zeeland op weg naar een flexibele school ,wat we nodig informatie- en hebben is een documentatiecentrum INSPECTIES EN RPC: BEGIN IS GEMAAKT zeeuwse oour>ani Bnmmzna SCHOOLHOOFD GOULOOZE IN COLIJNSPLAAT: provinciale 17 lUIIUIliilüillll 11 APRIL 1970 Zeeland gaat vaart zetten achter de vernieuwingsplannen voor het basisonderwijs. Met ingang van het nieuwe cursusjaar in augus tus a.s. dus zal, zo laat het zich aanzien, op beperkte schaal een begin worden gemaakt met de toepassing van de flexibele schoolge- dachte, de toekomstige vorm van het basisonderwijs. Enkele scholen zijn daar nu al mee bezig: de r-k St.-Bernardusschool te Clinge, de openbare prinses Marijkeschool te Colijnsplaat en de christelijke ba sisschool te Poortvliet. Op deze pagina zet onze onderwijsmedewerkster uiteen, welke vor men van flexibele schoolgedachte mogelijk zijn. In Zeeland zullen met betrekking tot de flexibele schoolgedachte o.m. elementen worden overgenomen uit het zogeheten Flosproject. (Van onze onderwijsmedewerkster) VLISSINGEN Wordt de flexibele school gedachte een richtsnoer voor de toekomstige onderwijsvorm op de basisschool Een vraag, waarop het antwoord bevestigend kan luiden als we de belangrijkste punten uit het voor ontwerp van de wet op het basisonderwijs juist interpreteren. Opvallende zaken in dit voorontwerp, die een geheel nieuwe dimen sie voor het onderwijs openen, zijn: het doorbreken van jaarklassensysteem het vormen van wisselende groepen het gedeeltelijk doorbreken van vakkensplitsing het al of niet opgeven van bet zittenblijven een goede aansluiting tussen kleuter- en basison derwijs Gewoon gezegd komt het hier op neer, dat van het systeem van de bestaande school niet veel meer over blijft. Do Samenstelling van de klassen zal anders worden, in plaats daarvan zal in groepen worden gewerkt met tussentijdse .bevordering.' De vakken als eenheden op de vastgestelde uren zullen gedeel telijk verdwijnen en plaats maken voor combinatie van vakken (wereldverkenning!) voor verschillende groepen. Voorts moet in de toekomst worden geko men tot een school, waarin het zittenblijven in de oude vorm (dat betekent nu: gedurende een geheel jaar alle vakken nog eens overdoen) niet meer mo gelijk Is. De aansluiting tussen kleuter- en basison derwijs zal soepeler moeten verlopen. Aan dit onder werp hebben wij onlangs (PZC 28 februari 1970) uitvoerig aandacht besteed. Al deze veranderingen zijn onder meer gebaseerd op twee punten: het kind wordt belangrijker geacht dan de leerstof. Tot deze conclusie is men pas in de laatste jaren ge komen. het basisonderwijs is niet langer meer eindonderwijs; het is een integrerend onderdeel van het totaal van het onderwijs. De mening, dat hat kind in de huidige onderwijs structuur niet tot volle ontplooiing kan komen, is algemeen bekend en ondervindt geen tegenspraak meer. De vlugge en begaafde leerling wordt in de oude school geremd in zijn ontwikkeling en de trage en minder begaafde leerling moet steeds op de tenen lopen om te zorgen, dat hij het onderwijs kan blij ven volgen. De aangeboden leerstof behoort bij het .vaste pakket' van de oude school. Of het kind deze leerstof al dan niet kan beheersen wordt minder be langrijk geacht. Het is gewoon een .heilig moeten.' Gevolg: De goede leerling, die de stof snel in zich heeft opgenomen gaat zich vervelen en de minder goede leerling gaat zich ook vervelen, omdat hij het niet kan volgen. De leerkracht wacht tevergeefs op die resultaten, die hij graag zou zien en zodoende is er eigenlijk niemand tevreden. Misschien een wat sombere afspiegeling van de resultaten bij het ba sisonderwijs, maar niettemin juist. Algemeen is men het er dan ook over eens. dat de muren van de oude school moeten worden geslecht, de inrichting moet worden vernieuwd. De