DE
ZEEUWSE
LANDBOUW
IN
DE
EEG
■1
provinciale
zeeuwse
courant
niiiiiiiii
DONDERDAG 29 OKTOBER 1970
Nabij de Wetstraat in Brussel staat het Berlaimontgebouw van de Europese Gemeenschappen.
Fransen al hun hoop gevestigd hun dikwijls in
ontwikkeling ver achtergebleven platteland nieuwe
kansen te geven door het veroveren juist voor dit
soort produkten van die grote, lokkende Duitse
markt, die een groot tekort aan dit alles vertoonde,
zij hebben in werkelijkheid geen poot aan de grond
kunnen krijgen, doordat zij op beide bovengenoem
de punten faalden en de Nederlanders en later ook
de Belgen hen volledig verdrongen. En daar bleef
de ramp voor de kleinere Franse gemengde bedrij
ven niet bij. Ondanks allerlei soorten steunmaatrege
len op korte termijn en ondanks het met overheids
hulp uit de grond stampen van producentengroepe
ringen verloren de Franse producenten ook in eigen
land terrein. Zo voerde Frankrijk in 1969 meer dan
1 miljoen Nederlandse slachtvarkens in! Als tweede
voordeel kwam voor onze veredelingslandbouw er
nog bij, dat door het om de EEG opgerichte
heffingenstelsel Denen, Ieren, Polen, Finnen, Zwe
den enz. van de Duitse markt verdrongen konden
worden. Ook hier spreken de cijfers duidelijke taal.
Het voordeel van de grotere te bedienen markt is
dus wel degelijk door de Nederlandse landbouw
uitgebuit, al moet daarbij worden aangetekend, dat
het hoofdzakelijk produkten betreft, die de Zeeuwse
landbouw niet voortbrengt of slechts in geringe
mate. Een tweede punt, waarop wij zouden willen
wijzen, en dat voor de Zeeuwse boeren van grotere
betekenis moet worden geacht is, dat het vaststel
len van de prijzen door de overheid in EEG-
geval de raad van ministers altijd min of meer
verband houdt met de kostprijzen der produkten.
Hoewel er niet meer, zoals vroeger in ons land, een
zeer nauwe relatie bestaat tussen de vastgestelde
prijzen voor melk, tarwe en suikerbieten en de
door het Landbouw Economisch Instituut bereken
de kostprijzen, houden de ministers wel degelijk
rekening met de kosten. Deze lopen In een groot
gebied als de EEG van Friesland tot Sicilië
sterk uiteen en men neemt vanzelfsprekend een
gemiddelde. Allen nu, die onder het gemiddelde
zitten met him kostprijzen, maken wat extra inko
men. Het is geen boute bewering te stellen, dat de
Zeeuwse bedrijven onder het gemiddelde zit
ten.
Tenslotte is er op de langere duur meer kans op
specialisatie in en van de produktie. Ook dit is een
geleidelijke zaak. Maar reeds stijgt langzaam het
Nederlandse aandeel in de EEG-melkplas, veroveren
Franse en Italiaanse appelen de EEG-markt, evenals
de Nederlandse bloemen en het varkensvlees de
markten van de partner-landenden. Het is dus zaak
om in een gebied met zoveel consumenten, waarvan
bovendien een groot aantal vlak om ons heen
woont Duitse, Belgische en Franse industriege
bieden plus Nederland zelf zich te specialiseren
op die produkten. waarvoor klimaat en bodem
geschikt zijn en deze met de nodige vakkennis tot
kwaliteitsprodukten op te voeren.
Laat ons, alvorens iets dieper in te gaan op de
typisch Zeeuwse situatie, nog iets opmerken over
de nadelen of beter gezegd over de onvolmaakt
heden van deze EEG.
