EERSTE KLASSER-IN-SPE: schoolproblemen rond de 5 tot 7-jarigen schoolgeschiktheid: 10% van eerste klassers blijft zitten SAMENWERKING KLEUTER- EN B zeeuwse courant 25 provincial© ZATERDAGKRANT 28 FEBRUARI 1970 Vandaag schenkt onze onderwijsmedewerkster, mevrouw C. J. Dieleman-van de Reepe, in een drie tal artikelen aandacht aan de problemen rond de overgang van de kleuter- naar de basis school. De laatste twee jaar is in Vlissingen en Middelburg op dit terrein een stuk schoolbegelei- dingswerk op gang gekomen, waarvan zich thans de resultaten beginnen af te tekenen. Allen, die bij dit .experiment' betrokken zijn, komen dan ook onveranderd tot de conclusie, dat er ten aanzien van de overgang van de kleuter- naar de basisschool grote behoefte bestaat aan begelei ding op psychologisch gebied. De oprichting van een schooladviesdienst wordt dan ook hoogst noodzakelijk geacht. VLISSINGEN Half augustus. De deuren van de basisscholen zwaaien na zes weken van uitbundige vakantie weer open voor de schooljeugd. Onder de honderden kinderen bevinden zich, nog wat onwennig, enkele tientallen eerste klassertjes, de kleuters, die voor het eerst naar ,de grote school' mogen. Het is de kinderen en hun moeders, die hen onvermijdelijk vergezellen, aan te zien, dat het hier gaat om een ingrijpende gebeurtenis uit het nog jonge leven van de eerste klasser-in-spé. Immers, het kind, dat vanaf zijn vierde jaar op een kleuterschool heeft gezeten wordt dan plotseling overgeplant in een geheel andere omgeving, met alle gevolgen van dien. Hoe deze overgang wordt beleefd, hangt voor een groot deel af van de instelling van het kind. Kan het zich gemakkelijk aanpassen? Is het zelfstandig of moet het zich steeds tegen alle problemen beschermd voelen? Veel hangt ook af van de onderwijzeres, van de wyze, waarop zij het kind opvangt. Op grond van al deze wisselvallige factoren, zijn de wetenschapsmensen, die zich met het onderwijs bezig houden, tot de conclusie gekomen, dat het een eerste vereiste is, de moeilijkheden, die de overgang van kleuteronderwijs naar basisonder wijs met zich meebrengen tot een minimum te beperken. Dit kan al leen door de overgang zo soepel mo gelijk te laten verlopen. Op de kleu terschool is het kind gewend aan een sfeer die geheel Is aangepast aan de bezigheden van het kind. Op de basisschool daarentegen moet het kind zich aanpassen aan de bezig heden. die deze vorm van onderwijs eist: het kind is van een speelschool terecht gekomen op een leerschool. Teneinde" te trachten deze wijde kloof te overbruggen is de rijks pedago gische academie te Middelburg twee jaar geleden begonnen birjscholings- cursussen te geven. Het eerste jaar alleen, het tweede jaar in over leg met het regjcJnaal pedago gisch centrum Zeeland heeft deze academie (vroeger kweekschool ge naamd) vier cursussen gegeven: twee dubbele cursussen voor kleu terleidsters en twee dulbhele cursus sen voor onderwijzeressen van de laagste leerjaren van het basison derwijs.Het enige doel van deze bij scholing is de kleuterleidsters en de onderwijzeressen kennis te laten ne men van de mogelijkheden voor het onderwijs aan kinderen van 5 tot 7 jaar. De cursussen bestaan uit twee maal vijf lessen, waarin de onder wijzeres bekend wo-dt gemaakt met de theorie en de praktijk van de kleuterdidactiek en problematiek. Omgekeerd kunnen de kleuterleid sters kennis nemen van de proble men rond de eerste jaren van het basisonderwijs. Voorts worden afwisselend basis- en kleuterscholen bezocht, waarbij de cursisten te zien krijgen