DE LANDARBEIDERS VERDWIJNEN MASSAAL, MAAR GERUISLOOS MEER MACHINES, MINDER MENSEN DUIZENDEN ZOCHTEN HUN HEIL ELDERS OMSCHOLEN: GEEN GELIJKE KANSEN zeeuwse courant provinciale Als er een fabriek sluit of de productie inkrimpt en er worden daarbij duizend arbeiders ontslagen, dan gaat zoiets niet onge merkt aan de wereld voorbij. Dat is wél gebeurd met de duizen den ontslagen in de landbouw in de afgelopen jaren. Ruim 20.000 landarbeiders verdwenen in de afgelopen tien jaar uit de agrarische sector. Omdat het steeds maar om één of een paar man tegelijk ig, gebeurde dat met weinig tam-tam. De oorzaken van de ont- gen waren van velerlei aard: de arbeiders gingen gewoon met pensioen, ze zochten uit zichzelf ander werk, omdat ze elders meer konden verdienen of ze namen een andere baan, omdat ze het in de landbouw niet meer zo zagen zitten. Maar velen gingen gedwongen. Omdat er op de bedrijven gemechaniseerd werd, omdat bedrijven stopten, omdat de industrie opdrong en het land op slokte. De problemen voor de landarbeiders om aan ander werk te komen, zijn over het algemeen genomen niet groot. Met name in Zeeland is er voor een landarbeider wel aan ander werk te komen. Toch vrezen vertegenwoordigers van vakbonden en mede werkers van overheidsinstanties, dat de mensen, die ander werk vonden, lang niet allemaal op de beste plaats terecht gekomen zijn. Men meent, dat van de mogelijkheden tot omscholing niet voldoende gebruik wordt gemaakt. Deze pagina geeft informatie over het tempo waarin de afvloei ing van arbeiders uit de landbouw ging, over de kansen op om scholing en de wegen, die men daarvoor moet bewandelen en over de betekenis van de mechanisatie in de landbouw. JandbouwnumiTM Een vier-rijige aardappelrooier in bedrijf in Zeeuwsch-Vlaanderen. ,Men zegt. dat door de mechanisatie veel de landbouw weggaan, maar je kunt het ook van de andere kant benaderen. De lonen zijn sterk gestegen en daardoor is er steeds meer behoefte gekomen aan machines, die de behoefte aan personeel doen afne- Het is zoiets als .wat was er het eerst, het ei of de kip.' Dat zegt de heer .1. 1'. Andringa, medewerker liet cönsulentschap voor werktuigen te Wagenin- gen. Een andere opmerking van de heer Andringa, die specialist is op het gebied van de mechanisatie: ,Hct zou wel eens zó kunnen worden, dat er op een gegeven moment niet genoeg mensen meer zijn om in de land bouw tc werken. Er gaan er steeds meer weg> er blijven ouderen over en er zijn niet genoeg mensen te werken met de machines, die op steeds groter schaal gebruikt worden.' Wat er dan ook het eerst was, de kip of het ei, een feit blijft, dat de benutting van machines in de landbouw veel arbeid en dus landarbeiders overbodig heeft gemaakt. Ir J. G. Wellen, directeur-generaal van de landbouw legde onlangs tijdens het jubileum van de Gelderse Landbouwmaatschappij uit., dat in 1950 voor de ver bouw van granen op zeeklei circa 120 manuren per hectare nodig waren. Nu is dat 50 manuren per hectare en volgens de heer Wellen zullen het in het magische jaar 2000 15-20 manuren per hectare zijn. De heer Wellen gaf nog een paar voorbeelden en schattin gen. Suikerbieten op zeeklei verbouwen kwam een boer in 1950 op 175 manuren werk per hectare. Nu zijn daar nog maar 85 manuren voor nodig en weer volgens schatting in het jaar 2000: 20 tot 25 uur. Ook bij het melkvee gaat het zo. Een boer besteedt niet meer zoveel tijd aan één koe. Hij heeft dan ook veel minder behoefte aan personeel. GEEN TOETSENBORD Dat komt allemaal door de mechanisatie. Wonderlijke verhalen over boeren die in hun riante woning achter een toetsenbord zitten om hun robot-achtige machines het land op te jagen mogen niet steeds geheel waar heidsgetrouw zijn, de machine heeft de landbouwer wel zeer veel werk uit handen genomen. In 1950 zeiden deskundigen, dat in 1960 het aantal tractoren op de bedrijven het maximum zou bereiken. Toen het zover was waren er 30.000 tractoren meer dan dat .maxi mum'. In 1955 was het helemaal het einde, dat je met een machine aardappelen in zakken rooide, nu wordt