.DUBBELSTAD' IN 2000
125.000 INWONERS
beroepsonderwijs op Walcheren: geen achteropkomertje
KANTTEKENINGEN BIJ DE SOCIAAL-ECONOMISCHE
ONTWIKKELINGEN WALCHEREN
iconentoerden en winkelen op Walcheren
WOENSDAG )5 APRIL 1970
Ons nationaal-eeonomlscli beleid kent een aantal
vanouds bekende doelstellingen: bevredigende
economische groei, volledige werkgelegenheid, beta-
lingsbalansevenwicht, zo stabiel mogelijk prijsniveau
en rechtvaardige inkomensverdeling. Inmiddels heeft
de Sociaal-Economische-Raad opgemerkt dat hier
aan nog kan worden toegevoegd: het streven naar
verbetering van de leefbaarheid. In de moderne eco
nomische wetenschap worden de nadelige effecten
van de economische groei (de niet altijd in geld uit
te drukken sociaal-economische en maatschappelijke
nadelen) niet meer buiten beschouwing gelaten.
Deze doelstellingen komen in meer of mindere mate
ook in het regionale beleid tot uiting. Regionale
ontwikkelingen zijn van invloed op de betalingsba
lans, het prijsniveau en de inkomensverdeling. Maar
het zijn vooral de groei van het inkomen, de volledige
werkgelegenheid en de leefbaarheid, waarvoor regio
nale autoriteiten (mede) verantwoordelijk zijn.
Hoe staat het met de realisering van deze doel
stellingen op Walcheren? Over de hoogte van de in
komens zijn recentere gegevens dan van 1963 he
laas niet beschikbaar. In dat jaar lag het gemiddelde
Inkomen per inwoner in de Kanaalzone-Walcheren
circa 3 procent beneden het nationale gemiddelde.
In overig Walcheren was het inkomen circa 8 pro
cent lager dan in Nederland; het had daarmee het
laagste inkomen van de Zeeuwse gebieden. Een gun
stig teken was echter dat het gemiddelde inkomen in
overig Walcheren sinds 1960 iets sneller is geste
gen dan het landelijk gemiddelde. De Walcherse ge
meente met per inwoner het hoogste gemiddelde
inkomen was Veere.
Met behulp van de verslagen van het districtsbu
reau voor de arbeidsvoorziening in de provincie Zee
land is het mogelijk de ontwikkeling van de werk
gelegenheid op de voet te volgen:
1960 1968
m v m v
Nijverheid 9.600 1.000 11.600 1.040
Landbouw, visserij 3.170 450 2.000 280
Diensten 9.990 4.030 11.600 4.530
Totaal 22.760 5.480 25.200 5.850
Om een aantal redenen moeten deze cijfers worden
gezien als een orde van grootte. Toch mag wel de
conclusie worden getrokken dat in 8 jaar tijds de
werkgelegenheid met circa 10 procent is toegenomen,
oedanks een daling in de agrarische sector. Deze
groei is bevredigend te noemen, zeker in het licht
ran de geringere groei voor geheel Zeeland (circa
5procent) en voor Nederland (ruim 5 procent). De
voorlopige indruk is dat in 1969 de werkgelegenheid
met ruim 1 procent is gestegen.
Het is dan ook begrijpelijk dat de omvang van de
pendel van mannen naar gebieden buiten Walche
ren is afgenomen en de inkomende pendel is toege
nomen. Het negatieve pendelsaldo van 225 is omge
slagen in een positief pendelsaldo van 385.
De gemiddelde geregistreerde arbeidsreserve van
mannen op Walcheren was in 1968 laag, namelijk
circa 2 procent. Dit was lager dan in Zeeland en in
Nederland (circa 2,5 procent).
Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat de werkge
legenheid zich gunstig heeft ontwikkeld.
De bevredigende groei van de werkgelegenheid op
Walcheren heeft onder andere tot gevolg gehad dat
het aantal inwoners is toegenomen van circa 82.300
in 1960 tot circa 89.800 in 1969. Dit is naar ver
houding iets sneller dan in geheel Zeeland.
Telde Walcheren in 1960 nog een vertrekoverschot
van 651, in 1966 was er van een vestigingsoverschot
sprake (42). Dit was in 1969 opgelopen tot 1079.
