EEN ANDER
BOEK VAN
,DE GROTE
VAN DALE'
een handvol kleine en nog kleinere boekjes
KARLI FRIGGE GEEFT
KOSTBARE BOEKWERKEN
NIEUWE SCHOONHEID
provinciale
zeeuwse
courant -
17
ZATERDAGKRANT
20 JUNI 1970
uiijj
Jeu.gd.Joto van J. H. van Dale.
Ik ben wat vroèg. Pas in 1971 zal
het honderd jaar geleden zijn dat het
énige historieboek van belang (al kan
het op volledigheid thans, door enke
le nieuwe gegevens, geen aanspraak
meer maken) dat over Sluis is ver
schenen. .Sluys in Vlaanderen'
schreef men nog inde negenti
ger jaren der vorige eeuw. Ik be
doel, van de Sluise schoolmeester Jo-
han Hendrik van Dale, de man van
,de grote Van Dale' (het bekende
woordenboek dat in 1874 als .Nieuw
Woordenboek der Nederlandsche
Taal' van de pers kwam, verschij
nend bij M. Nijhoff, 's-Gravenhage,
A. W. Sijthoff te Leiden en D. A.
Thieme te Arnhem), ik bedoel
van J. H. van Dale: ,Een blik op de
vorming der stad en op den aanleg
harer vestingwerken, van 1382 tot
1587.'
In 1871 dus versohen bij J. C. W. Altorf-
Ter te Middelburg. Er moest nog een twee-
lal bijlagen volgen, er i ser maar een ver
schenen, na Van Dale's dood: ln 1875 name
lijk de «Naamlijst van de poorten, torens,
stegere, markten, straten enz. der Stad
Sluis, in het midden der 15e eeuw.' Niet
uitgegeven door Altorlfer, wel daar ge
drukt, maar voor het Archief, Ille 'deel, 2e
druk, van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen. Van Dale's vriend, ds H.
Q. Janssen van Sint-Anna ter Muiden
schreef een toelichting bij het voorbericht,
een ontroerend stukje .vriendschap zwart
op wit' van de dominee die zelf zulk een
voortreffelijk kenner was van de Vlaamse
historie vooral van het dan al lang Zeeuws-
iaamse Sluis en de omgeving.
Weet u, ik begin dat boek van J. H. van
Dale, ,Een blik op de vorming der stad
Sluis', hoe langer hoe meer belangrijk te
vinden. Van .dierbare herinnering' af, want
ik kreeg het van mijn vader in 1923, com
pleet met de prachtige .kaart', plattegrond
van Sluis in het midden der 15e eeuw, ont
worpen door Van Dale em door zijn vriend,
de architect L. Noest Azn., getekend.
Niet eigenlijk in 1871, zoals de kaart ver
meldt, maar reeds in 1870, het jaar waarin
Van Dale de laatste hand legde aan de
omvangrijke, historisch buitengewoon rij
ke tekst.
In mijn jongensjaren te Sluis heb ik het
letterlijk stukgelezen, dat boek .omdat ik
er naar hunkerde wat meer, heel veel, te
weten van de geschiedenis van mijn kleine
stad. in het dan veel te ruim geworden
geheel van zijn (17e eeuwse) vestingwal
len gelegen, oud en wat dommelend, met
vervallen straatjes en huizen en zwart
geverfde kanonkogels gemetseld in sommi
ge muren, die herinnerden aan de .zo
veelste' ondergang van Sluys in Vlaen
deren, 1793, toen het stadje door de Fran
sen berend was en bombardementen en
hevige branden mogelijk wel tweederde van
,de stad aan het Zwin' vernielde. Van het
overgeblevene werd door bombardement en
brand in september-oktober 1944 nogeens
65 procent verwoest.
Een gVoot man, Joh an Hendrik van Dale.