volgens mededelingen van de heer Andringa een hoer, die dat doet niet door iedereen voor vol aangezien. Er wordt nu gewerkt met aardappelrooiers, die zelf het gerooide storten. In 1960 was het gewoon, dat 5 personen een één-rijige rooimachine bedienden, die één hectare per dag rooide, vijf jaar later zit er op een machine nog maar één man en hetzelfde werk wordt geleverd. Nog een paar jaar later bereikt men een dubbele capaciteit met nog steeds die ene man op de machine, die inmiddels twee-rijig is geworden. Dat betekent, dat de produktiviteit van die ene man ook aanzienlijk toeneemt. Met de stijgende lonen die overigens voor de landbouw in vergelijking met andere bedrijfssectoren nog laag liggen is dat heel belang rijk. Blijvend bij het voorbeeld van het rooien van aardappelen met de machine. Een twee-rijige machine is nu normaal en de vier-rijige worden veelvuldig beproefd. Dezelfde ontwikkeling doet zich \oor bij de maai dorsers. Men werkt over een steeds grotere breedte met steeds minder personeel. Mansholt heeft het over gezinsbedrijveu als hij spreekt over het jaar 2000. Wie het zullen doen op die gezinsbedrijven, dat blijft een open vraag, want ook veel boerenzoons onttrekken zich aan hun mi lieu. Werken met grote machines kan slechte als aan een allereerste voorwaarde wordt voldaan: een grote ma chine moet op een groot terrein werken, wil het produktief blijven. Een maaidorser met een werk- breedte van 3 meter kost volgens de heer Andringa ;ussen de 35 en de 40 duizend gulden. Voor een machine met de dubbele capaciteit is men tussen de 50 ?n de 60 duizend gulden kwijt. De grens van de rentabiliteit van een machine met een werkbreedte van i meter ligt volgens de heer Andringa tussen de 70 en 50 hectare, bij een grotere tussen de 125 en de 150 lectare. Huiver is er daarom bij de boer, die eigenlijk met zo'n grote machine zou moeten werken, maar die haar nooit rendabel kan maken, domweg omdat hij aiet voldoende land en dus niet voldoende werk voor bet werktuig heeft. Hij moet gaan zoeken naar samen werking met andere boeren. De heer Andringa: ,Om die reden wordt de mechanisatie door sommigen gezien als een aanslag op de zelfstandigheid. Men staat sr soms dan ook terughoudend tegenover.' PERSONEELSGEBREK TIEN JAAR VERDER Eu toch meent de heer Andringa, dat het probleem van personeelsgebrek op komst is. ,Er blijven mensen nodig die die machines bedienen en dat moeten des kundige mensen zijn. De jeugd komt niet. Het zit er in, dat er ie weinig mensen zullen zijn.' De heer Er is dan wel veel gebeurd in Nederland, de heer Andringa meent, dat Amerika toch altijd nog tien jaar ,-erder is. De grotere oppervlakten grond, die daar te bewerken zijn, spelen daarbij een grote rol. De Neder landse boeren moeten óf met hun kleinere bedrijven werken öf ze kiezen voor samenwerking. Naar de mening van de heer Andringa zullen er toch snel nieuwe dingen moeten gebeuren. Het inkomen van de boer is op dit moment maar tweederde van dat in vergelijkbare bedrijfstakken. De heer Andringa: Als er »een rigoureuze dingen gebeuren, dan is de achter stand m 1980 aanzienlijk groter. Mechanisatie is één van de methoden om te voorkomen, dat dat ge beurt.' De mechanisatie is er aanvankelijk op gericht geweest ie arbeidspieken in de landbouw weg te nemen. Er werd naar gestreefd, dat oogsten werk waarvoor men los personeel nodig had minder arbeid ging vergen. Nadat die arbeidspieken waren weggewerkt werd het hele niveau van de arbeidsbehoefte naar beneden gehaald. Een vervolg op de mechanisatie zal de automatisering zijn. Een voorbeeld daarvan is de corrector, die op aardappelpootmachines gezet is en die automatisch fouten van de machine zelf herstelt. De heer Andringa ziet voorshands niet, dat de landbouwer vanachter een schakelbord zijn werk zal gaan doen. Er wordt op dit moment nog steeds gewerkt aan een vergroting van de capaciteit van de machines. Maar automatisering is voor de landbouw toch ook weer niet helemaal een woord voor de toekomst. In Nederland beproeft men op dit moment een systeem, waarbij