hoe er in de praktijk wordt gewerkt. De cursus sen, die alleen worden gegeven voor leerkrachten in de gemeenten Mid- gische academie en praktijkmensen wit het onderwijs zelf. De kern van deze voorlichting is te komen tot een eenheid tussen kleuter- en basis onderwijs, dat wil zeggen, het on derwijs aan 5 tot 7-jarigen. Deze eenheid is nu nog niet geheel te ver wezenlijken, omdat een wetswijzi ging nodig Is om tot algehele sa menwerking te komen. Daarbij zal het jaarklassensystecim (moeten ko men te vervatten en zal men eem overgangsvorm moeten krijgen,waar in kinderen van gemengde leeftijds groepen volledig tot hun recht ko- begeleiding Zolang echter de huidige onderwijs structuur blijft gehandhaafd, moet naar de beste wegen worden gezocht om het kind te begeleiden. De heer A. G. C. Kappenburg, leider van de cursussen en coördinator van het re- gionaat pedagogisch centrum Zee land zegt er dit van: kan zijn voor zijn verdere toekomst. In de eerste plaats zal het kleuter onderwijs moeten zoeken naar do gunstigste voorwaarden bij de c naar het basisonderwijs. Dit alles binnen het raam van een onderwijs systeem, dat tot nu toe in geen en kel opzicht rekening hield met de psychische ontwikkeling van het kind. Nu men tot de conclusie is gekomen, dat het kind van 5 tot 7 laar een enorme ontwikkelingsfase doormaakt, heeft men de noodzaak gezien het onderwijs hier bij aan te passen. Vandaar deze cursussen', al dus de heer Kappenburg. kleuteronderwijs Als wij nu het kleuteronderwijs be zien. teker.er. zich hierin ook be paalde ontwikkelingsstadia af. Eerst was het onderwijs systematisch: er werd geen ruimte gelaten voor dif ferentiatie. Toen men echter meer en meer ging inzien hoe belangrijk de wensen en de activiteiten vanuit het kind zelf waren om tot een juiste ontplooiing van het individu te ko men, heeft men dit systeem over boord gegooid. Het doelbewuste lei ding geven is veranderd in onge- systematiseerd onderwijs, afgestemd op de begeleiding van het kina, waar door bepaalde regels worden aange bracht in diens functionele ontwik keling. Heel belangrijk zijn in dit verband de materialen, zoals blok ken, lotto's enz., waarmee wordt ge werkt. Het spelen, zoals kinderen dat zien, heeft wel degelijk een functie. Als we zien hoe op de huidige kleu terscholen in het leader van de bij- Bcholingsoutrsussen wordt gewerkt, dan komt men tot de conclusie, dat alles wat de kinderen doen een dui delijke voorbereiding is tot het ba sisonderwijs. In die opzet slaagt men dus volledig. Om enkele voorbeel den te noemen: Voor bereidend rekenen: De kinderen worden vertrouwd gemaakt met tal van abstracte begrippen, zoals de vergelijkin gen tussen groot en klein, hoog en laag, licht en zwaar, kort en lang, voor en achter enzovoort. Dit alles docxr middel van blok ken, stokjes, meetlatten, meten met handen, constructiemateriaal, weegschaal enz. Voor het bijbren gen van getalinzicht (de kinderen moeten het inzicht krijgen, dat het getal een eigenschap is van een verzameling) werkt men met knopen enz. voor het aanleren van hoeveelheden. Verder het rij gen van kralen naar een opdracht, bijvoorbeeld drie rode en twee witte kralen afwisselen. Tenslot te komt men dan bij de werk bladen (bij de leerlingetjes be kend onder de naam .Mappen'), waarin de kleuters allerlei zaken moeten combineren en- of abstra heren. Schrijfoefeningen. Hierbij wordt vooral de nadruk gelegd op de motorische ontwik keling van het kind. Eerst moet het cirkels maken met vinger- verf, daarna me. wasco, dikke viltstiften