.DUBBELSTAD' IN 2000 125.000 INWONERS beroepsonderwijs op Walcheren: geen achteropkomertje KANTTEKENINGEN BIJ DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN WALCHEREN iconentoerden en winkelen op Walcheren WOENSDAG )5 APRIL 1970 Ons nationaal-eeonomlscli beleid kent een aantal vanouds bekende doelstellingen: bevredigende economische groei, volledige werkgelegenheid, beta- lingsbalansevenwicht, zo stabiel mogelijk prijsniveau en rechtvaardige inkomensverdeling. Inmiddels heeft de Sociaal-Economische-Raad opgemerkt dat hier aan nog kan worden toegevoegd: het streven naar verbetering van de leefbaarheid. In de moderne eco nomische wetenschap worden de nadelige effecten van de economische groei (de niet altijd in geld uit te drukken sociaal-economische en maatschappelijke nadelen) niet meer buiten beschouwing gelaten. Deze doelstellingen komen in meer of mindere mate ook in het regionale beleid tot uiting. Regionale ontwikkelingen zijn van invloed op de betalingsba lans, het prijsniveau en de inkomensverdeling. Maar het zijn vooral de groei van het inkomen, de volledige werkgelegenheid en de leefbaarheid, waarvoor regio nale autoriteiten (mede) verantwoordelijk zijn. Hoe staat het met de realisering van deze doel stellingen op Walcheren? Over de hoogte van de in komens zijn recentere gegevens dan van 1963 he laas niet beschikbaar. In dat jaar lag het gemiddelde Inkomen per inwoner in de Kanaalzone-Walcheren circa 3 procent beneden het nationale gemiddelde. In overig Walcheren was het inkomen circa 8 pro cent lager dan in Nederland; het had daarmee het laagste inkomen van de Zeeuwse gebieden. Een gun stig teken was echter dat het gemiddelde inkomen in overig Walcheren sinds 1960 iets sneller is geste gen dan het landelijk gemiddelde. De Walcherse ge meente met per inwoner het hoogste gemiddelde inkomen was Veere. Met behulp van de verslagen van het districtsbu reau voor de arbeidsvoorziening in de provincie Zee land is het mogelijk de ontwikkeling van de werk gelegenheid op de voet te volgen: 1960 1968 m v m v Nijverheid 9.600 1.000 11.600 1.040 Landbouw, visserij 3.170 450 2.000 280 Diensten 9.990 4.030 11.600 4.530 Totaal 22.760 5.480 25.200 5.850 Om een aantal redenen moeten deze cijfers worden gezien als een orde van grootte. Toch mag wel de conclusie worden getrokken dat in 8 jaar tijds de werkgelegenheid met circa 10 procent is toegenomen, oedanks een daling in de agrarische sector. Deze groei is bevredigend te noemen, zeker in het licht ran de geringere groei voor geheel Zeeland (circa 5procent) en voor Nederland (ruim 5 procent). De voorlopige indruk is dat in 1969 de werkgelegenheid met ruim 1 procent is gestegen. Het is dan ook begrijpelijk dat de omvang van de pendel van mannen naar gebieden buiten Walche ren is afgenomen en de inkomende pendel is toege nomen. Het negatieve pendelsaldo van 225 is omge slagen in een positief pendelsaldo van 385. De gemiddelde geregistreerde arbeidsreserve van mannen op Walcheren was in 1968 laag, namelijk circa 2 procent. Dit was lager dan in Zeeland en in Nederland (circa 2,5 procent). Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de werkge legenheid zich gunstig heeft ontwikkeld. De bevredigende groei van de werkgelegenheid op Walcheren heeft onder andere tot gevolg gehad dat het aantal inwoners is toegenomen van circa 82.300 in 1960 tot circa 89.800 in 1969. Dit is naar ver houding iets sneller dan in geheel Zeeland. Telde Walcheren in 1960 nog een vertrekoverschot van 651, in 1966 was er van een vestigingsoverschot sprake (42). Dit was in 1969 opgelopen tot 1079. Toeneming van het inwonertal in een bepaald gebied Is op zich zelf geen doelstelling van het economi sche beleid. Er zijn echter voordelen (maar ook na delen) aan te wijzen. De regering streeft ernaar de gebieden buiten de randstad een bijdrage te laten le veren tot een evenwichtiger spreiding