Toeneming van het inwonertal in een bepaald gebied
Is op zich zelf geen doelstelling van het economi
sche beleid. Er zijn echter voordelen (maar ook na
delen) aan te wijzen. De regering streeft ernaar de
gebieden buiten de randstad een bijdrage te laten le
veren tot een evenwichtiger spreiding van de (te)
snel groeiende Nederlandse bevolking. In dit verband
kan het overigens nuttig zijn zich te realiseren dat de
bevolkingsdichtheid op Walcheren op het ogenblik
circa 15 procent groter is dan het Nederlands ge
middelde.
TOEKOMST
De vestiging van de bedrijven in het Sloegebied en
bij Middelburg en de uitbreiding van enkele bestaan
de bedrijven hebben de impulsen gegeven tot de in
het bovenstaande kort geschetste ontwikkeling in de
afgelopen jaren. Deze impulsen zijn overigens ook
op Zuid-Beveland merkbaar. Op korte termijn zal
de werkgelegenheid bij deze bedrijven met enige
honderden arbeidsplaatsen per jaar toenemen. Voor
al in 1971 en 1972 zal de vraag groot zijn (circa
700 per jaar). Op langere termijn zullen verdere
uitbreidingen tot stand komen en zullen zich naar
alle waarschijnlijkheid nieuwe bedrijven vestigen.
Het ziet er niet naar uit dat de gedachten en prog
noses over de ontwikkeling van het Westerschelde-
bekken, neergelegd in rapporten als de tweede nota
over de ruimtelijke ordening in Nederland van de
rijksoverheid, de ontwikkelingsschets 1967 van het
provinciaal bestuur en het .groene boekje' van het
overlegorgaan, louter theorie zullen blijven. De groei
potenties van het zeehavenbekken van onze natio
nale economie zijn groot.
Volgens de directeur van het Centraal Planbureau,
prof. C. A. van den Beid, zal de werkgelegenheid
in ons land, als gevolg van de snelle bevolkingstoe-,
name, met ruim 1 procent per jaar moeten toene
men. Hierbij is nog uitgegaan van de prognoses van
21 miljoen Nederlanders in 2000. Een recentere ra
ming is 18 miljoen. Volgens de in de vorige alinea
genoemde rapporten zal in Zeeland een in verge
lijking tot de rest van ons land, grotere groei van
de werkgelegenheid (moeten) worden gerealiseerd.
Het belang van de regio en van Nederland zal overi
gens niet gediend zijn met een, wat kwaliteit en
kwantiteit betreft, zodanige groei dat op grote
schaal buitenlandse arbeidskrachten moeten worden
aangetrokken.
De officiële doelstelling ten aanzien van de werkge
legenheid spreekt dan ook niet over ,meer dan'
volledige werkgelegenheid. Onlangs nog noemde mi
nister Bakker het inschakelen van buitenlandse ar
beidskrachten een probleem dat tot voorzichtigheid
maant.
INFRASTRUCTUUR
Ongeveer 100 jaar geleden werd de verbinding van
Walcheren met overig Nederland verbeterd door
het gereedkomen van de Sloedam en de aanleg van
de spoorlijn. Sinds 1965 is door de bouw van de Zee-
landbrug de afstand Walcheren-Randstad verkort.
Met de vervanging van de Barendrechtse brug door
een tunnel werd de .Zeelandroute' aantrekkelijker.
Voor de verdere ontwikkeling van Walcheren zijn de
komende verbeteringen van de verbindingen van
groot belang. Rijksweg 58, die Walcheren met het
oosten verbindt, wordt vierstrooks; rond 1980 zal de
Dammenweg aansluiting geven op de ruit rond Rot
terdam; in de zeventiger jaren zullen de verbindin
gen over de Westerschelde worden verbeterd door
de bouw van een brug-tunnel en door de aanpassing
van de veercapaciteit bij Vlissingen aan het toene
mende verkeer; het vliegveld in het Noord-Sloe zal
binnenkort in gebruik worden genomen. Voor het ver
keer op Walcheren zijn onder andere van belang
de volgens het provinciaal wegenplan aan te leggen
wegen Middelburg-Sloe, Middelburg-Koudekerke-
Vlissingen, Veersegatdam - Westkapelle - Vlissin
gen en de rondweg Vlissingen.
Dat een toenemend inwonertal een aanpassing en
uitbreidingen vereist van de voorzieningen in de so
ciaal-culturele sector en de onderwijs- en sportvoor-
ziening behoeft geen betoog.
De juiste ontwikkeling van het winkelapparaat in
de centra van Middelburg en Vlissingen is een be
langrijk probleem. De voor de verdere industrialisa
tie benodigde energie en zoet water lijken geen bot
tle-necks te zullen gaan vormen. Wat de open lucht-
recreatie betreft bevindt Walcheren zich met zijn
stranden, met het ook voor de landrecreatie inte
ressante Veerse Meer en met de open midden-delta
op korte afstand, in een gunstige positie.