Mijn grootvader noemde hem in 1926 zo
lang na zijn dood. nog altijd eerbiedig
mesjeu (monsieur) Van Dale'. Hij had bij
hem schoolgegaan. Hij bezat enkele van
njn schoolboekjes. Hij herinnerde zich lach
end het liedje dat hij bij hem leerde, een
soort recept op muziek, dat begon met:
..Sehepebout met spruyten, o wat zal dat
lekker zijn' En hij vertelde mij, zon
dagsnamiddag, als hij achter de kachel zat
met een glas goe' roo' wijn', hoe moeder
Van Dale met haar man in 1828 uit Eeklo
was komen vluchten, toen haar kind gebo
ren moest worden, omdat in Oost-Vlaande-
ten de pokken heersten. Zo kwam het dat
Van Dale Sluizenaar werd. Hij behield zijn
angst voor besmettelijke ziekten, hij zou
nooit het huis van een lijder aan pokken
of andere epidemie voorbijgegaan zijn
zonder zijn parapluie op te steken. Vreemd,
voor zo'n vroom man als Van Dale was.
Maar dat is allemaal een andere kwestie.
Zijn belangrijkste historische werk, het
boek .Een blik op de vorming der Stad
Sluis, enz', heeft Van Dale niet uit tijdver
drijf geschreven, maar in opdracht. Van
het gemeentebestuur van Sluis namelijk
dat door historische documentatie uitge
maakt wilde zien, in hoeverre de zoge
naamde .binnenwallen', de Gouverneurshof,
de Koeleweide (Kogelweide), de Komman-
deursweide en het Auditeursweidje, behoor
den tot de stadsedgendom, dan wel of zij
domeingrond waren, zoals de Staat der
Nederlanden gaarne had willen blijven be-
Grotendeels bevat Van Dale's honderdja
rig boek militaire historie. Dat ls niet
vreemd. Driekwart van de geschiedenis van
Sluis is (althans tot de Franse tijd) mili
taire geschiedenis, en vooral tot 1587, de
inname door Parma, of tot 1604, toen Sluis
voorgoed aan het Noorden kwam door de
verovering door prins Maurits van Nassau.
Sluis is vrijwel in alle eeuwen van zijn
.Vlaams bestaan' opgeofferd aan de mili
taire belangen van Vlaanderen, van de
Vlaamse graven, van de hertogen van
Bourgondië in het bijzonder. Bovendien
was dan nog het machtige Brugge ,het
wettige hoofd' over Sluis voor welke klei
ne stad Brugge de wetten voorschreef,
bijvoorbeeld over het (kleine) aantal am
bachtslieden dat elk Sluis ambacht maar
mocht bezitten, uit vreze van concurren-
Het is niet te verwonderen dat Sluis in
1584 spontaan de zijde van het noorden
koos, van Oranje, van den opstand.
Wat daartoe in ruime mate bijdroeg is
ongetwijfeld het feit, dat Sluis in 1566, op
5 januari, door koning Filips II van Span
je aan Brugge werd verkocht, voor ...21.000
gulden.
Door de eeuwen heen, zeker van het einde
der 14e eeuw af, heeft Sluis, zo Van Dale's
boek, dat naar waarheid geschreven is, aan
de hand van in 1944 verloren gegane kost
bare archiefstukken, het overgrote deel van
zijn geldmiddelen, van de arbeidskracht van
zijn werklieden ook, moeten .schenken' aan
de militaire verdediging. Ik vind ner
gens, dat er ook maar een uitbreiding van
de versterkingen, poorten, wallen, gedaan
is, uitsluitend op kosten van de landsrege
ring der Bourgondiërs of wie dan ook.
En toch kon Van Dale het niet laten, hier
en daar enthousiast te schrijven over de
betrekkelijke bloei van ,zijn' stad, over
haar schiplieden van de zoute en de zoete
vaart, haar smedenambacht, het Noodgods-
gilde en vooral, in den beginne, over
de werkelijke vorming van de kleine stad,
door aanslibbingen voor de oorspronkelij
ke Zwindijk, de Zuiddijk, gelegen, waar
door later de Hoogstraat ,de nieuwe dijk'
werd, en tussen welke beide zich tenslotte
het voornaamste deel van de stad heeft
gevormd en ontwikkeld, die in 1290 (50
jaar later dan Sint-Anna ter Muiden)
stadsrechten heeft gekregen.