de tractor rijdt zonder dat een man hem bestuurt. Er worden draden in de grond gelegd, die het voertuig in de juiste koers houden. Het gaat nog om onderzoek, maar het lijkt een verwijzing naar een toekomst, waarin de landarbeider definitief een mar. uit de verleden tijd is geworden Heel hard gaat hel met de afvloeiing van werknemers uit de landbouw. In Nederland zoeken jaarlijks duizen den mensen uit de agrarische sector hun heil elders. Zeeland altijd nog een belangrijke agrarische pro vincie ziel jaarlijks honderden landarbeiders ver dwijnen. In de periode van I960 tot 1970 liep blijkens de getallen, die beschikbaar zijn over de geregistreerde jaarcontracten, het aantal landarbeiders terug van 5.668 tot 2.313. In heel Nederland waren cr ook blijkens die geregistreerde jaarcontracten in 1969 65.638 werknemers in de agrarische sector. Nu zijn het r nog 40.061. Eij hantering van die getallen moei er rekening mee gehouden worden, dat er niet voor Iedere landarbeider een geregistreerd jaarcontract is. maar uit de cijfers valt wel te concluderen hoe snel de afvloeiing verloopt. De heer M. Krijger uit Goes houdt zich voor de provinciale directie voor de bedrijfsontwikkeling bezig met de problematiek van dat massale vertrek. Ook hij noemt naast argumenten als .meer geld verdienen' en ,een beter sociaal aanzien' als belangrijke oorzaak van de afvloeiing de mechanisatie van de bedrijven. Land arbeiders bestaan eigenlijk niet meer', zegt. de heer Krijger.' Je ziet vrijwel geen mensen meer, die op het land met handwerk bezig zijn. We noemen de agrari sche werknemers nog wel landarbeiders, omdat er geen andere naam voor is, maar in feite zijn ze verdwenen.' MENSEN BLIJVEN NODIG Het gebruik van machines, die een heleboel werk uit de handen nemen en zo veel mensen overbodig maken, maken het .tegelijkertijd noodzakelijk, dat er meer geschoold personeel op de landbouwbedrijven komt. De heer Krijger stelt daarom ook: ,Hoe het ook gaat, er zullen altijd mensen in de landbouw nodig blijven. Maar hoeveel, daarover is met zekerheid weinig zin nigs te zeggen". De machines moeten bediend worden door mensen, die daar verstand van hebben. In Schoondijke is een praktijkschool waar men dat kan leren. Op de andere landbouwscholen in Zeeland wor den ook cursussen gegeven, waardoor zowel de landar beider als de eigenaar van een bedrijf kunnen bijblij ven. Er zijn cursussen voor de tuinbouw, voor de veehouderij, men kan zijn kennis over werktuigen op peil brengen en men kan er bijvoorbeeld leren lassen. Volgens de heer Krijger is te constateren, dat naarma te de onrust in de agrarische sector groter wordt, meer mensen cursussen gaan volgen, waar ze in een andere bedrijfstak eventueel ook iets mee kunnen doen. Een probleem extra voor Zeeland is de vergrijzing van de arbeiders in de landbouw. In 1970 werden cr in Zeeland 272 geregistreerde jaarcontracten van landar beiders tussen de 17 en 22 jaar geteld. Tussen de 24 en de 30 jaar waren cr 446 en tussen de 30 en de 50 jaar 1.075. Boven de 50-jarige leeftijd waren er 713. Voor een jongere is liet makkelijker eruit te stappen dan voor een oudere en overigens heeft de jeugd weinig zin in een baan in de landbouw. Wat kan een man doen, die te horen krijgt, dat er voor hem geen werk meer is op het landbouwbedrijf, waar hij het grootste deel van zijn vakopleiding in de praktijk kreeg. Die man kan zelf een andere baan zoeken en meestal zal hij niet veel moeite hebben iets te vinden. Naar de mening van de heer Krijger kan hij beter naar het arbeidsbureau gaan of naar zijn vak bond, die hem verder de weg wel zal wijzen.' De ministeries van sociale zaken en van landbouw werken nauw samen om voor de ontslagen arbeider naar nieuwe mogelijkheden te zoeken.' Als het even wil zal de man die uit de landbouw verdwijnt, een brochure in handen krijgen, die de twee ministeries hebben uitgegeven en die de hoopgevende naam .Nieuwe keus nieuwe kans' heeft meegekregen. In de polder wordt wervend gesproken over de mogelijkheid om een vakopleiding voor volwassenen te volgen bij