TONEEL IS EEN GROOT WOORD DE .ANATHEMA'S' KAN RUDY KOUSBROEK VAN Dl LASSO TOT RAVEL courant BEROEPSAMATEUR WIM ODE op theatertoer provinciale zeeuwse 18 11 APRIL 1970 Zomer 1970. Ga eens op theatertoer mei vakantie. Of zoals het Nederlands Cen trum voor hst Amateurtoneel het zelf propageert: .zeven mogelijkheden om je vakantie of een deel ervan te verspelen'. 27 juni - 1/ juni in het Oólgaardthuis te Arnhem. Ëen week moderne theater- training met docenten uit België, Enge land, Duitsland, USA en Nederland. Leeftijd deelneviers 16 tot 23'jaar. li juli - 11 juli en 1 augustus - S augus tus: speelwelcen op Drakenburgh te Baarn. Een week samen-spelen en samen-leven met medewerking van docenten van het centrum voor amateurtoneel en vor mingsleiders van de volkshogeschool Dra- kenburgh. 18 juli - 1 uugutus ook op Drakenburgh te Baarn. Twee weken korte straatthe aterproducties maken en eventueel op voeren. 16 tot 25 jaar. 25 juli - 15 augustuscampingtheater groep op Drakenburgh te Baarn. Drie weken spelen en improviseren. Eventu eel voorstellingen geven op campings. Leeftijd 16 tot 25 jaar. 11 juli - 8 augustus: boottheatergroep. Vier weken werken aan een moderne produktü; die eventueel in het boothe- ater op enkele watersportcentra zal wor den opgevoerd. 16 - 25 jaar. Wim Odé is één van de .breinen' in het Ne derlands Centrum voor het Amateurtoneel in Maarssen. Zijn taak is het .begeleiden, opzet ten van jeugdactiviteiten op toneelgebied.' Hij vereenvoudigt meteen: ,In wezen is het niet alleen jeugdamateurtoneel. Er zijn vooral de laatste jaren veel open activiteiten bijge komen zoals speeldagen, festivallen, speel- weken.' Wim Odé is 28 jaar. Meteen na zijn tijd als dienaar voor het vaderland kwam hij bdj Jeugd en Toneel terecht. Hij zit er nu 6 jaar. ,Ik ben er ingerold na anderhalve maand studie sociologie. Door allerlei omstandigheden ben ik toen niet doorgegaan. Nu doe ik naast dit werk sociale academie'. De failliete inboedel van jeugdamateurtoneel leven inblazend? Odé: .De jeugdsectie heeft wel binding met het ama teurtoneel, maar het ligt beslist niet op ons ter rein om verenigingen te begeleiden. De hele ten dens in het centrum voor amateurtoneel is op het ogenblik: steeds minder richten op de verenigingen en steeds meer doen in cursussen. Wij zijn geen club die belangen moet behartigen, maar een club die moet vormen'. En het bestaande amateurtoneel dan? Odé: ,Dat is zich ook heel langzaam aan het omvor men. Hier en daar zie je duidelijk dat ze minder tra ditioneel te werk gaan en dat stimuleren we. We staan op het ogenblik principieel open voor mensen buiten de verenigingen'. Of» weerstand tegen de term amateurtoneel? Ode: ,Ja, het is niet altijd helemaal in overeenstem ming met de waarheid. Maar het is wel te begrijpen dat ze beschouwd werden als het huilerige' toneel. Ze zijn soms weinig kritisch op artistiek gebied. Daarom ook hebben ze hun naam niet mee. En nog wat: sinds 1955 neemt het verenigingsüeven steeds meer af. Vooral bij de jonge generatie zie je dat de vrijetijdsbesteding zich heel anders ontwikkelt'. IXESB Vandaar jullie toneelweken, boottheatergroe pen en andere experimenten? Odé: ,Er blijkt grote behoefte aan te bestaan. Alles wat. wij in dat opzicht doen slaat aan. Speeldagen, theater-nu-proöukties blijken altijd en eeuwig te lopen. Ik geloof dat het belangrijkste het karakter ls. Ze zijn vrijblijvend. Er wordt gespeeld op het raakvlak van het theater. De mensen houden zich ook bezig met beweging, decor, geluid, licht. Dat roL- zooien is de behoefte'. Waar het verenigingsleven steeds minder wordt komen jullie dan niet financieel in de knel te zitten? Odé: ,Door dat vrijblijvende