Er zijn sommige (belangrijke) details die in
het boek van J. H. van Dale onvolledig
beschreven zijn. Zo heeft in 1962 bijvoor
beeld Richard Vaughan in zijn boek .Phi
lip the Bold' (Longmans, London) veel
exacter ontstaan en doel verhaald van Het
Groot Kasteel of het Kasteel van Bour
gondië (1387).
Ik vond dezer dagen een jeugdfoto van J. H.
van Dale, mij indertijd geschonken uit het
bezit van een oude Sluise familie. Die foto
van de jonge schoolmeester, bovenmeester,
van 1854 tot aan zijn dood op 19 mei 1873
hoofdonderwijzer te Sluis is de aanleiding
geweest tot deze bijdrage. Die tenslot
te niet alleen de bedoeling heeft, de aan
dacht te vestigen op Van Dale's boek der
historie van Sluis. (Mogelijk is, dat Van
Dale, behalve van de Sluise en andere ar
chieven gebruik heeft gemaakt van het
werk van die andere schoolmeester: Pieter
Meesters, die van 1816 tot 1837 aan de
Sluise stadsschool als hoofdonderwijzer
was verbonden. Meesters schreef uitvoerig
de geschiedenis van Sluis, een handschrift
berust sedert 1962 ln Sluis, een ander
exemplaar is eigendom van een Brugs pro
fessor). Hoe dan ook: het zou een ereplicht
moeten zijn. bijvoorbeeld van het Konin
klijk Zeeuwsch Genootschap, Van Dale's
boek opnieuw uit te geven, aangevuld en
verbeterd.
En met due in 1870.'71 getekende en ge
drukte kaart. Die men ook apart verkrijg
baar zou kunnen stellen. Boek en kaart zijn
zeldzaam geworden. Wanneer het in mei
1973 honderd jaar zal zijn dat ,de grote
man die Van Dale was', te Sluis overleed,
zou die heruitgave er moeten zijn als
hulde aan de Sluise geleerdeschrijver van
het onnavolgbare historische Zeeuws-
Vlaamse en Nederlandse werk. Van een
Sluizenaar die ,in zijn tijd', door velen
bepaald niet werd gewaardeerd. Johan
Hendrik van Dale was bij de Sluise brand,
veer: hulp-lapzakdrager.
EM1LE BUYSSE
(GPD) Ala Karli Frigge in haar grote zonnige werkkamer enkele vellen
perkament uitrolt wordt meteen duidelijk waarom dit materiaal haar zo
boeit: de inwendige bouw van het dier dat vroeger in dat vel heeft gezeten
staat gedeeltelijk .afgeschaduwd' in het perkament. Duidelijk is de loop van
ruggegraat en aderen nog te zien. Karli Frigge vindt dat perkament (de
schoongeschraapte en met zout en kalk geprepareerde huid van kalf, var
ken of geit) een koele fascinerende schoonheid' heeft en zij doet met dit
materiaal dan ook iets bijzonders: ze gebruikt het voor het inbinden van
waardevolle boeken.
,Er bestaat op dit ogenblik ln Nederland
nergens meer een echte schoolopleiding
voor dit handwerk. Vóór de oorlog was
er een opleiding aan de kunstnijverheids
school in Amsterdam', vertelt Karli Frigge,
getrouwd met grafisch ontwerper W. C.
M. de Valk, moeder van een dochtertje van
twee. Zelf leerde ze het vak in twee jaar
tijds in de praktijk en dat betekende met
alleen het onder de knie krijgen van het
boekbinden, maar ook van allerlei vaardig
heden die vroeger tot het terrein van an.
dere specialisten behoorden, zoals het ma
ken van stempels en sloten.
Ook die koperen stempeltje» en sloten
maakt ze zelf in het atelier van haar huis
aan de Rotterdamse Mathenesserlaan. In
dat atelier rekken vol karton en papier,
flessen en aardewerk kannetjes met lijm,
stijfsel en kleurstoffen, en voorts een gro
te donkergroen geschilderde snijmachine,
die met (veel) handkracht moet worden
bediend. .Het werk eist behoorlijke spier
kracht', zegt Karli Frigge. Ze zegt lachend
dat ze ,echt wel in conditie' moet blijven
om het boekbinden goed te kunnen doen.