en bordkrijtjes. Het schrijfobject wordt steeds kleiner en het kost de kinderen steeds meer moeite het te hanteren. Van cirkels gaat men dan ook over op andere bewegingen, zoals zig zaggen. Al deze oefeningen zijn er op gericht om het kind moto rische vaardigheid bij te brengen en het verkrampte schrijven te gen te gaan. Voorbereidende taaloefeningen. Hieronder valt ook het voorberei dend lezen. Hoewel er enkele kleu terleidsters zijn, die een schuch tere poging wagen een kind op de kleuterschool te leren lezen, is het overgrote deel van mening, dat dit voorbehouden dient te blij ven aan het basisonderwijs. De heer Kappenburg: ,'De kleu terleidster mist door haar oplei ding (volgens de oude school) de capaciteit om de kinderen onder richt te geven in het lezen. Als het kind rijp is om met letter- symbolen te werken, dan aileen door middel van waarnemingsoe feningen (bijvoorb. etiketteren) Sommige jonge kinderen kunnen wel leren lezen, maar ln de huidi ge situatie is dat op de kleuter school onmogelijk. Evenmin is het wenselijk dat moeders hun kindek- ren leren lezen. Een kleuter- schoolleerliing moet weten, dat wat men zegt, ook geschreven kan worden, dat de figuurtjes (letters), dlie naast de tekening van een huis staan, ook ,huis' be tekenen, maar niet verder', aldus deze pedagoog. De imeeste kleuterleidsters zijn het hier volkomen mee eens. Bovendien zien zij met grote klassen niet eens de mogeliijklheiid een dergelijk experi ment te ondernemen. Op de voorgrond staat het gespro ken woord.Op vele kleuterscholen wordt aandacht geschonken aan het enorme belang van de taalbeheer sing. Taalarmoede is één van de grootste oorzaken van mislukken bij het basis- en vervolgonderwijs. Er wordt dan ook op onze kleuterscho len ,les gegeven' in spreken: de kin deren moeten verhaaltjes vertellen en er worden vragen gesteld, waarop een bepaald antwoord moet worden gegeven. Voorbeeld. vraag en antwoord Vraag: Wat is dit? Antwoord: Dit is een stoel. Dit is één van de manieren, waarop een kind wordt geleerd een zin be hoorlijk te construeren, zodat uit drukkingen als ,hem zijn jas' en .gro ter dan mij' (hoeveel volwassenen zeggen niet groter dan mij' in plaats van .groter dan ik'?) worden uitge bannen. Voorts wordt er gewerkt met lot to's, gekleurde kaarten en vormen, die al naar hun aard moeten worden gesorteerd. Het zal inmiddels duide lijk zijn geworden, dat bij het hui dige onderwijs heel veel van de kleu terleidsters wordt geëist. Willen zij de huidige ontwikkelingen blijven vol gen, dan groeit evenredig de behoefte wijs. Zoals bijvoorbeeld een speel hoek. die ook bij het basisonderwijs noodzakelijk is'. Dl het kader van de thans aan de gang zijnde cursus van de rijks pe dagogische acadenie moeten de kin deren in groepjes samenspelen. Be langrijk h.erbij is de invloed, die de kinderen op elkaar hebben. Na enige tijd gaat men over tot differentiatie van verschillende groepen (goede en slechte leerlingen bij elkaar; en ni veau-groepen (leerlingen met gelijke prestaties). Een essentieel punt voor differentiatie is de sociale vorming, die men het kind reeds op vijfjarige leeftijd kan bijbrengen. Een van de belangrijkste factoren om het kind vertrouwd te ma-ken met zijn nieuwe omgeving is het werken met het reeds bekende materiaal van de kleuter school. Verder wijzen de docenten van de cursus op het belang van de uit wisseling van leerkrachten tussen kleuter- en basisonderwijs voor ob servatie. Ook aöhten zij het van groot belang, dat de kleuters reeds vóór de grote