krijgen we inderdaad steeds minder geld. We worden gesubsidieerd voor 55 procent. Maar van die 1,2 min die omgaat moeten we 45 procent zelf opbrengen. Tot nog toe is het gelukt, maar we zijn wel bezig ons te bezinnen op een beetje meer grijp op de lossere groepen. We zoe ken naar een andere lidmaatscflmpsformule'. Jullie zijn wel plooibaar dus Odé: ,We zijn nu een beetje bezig om bijvoorbeeld het straattheater te bekijken. We hebben al gehoord van 50 groepen. En dat is maar een deel, misschien de helft van wat er totaal bezig is. Dan hebben wij contacten met actiegroepen. Bijvoorbeeld Dolle Mina, Tomaat. Maar ook met het beroepstoneel. Zij zitten in dezelfde hoek als wij. De hele crisis draait toch om hoe wü je de mensen toneel brengen en wat voor toneel dan? Het actief element wordt bij be roepsgezelschappen ook steeds essentiëler. Breng jongeren n et een speelsituatie ln aanraking en kijk dan of je een behoefte schept. Een parallel die Je in de hele maatschappij aantreft: alles wordt steeds speelser. Men wil toneellaboraitorla waardoor je mensen aan het spelen zet'. Jouw mening? Odé: ,Dit zijn credo's van mezelf. Het klinkt alle maal wel erg absoluut, maar ik heb de praktijk om me heen. De roep van alle groepen naar inden- titeit. Iedereen wil duidelijk laten zien waax ze staan, laten zien welk gezicht ze hebben. We raken steeds verder los van de schoonheid' en komen steeds meer terecht bij het functionalisme. De In vloed van de subcultuur wordt zo groot dat de ge vestigde instellingen dingen gaan overnemen. Zo vreet de sub-amateurtoneel-cultuur zich in'. Speel je zelf toneel Odé: ,Als er toneeldagen of weken zijn doe ik mee. Zonder me te bedenken. Ik vind het erg fijn en daarbij geloof ik dat je dit gewoon aan den lijve moet ondervinden. Nou ja, toneelspelen is een groot woord. Ik doe gewoon mee, begrijp je wel'. Tegelijk met een promotie-lp gaf de Deutsche Orammo- phon Gesellschaft een aantal nieuwe stereo-platen uit in haar redelijk geprijsde .Privilege'-serie. Bijna twee- eneenhalf jaar geledeu verschenen in deze serie de eerste platen, intussen is het aantal opnamen gegroeid lot honderdvijftig. Het gaat in hoofdzaak om platen, ilie ten dele anders gekoppeld al eerder door DGG werden uitgebracht: de oorspronkelijke opnamen dateren var acht tot twee jaar terug, een betrekke lijk klein aantal komt voor het eerst op de markt. De nieuwe uitga\en, die ons werden toegezonden, geven een goed doorkijkje in het repertoire van de Privilege- serie, zij het dat daarin ook opera-opnamen voorkomen. De uitvoeringen variëren van redelijk tot zeer goed, ter wijl de serie opnameteehnisch een hoog gemiddelde haalt. Wat de recente welluidende en wèlklinkende promotie- plaat betreft: ze bevat een aantal korte pianowerlcen, onder de titel .Romantische pianomuziek': de ene kant wordt gevuld met walsen, mazurka's, preludes en ,d«' polonaise van Chopm, op de andere zijde staan Schu mann, Beethoven, Schubert (het fijne impromptu in As) en Brahms (rapsodie in g-klein). De werkjes wor den uitgevoerd door DGG-grootheden als Tamas Vasèrjj Geza Anda, Cristoph Eschenbach, Jörg Demus en Wil helm Kempf. Eén van de nieuwe uitgaven is gewijd aan twee symfo nieën uit de vroege romantiek: de vierde (Italiaanse) van Felix Mendelsshon-Bartholdy en Schuberts vijfde in B-groot, gespeeld door de Berliner Philh ar moniker onder leiding van Lorin Maazel een plaat, die voor het eerst in 1965 verscheen. Voor beide werken geldt: briljant orkestspel, vitale uitvoeringen, die net geen top prestaties zijn. De Italiaanse krijgt juist iets te weinig zon en beveed nadruk, Schuberts vijfde is vooral in de snelle delen net iets te glad om alle nuances