van de (te) snel groeiende Nederlandse bevolking. In dit verband kan het overigens nuttig zijn zich te realiseren dat de bevolkingsdichtheid op Walcheren op het ogenblik circa 15 procent groter is dan het Nederlands ge middelde. TOEKOMST De vestiging van de bedrijven in het Sloegebied en bij Middelburg en de uitbreiding van enkele bestaan de bedrijven hebben de impulsen gegeven tot de in het bovenstaande kort geschetste ontwikkeling in de afgelopen jaren. Deze impulsen zijn overigens ook op Zuid-Beveland merkbaar. Op korte termijn zal de werkgelegenheid bij deze bedrijven met enige honderden arbeidsplaatsen per jaar toenemen. Voor al in 1971 en 1972 zal de vraag groot zijn (circa 700 per jaar). Op langere termijn zullen verdere uitbreidingen tot stand komen en zullen zich naar alle waarschijnlijkheid nieuwe bedrijven vestigen. Het ziet er niet naar uit dat de gedachten en prog noses over de ontwikkeling van het Westerschelde- bekken, neergelegd in rapporten als de tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland van de rijksoverheid, de ontwikkelingsschets 1967 van het provinciaal bestuur en het .groene boekje' van het overlegorgaan, louter theorie zullen blijven. De groei potenties van het zeehavenbekken van onze natio nale economie zijn groot. Volgens de directeur van het Centraal Planbureau, prof. C. A. van den Beid, zal de werkgelegenheid in ons land, als gevolg van de snelle bevolkingstoe-, name, met ruim 1 procent per jaar moeten toene men. Hierbij is nog uitgegaan van de prognoses van 21 miljoen Nederlanders in 2000. Een recentere ra ming is 18 miljoen. Volgens de in de vorige alinea genoemde rapporten zal in Zeeland een in verge lijking tot de rest van ons land, grotere groei van de werkgelegenheid (moeten) worden gerealiseerd. Het belang van de regio en van Nederland zal overi gens niet gediend zijn met een, wat kwaliteit en kwantiteit betreft, zodanige groei dat op grote schaal buitenlandse arbeidskrachten moeten worden aangetrokken. De officiële doelstelling ten aanzien van de werkge legenheid spreekt dan ook niet over ,meer dan' volledige werkgelegenheid. Onlangs nog noemde mi nister Bakker het inschakelen van buitenlandse ar beidskrachten een probleem dat tot voorzichtigheid maant. INFRASTRUCTUUR Ongeveer 100 jaar geleden werd de verbinding van Walcheren met overig Nederland verbeterd door het gereedkomen van de Sloedam en de aanleg van de spoorlijn. Sinds 1965 is door de bouw van de Zee- landbrug de afstand Walcheren-Randstad verkort. Met de vervanging van de Barendrechtse brug door een tunnel werd de .Zeelandroute' aantrekkelijker. Voor de verdere ontwikkeling van Walcheren zijn de komende verbeteringen van de verbindingen van groot belang. Rijksweg 58, die Walcheren met het oosten verbindt, wordt vierstrooks; rond 1980 zal de Dammenweg aansluiting geven op de ruit rond Rot terdam; in de zeventiger jaren zullen de verbindin gen over de Westerschelde worden verbeterd door de bouw van een brug-tunnel en door de aanpassing van de veercapaciteit bij Vlissingen aan het toene mende verkeer; het vliegveld in het Noord-Sloe zal binnenkort in gebruik worden genomen. Voor het ver keer op Walcheren zijn onder andere van belang de volgens het provinciaal wegenplan aan te leggen wegen Middelburg-Sloe, Middelburg-Koudekerke- Vlissingen, Veersegatdam - Westkapelle - Vlissin gen en de rondweg Vlissingen. Dat een toenemend inwonertal een aanpassing en uitbreidingen vereist van de voorzieningen in de so ciaal-culturele sector en de onderwijs- en sportvoor- ziening behoeft geen betoog. De juiste ontwikkeling van het winkelapparaat in de centra van Middelburg en Vlissingen is een be langrijk probleem. De voor de verdere industrialisa tie benodigde energie en zoet water lijken geen bot tle-necks te zullen gaan vormen. Wat de open lucht- recreatie betreft bevindt Walcheren zich met zijn stranden, met het ook