zeeland op weg naar
een flexibele school
,wat we nodig
informatie- en
hebben is een
documentatiecentrum
INSPECTIES EN RPC:
BEGIN IS GEMAAKT
zeeuwse
oour>ani
Bnmmzna
SCHOOLHOOFD GOULOOZE IN COLIJNSPLAAT:
provinciale
17
lUIIUIliilüillll
11 APRIL 1970
Zeeland gaat vaart zetten achter de vernieuwingsplannen voor het
basisonderwijs. Met ingang van het nieuwe cursusjaar in augus
tus a.s. dus zal, zo laat het zich aanzien, op beperkte schaal een
begin worden gemaakt met de toepassing van de flexibele schoolge-
dachte, de toekomstige vorm van het basisonderwijs. Enkele scholen
zijn daar nu al mee bezig: de r-k St.-Bernardusschool te Clinge, de
openbare prinses Marijkeschool te Colijnsplaat en de christelijke ba
sisschool te Poortvliet.
Op deze pagina zet onze onderwijsmedewerkster uiteen, welke vor
men van flexibele schoolgedachte mogelijk zijn.
In Zeeland zullen met betrekking tot de flexibele schoolgedachte
o.m. elementen worden overgenomen uit het zogeheten Flosproject.
(Van onze onderwijsmedewerkster)
VLISSINGEN Wordt de flexibele school
gedachte een richtsnoer voor de toekomstige
onderwijsvorm op de basisschool Een vraag,
waarop het antwoord bevestigend kan luiden
als we de belangrijkste punten uit het voor
ontwerp van de wet op het basisonderwijs
juist interpreteren. Opvallende zaken in dit
voorontwerp, die een geheel nieuwe dimen
sie voor het onderwijs openen, zijn:
het doorbreken van jaarklassensysteem
het vormen van wisselende groepen
het gedeeltelijk doorbreken van vakkensplitsing
het al of niet opgeven van bet zittenblijven
een goede aansluiting tussen kleuter- en basison
derwijs
Gewoon gezegd komt het hier op neer, dat van het
systeem van de bestaande school niet veel meer over
blijft. Do Samenstelling van de klassen zal anders
worden, in plaats daarvan zal in groepen worden
gewerkt met tussentijdse .bevordering.' De vakken
als eenheden op de vastgestelde uren zullen gedeel
telijk verdwijnen en plaats maken voor combinatie
van vakken (wereldverkenning!) voor verschillende
groepen. Voorts moet in de toekomst worden geko
men tot een school, waarin het zittenblijven in de
oude vorm (dat betekent nu: gedurende een geheel
jaar alle vakken nog eens overdoen) niet meer mo
gelijk Is. De aansluiting tussen kleuter- en basison
derwijs zal soepeler moeten verlopen. Aan dit onder
werp hebben wij onlangs (PZC 28 februari 1970)
uitvoerig aandacht besteed.
Al deze veranderingen zijn onder meer gebaseerd op
twee punten:
het kind wordt belangrijker geacht dan de leerstof.
Tot deze conclusie is men pas in de laatste jaren ge
komen.
het basisonderwijs is niet langer meer eindonderwijs;
het is een integrerend onderdeel van het totaal van
het onderwijs.
De mening, dat hat kind in de huidige onderwijs
structuur niet tot volle ontplooiing kan komen, is
algemeen bekend en ondervindt geen tegenspraak
meer. De vlugge en begaafde leerling wordt in de
oude school geremd in zijn ontwikkeling en de trage
en minder begaafde leerling moet steeds op de tenen
lopen om te zorgen, dat hij het onderwijs kan blij
ven volgen. De aangeboden leerstof behoort bij het
.vaste pakket' van de oude school. Of het kind deze
leerstof al dan niet kan beheersen wordt minder be
langrijk geacht. Het is gewoon een .heilig moeten.'
Gevolg: De goede leerling, die de stof snel in zich
heeft opgenomen gaat zich vervelen en de minder
goede leerling gaat zich ook vervelen, omdat hij het
niet kan volgen. De leerkracht wacht tevergeefs op
die resultaten, die hij graag zou zien en zodoende is
er eigenlijk niemand tevreden. Misschien een wat
sombere afspiegeling van de resultaten bij het ba
sisonderwijs, maar niettemin juist. Algemeen is men
het er dan ook over eens. dat de muren van de oude
school moeten worden geslecht, de inrichting moet
worden vernieuwd. De basisschool tot voor kort
lagere school genoemd heeft afgedaan.