weer te geven. Wèl een bevredigende plaat, die goed is opge- nomen. (DGG 135x144) Ferdinand Leitner dirigeerde het symfonie-orkest ,dea Bayrischen Rundfunks' in een Mozart-progrmma op DGG 135x151: d, symfonieën no 36 (Linzer) en no 31 (Parijse) plus de ouverture ,Les Petits riens'. De uit voeringen zijn respectabel, maar hadden fijnzinniger gekund, terwijl in de .Parijse' en flakkerende fluit en wat spetters het luisterplezier wat bederven. De opname voldoet nog zeer wel, als men in aanmerking neemt, dat de werken oorspronkelijk rond 1960 werden uitge bracht. Als een uitschieter moet de plaat worden beschouwd waarop drie solo-werken van Maurice Ravel zijn sa mengebracht. Monique Haas geeft van het hels moei lijke pianoconcert voor de linkerhand een virtuoze ver» toiking. die eerder wat koel dan uitdagend aandoet, maar die uitstekend .overkomt' (begeleiding National Orchestre de Paris onder Paul Paryde harpist Nicanor Zabaleta solieert glorieus in .Introduction et AUergo' voor harp. strijkkwartet, fluit en klarinet, da: accentueert hoe Ravel zijn eigen weg ging in het im- prossionisme; Edith Peineman zorgt met de Tsjechische Philharmonie onder leiding van Peter Maag tenslotte voor een flonkerende .Tzigane' voor viool en orkest. Een erg fijne selectie uit werken, die in 1965 en 196" in een andere koppeling verschenen. Uitmuntend ge speeld èn opgenomen. (DGG 135 147) Voor een opmerkelijk plaatdebuut zorgt op DGG 135 141 het Brusselse .Ensemble d' Archets Eugene Ysaye'. Niet alleen is het de eerste schijf van deze in 1958"op de wereldtentoonstelling gedebuteerde groep onder lei ding van Lola Bobesco, de plaat met werken uit re- nessaince en barok bevat volgens de hoes ook twee discografische premières: enkele voor kameror kest bewerkte chansons van Orlando di Lasso en het vioolconcert in d-klein van Jean-Marie Leclair. Verder bevat de plaat een aan Carlo Ricciotti toegeschreven concertino voor strijkers en liet concert voor strijkers en continuo opus 12 no 3 van Vivaldi. Het twaalf leden tellende kamerorkest produceert een wat verzadigd» klank maar wat wordt er levendig, spontaan ge musiceerd en wat is het resultaat fraai in de groef ge vat. Aanbevolen- C. Illll Vermoedelijk heeft Rudy Kousbroek met zijn titel gespeeld: geïmpregneerd met christelijke cultuur als we nu eenmaal zijn in ons land, denken we bij anathema's direct aan allerlei grada ties van veroordelingen, tot banvloeken en verdoemingen toe. Maar voorbij het Nieuwe Testa ment en tenslotte is het een oud-Grieks woord, was een anathema een terzijde gelegd voorwerp dat aangeboden zou worden aan de godheid, en wanneer men verder gaat spelen met ana in de zin van losgemaakt, terzijde gesteld, teruggetrokken, uitgestoten, openen zich vele perspectieven. De stukjes die Kousbroek in zijn boek heeft samen gebracht verzetten zich niet tegen die wat ruimer genomer titel. Kousbroek .gaat te keer', maar op zo'n plezierige en spitse manier dat men als lezer geen ogenblik geïrriteerd wordt. Hij heeft totaal niets van de betweter. Dat hij het eventueel is. dat hij een formidabele, goed gefundeerde kennis bezit op allerlei gebied, merkt men wel, maar hij léat het niet merken. Hij blijft bij alle scherpte geestig, niet op Hollandse manier, maar op Franse wijze, met esprit. Hij schrijft een bijzonder helder, goed door dacht Nederlands, dat, wonder boven wonder on. danks het feit dat hij nu al zo lang in het buiten land woont, onbesmet is gebleven. Hij is verrassend, en bovenal stimulerend. Stimulerende boeken zijn haast de fijnste die er zijn, ze maken je wakker in velerlei opzicht, ze zijn als wegwijzers naar allerlei onbekende, maar inte ressante streken, ze