voor de landrecreatie inte ressante Veerse Meer en met de open midden-delta op korte afstand, in een gunstige positie. VOORDELEN De staf van het openbaar lichaam Rijnmond heeft enige tijd geleden een aantal berekeningen gemaakt om een inzicht te krijgen in enkele effecten van de bedrijvigheid in het Rijnmondgebied. Hoewel dit gebied uiteraard niet volkomen identiek is aan het (toekomstige) Westerscheldebekken, is vermelding van enkele resultaten van de berekeningen interes sant: Toename van de uitvoer uit Rijnmond naar het buitenland met 1 leidt tot 0,70 meer bruto toegevoegde waarde in Rijnmond en 1,37 in ge heel Nederland; een extra arbeidsplaats in de chemie of de me taalnijverheid gaat gemiddeld vergezeld van 2 tot 3 extra arbeidsplaatsen in de overige sectoren, (voor Zeeland zal dit effect vermoedelijk gerin ger zijn, omdat een groter deel ,weg lekt' naar elders De rentabiliteit van de investeringen in Rijnmond wijkt niet af van die in overig Nederland. Hieifbij moet worden opgemerkt dat extra investe ringen in de chemie of de metaalnijverheid gepaard zullen gaan met een afremming van investeringen in andere delen van de nationale economie. Het to tale metto-effect van een aantal extra arbeidsplaat sen in de chemie of de metaalnijverheid op de natio nale werkgelegenheid is daarom geringer dan door de verhouding 1:2 a 3 in Rijnmond wondt gesuggereerd. Vermoedelijk zal het Centraal Planbureau op korte termijn berekeningen afronden, die een beter inzicht beogen te geven in de optimale omvang van de zee havenactiviteiten in ons land. Afgezien van de uit komsten hiervan zal Zeeland er verstandig aan doen onder andere ter verkrijging van een zo gevari eerd mogelijke werkgelegenheid ook andere dan aan zeehavens gebonden activiteiten te bevorderen. De aandacht moet er op worden gevestigd dat het Centraal Planbureau 'in zijn berekeningen slechts economische grootheden betrekt en leefbaarheids-, milieuhygiënische en ecologische factoren buiten be schouwing laat. Het is nauwelijks mogelijk deze fac toren te kwantificeren. Dat betekent niet dat ze niet belangrijk zouden zijn. De regering gebruikt de milieusituatie bijvoorbeeld als argument om de ver dere expansie van het Waterweggebied te beperken en aantrekkelijke mogelijkheden te scheppen voor spreiding van zeehavenindustrieën, met name in een grote ring rond Rotterdam (Moerdijk, het Wester scheldebekken en ReimerswaalErkend wordt dus dat spreiding van zeehavenindustrieën ook spreiding van de aantasting van het milieu betekent. LEEFBAARHEID In het begin van dit artikel is gezegd dat ook de leefbaarheid, sinds kort uitdrukkelijk, een doelstel ling van het economisch beleid is. Het voeren van een economisch beleid dat slechts op materiële wei bestaand industrieterrein I toekomstig vaart en werkgelegenheid is gericht zou eenzijdig zijn. Uit ervaringen elders blijkt maar al te vaak dat als gevolg van een ongebreidelde economische groei sommige leefbaarheidselementen te zeer in de verdrukking raken. De leefbaarheid wordt zowel bevorderd als bedreigd door de economische groei. Anderzijds is een verbetering van de leefbaarheid bevorderlijk voor de economische groei. Bedacht moet verder worden dat naarmate de welvaart zal toenemen de .gevoeligheid' voor leefbaarheidsaspec ten groter zal worden. De groei van een stedelijke agglomeratie is gunstig voor de leefbaarheid, in zoverre door deze groei be paalde voorzieningen gemakkelijker van de grond kunnen komen en in zoverre per inwoner de kwali teit en de omvang van elk soort voorziening toe neemt. De objectiviteit gebiedt hieraan toe te voegen dat toeneming van de werkgelegenheid en het inwo nertal ook nadelen met zich mee brengen, die pro gressief toenemen: langere reistijden, grotere ver- keerscongesties, meer lawaai, meer luchtverontrei niging (en in het algemeen meer verontreiniging van het milieu). Staatssecretaris Kruisinga