HET
BEHOUDEN
HUiS
iconen, werken en winkelen op Walcheren
WOENSDAG 15 APRIL 1970
Een dankbaar onderwerp: wonen en wer
ken op Walcheren. In de loop der ja
ren is er een bibliotheek over volgeschre
ven, meestal echter verhalen in idyllische
trant. Vrijwel altijd wordt daarin Walche
ren de .Tuin van Nederland' genoemd en
bijna steeds herinneren de auteurs aan het
.rijke verleden-. In vele beschouwingen
komt het eiland naar voren a.-s een soort
reservaat, een lusthof dat afzijdig iigt van
de grote weg. Vaak ook lijkt het er op
alsof menigeen er met dankbaarheid van
kennis na:u. dat Zeeuwse pogingen menig
maal mislukten om op Walcheren enige
bedrijvigheid op gang te brengen. Zo pu
bliceerde in de jaren tachtig van de vorige
eeuw de doopsgezinde predikant Jacobus
Craandijk een reeks reisbeschrijvingen,
waarin hij uitvoerig aandacht schenkt aan
het niet erg bedrijvige Walcheren. Kort
tevoren was er het kanaal aangelegd, het
.moet den handel en de scheepvaart doen
herleven', zegt de dominee ervan. In Mid
delburg kan hij echter noteren, dat de tij
den ongunstig zijn: .De groote fregatten
liggen ledig aan de kaden. Van krachtig
leven bespeurt de reiziger niet veel'. Het
ziet er haast naar uit. dat de dominee het
met opluchting vaststelde.
/Gelukkig constateerde hij toch wel enige
vJ activiteit: hij kan er lyrisch over schrij
ven: ,Als de zware Zeeuwsche paarden, voor
de hooge wagens of de lage lange karren
gespannen, door de straten trekken,
ais de rijk uitgedoschte boerinnen
en de tooneel-boeren met hun veld
vruchten de pleinen vullen, is er
drukte in de stad'. Men ziet: hier wordt de
beeldende taal gebruikt, waarvan ook nu
nog menigeen het liefst zich zou bedie
nen als het over Walcheren gaat. Jacobus
Craandijk suggereert dat het op het eiland
ondanks gemis aan .krachtig leven'
toch wel goed gaat: een idyllisch land,
waar de tevreden en rijk-uitgedoste land
bouwers blijmoedig de seizoenen beleven.
In dit verband is echter een heel ander
citaat op zijn plaats, ditmaal gekozen u t
een Zeeuws landbouwrapport, uitgebracht
in precies dezelfde periode als waarin
Craandijk zijn reisbeschrijvingen maakte.
In dat rapport staat: ,In voorjaar en win
ter is er voor de arbeiders niet genoeg
werk, welke toestand in de laatste jaren
nog erger is geworden, daar de boeren
veel minder laten werken, omdat hun daar
toe het geld ontbreekt door de achteruit
gang van het bedrijf. Dit verklaart dan
ook. dat in sommige gedeelten bepaaldelijk
werkloosheid heerscht en de armoede in
al zijn ellende doet toenemen'.
Nog een citaat uit de tweede helft van
de negentiende eeuw over bepaalde toe
standen op Walcheren. Het is afkomstig
van de befaamde medicus Coronel. Bij een
onderzoek in de Zeeuwse calicotweverijen
stelde hij vast. dat in deze werkplaatsen
in Middelburg kinderen van tien jaar werk
ten. in Vlissingen van acht jaar en in Ar-
nemuiden van zeven jaar. In de winter
werd per dag ruim elf uur gewerkt en «n
de zomer twaalf tot dertien uur. Vaak ge
schiedde de arbeid op zolders, waar het
's zomers ondraaglijk heet en 's winters
tochtig en koud was. Over de woningtoe
standen van de minder-bedeelden moet hij
eveneens trieste feiten melden: de wonin
gen worden bewoond door drie- vier gezin
nen. de vloeren zijn van steen, er is sprake
van bedsteden. onzindelijke privaten,
vochtige wanden, zwart van roet en vuil, de
mensen die hier wonen hebben ,den laag-
sten trap van de beschaving, die aan ver-
dierlijking grenst', zegt Coronel. Dat was
honderd jaar geleden, de keerzijde van de
idyllische medaille.