openen nieuwe gebieden voor je en zetten je ook vaak zelf tot nieuwe activiteit en tot nieuw, beter denken aan. De stukjes van Ru dy Kousbroek zijn positief met al deze eigenschap pen en mogelijkheden geladen. Hij schrijft op zó meeslepende en pittige manier ten goede of ten kwade over zijn ontdekkingen, overdenkingen, bele venissen en grillen (we herinneren in dit verband graag nog eens aan het even fijne boekje ,De aai baarheidsfactor' dat we hier besproken hebben) dat men als lezer direct zin heeft de boeken waarover hij schrijft te gaan lezen, de toneelstukken of films te gaan zien, de landstreken te bezoeken. Natuurlijk blijft dat vaak bij de opwelling, (zelfs dat is al plezierig) maar de enkele malen dat men doortast, opent z:ch een nieuwe weg die zich in de toekomst telkens weer vertakken zal. Mogelijk denkt men dan niet meer aan Kousbroek, zijn stukje heeft als ka- :alysator gewerkt, zijn functie gehad. Een boek als Anathema's' ls, uiteraard, verbruiksgoed, niet be. stemd voor de literaire eeuwigheid, al is het veel meer waard dan boekenplanken vol serieus en on serieus pogen in proza en poëzie. Dit is een akelig gratuite bewering, maar hoe moet Je anders duide lijk maken dat de bundel .Anathema's' wanneer hij als livre de chevet ruimen moet voor wat anders, in elk geval naar de streng geselecteerde boeken kast gaat, die nu niet bepaald volgepropt staat met hedendaagse Nederlandse belletne, en zeker niet met Nederlandse bundels met .stukjes'. Het boek komt er dan naast het zachte muisgrijze velletje van ,De aaibaarheidsfactor' en het zal ei- wachten op de delen Anathema's 2 en 3 en ,Het Avondrood dei- Magiërs' die al zijn aangekondigd. Rudy Kousbroek heeft zijn stukjes in een ze vental rubrieken gegroepeerd, in totaal zes en twintig artikelen die een boeiende staalkaart vor men van het enorm brede cultuurterrein dat hij bestrijkt. De eerste groep heet .Stijl'. Hij causeert er in over het gruwelijke van de Nederlandse toneel- dictie, die hij vergelijkt met Jodelen: ,De beproeving van het toneel-Hollands heeft iets gemeen met de beproeving van het jodelen: het veroorzaakt dezelfde fysiologlsohe reactie: het uit. breken van zweet, en het vervult de toeschouwer me hetzelfde ongeloof dat volgroeide en toereke ningsvatbare volwassenen zich in publiek aan der gelijke manifestaties kunnen overgeven'. Laten we even doorciteren, dan weet men tevens ineens of deze geest, dit proza u ligt: .De verklaring is misschien dat het indecente ervan gespeend is van werkelijke erotische connotaties; het is iets als exhibitionisme, niet van ontblote li- chaamsdelen. maar van ondergoed. Men is geneigd daaraan te denken bij de constate ring dat het luisteren naar Hollandse toneelstem- men het moeilijkst uit ls te houden in de liefdesscè nes. Misschien hebben andere talen het makkelij ker door het ontbreken van verkleinwoorden: zeker is dat de intieme woordenschat van het Nederlandse tehateridioom niet ontleend is aan het boudoir, maar aan de kinderkamer. De mannen spreken altijd van .kindje', op zindelijke toon, die associaties op roept met haarwater en sokophouders. Het weder woord wordt gegeven m een kirrende, klokkende stem, zoals moeders uit naam van hun kleuter ant woorden als deze van een winkelier een snoepje aangeboden krijgt' (pp 10-11) .Anatomie der grap pen' geeft een geestig overzicht van cartoons en hun weerklank in diverse Europese landen, voorna melijk in Frankrijk. Ze doen het in Noord-Europa wel, maar in de latijnse landen niet, hoewel het zui den, zoals Kousbroek wa,t boosaardig opmerkt, toch waarachtig ook wel weet wa.t leuk ls: iemand die m hondevuh uitglijdt, een schoonmoeder die onder een