van volksgezondheid heeft er kort geleden op gewezen dat de noodzaak van toenemende aandacht voor de psycho-hygiëne ook betekent een toenemende bete kenis van de kleine gemeente. Wat is nu de optimale omvang van Middelburg-Vlis- singen? Naar de mening van verschillende deskun digen hoe uiteenlopend ook kan een stedelijk gebied van circa 70.000 inwoners nog wel even groei en, voordat de nadelen de voordelen zullen gaan overtreffen. Een exact antwoord is niet te geven. De persoonlijke meningen zullen velschillen. Er is echter weinig reden om aan te nemen dat veel in woners met de huidige omvang van Middelburg - Vlissingen zo ontevreden zijn, integendeel. Binnen het huidige stedebouwkundige kader hebben de ge meentebesturen van Middelburg en Vlissingen een gezamenlijk inwonertal van circa 150.000 als (voor lopig) maximum voor ogen. Bij de verdere uitbrei ding van het Sloegebied in oostelijke richting zal (op langere termijn) het accent van de stedelijke litbreiding meer op Goes (moeten) komen te vallen. De leefbaarheid in Middelburg - Vlissingen is niet los te zien van de ontwikkeling van overig Walche ren. Dit landelijke gebied heeft niet alleen een agra rische en een toeristische functie (circa 2 miljoen overnachtingen). Het biedt tevens gelegenheid aan inwoners van Middelburg - Vlissingen er te recre- eren, van het landschap te genieten en de ruimte te ei-varen. Deze functie zou kunnen worden aange tast als Middelburg-Vlissingen te groot zouden wor den en als de overige gemeenten zich onbeperkt zouden uitbreiden. Ook het toelaten van hoogbouw in de kleine gemeenten zou deze functie van het in dat geval niet meer open landschap benadelen. Dat het water van de Westerschelde in de toekomst niet zo sterk mag worden verontreinigd dat de toe risten en de eigen inwoners niet meer aan de Wal cherse kusten zouden kunnen recreëren, is een eis waaraan uiteraard voldaan zal moeten worden. De vliegactiviteiten van het dit jaar in gebruik te stellen vliegveld aan het Veerse Meer hebben een economisch belang en zijn voor een aantal recrean ten ongetwijfeld aantrekkelijk. Er moet evenwel voor worden gewaakt dat de, door rondvluchten, reclamevluchten en dergelijke te ver oorzaken vorm van milieuverontreiniging, te weten het voor inwoners en recreanten hinderlijke lawaai, binnen de perken blijft. PROGNOSES Het ETI voor Zeeland voorzag in 1967 een groei van Middelburg - Vlissingen met circa 2,5 procent per jaar. In 1980 zou dan een inwonertal van 95.000 worden bereikt. Een zelfde groei na 1980 zou een in wonertal van circa 150.000 in 2000 betekent. On der andere met het oog op de inmiddels verlaagde prognose voor de gehele Nederlandse bevolking lijkt een raming van ruim 125.000 inwoners in Middel burg - Vlissingen in 2000 realistischer. Een derge lijke groei van circa 2 procent per jaarzou nog een aanmerkelijk snellere zijn dan een groei volgens het lanqelijk gemiddelde van ruim 1 procent per jaar, welke zou leiden tot een Inwonertal van ruim 95.000. Het maken van lange-termijn-prognoses is niet al leen moeilijk; het is ook gevaarlijk indien wordt gesuggereerd dat de toekomst volledig wordt be paald door de economische en technologische ontwik keling. Ook de gewenste ontwikkeling speelt een rol, behoort dit althans te doen. Wanneer gekozen moet worden tussen verschillende mogelijke ontwikkelingen van Walcheren, Midden- Zeeland en Zeeland, dan is het denkbaar dat regio naal gestreefd wordt naar een groei die op lange termijn niet uitgaat boven het nationale gemiddelde, maar die hieraan gelijk is. In dat geval zou de kans op een harmonisch evenwicht tussen welvaart en leefbaarheid groter zijn dan bij een meer dan even redig aandeel in de nationale groei van de werkge legenheid en het inwonertal. Zou de rijksoverheid, met het oog op de nationaal-economlsche doelstel lingen, een dergelijke groei te gering vinden, dan is het altijd