vakantie hun nieuwe om geving de basisschool dus, die zij straks zullen bezoeken hebben le ren kennen. theoretische achtergrond door het werken met systemen. De cursus volledig gericht op een noodzakelijke begeleiding van de leidsters. Zij krij gen meer informatie, waardoor zij' nog meer dan tot nu toe een bijdra ge kunnen leveren aan de wezenlijke voorbereiding tot het basisonderwijs. En dat niet vanuit een klassikaal systeem, maar uitgaande van het ontwikkelingsniveau van het kind. basisonderwijs vraag op: Hoe Ligt de verhouding thans bij het basisonderwijs Op het moment (een moment, dat overigens geleidelijk is aangebroken) dat men tot de conclusie kwam, dat er iets moest worden gedaan aan de overgang van kleuter- naar basis onderwijs. heeft men de zogenaamde speel-leerklas ingevoerd. Maar al spoedig bleek, dat deze oplossing toch niet de juiste was. Visie van de heer Kappenburg op het speel-leerklas experiment: ,Nog afgezien van het feit, dat de meeste onderwijzeressen de kennis missen om te werken met de voor de speel- leerklas aangeschafte materialen, is bet idee speel-leerklas voornamelijk gebaseerd j>p het eerste leerjaar van het basisonderwijs en niet gelijktij dig ook op de voorbereiding en de mogelijkheden, dlie liggen in het kleu teronderwijs. Het onderwijs in het eerste leerjaar heeft tal van vernieu wingen ondergaan, maar de wezen lijke problemen zijn niet opgelost. Het kind komt in een andere omge ving en is hier niet op voorbereid. De overgang kan vergemakkelijkt worden door het spelelement van de kleuterschool te laten doorlopen in de eerste klas van het basisonder- Goede ervaringen op het terrein van de overgang van de kleuterschool naar de basisschool heeft de Vlissingse on derwijzeres mevrouw S. Sehreurs-Mets, verbonden aan de i. H. van Daleschool te Oost-Souburg (eerste klas) en momenteel cursiste van de bijscholingscursus van de Bijkspedagogische Academie. Zij werkt al gedurende drie jaar intensief samen met mevrouw I. Kooman-Liebers, hoofdleidster van de kleuterschool ,Kleuterdroom', even- Bens in Oost-Souburg. Mevrouw Schreurs vindt een optimale samenwerking tus sen Kleuterschool en basisschool gewenst. Sprekend vatvuit haar achtergrond zegt ze-. ,Hgt systeemzoals wij dat hanteren voldoet uitstekend. Nu krijgt de kleuter als het ware zijn opvoeding al vanaf zijn vijfde jaar, een op- voedina, die op de basisschool gewoon doorloopt, omdat én kleuterschool én basisschool geen gescheiden groot heden meer zijn.' Mevrouw Schreurs is van mening, dat we in Nederland langzamerhand afmoeten van het standpunt: 6 jaar, dan naar de lagere school. De zesjaarsorens zal moeten verdwijnen. Ergens tussen het vijfde en het ze vende jaar zal het kind naar de basisschool moeten. Maar niet tevoren de leeftijd vastleggen; een speling van twee jaar is zeker niet teveel. In Souburg, althans bij de twee genoemde scholen, worden de leerjaren voor 5, 6 en 1-jarigen als geheel genomenGoede samenwerking, zo vindt mevrouw Schreurs is daarom erg belangrijk. In Souburg bestaat die goede samenwerking tussen mevrouw Schreurs en mevrouw Kooman. Mevrouw Schreurs: ,We komen veel bij elkaar en bespreken alle problemen met betrekking tot de leerlingen. We wisselen materialen uit (rekendozen, logiblocs van Dienes) en de kleuters krij gen een beoordelmgsstaat mee. De oudercommissies wer ken samen, want het is belangrijk, dat de ouders het contact voelen tussen beide scholen. Het benadrukt, dat het onderwijs een doorlopende zaak is en dat de twee scholen niet meer afzonderlijk