vallende bloempot staat, laxeermiddelen en der zei ver gevolgen, en dergelijke. Frankrijk, waar Kousbroek woont, heeft humoris tische elementen van Noord en Zuid: .niet alleen alle nadelen van de Latijnse wereld, maar ook die van de noordelijke'. In .Degeneratie' schrijft hij op die bijzonder intrigerende manier over een boek waar we nog nooit van gehoord hadden maar dat we nu beslist ln huis gaan halen: .Entartung' of .Degene ration' van Max Nordau, een blijkbaar krankzinnige cultuurkritiek uit het einde van de vorige eeuw. .Het is jammer dat Nordau (hopelijk weer geen mystificatie!) niet in het leven teruggeroepen kan worden, voor een ogenblikje maar, alleen om zijn gezicht te zien. Letterlijk alles wat hij voorspeld heeft is omgekeerd uitgekomen, hij valt onder de categorie mensen die voorspelden dat de Eiffeltoren binnen een jaar om zou vallen, dat geen enkele be wapening ooit opgewassen zou zijn tegen een cavale- riecharge, dat een vliegtuig nooit voldoende brand stof mei zou kunnen voeren om een oceaan over te steken (NB. het was Wilbur Wright, die dat zei) Zo was Nordau er heilig van overtuigd dat Nietz sche, Tolstroi, Ibsen enzovoort hun beroemdheid dankten aan een voorbijgaande mode, en dat een mensheid die haar geestelijke gezondheid en even wicht had teruggevonden in de twintigste eeuw zou dat gebeuren niet meer naar hen om zou kijken', (p. 21). Met een buitengewoon goed en in. teressant opstel over .Vervalsingen' besluit deze eer ste afdeling .Stijl'. Nu is het zinloos en bovendiien vervelend, alle opstellen zo oppervlakkig door te nemen of tc noemen. We lichten er nog enkele uit waar we bij zonder van genoten of die we belangrijk vonden. .Het Mössbauer.effect' geeft een prachtig voorbeeld van slecht denken en dichten door een dichteres (in diit geval Vasalis) en voorts van slecht lezen door vrijwel het hele Nederlandse verzenlezende publiek. Het be treft het in vele bloemlezingen doorgedrongen ge dicht .Tijd' met de aanvangsregel ,ik droomde dat ik langzaam leefde'. Mysterie verwarren met een denkfout, noemt Kousbroek het heel bondig. Er is geen speld tussen te krijgen, het vers tuimelt op zijn denkfout (die we eerlijk gezegd ook noodt ont dekt hadden) wat nu wel niet iets is om kapot van te gaan als Vasalis je licvellngsdichteres niet is, maar wat je wel wakkerder andere enigszins sus pecte gedichten doet lezen Behalve Vasalis valt nog een nationale literaire grootheid aan Kousbroeks scherpte ten offer, en wel een collega-stukjesschrijver van hem, de heer G. H. M. van Huct, bekend van inktpotjes, zandlopers en andere gedegen antiquiteiten. We moeten eerlijk be kennen dat we Kousbroeks parodische pastiche op Huets zandlopers vrij dodelijk vinden, maar ander zijds erkennen we graag dal we aan Huet enkele .ontdekkingen' te danken hebben waar we al een kwartseeuw gelukkig mee zijn. Welk stukje direct leidt tot .Examenopgaven' met interessante passages over de pastiche ais literaire kritiek, en de bij behorende kostelijke stukken .Gedichten ln opdracht' en .Transformaties' met de prachtige Queneau-lmita- ties S plus 1 en S plus 10, toegepast op het begin van Genesis. Het voeit te ver, hier uit te leggen waarom het in dit literaire spelletje gaat, maar het is zo leuk dat het alleen de aanschaf van dit boek a! billijkt. Werkelijk belangrijk zijn de drie opstellen over Joodse en Arabische problemen in de afdeling .Essenties'; boeiend en geestig de slukken over beeldende kunst (Picasso. Magritte, Rousseau Ie Douanier), doch basta: deze .Anathema's' dient men toch wel onvoorwaardelijk zelf te lezen. We hopen dat de delen 2 en 3 snel zullen volgen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 18