Wellicht is in al deze hierboven ver
melde citaten iets herkenbaar van de
discussies van vandaag over wonen en wer
ken op Walcheren. De ontwikkeling van
Zeeland is immers niet los te zien van hec
verleden, met name moet in dit verband
de negentiende eeuw worden genoemd. De
toestanden waren ook daarom hier zo wei
nig florissant, omdat het ontbrak aan
we gebruiken nogmaals de woorden van
Jacobus Craandijk .krachtig leven'.
Steeds weer werd in Zeeland zelf gepoogd
om allerlei ontwikkelingen op gang *.e
brengen, opdat de achterstand met andere
landsdelen minder zou worden. Het lukte
niet. Maar nu het paradoxale: mede door
dit mislukken werd Walcheren steeds meer
dat idyllische oord, waarover zo poëtisch
kon worden geschreven, de tuin van Neder
land. het lustoord ver van de grote weg,
dat bleef zo tot de jaren zestig van deze
eeuw, sindsdien is er sprake van een om
mekeer: allerlei ontwikkelingen voor
een deel spelen ze zich af buiten Zeeland
leidden er toe, dat het zuidwesten van ons
land een geheel nieuwe plaats ging inne
men in West-Europa, het .krachtig leven'
kwam plotseling met een opvallende dy
namiek. En dat heeft onvermoede conse
quenties.
Onvermoede consequenties. Allerlei za
ken namelijk, die vroeger in overvloed
aanwezig waren, zijn in deze wereld schaars
geworden: ruimte, zuivere lucht, helder wa
ter, een niet verontreinigde bodem. Die
dingen waren vooral in Zeeland haast on
beperkt aanwezig, wel was er dan schaar
ste aan redelijke bedrijvigheid. Nu echter
neemt die bedrijvigheid plotseling bezit van
Zeeland, van Walcheren, maar ze consu
meert tevens die zo veel kostbaarder dan
vroeger geworden goederen als ruimte, land
schap. lucht, water, bodem. En daarmee is
tevens de kern van de discussie over het
wonen en werken op Walcheren thans aan
gegeven: het gaat om het vinden van een
nieuw evenwicht tussen oud en nieuw, tus
sen de idylle en het .krachtig leven'. Die
idylle had vroeger een afschuwelijke keer
zijde, namelijk een weinig florissant be
staan, al werd er meestal over gezwegen.
Dat bestaan is onherkenbaar verbeterd,
maar tevens moet er nu voor worden ge
waakt. dat de goede kanten van de idylle
niet worden weg-verbeterd. Gelukkig is het
evenwicht nog altijd aanwezig, wonen en
werken op Walcheren vormen nog steeds
een uitgebalanceerde eenheid. Voor nu en
straks echter is de opdracht er voor te
zorgen, dat dit evenwicht ook bij verdere
ontwikkelingen blijft behouden.
Op de volgende pagina's van dit blad wordt
gepoogd een inzicht te geven in de uitge
breide problematiek, die deze opdracht met
zich meebrengt. Voor huidige en latere ge
neraties zal Walcheren het .behouden huis'
moeten zijn, een huis waarin de goede
kanten van het verleden zijn gebleven,
waaruit de kwalijke zaken zijn verwijderd,
maar waarin het gemeten met moderne
maatstaven goed wonen is.
0 Samenstelling van deze speciale bijlage:
PZC-redactieleden Q G. A. de Kok,
Kees van der Maas, Kees Cijsouw, Willem Wisse,
Hans Hubregtse, André Oosthoek, Peter Verhage,
Marjolein Smetsers, Charles Schets, Frans Doeleman.
0 Op pagina vijf bijdragen van drs S. P. van der Zee en
J. J. Ph. den Hertog van het ETI voor Zeeland.
0 De foto's zijn van Dick Faber, Wim Riemens,
Adrie van Wyngen en Charles Strijd.
Lay-out: Harry Boer.