basisschool tot voor kort lagere school genoemd heeft afgedaan. CONSEQUENTIES Langzamerhand wil men nu tot wijziging komen. Een verandering, die vele consequenties met zich zal meebrengen. Zonder meer kan worden vastge steld, dat de onderwijzer (es) voor een zware taak wordt gesteld. Zijn opleiding is gebaseerd op de ei sen, die de oude school stelt. Nu moet het Ineens anders. Dat eist de nodige omschakeling en vergt veel van het aanpassingsvermogen van de onderwijzer. Overal in het land wordt nu vrijblijvend de moge lijkheid tot bijscholing geboden. Daarmee wordt weer een aanslag gedaan op de vrije tijd van de leerkracht en vaak ook op vrije schooluren. Het zal duidelijk zijn, dat in die nieuwe conceptie de tra ditionele onderwijzer een andere plaats is toebe dacht. Het onderwijs van de toekomst zal, zo laat het zich aanzien, worden gegeven door groepsonder- wijzers en taakonderwijzers (remedial teachers) en vakleerkrachten. Eveneens als consequentie van deze vernieuwingen kan worden gezien het scheppen van een nieuwe ver houding in de relatie ouders- school. De ouders van de huidige leerlingen zijn grootgebracht in de wei nig speelruimte toelatende ideeën van de oude schooj. Zij hebben .daarom de grootste moeite al deze nieu we, soms radicaal aandoende vormen van onderwijs te verwerken. Daarbij komt, dat de voorlichting mondjesmaat is, zodat de ouders als zij dan al niet geheel onwetend zijn, er toch veel te weinig van af weten. Voorlichting geven van wat er op dit mo ment gaande is in het onderwijs, is derhalve een belangrijke taak van de school. Toch liggen alle za ken niet zo eenvoudig. Neem bijvoorbeeld de inrich ting van de schoolgebouwen. Mede door hun ar chitectonische opzet zijn vele scholen niet zonder meer geschikt om te dienen als plaatsen, waar groepsonderwijs kan worden gegeven. De lokalen zijn of te groot als men met kleine groepjes vil wer ken of te klein als men de gehele school bdj elkaar wil hebben. Ook hier zal aanpassing nodig zijn. Komt nog bij, dat de huidige leermiddelen on toereikend zijn; aanpassing aan de nieuwe onder wijsvormen zal noodzakelijk zijn. FLEXIBEL Als we de nieuwe richtlijnen voor het onderwijs be kijken zien we, dat de overdracht van de leerstof veel soepeler zal verlopen dan tot nu toe bij het klassieaa! systeem het geval was: meer aangepast aan de mogelijkheden (eigen tempo) van de leerling. Met deze flexibele (variabele) organisatie van de school wordt al op verschillende manieren gewerkt. Aan de 'hand van enkele voorbeelden willen wij het verschil in systemen systemen, waaruit ook straks in Zeeland een keus zal moeten worden gemaakt met de klassikale school trachten duidelijk te maken. IDe klassikale (oude) school: de leerlingen moe ten een bepaalde hoeveelheid leerstof, die pre cies staat omschreven, in een bepaalde tijd doorwer ken. De leerjaren en de vakken zijn gescheiden. De individuele verschillen tussen de leerlingen komen alleen tot uitdrukking in het feit wie het eerst de leerstof onder de knie heeft. Aan het eind van het cursusjaar blijft die leerling zitten, die zich de leer stof (b.v. één of twee vakken) niet eigen heeft kun nen maken. 2 Klassikale school zonder zittenblijvers: Ook hier geldt, dait de leerling de voorgeschreven leerstof m de vastgestelde tijd moet doorwerken. Voor be paalde vakken lezen of rekenen echter worden de leerjaren vervangen door leergroepen (differenti atie naar prestatie). Men probeert rekening te hou den met de verschillende begaafdheden en prestaties van de kinderen. Het zittenblijven verdwijnt. De begaafde leerling kan de leerstof vlugger doorwer ken en zodoende de school in kortere tijd doorlopen. 