CONSEQUENTIES
Langzamerhand wil men nu tot wijziging komen.
Een verandering, die vele consequenties met zich
zal meebrengen. Zonder meer kan worden vastge
steld, dat de onderwijzer (es) voor een zware taak
wordt gesteld. Zijn opleiding is gebaseerd op de ei
sen, die de oude school stelt. Nu moet het Ineens
anders. Dat eist de nodige omschakeling en vergt veel
van het aanpassingsvermogen van de onderwijzer.
Overal in het land wordt nu vrijblijvend de moge
lijkheid tot bijscholing geboden. Daarmee wordt
weer een aanslag gedaan op de vrije tijd van de
leerkracht en vaak ook op vrije schooluren. Het zal
duidelijk zijn, dat in die nieuwe conceptie de tra
ditionele onderwijzer een andere plaats is toebe
dacht. Het onderwijs van de toekomst zal, zo laat
het zich aanzien, worden gegeven door groepsonder-
wijzers en taakonderwijzers (remedial teachers) en
vakleerkrachten.
Eveneens als consequentie van deze vernieuwingen
kan worden gezien het scheppen van een nieuwe ver
houding in de relatie ouders- school. De ouders van
de huidige leerlingen zijn grootgebracht in de wei
nig speelruimte toelatende ideeën van de oude schooj.
Zij hebben .daarom de grootste moeite al deze nieu
we, soms radicaal aandoende vormen van onderwijs
te verwerken. Daarbij komt, dat de voorlichting
mondjesmaat is, zodat de ouders als zij dan al niet
geheel onwetend zijn, er toch veel te weinig van af
weten. Voorlichting geven van wat er op dit mo
ment gaande is in het onderwijs, is derhalve een
belangrijke taak van de school. Toch liggen alle za
ken niet zo eenvoudig. Neem bijvoorbeeld de inrich
ting van de schoolgebouwen. Mede door hun ar
chitectonische opzet zijn vele scholen niet zonder
meer geschikt om te dienen als plaatsen, waar
groepsonderwijs kan worden gegeven. De lokalen zijn
of te groot als men met kleine groepjes vil wer
ken of te klein als men de gehele school bdj
elkaar wil hebben. Ook hier zal aanpassing nodig
zijn. Komt nog bij, dat de huidige leermiddelen on
toereikend zijn; aanpassing aan de nieuwe onder
wijsvormen zal noodzakelijk zijn.
FLEXIBEL
Als we de nieuwe richtlijnen voor het onderwijs be
kijken zien we, dat de overdracht van de leerstof
veel soepeler zal verlopen dan tot nu toe bij het
klassieaa! systeem het geval was: meer aangepast
aan de mogelijkheden (eigen tempo) van de leerling.
Met deze flexibele (variabele) organisatie van de
school wordt al op verschillende manieren gewerkt.
Aan de 'hand van enkele voorbeelden willen wij het
verschil in systemen systemen, waaruit ook straks
in Zeeland een keus zal moeten worden gemaakt
met de klassikale school trachten duidelijk te maken.
IDe klassikale (oude) school: de leerlingen moe
ten een bepaalde hoeveelheid leerstof, die pre
cies staat omschreven, in een bepaalde tijd doorwer
ken. De leerjaren en de vakken zijn gescheiden. De
individuele verschillen tussen de leerlingen komen
alleen tot uitdrukking in het feit wie het eerst de
leerstof onder de knie heeft. Aan het eind van het
cursusjaar blijft die leerling zitten, die zich de leer
stof (b.v. één of twee vakken) niet eigen heeft kun
nen maken.
2 Klassikale school zonder zittenblijvers: Ook hier
geldt, dait de leerling de voorgeschreven leerstof
m de vastgestelde tijd moet doorwerken. Voor be
paalde vakken lezen of rekenen echter worden
de leerjaren vervangen door leergroepen (differenti
atie naar prestatie). Men probeert rekening te hou
den met de verschillende begaafdheden en prestaties
van de kinderen. Het zittenblijven verdwijnt. De
begaafde leerling kan de leerstof vlugger doorwer
ken en zodoende de school in kortere tijd doorlopen.
3 School met individueel onderwijs: Hier worden
de lessen aangepast aan het kind als individu. De
nadruk ligt op het individuele leren en is geconcen
treerd op de manier van leren en denken. In plaats
van het klassicale systeem heeft deze school stam
groepen, die twee of drie leeftijdsjaren omvatten.