Tegenover de grotere markt staat de grotere con
currentie. Vooral bij uitbreiding van deze gemeen
schap met landen als Denemarken en Ierland,
zullen wij dat volop merken, waar tegenover dan
weer de uitdaging staat van het veroveren van de
Britse markt, die immers tegen ons prijspeil vrij
gaat komen. Zolang deze concurrentie eerlijk ge
voerd wordt, kunnen wij haar aan, mits wij natuur
lijk paraat blijven en kwaliteit en afzet blijven
verbeteren en aanpassen. Het gaat hem hier vooral
om de eerlijkheid. Wij komen onmiddellijk in dit
verband te spreken over de nog bestaande en de
steeds weer nieuwe steunmaatregelen, die de zes
regeringen op nationaal niveau uitdenken en toepas
sen om bepaalde onderdelen van hun landbouw van
ondergang te redden of om de afzet van bepaalde
produkten te bevorderen of om bepaalde streken te
helpen. Zolang de 'zes geen gemeenschappelijk be
leid op dit gebied tot stand brengen, blijven de
lidstaten dit brede terrein van mogelijkheden naar
willekeur en zonder met elkanders belangen reke
ning te houden exploiteren. Wel verwijt men elkaar
in de landbouwpers bitter, maar slaat men de
pagina om, dan vragen dezelfde voormannen een
nieuwe steunmaatregel aan de eigen regering. Wij
kunnen rustig stellen, dat alle zes regeringen zondi
gen, dikwijls gedwongen door politieke druk. Over
het algemeen zijn de Nederlandse maatregelen
meer gericht op verbeteringen op lange termijn,
terwijl bijvoorbeeld de Fransen en Italianen het
meer zoeken met steun op korte termijn, die dan
ook bepaald veel slechtere resultaten afwerpt. Het
is vooral de Zeeuwse fruitteelt, die over dit soort
concurrentievervalsingen, zich terecht bitter be
klaagt. Wint bij varkens en pluimvee de mede door
hulpmaatregelen bevorderde betere bedrijfsvoering,
het terugdringen van de kostprijs en de verbeterde
afzet van dikwijls onoordeelkundige kortstondige,
maar economisch onverantwoorde steun in de zui
delijke landen, bij de fruitteelt komt naast deze
handicap bovendien een beter klimaat in Frankrijk
en Italië. Het maakt de vraag of de beste Zeeuwse
fruittelers het zullen kunnen uitzingen, des te dra
matischer.
In het algemeen kan men stellen, dat een ge
meenschappelijk steunbeleid een harde noodzaak
is. Het hangt nauw samen met het door het
lid van de Europese commissie, dr Mansholt, beplei
te structuurbeleid. Immers de meeste steunmaatre
gelen buiten het markt- en prijzenvlak, dienen om
de landbouw, die in tal van gebieden met een
verouderde onaangepaste structuur zit wat betreft
bedrijfsoppervlakte, verkaveling, bedrijfsgebouwen,
ontsluiting, waterhuishouding en afzetorganisaties,
op de been te houden en te verbeteren. Eén beleid
voor de gehele EEG lijkt zeer gewenst. Een plan,
dat beoogt de bedrijven, die economisch rendabel
te maken zijn en dus kunnen blijven voortbestaan,
is door Mansholt bij de raad van ministers inge
diend. Of het veel kans op aanvaarding en uitvoe
ring heeft moet worden afgewacht, maar objectieve
deskundigen zijn bepaald niet optimistisch gestemd,
mede gezien de zeer hoge kosten. Verschillen in
concurrentievoorwaarden zijn er ook door de ge
heel uiteenlopende belastingstelsels. Vergelijkingen
te maken is niet eenvoudig, daar een slecht
inzicht bestaat in de invloed van de indirecte
belastingen en de vele plaatselijke en regionale
belastingen op de bedriifsuitkomsten. Natuurlijk
denkt een ieder, dat hij het meeste betaalt, maar
ook hier kan alleen harmonisatie uitkomst brengen.
Vast staat wel, dat de Zeeuwse landbouw in zijn
algemeenheid over de structuur niet te klagen heeft
en ook hier een voorsprong heeft. Reeds is bijna de
helft van de gehele Iandbouwoppervlakte verkaveld
en gemoderniseerd. Het enige vraagpunt blijft hier
ons inziens de grootte der bedrijven. Het kleine
zeer intensieve en gespecialiseerde Zeeuwse bedrijf
dat uien, vroege aardappelen, bloembollen, zaden en
koude grond tuinbouwprodukten voortbrengt heeft
eigenlijk weinig voordeel en weinig hinder van de
EEG. Het is zo arbeidsintensief, dat zijn voortbe
staan veeleer afhangt van de werklust van de
familie, die het bedrijft, dan van alle mogelijke
maatregelen van overheids - lees EEG-wege. Ver
groten en saneren baat hier niet, veeleer goede prij
zen van de veelal speculatieve gewassen. Over de
Zeeuwse fruitteelt schreven wij reeds. Zeer zware
stormen heeft zij te woorstaan en alleen voldoende
overheidssteun kan haar voor de ondergang behoe
den. Ook in EEG-maatregelen zien wij weinig heil.
Er is een overproduktie. die de prijzen tot ongeken
de laagten drijft en deze overproduktie komt uit
Frankrijk, waar men eveneens met overheidssteun
het hoofd boven het ook daar woelige water tracht
te houden.
Tenslotte onze Zeeuwse akkerbouw en de vee
houderij. Voor de zuivere akkerbouwbedrijven zien
wij in verschillende delen van Zeeland de grotere
en dus rendabeler eenheden ontstaan mede door
tal van samenwerkingsvormen. Het is het enige
antwoord op de tendensen van deze tijd,
waarin grotere machines zich aandienen en de
werkkrachten schaars en duur zijn geworden. Er is
op dit gebied geen Mansholtplan nodig, daar de
meeste voorstellen eruit reeds hun toepassing vin
den in ons land. Zo vervormt de Zeeuwse landbouw
zich geleidelijk en past zich aan de tijdsomstandig
heden aan, daarbij thans reeds zijnde een parel aan
de EEG-landbouwkroonzoals hij dat vroeger in
eigen land eveneens was.