3 School met individueel onderwijs: Hier worden de lessen aangepast aan het kind als individu. De nadruk ligt op het individuele leren en is geconcen treerd op de manier van leren en denken. In plaats van het klassicale systeem heeft deze school stam groepen, die twee of drie leeftijdsjaren omvatten. Hieruit gaat men differentiëren. Bij het opstellen van de individuele leerprogramma's wordt rekening gehouden met het verschil in leerlingen: verschil in tempo, aanleg en belangstelling. 4 De Jenaplanschool: Deze onderwijsvorm neemt een geheel eigen plaats in de huidige onderwijs systemen in. Het klassikale stelsel met de splitsing van vakken en jaarklassen past in geen enkel op zicht m de conceptie van dit plan, dat alleen ge- baseer is op het kind als individu, geplaatst in de hem omringende wereld in relatie tot een hogere macht, de mens, het dierenrijk en de plantenwereld. Men ziet deze school dan ook Liever als een kinderge meenschap, waar het kind wordt opgevoed in het be sef. dat het in goede verstandhouding met zijn mede mens moet leren leven. Deze gemeenschapsgedachte bepaalt de functie van de school. Daarom is de leerstof en de aanbieding hiervan geheel aangepast aan de wereld van het kmd. Het leven en het leren op de school gaat op natuurlijke wijze. Het kind mag zelf onderzoeken en oplossen. AJs hoofdonderde len van het onderwijs ziet men hier: gesprek, groep, werk en viering (feestelijke dagsluiting). Dit alles begeleid door een leerkracht, die groepsleider is en die geen les geeft, maar die alleen leiding geeft bij het zelf doen van de leerlingen. Dat daarbij officiële eisen (gestelde normen) niet uit het oog mogen wor den verloren, spreekt vanzelf. De kinderen moeten wel degelijk leren iezen, tekenen, schrijven enz. Maar er wordt rekening gehouden met de verschillen in bijvoorbeeld tempo en belangstelling van de leer ling. In dit opzicht kunnen de leerlingen door specia le voorzieningen in de gelegenheid worden gesteld zich verder te verdiepen in een bepaald onderwerp onder leiding van op dat gebied deskundigen (team teaching) Daar de Jenaplanschool met stamgroepen werkt, waarin kinderen uit de klassen 1 en 2"(onder bouw 3 en 4 (middenbouw en 5 en 6 (boven bouw) zijn samengebracht op willekeurige wij ze, kunnen zij van de ene groep in de an dere worden overgeplaatst, zonder dat dit moet worden gezien als zittenblijven of verhogen. Er zijn allerlei variaties mogelijk, bijvoorbeeld 1, 2 en 3 on derbouw en 4, 5 en 6 bovenbouw, of klas l geheel los, 2 en 3 onderbouw en 4, 5 en 6 bovenbouw. Des kundigen hebben vastgesteld, dat het Jenaplan een Hoe deuken de inspecties van het lager onder wijs in Zeeland en liet Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland over de flexibele schoolgedach te? Mevrouno W. P. Bouwman, inspectrice van het l.o. in de inspectie Goes: aar mijn mening komen er m de toekomst meer flexibel gestructureerde scholen als de leerkrachten van nu bijgeschoold en doelgericht worden begeleid en de student- onderwijzers worden voorbereid op de taken, die hen in deze scholen wachten. Dit is het kern probleem. Ik verwachtdot er in Zeeland school begeleidingsdiensten zullen komen en dat de pe dagogische academies te Middelburg hun studen ten m deze richting zullen opleiden. Wat be treft de inrichting van de school is een eerste vereiste een flexibel schoolgebouw. Maar gezien mijn ervaring hoeft men met het invoeren van een zelcere flexibiliteit in het onderwijs niet te wachten tot alle gebouwen zijn aangepast'. De heer J. Gelijns, inspecteur van het lo te Mid delburg: ,De starheid in het onderwijs moet. wor den doorbroken. Hier en doar wordt geëxperi menteerd, maar het wordt wel een dure zaak. De schoolgebouwen zijn niet aangepast voor de flexi bele schoolgedachte. De variabele school vraagt grote en kleine ruimten. Er vindt een snelle ont wikkeling plaats, maar we kunnen niet alle scholen