nog mogelijk het tempo op te voeren. drs. S. P. van der Zee. Het onderscheid tussen onderwijs dat niet op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en onderwijs dat dit kenmerk wel draagt, begint zjjn scherpe contouren te verliezen. De evolutie van de techniek maakt liet onmogelijk exact af te bakenen welke kennis en vuardigheid In de toekomst nodig zullen zijn om een beroep uit te aefenen, waarvan thans, naar inhoud, de vereiste bekwaamheden bekend zijn. Dit verschijnsel heeft ertoe geleid dat het tijdstip van het begin van de beroepsspeciali satie is verschoven en de algemene .technische' vorming in ruime categorieën aan die specialisatie eerst in de praktijk geschiedt. "oorbeelden hiervan zijn de algemene opleidingen .metaal' en ,hout.' geduren de de eerste leerjaren op de lts, de havo opleidingen aan de paedagogische aca demie, de gebundelde officiersopleiding ter koopvaardij, niet meer gescheiden in die voor scheepswcrktuigkundige en die voor stuurman, en die meer aanduidt dan wat de benaming .nautisch' onder wijs thans aanduidt en waarover de dis cussie gaande is. Daarnaast heeft het al gemeen vormend onderwijs in het .tech nisch' onderwijs, voorzover dit direct aansluit op de lagere school, een veel ruimere plaats gekregen dan voorheen, resultaat van het inzicht dat naast de verruiming van het technisch kader waarbinnen een beroepsopleiding moei plaatsvinden, een zo breed mogelijke algemene ontwikkeling nodig is. Onver- schil! g welk vak het betreft, altijd heeft het allerlei raakpunten met net alge meen maatschappelijk verkeer. De invoering van de mammoetwet heeft aan het beroepsonderwijs een "aHere uitbouw gegeven en daarbij soms .ge leend' van wat vóór de invoering van de wet tot he>t algemeen vormend onder wijs werd gerekend. De trits levo, meao en heao, economisch en administratief onderwijs van laag naar hoog, kan ge zien worden als een veredeling van wat de handelsscholen, de ulo en de hos A te bieden hadden Zij behoorden met to. het beroepsonderwijs, de nieuwelingen wel. Over vervaging van de grens tussen beroeps- en niet beroepsonderw js ge sproken! Gelukkig dat de wetgever de scheidslijn zelf heeft getrokken HOEVER De omvorming van het beroepsonderwijs oude stijl in de nieuwe structuren vraagt tijd, evenals de reailiserlmg van de schooltypen die door middel van de mammoetwet hun intrede hebben ge daan. In hoeverre is dit proces op Wal cheren voortgeschreden en is er aanlei ding te veronderstellen dat er een opti male uitbouw za>l worden bereikt in een gebied dat recentelijk nieuwe ontwikke- Imgstmpulsen heeft gekregen? Wat kan overigens als optimaal worden gezien? In een analyse van het onderwijsniveau van de Brabantse beroepsbevolking, ver sohenen in het tijdschrift .Noord-Bra bant', no. 4 1963, veronderstelt drs B. J Speetjens dat de lokalisatie van allerlei ondernemingsinitiatieven in het vesten van Nederland in de lijn iigt, mede als gevolg van de aanwezigheid van een bre der hoogontwikkeld kader van de wes telijke beroepsbevolking op tal van ge bieden. Als deze veronderstelling junsl is. aldus de schrijver, dan is er een ge rede aanleiding om in de overige acht provincies, buiten de Randstad, de evo lutie van het ontwikkelingsbeleid van de beroepsbevolking nog kritischer te be zien en de beschikbare ondcrwjsaccom modatie nog intens.ever te beoordelen dan in de afgelopen jaren het geval was De ontwikkeling van hei onderwijs u het westen wordt niét normatief ge steld, wél wordt geconstateerd dat in de geïndustrialiseerde gebieden van oost Brabant (Eindhoven, Tilburg, etc.) het peil van het genoten onderwijs door de aldaar werkende beroepsbevolking het gemiddelde van het westen haalt, wat veroorzaakt wordt door het .relatief zeer geavanceerde onderwijsniveau' in deze gebieden. Uit het artikel kan worden geconclu deerd dat in elk gevail een tenderen naar heit verzorg-ingspeil van het