eén van de daartoe dienende centra. De heer Krijger: .Dat moet men toch meer doen. Het is beter naar het arbeidsbu reau te stappen en zich te laten voorlichten over de mogelijkheden, die er zo al zijn, dan dat men zelf zonder meer naar ander werk zoekt. Als men zelf ander werk zoekt en dat is wel te vinden dan mist men misschien een heleboel kansen. De mensen kunnen zich laten testen, zodat ze weten, waar ze geschikt voor zijn en dan kunnen ze gebruik maken van de mogelijkheden tot omscholing. De centra voor vakopleiding voor volwassenen geven een ruime keus te zien. Wat voorbeelden: .precisiebankwerken, plaat werken, electromontage, steenhouwen, metselen, straat maken, schilderen, betontimmeren, stukadoren en steenzetten. In de brochure van de beide ministeries wordt monter gewag gemaakt van .een mudzak vol mogelijkheden.' Een apart hoofdstukje, waarin de fi nanciële kant tijdens de omscholing wordt belicht, is opgewekt getiteld.' .Dat u op een houtje zou moeten oijten is ook niet waar.' In dat hoofdstukje wordt iuidelijk gemaakt, dat men aanspraak kan maken op ;en wekelijks inkomen in de tijd, dat men zich •oorbereidt op een ander vak. .Nieuwe keus. nieuwe cans', mag de folder van de ministeries heten, de •akbonden menen, dat van gelijke kansen geen sprake •s. zoals enkele districtsbestuurders elders op deze oagina uiteenzetten. Voor wie de landbouw gedwongen verlaat, zonder dat het bedrijf waar hij werkte wordt beëindigd, ligt het wekelijks inkomen laag. Maar in principe kan iedereen een nieuw vak leren. De heer Krijger: ,De tendens van afvloeiing van arbeiders uit de landbouw zal zich voortzetten, maar voorspellingen zijn moeilijk te doen.' Het vertrek geschiedt geruis loos. Op het land werken wordt een exclusieve aangele genheid. Illllllllllllllllll Als een landbouwbedrijf wordt beëindigd en een arbei der moet verdwijnen, dan kan bij zich laten omscholen op een centrum voor vakopleiding voor volwassenen. In de periode, die nodig is voor de omscholing kan de uitkering, die hem van rijkswege wordt gegeven tot maximaal 248,- bruto per week oplopen. Als een landbouwbedrijf inkrimpt, bijvoorbeeld omdat een aan tal hectares land naar de industrie gaat, of voor wegenbouw wordt benut, dan kan de arbeider, die van die ingreep de dupe wordt zich ook laten omscholen. De uitkering die bij ontvangt bedraagt 162,- bruto per week. Het ministerie van sociale zaken heeft ih een regeling ten behoeve van arbeiders, die de landbouw moeten verlaten, bepaald, dat een bedrijf beëindigd moet worden, wil men bij omscholing meer dan die ,f 162,- kunnen krijgen als wekelijks inkomen. .Een zeer onbillijke zaak', zo menen de heren F. de Roo, districtsbestuurder voor Zeeland en Brabant van de Algemene Nederlandse Agrarische Berdijfsbond tANAB) en P. M. Kenter, districtsbestuurder van de Katholieke Bond van Personeel in de Agrarische- Voeaings- en Genotmiddelenbedrijven, kortweg AVG genoemd. De heer De Roo: .Het is toch gewoon onrechtvaardig, dat een arbeider, die een bedrijf moet verlaten, omdat het wordt beëindigd, bij omscholing per week een veel hoger bedrag kan incasseren dan een man die ook gedwongen wordt een bedrijf te verlaten, maar dan om een andere reden. De vakbon den willen dan ook. dat de regeling zodanig wordt aangepast, dal iedereen, die uit de landbouw moet vertrekken, om welke reden dan ook, zich kan laten omscholen en dan tot ƒ248,- per week kan krijgen. Dat bedrag haalt men doordat, een aantal aanvullende premies wordt gegeven op het basisbedrag. WERK GENOEG Naar de mening van de heren De Roo en Kenter is het resultaat van de huidige regeling, dat velen zelf werk zoeken en geen gebruik maken van de kansen op omscholing op de centra voor vakopleiding voor vol wassenen die er in Middelburg, Terneuzen en Bergen op Zoom zijn. De heer Kenter: ,Het probleem van zonder werk raken is heus niet groot. Je hebt in Zeeland met de huidige vraag op de arbeidsmarkt zo ander werk. Maar de mensen zouden bij omscho ting misschien een betere kans krijgen. Die benutten ze nu niet, gewoon, omdat ze