afbreken. Wel proberen wij op voorzich tige wijze een zekere flexibiliteit in te voeren. Ook het aanstellen van vakleerkrachten biedt meer mogelijkheden'. De heer A. G. C. Kappenburg, coördinator van he! RPC-Zeeland: ,De veranderingen in het onderwijs zijn de reden wm het bestaan van het RPC. Het uitgangspunt ts ontkoppeling van leerstof en leerjaar. De flexibele schoolgedachte, die ten grondslag ligt aan de activiteiten van het RPC wordt zonder twijfel de vorm van het toekom stige onderwijs in Zeeland. De uitvoering hier- van hangt af van de leerkrachten, die de beschik king moeten hebben over concrete middelen leerpaklcet en afsluitende toetsen om resultuat. zien na verwerking van het leerpakket. Het RPC- Zeeland onderzoekt momenteel de mogelijkheden om op korte termijn de leerkrachten de midde len te geven om te komen tot de flexibele school gedachte. Het is mijns inziens mogelijk op be perkte schaal op deze wijze in de huidige school gebouwen te werken. Ontkoppeling van leerstof een leerjaar is niet afhankelijk van een lokaal'. groot aantal positieve elementen bevat om het hoog ste rendement voor de leerling te krijgen. Het Jenaplan stamt uit Duitsland, waar men er In de loop. der jaren gunstige ervaringen mee heeft opge daan. De inspectrice van het lager onderwijs irn de inspectie Goes, mevrouw W. P. Bouwman, die ge werkt heeft op Jenaplanscholen tn Obernjena en Hamburg, tekent hierbij aan: ,Op het ogenblik neemt de stichting Jenaplan in Utrecht de gehele proble matiek van de ,niet meer geheel' tot .geheel niet meer' klassikale school onder de loep en geeft haar bevindingen bekendheid door middel van het tijd schrift .Pedomorfose'. loopmomenten vallen met samen niet de overgang (an juni-juli) in het huidige onderwijssysteem. Er moet een zo groot mogelijke samenwerking ko men tussen kleuter- en basisonderwijs, onder meer door uitwisseling van leerkrachten. Uitgangspunt voor da inhoud van het onderwijs is onder meer: .Proeve van een leerplan voor het basisonderwijs van het Nutssemmarium voor P FLOSPROJECT Om te komen tot een zo goed mogelijk flexibele organisatie van kleuter- en basisonderwijs is het Kohnstammlnstituut voor anderwijs research van de universiteit van Amsterdam met steun van de Stich ting voor Onderzoek van het Onderwijs begonnen met een experiment voor kinderen van 5 tot 11 jaar. De algemene leiding van dit zogeheten Flosproject l Flos is afkorting van Flexibele Organisatie van de School) berust bij dr N. Deen, wiens naam steeds meer wordt genoemd in relatie tot onderwijsver nieuwing. Twee hoofdrichtingen worden aangegeven om tot vernieuwing te komen: 1 opvoeding en ontwikkeling van de eigen persoon lijkheid staat centraal; 2 de leerstof moet veranderen, omdat de gesplitste vakken de kinderen niet aanspreken. Men wil uit gaan van de wijze, waarop het kind zajn wereld beleeft. Omdajt men er van uitgaat dat het huidige onderwijs systeem de volle ontplooiing van het kind in de weg staat, moet de schoolontwikkeling een samenhan gend geheel zijn. Wel worden drie belangrijke pun ten in deze ontwikkeling aangemerkt: a. introduktiefase: omstreeks de leeftijd van vijf jaar wil het kind met anderen spelen en werken, zodat het begint te passen in een schoolsysteem. b. fase van basisvorming: bij 7-11 jarigen bestaat grote behoefte hun kennis te vermeerderen. c. determinatiefase: op de leeftijd van 11-15 jaar begint het kind zich meer als Individu te laten gelden en kan het zich voorbereiden op voortge zet onderwijs. Het onderwijsprogramma bestaat uit, onderling sa menhangende eenheden onderwijsleerpakketten) Het aantal overgangen (doorloopmomenten) is be perkt om te bereiken dat ieder kind zoveel moge lijk zonder onderbreking kan doorwerken. Deze door- Het schoolprogramma b 1 basistechnieken: lezen, schrijven, rekenen. 