VOORDELEN
De staf van het openbaar lichaam Rijnmond heeft
enige tijd geleden een aantal berekeningen gemaakt
om een inzicht te krijgen in enkele effecten van
de bedrijvigheid in het Rijnmondgebied. Hoewel dit
gebied uiteraard niet volkomen identiek is aan het
(toekomstige) Westerscheldebekken, is vermelding
van enkele resultaten van de berekeningen interes
sant:
Toename van de uitvoer uit Rijnmond naar het
buitenland met 1 leidt tot 0,70 meer bruto
toegevoegde waarde in Rijnmond en 1,37 in ge
heel Nederland;
een extra arbeidsplaats in de chemie of de me
taalnijverheid gaat gemiddeld vergezeld van 2 tot
3 extra arbeidsplaatsen in de overige sectoren,
(voor Zeeland zal dit effect vermoedelijk gerin
ger zijn, omdat een groter deel ,weg lekt' naar
elders
De rentabiliteit van de investeringen in Rijnmond
wijkt niet af van die in overig Nederland.
Hieifbij moet worden opgemerkt dat extra investe
ringen in de chemie of de metaalnijverheid gepaard
zullen gaan met een afremming van investeringen
in andere delen van de nationale economie. Het to
tale metto-effect van een aantal extra arbeidsplaat
sen in de chemie of de metaalnijverheid op de natio
nale werkgelegenheid is daarom geringer dan door de
verhouding 1:2 a 3 in Rijnmond wondt gesuggereerd.
Vermoedelijk zal het Centraal Planbureau op korte
termijn berekeningen afronden, die een beter inzicht
beogen te geven in de optimale omvang van de zee
havenactiviteiten in ons land. Afgezien van de uit
komsten hiervan zal Zeeland er verstandig aan doen
onder andere ter verkrijging van een zo gevari
eerd mogelijke werkgelegenheid ook andere dan
aan zeehavens gebonden activiteiten te bevorderen.
De aandacht moet er op worden gevestigd dat het
Centraal Planbureau 'in zijn berekeningen slechts
economische grootheden betrekt en leefbaarheids-,
milieuhygiënische en ecologische factoren buiten be
schouwing laat. Het is nauwelijks mogelijk deze fac
toren te kwantificeren. Dat betekent niet dat ze
niet belangrijk zouden zijn. De regering gebruikt de
milieusituatie bijvoorbeeld als argument om de ver
dere expansie van het Waterweggebied te beperken
en aantrekkelijke mogelijkheden te scheppen voor
spreiding van zeehavenindustrieën, met name in een
grote ring rond Rotterdam (Moerdijk, het Wester
scheldebekken en ReimerswaalErkend wordt dus
dat spreiding van zeehavenindustrieën ook spreiding
van de aantasting van het milieu betekent.
LEEFBAARHEID
In het begin van dit artikel is gezegd dat ook de
leefbaarheid, sinds kort uitdrukkelijk, een doelstel
ling van het economisch beleid is. Het voeren van
een economisch beleid dat slechts op materiële wei
bestaand industrieterrein
I toekomstig
vaart en werkgelegenheid is gericht zou eenzijdig
zijn. Uit ervaringen elders blijkt maar al te vaak
dat als gevolg van een ongebreidelde economische
groei sommige leefbaarheidselementen te zeer in de
verdrukking raken. De leefbaarheid wordt zowel
bevorderd als bedreigd door de economische groei.
Anderzijds is een verbetering van de leefbaarheid
bevorderlijk voor de economische groei. Bedacht
moet verder worden dat naarmate de welvaart zal
toenemen de .gevoeligheid' voor leefbaarheidsaspec
ten groter zal worden.
De groei van een stedelijke agglomeratie is gunstig
voor de leefbaarheid, in zoverre door deze groei be
paalde voorzieningen gemakkelijker van de grond
kunnen komen en in zoverre per inwoner de kwali
teit en de omvang van elk soort voorziening toe
neemt. De objectiviteit gebiedt hieraan toe te voegen
dat toeneming van de werkgelegenheid en het inwo
nertal ook nadelen met zich mee brengen, die pro
gressief toenemen: langere reistijden, grotere ver-
keerscongesties, meer lawaai, meer luchtverontrei
niging (en in het algemeen meer verontreiniging
van het milieu). Staatssecretaris Kruisinga van
volksgezondheid heeft er kort geleden op gewezen
dat de noodzaak van toenemende aandacht voor de
psycho-hygiëne ook betekent een toenemende bete
kenis van de kleine gemeente.