Hieruit gaat men differentiëren. Bij het opstellen
van de individuele leerprogramma's wordt rekening
gehouden met het verschil in leerlingen: verschil in
tempo, aanleg en belangstelling.
4 De Jenaplanschool: Deze onderwijsvorm neemt
een geheel eigen plaats in de huidige onderwijs
systemen in. Het klassikale stelsel met de splitsing
van vakken en jaarklassen past in geen enkel op
zicht m de conceptie van dit plan, dat alleen ge-
baseer is op het kind als individu, geplaatst in de
hem omringende wereld in relatie tot een hogere
macht, de mens, het dierenrijk en de plantenwereld.
Men ziet deze school dan ook Liever als een kinderge
meenschap, waar het kind wordt opgevoed in het be
sef. dat het in goede verstandhouding met zijn mede
mens moet leren leven. Deze gemeenschapsgedachte
bepaalt de functie van de school. Daarom is de
leerstof en de aanbieding hiervan geheel aangepast
aan de wereld van het kmd. Het leven en het leren
op de school gaat op natuurlijke wijze. Het kind
mag zelf onderzoeken en oplossen. AJs hoofdonderde
len van het onderwijs ziet men hier: gesprek, groep,
werk en viering (feestelijke dagsluiting). Dit alles
begeleid door een leerkracht, die groepsleider is en
die geen les geeft, maar die alleen leiding geeft bij
het zelf doen van de leerlingen. Dat daarbij officiële
eisen (gestelde normen) niet uit het oog mogen wor
den verloren, spreekt vanzelf. De kinderen moeten
wel degelijk leren iezen, tekenen, schrijven enz. Maar
er wordt rekening gehouden met de verschillen in
bijvoorbeeld tempo en belangstelling van de leer
ling. In dit opzicht kunnen de leerlingen door specia
le voorzieningen in de gelegenheid worden gesteld
zich verder te verdiepen in een bepaald onderwerp
onder leiding van op dat gebied deskundigen (team
teaching) Daar de Jenaplanschool met stamgroepen
werkt, waarin kinderen uit de klassen 1 en 2"(onder
bouw 3 en 4 (middenbouw en 5 en 6 (boven
bouw) zijn samengebracht op willekeurige wij
ze, kunnen zij van de ene groep in de an
dere worden overgeplaatst, zonder dat dit moet
worden gezien als zittenblijven of verhogen. Er zijn
allerlei variaties mogelijk, bijvoorbeeld 1, 2 en 3 on
derbouw en 4, 5 en 6 bovenbouw, of klas l geheel
los, 2 en 3 onderbouw en 4, 5 en 6 bovenbouw. Des
kundigen hebben vastgesteld, dat het Jenaplan een
Hoe deuken de inspecties van het lager onder
wijs in Zeeland en liet Regionaal Pedagogisch
Centrum Zeeland over de flexibele schoolgedach
te?
Mevrouno W. P. Bouwman, inspectrice van het l.o.
in de inspectie Goes: aar mijn mening komen
er m de toekomst meer flexibel gestructureerde
scholen als de leerkrachten van nu bijgeschoold
en doelgericht worden begeleid en de student-
onderwijzers worden voorbereid op de taken, die
hen in deze scholen wachten. Dit is het kern
probleem. Ik verwachtdot er in Zeeland school
begeleidingsdiensten zullen komen en dat de pe
dagogische academies te Middelburg hun studen
ten m deze richting zullen opleiden. Wat be
treft de inrichting van de school is een eerste
vereiste een flexibel schoolgebouw. Maar gezien
mijn ervaring hoeft men met het invoeren van
een zelcere flexibiliteit in het onderwijs niet te
wachten tot alle gebouwen zijn aangepast'.
De heer J. Gelijns, inspecteur van het lo te Mid
delburg: ,De starheid in het onderwijs moet. wor
den doorbroken. Hier en doar wordt geëxperi
menteerd, maar het wordt wel een dure zaak. De
schoolgebouwen zijn niet aangepast voor de flexi
bele schoolgedachte. De variabele school vraagt
grote en kleine ruimten. Er vindt een snelle ont
wikkeling plaats, maar we kunnen niet alle
scholen afbreken. Wel proberen wij op voorzich
tige wijze een zekere flexibiliteit in te voeren.