.Maar dat is eigenlijk bij elk ambacht een
vereiste'.
3e ontwerpt en maakt boekbanden voor
bedrijven die herinneringsboeken laten ma
ken, maar ze krijgt ook boeken van zo'n
vierhonderd jaar oud, letterlijk stukgele
zen, ter restauratie. Die worden opnieuw
in leer gebonden nadat het oude leer (dat
door het verteren van de lijm meestal al
los zit) eraf is gehaaid- Die oude omslag
wordt dan zo goed mogelijk weer over de
nieuwe bevestigd. Ze krijgt boeken .vol
moord en doodslag' onder handen: oude
werken over krijgskunde m vroeger eeu
wen, afkomstig uit de bibliotheek van het
legermuseum waarvoor ze permanent op.
drachten uitvoert. Zoals een enorm boek
vol handgeschreven lessen in oorlogsvoe
ring, geïllustreerd met kaarten en mini-
tieuze tekeningetjes die, bekeken door een
vergrootglas, van een verbluffende per
fectie blijken te zijn.
Karli Frigge wil best toegeven dat ze na
al die jaren (ze begon in 1963 voor zich
zelf te werken) aan ieder boek nog onder
een zekere spanning bezig is. ,In het begin
was ik gewoon bang voor ieder nieuw
werkstuk', zegt ze. .Perkament verwerken
is moeilijk, veel moeilijker dan leer. Leer
is soepel, maar perkament kun je bijna
niet rekken. Voor mijn werk moet ik vel
len van eerste kwaliteit hebben die aan de
onderkant volkomen glad zijn. ALs ik bij
voorbeeld een huid neem die iets te dun is,
krijg je meteen rimpels bij het plakken.
Eigenlijk bestaat de helft van dit werk uit
allerlei voorzorgen en voorzorgjes'.
Haar perk am en tv ellen, variërend van heel
lichte ivoorkleuren tot zeldzame bruine
tinten zien er bros en breekbaar uit. maar
dat is schijn: ze verzekert dat ze juist
enorm taai en sterk zijn. Ze haalt rolletje*
goudfo'ue en een boekje vol ragdunne vel
letjes bladgoud te voorschijn en laat zien,
hoe ze met warmgemaakte koperen stem
peltjes (zelf gevijld, een zeer arbeidsinten
sief werkje) goudstempels op de boekom
slagen aanbrengt. Echt goud, omdat dit
niet kan oxyderen op het leer van de boek
banden.
Voor schutbladen en voor de omslagen van
kleine boeken maakt ze eenmaal per jaar
een hele voorraad .marmers': vellen dik
Oudhollands papier die ze decoreert met
wat ze noemt .organische figuren'. Grillige
gekleurde motiefn die soms op bloemen,
sotns op sterren eijken en aan kleine rag
fijne schilderijtjes doen denken, hoewel er
geen enkel penseel aan te pas is gekomen.
Karli Frigge vindt het moeilijk om uit te
leggen hoe deze bonte en bizarre decora
ties tot stand komen, via een al vrij oude
techniek die per toeval door een apotheker
in Wenen is ontdekt.
,Het zijn chemische grapjes die ik zelf ook
niet begrijp', zegt ze. .Die verf heeft ge
dreven op een mengsel van caragheen-
mos en water met ossegal. De kleuren gaan
dan allemaal door elkaar lopen. Je staat
er gewoon bij te wachten wat het resul
taat gaat worden. Je zou het kunnen ver
gelijken met de techniek van de monoty
pes'.
Over het zeldzaam geworden ambacht dat
ze nu al zo'n jaar of zeven uitoefent heeft
Karli Frigge een boekje geschreven dat
volgend jaar uitkomt. ,Het gaat over bin
den en restaureren van boeken voor de
doe-het-zelver. Er is zoveel werk op dit
gebied sinds de mensen na de oorlog be
gonnen zijn met het verzamelen en restau
reren van antiek. Daar zijn ook vaak oude
waardevolle boeken bij die het restaureren
waard zijn. Ik krijg bijvoorbeeld wel oude
satenbijbels ter restauratie aangeboden.