MR. J. F. G. SCHLINGEMANN
GOES
Economisch adviseur
Kon. Ned. Landbouw Comité.
Als men uit het buitenland terugkeert in ons mooie Zeeland en men heeft daar met land-
bouwogen rondgekeken, dan valt steeds het hoge peil van de eigen landbouw op. Alles
ligt er niet alleen keurig verhoogd bij, maar de te velde staande gewassen beloven veelal
goede opbrengsten. Ingewijden weten, dat deze goede indruk van het gemiddelde te wijten
is aan verschillende gunstige factoren. Een over het algemeen vruchtbare, niet te moeilijk
te bewerken bodem, een mild zeeklimaat, dat een betrekkelijk behoorlijke en voldoende
groeiperiode verzekert en een uit het juiste hout gesneden boerenstand, die zijn vak niet
alleen goed heeft geleerd, op school en van vader, maar ook grote liefde voor dit vak paart
aan een ingetogenheid, waardoor ook moeilijke tijden doorstaan kunnen worden en voor
een aanpassingsproces niet te sterk wordt teruggeschrokken.
Natuurlijk kan men zich afvragen of dit nu niet een
te chauvinistisch beeld geeft. Maar dan wijzen wij
er op dat de gunstige en natuurlijke factoren geen
verdienste zijn van de Zeeuwse boeren. Dat is wel
het op de juiste wijze ervan profiteren door de
jaren iieen en daarbij speelt met name de ingeto
genheid een belangrijke rol, die voorkomen heeft,
dat men zoals met name in Groningen is geschied,
de noodzakelijke aanpassing mist.
Er liggen in de EEG meer gebieden met prachtige
landbouwbedrijven of zeer goede en vruchtbare
grond. Wij denken bijvoorbeeld aan Noord-Frank
rijk en de Po-vlakte Zij alle behoren tot de
bevoorrechten waaronder wij zonder aarzelen grote
delen van Zeeland willen rangschikken. Wij hoorden
eens een zeer deskundig man terecht opmerken dat
als er in Zeeland geen cent meer in de landbouw
verdiend zou worden, grote delen van ons land al
lang naar de knoppen zouden zijn gegaan. Dat alles
wil in het geheel niet zeggen, dat de Zeeuwse
boeren nu maar op hun lauweren kunnen rusten of
dat ook zij niet de kwalijke gevolgen ondervinden
van tijden met achterblijvende en lage prijzen en
stijgende kosten. Het is slechts een eerste aandui
ding hoe de positie van de Zeeuwse landbouw is, nu
hij ook een onderdeel is geworden van een veel
groter economisch marktgebied. Want hoeveel
strubbelingen er ook in de achter ons liggende 12
jaren tussen de zes regeringen en van de landen.
die in 1957 besloten een Economische Gemeenschap
te sluiten, zijn geweest en hoe gaarne velen het
integratieproces ook vlugger, dynamischer en over
een breder vlak hadden zien verlopen, toch kan niet
ontkend worden, dat er voor de industrie- en de
landbouwprodukten één grote markt is ontstaan. De
consument merkt er misschien niet direct zoveel
van, ofschoon om maar een voorbeeld te noemen,
ons eigen fruit steeds meer vervangen wordt door
Italiaanse druiven tegen zeer redelijke prijzen. Het
komt ook omdat het proces zich geleidelijk heeft
voltrokken en omdat er juist voor de consument
nog tal van verschillende verbruikersbelastingen en
accijnzen gelden in de zes landen. Maar in- en
uitvoer zijn vrij en de mankementen zitten hem in
het nog niet harmoniseren van belastingen. Invoer
rechten en contingenteringen op industrieprodukten
zijn volledig afgeschaft tussen de zes en het tot
stand brengen van een gemeenschappelijk land
bouwbeleid leidde tot het gewenste vrije verkeer
van de landbouwprodukten. Voor onze landbouw-
produktie en afzetmogelijkheden heeft dit grote
voordelen opgeleverd, want in plaats van zo'n 12
miljoen direct te bereiken, klanten kunnen er nu
zonder hindernissen een 180 miljoen worden be
werkt. Het spreekte vanzelf, dat men een dergelijke
markt veroveren moet. Daarbij dient men kwaliteit
te produceren en een modern werkend afzetappa-
raat op te bouwen, dat zich van de nieuwste
methoden van marktonderzoek en verkoop- en re
clametechnieken weet te bedienen. Wij kunnen ge
rust stellen, dat vooral de Nederlandse veredelings
landbouw aan deze voorwaarden heeft voldaan,
waarbij wij dan denken aan varkensvlees, pluimvep.
en eieren en zeker ook aan de groenten. Hadden de
Tijdens een zitting van de Europese ministerraad. Jr Mansholt (midden) in gesprek met minister Lardinois (rechts).