Ook het aanstellen van vakleerkrachten biedt
meer mogelijkheden'.
De heer A. G. C. Kappenburg, coördinator van he!
RPC-Zeeland: ,De veranderingen in het onderwijs
zijn de reden wm het bestaan van het RPC. Het
uitgangspunt ts ontkoppeling van leerstof en
leerjaar. De flexibele schoolgedachte, die ten
grondslag ligt aan de activiteiten van het RPC
wordt zonder twijfel de vorm van het toekom
stige onderwijs in Zeeland. De uitvoering hier-
van hangt af van de leerkrachten, die de beschik
king moeten hebben over concrete middelen
leerpaklcet en afsluitende toetsen om resultuat.
zien na verwerking van het leerpakket. Het RPC-
Zeeland onderzoekt momenteel de mogelijkheden
om op korte termijn de leerkrachten de midde
len te geven om te komen tot de flexibele school
gedachte. Het is mijns inziens mogelijk op be
perkte schaal op deze wijze in de huidige school
gebouwen te werken. Ontkoppeling van leerstof
een leerjaar is niet afhankelijk van een lokaal'.
groot aantal positieve elementen bevat om het hoog
ste rendement voor de leerling te krijgen.
Het Jenaplan stamt uit Duitsland, waar men er In de
loop. der jaren gunstige ervaringen mee heeft opge
daan. De inspectrice van het lager onderwijs irn de
inspectie Goes, mevrouw W. P. Bouwman, die ge
werkt heeft op Jenaplanscholen tn Obernjena en
Hamburg, tekent hierbij aan: ,Op het ogenblik neemt
de stichting Jenaplan in Utrecht de gehele proble
matiek van de ,niet meer geheel' tot .geheel niet
meer' klassikale school onder de loep en geeft haar
bevindingen bekendheid door middel van het tijd
schrift .Pedomorfose'.
loopmomenten vallen met samen niet de overgang
(an juni-juli) in het huidige onderwijssysteem.
Er moet een zo groot mogelijke samenwerking ko
men tussen kleuter- en basisonderwijs, onder meer
door uitwisseling van leerkrachten. Uitgangspunt
voor da inhoud van het onderwijs is onder meer:
.Proeve van een leerplan voor het basisonderwijs van
het Nutssemmarium voor P
FLOSPROJECT
Om te komen tot een zo goed mogelijk flexibele
organisatie van kleuter- en basisonderwijs is het
Kohnstammlnstituut voor anderwijs research van de
universiteit van Amsterdam met steun van de Stich
ting voor Onderzoek van het Onderwijs begonnen
met een experiment voor kinderen van 5 tot 11 jaar.
De algemene leiding van dit zogeheten Flosproject
l Flos is afkorting van Flexibele Organisatie van de
School) berust bij dr N. Deen, wiens naam steeds
meer wordt genoemd in relatie tot onderwijsver
nieuwing. Twee hoofdrichtingen worden aangegeven
om tot vernieuwing te komen:
1 opvoeding en ontwikkeling van de eigen persoon
lijkheid staat centraal;
2 de leerstof moet veranderen, omdat de gesplitste
vakken de kinderen niet aanspreken. Men wil uit
gaan van de wijze, waarop het kind zajn wereld
beleeft.
Omdajt men er van uitgaat dat het huidige onderwijs
systeem de volle ontplooiing van het kind in de weg
staat, moet de schoolontwikkeling een samenhan
gend geheel zijn. Wel worden drie belangrijke pun
ten in deze ontwikkeling aangemerkt:
a. introduktiefase: omstreeks de leeftijd van vijf
jaar wil het kind met anderen spelen en werken,
zodat het begint te passen in een schoolsysteem.
b. fase van basisvorming: bij 7-11 jarigen bestaat
grote behoefte hun kennis te vermeerderen.
c. determinatiefase: op de leeftijd van 11-15 jaar
begint het kind zich meer als Individu te laten
gelden en kan het zich voorbereiden op voortge
zet onderwijs.
Het onderwijsprogramma bestaat uit, onderling sa
menhangende eenheden onderwijsleerpakketten)
Het aantal overgangen (doorloopmomenten) is be
perkt om te bereiken dat ieder kind zoveel moge
lijk zonder onderbreking kan doorwerken. Deze door-
Het schoolprogramma b
1 basistechnieken: lezen, schrijven, rekenen.
2 wereldverkenning: aardrijskunde, geschiede
nis, biologie enz.