onder wijs in de Randstad, in het algemeen gezien, de ontwikkelingskansen in een bepaalde regio in sterke niate gunstig beïnvloedt. DIFFERENTIATIE Bij de inventarisatie van de op Walche ren aanwezige opleidingen voor beroeps onderwijs blijkt dat er een ruime mate van differentiatie aanwezig ls. De der tig verschillende soorten van beroepson derwijs, die door Commissie Planproce dure worden gehanteerd worden niet al le gehaaid ook in oe grote steden waar het landbouwonderwijs beperkt is. is dit niet het geval maar van een ernstige achteruitstelllng tav het dicht bevolkte westen van ons land is geeD sprake. Bij het trekken van deze con clusie, dient men <n aanmerking te ne men dat het verzorgingsgebied van een aantal schooltypen de grens van de ei gen regio overschrijdt. Dit is het geval met de opleidingen voor de zee- en bin nenvaart en de visserij te Middelburg en Vlissingen, de paedagogische acadé mies met de opleidingen voor kleuter leidster te Middelburg, de detailhan delsvakschool en de hogere technische school. De middelbaar technische school is de enige school van dit type in cen traal- en Noord-Zeeland. Het zwaarte punt liigt derhalve duidelijk op Walche ren wat de lokalisatie van het beroeps onderwijs betreft Blijkbaar hebben In het verleden andere dan verkeersgeogra- fische factoren bij de vestiging van de ze instellingen van beroepsonderw js met "n meer dan regionale betekenis, de doorslag gegeven Deze pos tie is noc versterkt door de stichting van de bé stuursschool en de C -cursussen (lera renopleiding) aan de paedagogische aca demies te Middelburg riet naast el ka ai voorkomen van be roepsopleidingen met een ooven regio nale en een regionale functie doet de vergelijking met Eiote stedelijke agglo ir-.eraties gunstig ii.tvalien Hierbij moet men bedenken dat als men het pleit voer; voor het aonvuUen van de manco's in het scaia win cnderwtisinrichtingel men eerder ecu pleidooi voor Zeeland •Lm voor Walcheren voert, vooral als van te voren vaststaat dat er slechts één opleiding p er x-hondenddiuizend inwo ners wordt toegewezen. De plaats waar zo'm opleiding komt is een objectieve be cijfering alleszins waard; men legt im mers de situatie voor jaren vast. Als be roepsopleiding ontbreken een meao en een heao (Rotterdam met 700.000 inwo ners heeft er van elk maar 1). een kunstnijverheidsschool en een sociale academie. Een inventarisatie van wat ontbreekt kan ook zijn nut hebben bin nen de bestaande opleidingen zelf. Zo is er in Midden-Zeeland op geen enkel ni veau van het technisch onderwijs een opleiding procestechniek. SAMENSPEL Het zou niet juist zijn geen aandacht t. besteden aan het onderwijs dat in sa mensped tussen het bedrijfsleven en dt lagere technische school wordt gegeven Wij doelen hier op het instituut van he: leerlingenstelse) dat voor de werkende jeugd een beroepsopleiding mogelijk maakt in direct contact met de prak tijk. De neutraal bijzondere lts te Mid delburg en de gemeentelijke lts te Vlis singen verzorgen het beroepsbegeleidend onderwijs op de school De bedrijven verzorgen de praktische scholing, dt grote ondernemingen door middel van een bedrijfssohoof. De metaalindustrie op Walcheren (de Koninklijke Maat schappij ,De Schelde' en de Vitrite Fa bniek te Middelburg) heeft in dit op zicht baanbrekend werk verricht. Enke le jaren geileden is de bedrijfsschool van Hoescht Vlissingen hieraan toege voegd. Zoals is aangegeven zijn er hiaten, waai aan wordt gewerkt om ze t laten ver dwijnen Het ministerie van onderwijl en wetenschappen dat de beslissingen hierover neemt heeft in veel gevallen het .Verlanglijstje' ontvangen, soms in duplo, terwijl het maar in enkelvoud zal worden gehonoreerd. Misschien dat bundeling van de initiatieven om wat er ontbreekt aan te vullen, de Inwilliging van de wensen zal bespoedigen. J. J. Ph. den Hertog

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 33