dan een aantal maanden maar een heel klein inkomen hebben en dan gaan ze liever aan het werk bij een andere baas in een andere bedrijfstak. Voor Zeeland is dat wat betreft Tholen en Sint- Philipsland vaak de Heidemij, in Rotterdam. Verder worden landarbeiders met open armen ontvangen in het bouwvak, waar ze bekwame grondwerkers kunnen zijn. En de industrie heeft mensen nodig. Maar een landarbeider, die misschien voor zijn eigen vak cursus sen heeft gevolgd en als geschoold arbeider door het leven gaat, is buiten de landbouw een man zonder scholing. De heren De Roo en Kenter geven vele redenen, waarom de arbeider de landbouw verlaat: behalve mechanisatie en rationalisatie in de agrarische sector, verkleining of beëindiging van bedrijven door verschil lende oorzaken wijzen de vakbondsbestuurders er op, dat de beloningen in de landbouw door elkaar geno men laag liggen. De heer Kenter: ,Je moet rekenen, dat er in de landbouw veel minder verdiend wordt dan in andere bedrijfstakken. We liggen zo'n 16 tot 18 procent achter op de industrie.' Het ministerie van landbouw heeft bij zijn begroting voor dit jaar een staatje gevoegd, waaruit blijkt, dat een arbeider in de akkerbouw of de veehouderij in de periode 1969-1970 4 gulden per uur verdiende. Zijn collega in de nijverheid een wijds begrip kreeg voor elk uur arbeid 4,79 per uur. In de nijverheid is de wekelijkse arbeid w;duur gemiddeld zesenveertig uur en in de akkerbouw en de veehouderij waarin de helft van het lolale aantal landarbeiders werkzaam is werkt men gemiddeld 48 en een half uur. Met wat minder uren werken ver dient de man die in de nijverheid werkt altijd nog een paar tientjes per week meer dan de landarbeider, die zich wat langer moet inspannen.' Als belangrijkste oorzaken van de afvloeiing uit de landbouw, menen de vakbondsbestuurders de mechani satie te kunnen aanwijzen. De heer De Roo: ,Je weet nooit hoe hard het gaat met de mechanisatie en wanneer het stopt. Er is een jaar of tien gelden door één van de bonden een prognose gemaakt. Er werd toen voorspeld dat dit jaar in de landbouw in Zeeland nog circa 4.000 mensen zouden werken. Het zijn er niet eens 3000 meer. zo«hard is dat gegaan CREPEERGEVALLEN Krepeergevallen zijn er niet veel bij de ontwikkeling die gaande is. Als ze voorkomen, dan gaat het meestal om ouderen. De statistieken wijzen duidelijk uit, dat de jeugd het in de landbouw laat afweten. Het resultaat is logischerwijs vergrijzing van de arbeiders. En dat is in Zeeland nog sterker het geval dan elders in den lande. En als een oudere landarbeider geen werk meer vindt in het vak, dat hij van jongsaf uitoefende, dan komt dat juist harder aan dan bij de jongeren. De omscholingsregeling, waarbij men een .itkering tot ƒ248,- kan krijgen, geldt voor mensen ussen de 24 en 55 jaar. Is men ouder dan 55 jaar en onger dan 64, dan kan men zich ook wel laten omscholen, maar de bijdrage, die in de periode van ieren wordt gegeven, is niet hoger dan 162,-. Voor de ouderen is er dan nog een speciale bijdragenregeling, die bepaalt, dal er ƒ3000,- wordt uitgekeerd na de 65ste verjaardag. De heer Kenter: .Een enkele keer kom je nog zo'n wat wij noemen hard geval tegen. Ik ontmoette laatst een man, die 43 jaar op hetzelfde bedrijf had gewerkt. Dat bedrijf werd overgenomen en de man kon vertrekken met een handdruk, maar zeker geen .gouden handdruk'. De arbeider had een koninklijke onderscheiding voor 40 jaar trouwe dienst'. Maar dat zijn uitzonderingsgevallen geworden. De wensen van de vakbonden hebben geen betrekking op werkgelegen- neid, want het probleem is niet zozeer hoe en waar je weer aan de slag kunt komen als je de landbouw moet verlaten. Een baantje krijg je wel. .Maar', zegt de heer De Roo, .iedereen zou in de gelegenheid moeten worden gesteld zich behoorlijk te laten om scholen en dat is met de uitkeringen, die nu worden gegeven alleen goed mogelijk als je gedwongen ver trekt bij een bedrijf, dat binnen twee jaar helemaal beëindigd moet worden.,.'. DOLF SNEL.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 31