan een paar flinke kassen, waarin ik van alles en nog wat teel'. Een van onze verslaggevers heeft hem gevraagd hoe hij als industrieel tegen de landbouw aankijkt. Een weergave van het interview vindt men op deze pagina. land van Saeftinge: industrie of landbouw Luchtfoto Wim Riemensj. In Sloe aan afronding toe

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 37