2 wereldverkenning: aardrijskunde, geschiede nis, biologie enz. 3 expressieve arbeid: ontwikkeling van de creativi teit en betrokken op de wereldverkenning. Als speciale problemen rond het Flosproject wor den gezien: wisselende groepen (zoals op de huidige kleuter school door in- en uitstromende leerlingen meer dere doorloopmomenten per jaar) brengen nieuwe aspecten voor de leerkrachten. introductievormen: streng, klassikaal systeem Is onmogelijk. De leerlingen moeten worden opge voed tot zelfstandig werken. Wel zullen ook les sen worden gegeven aan grotere of kleinere groe pen. leer- en hulpmiddelen: de functie van de leermid delen als demonstratiemateriaal verandert in de moderne school. Er moet werkmateriaal komen, waarmee de leerlingen zelf kunnen exploreren. doorstroming en beoordeLing van leerlingen: het programma biedt de mogelijkheid tot ongehinderd doorlopen van de stof. Door dit Individuele ka rakter wordt een vergelijkende beoordeling onmo- gelijlc. De prestaties van de leerlingen zullen n worden beoorde» moeten v door leerkrachten meer armslag te geven. Hoe groot deze groepen moeten zijn, kan nog niet worden aangegeven, aangezien gegevens ont breken. leerplicht: op de experimentele school kan een 5-jarig kind worden opgenomen, dat volgens de wet nog met leerplichtig is. De consequentie is, dat de leerplicht met tenminste 1 jaar moet wor den vervroegd. C. J. Dieleman-van de Reepe. lilt: Op weg noor een flexibele orgonisotie van de schoei (Flosproject), Stichting Kohnslomm Instituut, Amsterdam Joh. J. Goodlad: Planning en Organising for teaching. Tijdschrift: .Pedomorfose', Utrecht, Frans Schuberlstraot. Tijdschrift: Onderwijs en Opvoeding 2, Wolters-Noordhoff, (Van onze onderwijsmedewerkster) VLISSINGEN ,Een centraal informatie- en documentatiecentrum voor het basisonderwijs in Zeeland is hoog nodig. Elke school, die zijn onderwijs modern wil aanpakken, dient de beschikking te hebben over duidelijke en concrete richtlijnen. Op dit moment ontbreekt een der gelijk centrum tot schade van het onderwijs.' Dit zegt de heer L. Gouloze, hoofd van de openbare school voor basisonderwijs prinses Marijke te Colijnsplaat, enthou siast voorstander van vernieuwing in het onderwijs. Zijn school is de meeste ba sisscholen in Zeeland vér vooruit: de flexibele schoolgedachte, de toekomst- vorm van het onderwijs, heeft er reeds ingang gevonden, zij het nog niet voor de volle nonderd procent. De heer Goulooze, die nu ruim een half jaar met de nieuwe methode in Colijns plaat werkt, zegt, puttend uit zijn er varing: ,De leerkrachten zullen bijscho ling moeten krijgen. Niet meer op vrij willige basis, maar gewoon verplicht stelletIn de nieuwe onderwijsstructuur moeten tenminste 6.000 uren (1.000 per klas) per jaar worden gevuld met vor mingsactiviteiten.' De neer Goulooze, zo bleek ons tijdens een gesprek, dat wij deze week in z-jr, sohool met hem hadden, heeft -en b i zondere belangstelling voor alles wat met vernieuwing van het onderwijs te maken heeft. Hij staart zich echter be paald niet blind op dat ene woord: .ver nieuwing.- Hij ziet wel degelijk de pro blemen. ,Wat we nodig hebben', zegt hij,' is een verantwoorde omwenteling. De flexibele schoolgedachte kan alleen ge stalte krijgen als zij goede inhoud krijgt Eerste vereiste daartoe is een goede voorlichting en bijscholing terwijl on derling contact tussen de scholen, n sa menwerking met het RPC-Zeeland en de inspecties van het grootste belang is voor het welzijn van het kind. Op die wijze kan gezamenlijk worden gezocht naar alternatieve mogelijkheden om het klassikale sijsteem te laten verdwijnen' aldus de heer Goulooze. Wat gebeurt er nu allemaal op de school van deze (bij na) eeratc graads leraar pedagogiek? Er ie op de schooi in