3 expressieve arbeid: ontwikkeling van de creativi
teit en betrokken op de wereldverkenning.
Als speciale problemen rond het Flosproject wor
den gezien:
wisselende groepen (zoals op de huidige kleuter
school door in- en uitstromende leerlingen meer
dere doorloopmomenten per jaar) brengen nieuwe
aspecten voor de leerkrachten.
introductievormen: streng, klassikaal systeem Is
onmogelijk. De leerlingen moeten worden opge
voed tot zelfstandig werken. Wel zullen ook les
sen worden gegeven aan grotere of kleinere groe
pen.
leer- en hulpmiddelen: de functie van de leermid
delen als demonstratiemateriaal verandert in de
moderne school. Er moet werkmateriaal komen,
waarmee de leerlingen zelf kunnen exploreren.
doorstroming en beoordeLing van leerlingen: het
programma biedt de mogelijkheid tot ongehinderd
doorlopen van de stof. Door dit Individuele ka
rakter wordt een vergelijkende beoordeling onmo-
gelijlc. De prestaties van de leerlingen zullen
n worden beoorde»
moeten v
door
leerkrachten meer armslag te geven.
Hoe groot deze groepen moeten zijn, kan nog
niet worden aangegeven, aangezien gegevens ont
breken.
leerplicht: op de experimentele school kan een
5-jarig kind worden opgenomen, dat volgens de
wet nog met leerplichtig is. De consequentie is,
dat de leerplicht met tenminste 1 jaar moet wor
den vervroegd.
C. J. Dieleman-van de Reepe.
lilt: Op weg noor een flexibele orgonisotie van de schoei
(Flosproject), Stichting Kohnslomm Instituut, Amsterdam Joh.
J. Goodlad: Planning en Organising for teaching.
Tijdschrift: .Pedomorfose', Utrecht, Frans Schuberlstraot.
Tijdschrift: Onderwijs en Opvoeding 2, Wolters-Noordhoff,
(Van onze onderwijsmedewerkster)
VLISSINGEN ,Een centraal informatie- en documentatiecentrum
voor het basisonderwijs in Zeeland is hoog nodig. Elke school, die zijn
onderwijs modern wil aanpakken, dient de beschikking te hebben over
duidelijke en concrete richtlijnen. Op dit moment ontbreekt een der
gelijk centrum tot schade van het onderwijs.'
Dit zegt de heer L. Gouloze, hoofd van
de openbare school voor basisonderwijs
prinses Marijke te Colijnsplaat, enthou
siast voorstander van vernieuwing in het
onderwijs. Zijn school is de meeste ba
sisscholen in Zeeland vér vooruit: de
flexibele schoolgedachte, de toekomst-
vorm van het onderwijs, heeft er reeds
ingang gevonden, zij het nog niet voor
de volle nonderd procent.
De heer Goulooze, die nu ruim een half
jaar met de nieuwe methode in Colijns
plaat werkt, zegt, puttend uit zijn er
varing: ,De leerkrachten zullen bijscho
ling moeten krijgen. Niet meer op vrij
willige basis, maar gewoon verplicht
stelletIn de nieuwe onderwijsstructuur
moeten tenminste 6.000 uren (1.000 per
klas) per jaar worden gevuld met vor
mingsactiviteiten.'
De neer Goulooze, zo bleek ons tijdens
een gesprek, dat wij deze week in z-jr,
sohool met hem hadden, heeft -en b i
zondere belangstelling voor alles wat
met vernieuwing van het onderwijs te
maken heeft. Hij staart zich echter be
paald niet blind op dat ene woord: .ver
nieuwing.- Hij ziet wel degelijk de pro
blemen. ,Wat we nodig hebben', zegt hij,'
is een verantwoorde omwenteling. De
flexibele schoolgedachte kan alleen ge
stalte krijgen als zij goede inhoud krijgt
Eerste vereiste daartoe is een goede
voorlichting en bijscholing terwijl on
derling contact tussen de scholen, n sa
menwerking met het RPC-Zeeland en de
inspecties van het grootste belang is
voor het welzijn van het kind. Op die
wijze kan gezamenlijk worden gezocht
naar alternatieve mogelijkheden om het
klassikale sijsteem te laten verdwijnen'
aldus de heer Goulooze. Wat gebeurt er
nu allemaal op de school van deze (bij
na) eeratc graads leraar pedagogiek?