Wat is nu de optimale omvang van Middelburg-Vlis-
singen? Naar de mening van verschillende deskun
digen hoe uiteenlopend ook kan een stedelijk
gebied van circa 70.000 inwoners nog wel even groei
en, voordat de nadelen de voordelen zullen gaan
overtreffen. Een exact antwoord is niet te geven.
De persoonlijke meningen zullen velschillen. Er is
echter weinig reden om aan te nemen dat veel in
woners met de huidige omvang van Middelburg -
Vlissingen zo ontevreden zijn, integendeel. Binnen
het huidige stedebouwkundige kader hebben de ge
meentebesturen van Middelburg en Vlissingen een
gezamenlijk inwonertal van circa 150.000 als (voor
lopig) maximum voor ogen. Bij de verdere uitbrei
ding van het Sloegebied in oostelijke richting zal
(op langere termijn) het accent van de stedelijke
litbreiding meer op Goes (moeten) komen te vallen.
De leefbaarheid in Middelburg - Vlissingen is niet
los te zien van de ontwikkeling van overig Walche
ren. Dit landelijke gebied heeft niet alleen een agra
rische en een toeristische functie (circa 2 miljoen
overnachtingen). Het biedt tevens gelegenheid aan
inwoners van Middelburg - Vlissingen er te recre-
eren, van het landschap te genieten en de ruimte te
ei-varen. Deze functie zou kunnen worden aange
tast als Middelburg-Vlissingen te groot zouden wor
den en als de overige gemeenten zich onbeperkt
zouden uitbreiden. Ook het toelaten van hoogbouw
in de kleine gemeenten zou deze functie van het
in dat geval niet meer open landschap benadelen.
Dat het water van de Westerschelde in de toekomst
niet zo sterk mag worden verontreinigd dat de toe
risten en de eigen inwoners niet meer aan de Wal
cherse kusten zouden kunnen recreëren, is een eis
waaraan uiteraard voldaan zal moeten worden.
De vliegactiviteiten van het dit jaar in gebruik te
stellen vliegveld aan het Veerse Meer hebben een
economisch belang en zijn voor een aantal recrean
ten ongetwijfeld aantrekkelijk.
Er moet evenwel voor worden gewaakt dat de, door
rondvluchten, reclamevluchten en dergelijke te ver
oorzaken vorm van milieuverontreiniging, te weten
het voor inwoners en recreanten hinderlijke lawaai,
binnen de perken blijft.
PROGNOSES
Het ETI voor Zeeland voorzag in 1967 een groei
van Middelburg - Vlissingen met circa 2,5 procent
per jaar. In 1980 zou dan een inwonertal van 95.000
worden bereikt. Een zelfde groei na 1980 zou een in
wonertal van circa 150.000 in 2000 betekent. On
der andere met het oog op de inmiddels verlaagde
prognose voor de gehele Nederlandse bevolking lijkt
een raming van ruim 125.000 inwoners in Middel
burg - Vlissingen in 2000 realistischer. Een derge
lijke groei van circa 2 procent per jaarzou nog een
aanmerkelijk snellere zijn dan een groei volgens het
lanqelijk gemiddelde van ruim 1 procent per jaar,
welke zou leiden tot een Inwonertal van ruim 95.000.
Het maken van lange-termijn-prognoses is niet al
leen moeilijk; het is ook gevaarlijk indien wordt
gesuggereerd dat de toekomst volledig wordt be
paald door de economische en technologische ontwik
keling. Ook de gewenste ontwikkeling speelt een
rol, behoort dit althans te doen.
Wanneer gekozen moet worden tussen verschillende
mogelijke ontwikkelingen van Walcheren, Midden-
Zeeland en Zeeland, dan is het denkbaar dat regio
naal gestreefd wordt naar een groei die op lange
termijn niet uitgaat boven het nationale gemiddelde,
maar die hieraan gelijk is. In dat geval zou de kans
op een harmonisch evenwicht tussen welvaart en
leefbaarheid groter zijn dan bij een meer dan even
redig aandeel in de nationale groei van de werkge
legenheid en het inwonertal. Zou de rijksoverheid,
met het oog op de nationaal-economlsche doelstel
lingen, een dergelijke groei te gering vinden, dan is
het altijd nog mogelijk het tempo op te voeren.
drs. S. P. van der Zee.