Daar z.t dan soms zoveel werk aan dat de
-estauratiekosten de eigenlijke waarde ver
:e boven zouden gaan. Zo n statenbijbel ifl
namel.jk niet zo zeldzaam en kostbaar als
men denkt'.
.AUTOBIOGRAFISCHE FLITSEN FRATSEN' is de titel van een hoogst merkwaardig ge
schriftje van Pé Hawinkels (1942), dat als Giraffe in de reeks ,Jong Proza' bij de Arbeiderspers,
Amsterdam, verscheen. Hawinkels is een van de werkelijk belangwekkende schrijvers van de
jongste generatie, een markant figuur, zowel in zijn bijzonder overladen, .barokke poëzie, in
zijn proza, zoals dit, als door zijn knappe vertali ngen, niet alleen van het boek .Koheleth' of
Prediker, maar ook van werk van Nietzsche, de via hippies opnieuw in de belangstelling ge
komen Hesse, Hoffman, en anderen. Hawinkels onderscheidt zich van de meeste van zijn
schrijvende leeftijdsgenoten door een bijzonder brede cultuur.
Hoewel zijn werk typisch van deze tijd is. bouwt
hij tocb tevens voort op een eeuwenoude traditie. De
titels van zijn twee tot nu toe verschenen dichtbun
dels lijken wel een programma in te houden de eer.
ste heette .Bosch Bruegel' (1968); de tweede .Het
utterlyk va nde Rolling Stones' (1969). En zijn
.Autobiografische flitsen en fratsen' hebben iets ra-
belaisiaans. Het zijn vijf stukken proza die verha
len over een jeugd, ergens in het Limburgse, tegen
de Duitse grens aan, vreselijk rooms en vreselijk
achterlijk. De afstand van het heden tot daar is voor
Hawinkels geweldig groot, en wie weet mogelijk
juist daarom heeft de schrijver die jeugdherinnerin
gen ingekleed in een zeer bizar proza. Haast einde
loze, zeer ingewikkelde zinnen (na meer dan een hal
ve bladzij roept hij bijvoorbeeld ineens .bent u de zin
kwijt? Ja, ja. en dat wil literatuurliefhebber wezen,
en moeilijke boekjes lezen', en gaat dan weer lustig
ïen halve bladzij verder aan dezelfde zin), archaïsche
constructries en zinswendeingen, een zeer omzwach
telde stijl Het geheel heeft vaak iets buitengewoon
humoristisch, het is oorspronkelijk, af en toe wat
geforceerd, ook in de grapjes, maar toch zeer de
moeite waard.
Het tweede deel, een nog al erg rabelaisiaanse
persiflage, is minder leuk, en op den duur wordt
dit hoewel maar tachtig pagina's volgehouden, pro.
za ook wel wat vermoeiend. Hawinkels heeft dat
zelf btseft, en hij prikt zijn lezer dan ook voortdu
rend. We gaven er al een staaltje van, de mooiste
vindt nier wel op pagina's 46 en 47
.Zeg! Hee! Wakker worden! Zit u daar soms weer
stiekum een modieus tienerweekblaadje te lezen?
Hier mei die rommel, de kachel in ermee!' (en ver
der met Hawinkels, bedoelt hij), en op pagina 47:
,En nu wil ik verder geen tegenspraak meer horen,
begrepen, anders schrijf ik door tot u reeds bij het
blote zien en inkijken van dit roerende werkstukje
met bloederig schuim op het tandvlees en aanmer
kelijk blauwer in het gezicht dan op de laatste ver.
jaardag van uw huwelijk, onder het uilstoten van
kreten als .Een dikke pil' en .Omhaal van woorden'
naar de latrines strompelt ten einde daar een ge-
noegülk halfuurte te gaan verbeuzelen'.