Er ie op de schooi in Colijnsplaat een
voorzichtig begin gemaakt de leerkrach
ten uit hun lokaal te halen. Dat is na
melijk onlosmakelijk verbonden aan de
flexibele school(geaaehte).In de eerste
plaats moet de leerkracht groepsmatig
bezig zijn. Dit heeft tot gevolg, dat hij
moet wennen aan de gedachte met steeds
met dezelfde kinderen bezig te kunnen
zijn. Op de basisschool te Colijnsplaat le
zen bijvoorbeeld de kinderen enkele ma
len per week volgens niveau. De leer
lingen van 5 en 6 fungeren dan als
groepsleider in de klassen 3 en 4 .ter
wijl de leerkracht een observerende taak
heeft. Hetzelfde geldt voor de expres
sievakken. Als de onderwijzeres uit 1 en
2 een handenarbeidproject maakt, mo
gen de leerlingen uit 5 en 6 helpen en
advies geven (sociaal aspect). Dit alles
om leerlingen en leerkrachten ,te ont-
vriezen', zoals de heer Goulooze dit
noemt. Zowel leerkracht als leerling
moet er aan wennen niet steeds in de-
zelfde lokaalsituatie te zijn. Naast een
gezamenlijke behandeling van expressie
en zaakvakken, wordt het oude systeem
nog gedeeltelijk gevolgd. ,Dit', aldus het
hoofd,- omdat er momenteel vrijwel geen
didactisch materiaal bestaat, dat een
duidelijke planning op lange termijD
mogelijk maakt."
Een probleem waarmee bijna alle
scholen worstelen, maar dat voor de ba
sisschool te Colijnsplaat binnen afzien
bare tijd tot het verleden zal behoren is
de beschikbare ruimte. Volger.3 de heer
Goulooze dient iedere school te beschik
ken over een gemeenschapsruimte. Ieder
kind moet een eigen ,home"-hoek heb
ben in een lokaal, dat met schuifwan
den is verbonden met de gemeenschaps
ruimte, welke ruimte dan weer kan wor
den benut voor allerlei gezamenlijke be
zigheden van de kinderen. Bovendien
moet er een afdeling voor audio-visuele
hulpmiddelen zijn. Daarvan bezit de
prinses Marijkeschool er een hele col
lectie: van viewmaster tot overhead
projector, een practicum en afdeling
voor wereldoriëntatie met leerpakketten:
ooekjes, banden, dia's en ander infor
matiemateriaal. die met elkaar een een
heid vormen ter behandeling van be
paalde onderwerpen (landen, tijdvakken
enz) Binnen deze afdelingen moet plaats
zijn voor het explorerend bezig zijn van
de leerlingen. Over dit alles zullen de
leerlingen en leerkrachten van de Prin
ses Marijkeschool te Colijnsplaat kun
nen beschikken als straks de verbou
wing van de school is gerealiseerd.
Naa6t de nieuwe lesmethoden en in
richting van het gebouw, gaat men uit
van de gedachte, dat de leerlingen op
zichzelf moeten projecteren wat er in
de wereld gebeurt om een mentaliteits
verandering tot stand te brengen. Deze
punten worden in Colijnsplaat gezien
als een voorportaal voor het uitbou
wen van de flexibele schoolgedachte
Deze gedachte zal verdere realisering
krijgen als met ingang van de nieuwe
ursus informatie-avonden worden gehou
den voor de ouders, eventueel aange
vuld met lessen aan de ouders. Op die
wijze zullen de ouders dan zelf kun
nen ervaren wat er moet hun kinderen
op school gebeurt.
Ln overleg met de ouders wil men dan
komen tot doorbreking van het jaar-
klassensysteem en tot differentiatie
in groepen op basis van belangstel
ling, prestatie en niveau. Dit laatste
zal resulteren in het opheffen van het
blijvenzitten.
Daarmee zal de openbare basisschool
te Colijnsplaat dan een grote stap heb
ben gezet op de lange weg, die leidt
naar een vernieuwing van het onder-
wjjs.
De flexlbew school vereist veel ruimte: de gedachten <ii< iet. grondslag liggen aan (ft- rlexibete schooi vinden
al enige tijd toepassing in Colijnsplaat, maar duidelijk blijkt uit deze foto het tekort aan ruimte. De groep,
die werkt met hoofdtelefoon en diaprojector zit te dicht bij de groep, waarmee hoofdonderwijzer Goulooze en
één der onderwijzers bezig is.