Het onderscheid tussen onderwijs dat niet op de uitoefening van een bepaald beroep
gericht is en onderwijs dat dit kenmerk wel draagt, begint zjjn scherpe contouren
te verliezen. De evolutie van de techniek maakt liet onmogelijk exact af te bakenen
welke kennis en vuardigheid In de toekomst nodig zullen zijn om een beroep uit te
aefenen, waarvan thans, naar inhoud, de vereiste bekwaamheden bekend zijn. Dit
verschijnsel heeft ertoe geleid dat het tijdstip van het begin van de beroepsspeciali
satie is verschoven en de algemene .technische' vorming in ruime categorieën aan
die specialisatie eerst in de praktijk geschiedt.
"oorbeelden hiervan zijn de algemene
opleidingen .metaal' en ,hout.' geduren
de de eerste leerjaren op de lts, de havo
opleidingen aan de paedagogische aca
demie, de gebundelde officiersopleiding
ter koopvaardij, niet meer gescheiden in
die voor scheepswcrktuigkundige en die
voor stuurman, en die meer aanduidt
dan wat de benaming .nautisch' onder
wijs thans aanduidt en waarover de dis
cussie gaande is. Daarnaast heeft het al
gemeen vormend onderwijs in het .tech
nisch' onderwijs, voorzover dit direct
aansluit op de lagere school, een veel
ruimere plaats gekregen dan voorheen,
resultaat van het inzicht dat naast de
verruiming van het technisch kader
waarbinnen een beroepsopleiding moei
plaatsvinden, een zo breed mogelijke
algemene ontwikkeling nodig is. Onver-
schil! g welk vak het betreft, altijd heeft
het allerlei raakpunten met net alge
meen maatschappelijk verkeer.
De invoering van de mammoetwet heeft
aan het beroepsonderwijs een "aHere
uitbouw gegeven en daarbij soms .ge
leend' van wat vóór de invoering van de
wet tot he>t algemeen vormend onder
wijs werd gerekend. De trits levo, meao
en heao, economisch en administratief
onderwijs van laag naar hoog, kan ge
zien worden als een veredeling van wat
de handelsscholen, de ulo en de hos A
te bieden hadden Zij behoorden met to.
het beroepsonderwijs, de nieuwelingen
wel. Over vervaging van de grens tussen
beroeps- en niet beroepsonderw js ge
sproken! Gelukkig dat de wetgever de
scheidslijn zelf heeft getrokken
HOEVER
De omvorming van het beroepsonderwijs
oude stijl in de nieuwe structuren
vraagt tijd, evenals de reailiserlmg van
de schooltypen die door middel van de
mammoetwet hun intrede hebben ge
daan. In hoeverre is dit proces op Wal
cheren voortgeschreden en is er aanlei
ding te veronderstellen dat er een opti
male uitbouw za>l worden bereikt in een
gebied dat recentelijk nieuwe ontwikke-
Imgstmpulsen heeft gekregen? Wat kan
overigens als optimaal worden gezien?
In een analyse van het onderwijsniveau
van de Brabantse beroepsbevolking, ver
sohenen in het tijdschrift .Noord-Bra
bant', no. 4 1963, veronderstelt drs B. J
Speetjens dat de lokalisatie van allerlei
ondernemingsinitiatieven in het vesten
van Nederland in de lijn iigt, mede als
gevolg van de aanwezigheid van een bre
der hoogontwikkeld kader van de wes
telijke beroepsbevolking op tal van ge
bieden. Als deze veronderstelling junsl
is. aldus de schrijver, dan is er een ge
rede aanleiding om in de overige acht
provincies, buiten de Randstad, de evo
lutie van het ontwikkelingsbeleid van de
beroepsbevolking nog kritischer te be
zien en de beschikbare ondcrwjsaccom
modatie nog intens.ever te beoordelen
dan in de afgelopen jaren het geval was
De ontwikkeling van hei onderwijs u
het westen wordt niét normatief ge
steld, wél wordt geconstateerd dat in de
geïndustrialiseerde gebieden van oost
Brabant (Eindhoven, Tilburg, etc.) het
peil van het genoten onderwijs door de
aldaar werkende beroepsbevolking het
gemiddelde van het westen haalt, wat
veroorzaakt wordt door het .relatief zeer
geavanceerde onderwijsniveau' in deze
gebieden.