Merkwaardig is dat men uit deze ingewikkelde ca-
leidocoop heel wat heldere beeldjes overhoudt, en
dat hel geheel een soort .tijdeloze' indruk geeft van
een jeugd in het nog steeds, blijkbaar, stikdonkere
zuiden, compleet met kosters, crucifixen, pastoors,
misdienaartjes en sex die toch ergens een uitweg
zoekt Resumerend: een zeer goed en apart stuk
proza, de .flitsen' o.l. beter dan de .fratsen', a.l zijn
te als schering en inslag door elkaar gevlochten.
Over fratsen voornamelijk handelt ook het merk
waardige boekje van F. Kerdijk: ,AUe gekheid
op 'n stokje', als voorjaarspremie door de Wereld
bibliotheek, Amsterdam, aangeboden aan de leden.
Het is een soort kleine cultuurgeschiedenis van de
zotternij, het dwaasdoen, over de nar, de potsenma
ker, het carnaval, de saturnaliën van de Oudheid,
Tyl Uilenspiegel, de Narrenschepen van Brandt en
Jeroen Bosch. We sommen maar wat op, alles door
elkaar, want zo gaat het in dit geschriftje ook.
Een echte lijn zit er niet in, Kerdijk springt vooruit
en achteruit in de tijd, hij begint met het heden
daagse carnaval, en eindigt met Erasmus, en men
krijgt de indruk dal het allemaal puur toeval is.
In talrijke kleine paragraafjes wordt veel wetens
waardigs verteld, maar het gaat wel allemaal een
beetje a l'improriste, het doet denken aan een wat
vluchtig voorbereide lezing. Met lichtbeelden, want
het boekje is aardig en rijk geïllustreerd. De mens
is ondankbaar, we beseffen het: hoewel we zouden
schrikken van een echt .grondig" boek over de dwaas
heid in de loop der tijden, is dit werkje van Ker.
dijk ons toch echt te oppervlakkig.
Een erg leuk .Boekvinkje' in de bekende serie .litera
tuur in miniatuur' (Querido, Amsterdam) zijn de
.Alfabètises' van Eric van der Steen, ,ook wel ge.
naamd Margarinalia'. Die ondertitel, rijkelijk flauw,
zou niet doen vermoeden dat in dit boekje, dat on
dertussen aam zijn vierde, uitgebreide druk toe is
(smds 1955) in alfabetische volgorde ook zulke
pittige aforismen staan, heel geestige, heel wijze en
Heel onzinnige.
We geven een paar voorbeelden:
Een boek: het stoffelijk overschot van een idee.
Bemint eer gij bezint!
Elegance is de kunst om hetzelfde anders te doen.
Zoals men om te weten hoe laat het is niet in een
klokkenwinkel moet rondkijken, zo moet men voor
God niet in een klooster zijn.
Een heer is iemand die op een vrouwelijke manier
mannelijk is.
Het verschil tussen de vrouw en de man is, dat de
vrouw met oude kranten de kachel aanmaakt. De
man herleest ze.
Op het Nederlandse toneel is tragisch de overtreffen,
de trap van traag.
Verliefdheid kijk*"liefde ziet.
De boekjes worden steeds kleiner, .Kraaien tel
len tot vier', het rabarberboek dat G. Brands
en Chr. J. van Geel samenstelden (Querido, Amster.
dam) meet llxcm. De tekst ls van Brands, de te
keningetjes zijn van Van Geel. Heit gaat over vo
gels, en het is een nogal gek boekje. Op Barnarber.
wijze worden hetzij bestaande teksten van schrijvers
over vogels, als Thijsse of Tolman, uit hun verband
gerukt en zelfs enigszins herschreven en bewerkt
tot ze nog dwazer lijken, óf wel wetenschappelijke
gegevens worden op een wat wonderlijke manier
in het spotlicht gezet. In de trant van:
Een moeder verzuchtte: ik zou best eens een vogel
willen zijn, lekker vliegen en zaadjes pikken als je
trek hebt. Ze wist natuurlijk niet dat een onder
zoeker eens geturfd heeft hoe vaak per dag een
wijfjeskoolmees voedsel naar haar hongerige klein
tjes bracht: 378 keer.