Colijnsplaat een voorzichtig begin gemaakt de leerkrach ten uit hun lokaal te halen. Dat is na melijk onlosmakelijk verbonden aan de flexibele school(geaaehte).In de eerste plaats moet de leerkracht groepsmatig bezig zijn. Dit heeft tot gevolg, dat hij moet wennen aan de gedachte met steeds met dezelfde kinderen bezig te kunnen zijn. Op de basisschool te Colijnsplaat le zen bijvoorbeeld de kinderen enkele ma len per week volgens niveau. De leer lingen van 5 en 6 fungeren dan als groepsleider in de klassen 3 en 4 .ter wijl de leerkracht een observerende taak heeft. Hetzelfde geldt voor de expres sievakken. Als de onderwijzeres uit 1 en 2 een handenarbeidproject maakt, mo gen de leerlingen uit 5 en 6 helpen en advies geven (sociaal aspect). Dit alles om leerlingen en leerkrachten ,te ont- vriezen', zoals de heer Goulooze dit noemt. Zowel leerkracht als leerling moet er aan wennen niet steeds in de- zelfde lokaalsituatie te zijn. Naast een gezamenlijke behandeling van expressie en zaakvakken, wordt het oude systeem nog gedeeltelijk gevolgd. ,Dit', aldus het hoofd,- omdat er momenteel vrijwel geen didactisch materiaal bestaat, dat een duidelijke planning op lange termijD mogelijk maakt." Een probleem waarmee bijna alle scholen worstelen, maar dat voor de ba sisschool te Colijnsplaat binnen afzien bare tijd tot het verleden zal behoren is de beschikbare ruimte. Volger.3 de heer Goulooze dient iedere school te beschik ken over een gemeenschapsruimte. Ieder kind moet een eigen ,home"-hoek heb ben in een lokaal, dat met schuifwan den is verbonden met de gemeenschaps ruimte, welke ruimte dan weer kan wor den benut voor allerlei gezamenlijke be zigheden van de kinderen. Bovendien moet er een afdeling voor audio-visuele hulpmiddelen zijn. Daarvan bezit de prinses Marijkeschool er een hele col lectie: van viewmaster tot overhead projector, een practicum en afdeling voor wereldoriëntatie met leerpakketten: ooekjes, banden, dia's en ander infor matiemateriaal. die met elkaar een een heid vormen ter behandeling van be paalde onderwerpen (landen, tijdvakken enz) Binnen deze afdelingen moet plaats zijn voor het explorerend bezig zijn van de leerlingen. Over dit alles zullen de leerlingen en leerkrachten van de Prin ses Marijkeschool te Colijnsplaat kun nen beschikken als straks de verbou wing van de school is gerealiseerd. Naa6t de nieuwe lesmethoden en in richting van het gebouw, gaat men uit van de gedachte, dat de leerlingen op zichzelf moeten projecteren wat er in de wereld gebeurt om een mentaliteits verandering tot stand te brengen. Deze punten worden in Colijnsplaat gezien als een voorportaal voor het uitbou wen van de flexibele schoolgedachte Deze gedachte zal verdere realisering krijgen als met ingang van de nieuwe ursus informatie-avonden worden gehou den voor de ouders, eventueel aange vuld met lessen aan de ouders. Op die wijze zullen de ouders dan zelf kun nen ervaren wat er moet hun kinderen op school gebeurt. Ln overleg met de ouders wil men dan komen tot doorbreking van het jaar- klassensysteem en tot differentiatie in groepen op basis van belangstel ling, prestatie en niveau. Dit laatste zal resulteren in het opheffen van het blijvenzitten. Daarmee zal de openbare basisschool te Colijnsplaat dan een grote stap heb ben gezet op de lange weg, die leidt naar een vernieuwing van het onder- wjjs. De flexlbew school vereist veel ruimte: de gedachten <ii< iet. grondslag liggen aan (ft- rlexibete schooi vinden al enige tijd toepassing in Colijnsplaat, maar duidelijk blijkt uit deze foto het tekort aan ruimte. De groep, die werkt met hoofdtelefoon en diaprojector zit te dicht bij de groep, waarmee hoofdonderwijzer Goulooze en één der onderwijzers bezig is.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 17