Uit het artikel kan worden geconclu
deerd dat in elk gevail een tenderen
naar heit verzorg-ingspeil van het onder
wijs in de Randstad, in het algemeen
gezien, de ontwikkelingskansen in een
bepaalde regio in sterke niate gunstig
beïnvloedt.
DIFFERENTIATIE
Bij de inventarisatie van de op Walche
ren aanwezige opleidingen voor beroeps
onderwijs blijkt dat er een ruime mate
van differentiatie aanwezig ls. De der
tig verschillende soorten van beroepson
derwijs, die door Commissie Planproce
dure worden gehanteerd worden niet al
le gehaaid ook in oe grote steden
waar het landbouwonderwijs beperkt is.
is dit niet het geval maar van een
ernstige achteruitstelllng tav het dicht
bevolkte westen van ons land is geeD
sprake. Bij het trekken van deze con
clusie, dient men <n aanmerking te ne
men dat het verzorgingsgebied van een
aantal schooltypen de grens van de ei
gen regio overschrijdt. Dit is het geval
met de opleidingen voor de zee- en bin
nenvaart en de visserij te Middelburg
en Vlissingen, de paedagogische acadé
mies met de opleidingen voor kleuter
leidster te Middelburg, de detailhan
delsvakschool en de hogere technische
school. De middelbaar technische school
is de enige school van dit type in cen
traal- en Noord-Zeeland. Het zwaarte
punt liigt derhalve duidelijk op Walche
ren wat de lokalisatie van het beroeps
onderwijs betreft Blijkbaar hebben In
het verleden andere dan verkeersgeogra-
fische factoren bij de vestiging van de
ze instellingen van beroepsonderw js
met "n meer dan regionale betekenis, de
doorslag gegeven Deze pos tie is noc
versterkt door de stichting van de bé
stuursschool en de C -cursussen (lera
renopleiding) aan de paedagogische aca
demies te Middelburg
riet naast el ka ai voorkomen van be
roepsopleidingen met een ooven regio
nale en een regionale functie doet de
vergelijking met Eiote stedelijke agglo
ir-.eraties gunstig ii.tvalien Hierbij moet
men bedenken dat als men het pleit
voer; voor het aonvuUen van de manco's
in het scaia win cnderwtisinrichtingel
men eerder ecu pleidooi voor Zeeland
•Lm voor Walcheren voert, vooral als
van te voren vaststaat dat er slechts één
opleiding p er x-hondenddiuizend inwo
ners wordt toegewezen. De plaats waar
zo'm opleiding komt is een objectieve be
cijfering alleszins waard; men legt im
mers de situatie voor jaren vast. Als be
roepsopleiding ontbreken een meao en
een heao (Rotterdam met 700.000 inwo
ners heeft er van elk maar 1). een
kunstnijverheidsschool en een sociale
academie. Een inventarisatie van wat
ontbreekt kan ook zijn nut hebben bin
nen de bestaande opleidingen zelf. Zo is
er in Midden-Zeeland op geen enkel ni
veau van het technisch onderwijs een
opleiding procestechniek.
SAMENSPEL
Het zou niet juist zijn geen aandacht t.
besteden aan het onderwijs dat in sa
mensped tussen het bedrijfsleven en dt
lagere technische school wordt gegeven
Wij doelen hier op het instituut van he:
leerlingenstelse) dat voor de werkende
jeugd een beroepsopleiding mogelijk
maakt in direct contact met de prak
tijk. De neutraal bijzondere lts te Mid
delburg en de gemeentelijke lts te Vlis
singen verzorgen het beroepsbegeleidend
onderwijs op de school De bedrijven
verzorgen de praktische scholing, dt
grote ondernemingen door middel van
een bedrijfssohoof. De metaalindustrie
op Walcheren (de Koninklijke Maat
schappij ,De Schelde' en de Vitrite Fa
bniek te Middelburg) heeft in dit op
zicht baanbrekend werk verricht. Enke
le jaren geileden is de bedrijfsschool
van Hoescht Vlissingen hieraan toege
voegd.
Zoals is aangegeven zijn er hiaten, waai
aan wordt gewerkt om ze t laten ver
dwijnen Het ministerie van onderwijl
en wetenschappen dat de beslissingen
hierover neemt heeft in veel gevallen
het .Verlanglijstje' ontvangen, soms in
duplo, terwijl het maar in enkelvoud
zal worden gehonoreerd. Misschien dat
bundeling van de initiatieven om wat er
ontbreekt aan te vullen, de Inwilliging
van de wensen zal bespoedigen.
J. J. Ph. den Hertog