Heel eerlijk gezegd is dit een boekje van een soort
waar we ons lichtelijk aan ergeren, het is goedkoop,
vlees noch vis, geen echte spot, niet werkelijk gees
tig: het is een verschrikkelijk flauwe manier van
divageren en het laat een zemelig en temerig gevoel
na.
Absolute miniboekjes zijn de .Toppunten' van Bert
Bakker, Den Haag, (9 x 12,5 cm), waarvan weer
een nieuwe serie van zes verschenen is. Ze waren
waarschijnlijk bedoeld voor de herdenking van de
bevrijding, maar ze pereikten ons pas nu. Het zijn
althans allemaal boekjes rondom de heilige jaren van
oorlog en bezetting. Eentje ervan, van S. Carmiggelt,
heet zelfs zo .De Heilige Jaren'. Het bevat zes van
Carmiggelts korte verhaaltjes die rondom de oorlog
of de bezetting spelen, en waarvan vooral .Honger'
uit .Honderd Dwaasheden', ons inziens een va- de
beste dingen is die Carmiggelt ooit schreef, een klein
meesterwerkje in twee bladzijden.
Van Marga Minco is er een ontroerend, sober ver.
haal ,De dag dat mijn zuster trouwde', dat we even
wel onmogelijk een .toppunt' kunnen noemen. Dat
zijn wel ,Voor altijd Dachau' van Hoornik, dat we
onlangs bespraken naar aanleiding van de Gidspubl:-
katie, en een herdruk van H. M. van Randwijks
.Waarmee ik maar zeggen wil...': een diep doordrin
gend zelfonderzoek over problemen, gerezen door
oorlog en verzet, met voor- en naspel.
Belangrijk is ook ,Het Bataafse Christendom' door
J. B. Charles, waarin een bepaald soort calvinis
me, zoals dat onder andere een exponent gevon.
den heeft, in Colijn, genadeloos bekritiseerd wordt.
Het is een fel, hartstochtelijk geschreven stuk pro
za, dat ons bovendien nog tranen heeft doen la
chen, door het droogkomieke, en wel op pagina 12.
waar Charles het .Dagboek' van mevrouw Colijn
bespreekt, en het volgende citeert: .Vader ls wel
niet gevangen, maar toch ook niet vrij, hij weet
niets van de kinderen en hij heeft maar vier tot
rijf sigaren per dag meer. Wij hopen zo innig dat
jullie in deze moeilijkheden Je troost en sterkte zul
len vinden bij onze Zaligmaker, onze Heiland, die
voor ons allen geleden heeft. Daarbij vergeleken
is ons lijden niets!' (enz. p. 49). Nee, inderdaad,
niets. Foei, wat een onbeschaamdheid, om zulke
platheden, die een brave oude vrouw ontsnappen,
te drukken en uit te geven!
Deze twee miniatuurkoekjes brengen zowel Van
Randwijk als Charles op hun allerbest. Als laat
ste in de rij noemen we nog: ,De vrijheid smaakt
naar pijn", een kleine bloemlezing uit de Nederlandse
poëzie over onderdrukking en verzet, samengesteld
door Bert Voeten. Merkwaardig is dat van al de tus
sen 40 en 45 geschreven verzetspoëzie, en dat is nog
al wat. vrijwel niets overgebleven is. Voeten tekent
aan: .Het viel niet te ontkennen dat de retrospectie
ve, na dc bevrijding geschreven gedichten over oor
log en terreur de heet van de naald genoteerde
strijdliederen, aanklachten en protesten uit de be
zettingsjaren qua gehalte aanzienlijk overtroffen'.
Het is waar. en een hoogst merkwaardig verschijn.
seL Wie schrijft er eens over de diverse functies
van de poëzie onder verschillende omstandigheden?
Pé Hawinkels: Autobiografische flitsen en fratsen. Arbei
derspers, Amsterdam: Eric van der Steen: Alfabètises,
Brands en Van Geel: Kraaien tellen tot vier, Querido.
Amsterdam, F. Kerdijk: Alle gekheid op U stokje. We
reldbibliotheek. Amsterdam. .Toppunten', nieuwe reeks van
zes. Bert Bakker, Den Haag.