werken.' Verder acht mevrouw Schreurs de uitwisseling van leer krachten bijzowier belangrijk.' De hinderen en de leer krachten komen hierdoor veel meer van elkaar te wet&n, dan door welke cursus ook. Ideaal is, dat kleuter- en ba sisschool naast elkaar zijn gelegen. Dat zie je nog veel te weinig bij de bouw van nieuwe scholen.' Hoe is men nu in Souburg tot deze samenwerkingsvorm gekomen Drie jaar. geleden', zegt mevrouw Schreurs heb ik een plannetje uitgewerkt om tot een soepeler overgang te komen. Dat beviel me best. Toen bleek, dat mevrouw Koo man hetzelfde idee had. Dus hebben we ons onafhankelijk werken laten varen en zijn we samen gaan werken. Het resultaat is werkelijk gewéldig,' aldus deze enthousiaste onderwijzeres, die er aan toevoegt: ,Ik kan in de klas heel duidelijk merken welke kinderen van de Kleuter- droom komen en wélke niet. De eerste groep weet gewoon veel meer, is beter in de taalbeheersing en kan beter op drachten in groepsverband en individueel uitvoeren. Dit komt het onderwijs alleen maar ten goede, omdat we werken met groepen, waaruit we na zes weken reeds me de door de beoordelingsstaten kunnen gaan differentië ren'. Daarom bevalt het idee speel-leerklas mevrouw Schreurs ook hélemaal niet. Ze zegt erover: ,Het spel element mag niet ontbreken, akkoord maar de meeste kinderen zijn mede door hun vooropleiding (op de kleu terschool) reeds veel verder. Zij staan bij wijze van spre ken te trappelen om het grote schoolwerk te doen. Dan moet je ze geen andere werkwijze meer opdringen.' Put tend uit haar ervaring komt deze onderwijzeres direct ook met een aantal praktische eisen, die zij zou tvillen stellen voor de kinderen, die voor het eerst naar de basis school gaan: een veelvuldige uitwisseling van leerkrach ten tussen kleuter- en basisschool. Dat is niet alleen van belang voor de leerkrachten., maar oök de kinderen wil len hun vorige juf maar al te graag eens terugzien om haar hun werk te tonen. Andere voorwaarde: de kinderen moeten kunnen fluisteren en luisteren, opdat ze in alle rust een gegeven opdracht kunnen uitvoeren. Verder acht zij het veel belangrijker grote aandacht te besteden aan ie gesproken taal op een kleuterschool dan bijvoorbeeld de kinderen te leren lezen. In dit opzicht werkt een ver- telkring stimulerend, aldus mevrouw Schreurs. VLISSINGEN De gehele gang van zaken rond het 5-7-jarige kind bestrijkt een uitge breid terrein. De medische en psychologische problemen en mogelijkheden spelen in het totaal van het toelatingsproces' een belan- rijke rol. Het is een algemeen bekend feit, dat een kind in een normale omgeving in de leeftijd van 5 tot 7 jaar een grote ontwikkeling doormaakt. Het kind veran dert van kleuter in schoolkind. De lichamelijke ken merken biervan zijn duidelijk te zien, ook voor de ouders. Een veel gehoorde kreet is dan ook: ,Wat groeit dat kind!' Dat zit dan niet alleen in de leng te, maar het gehele postuur wijzigt zich; het buik je en de molligheid verdwijnen en het hoofd lijkt kleiner te worden, zodat het kind een geheel ander voorkomen krijgt. Maar het is niet alleen het li chaam dat verandert, ook geestelijk bevindt het kind zich in een stroomversnelling. Dit openbaart zich onder meer ln het foit, dat het kind, dat voor kort alleen speelde om het spelen zelf, nu langza merhand een zeker nut gaat inzien in bepaalde han delingen en ook zijn belangstellingsterrein gaat ver leggen cn verdiepen. Het zal interesse krijgen voor kleuren, vormen en getallen en steeds meer gaan vragen: .Wat is dit? Wat is dat?' In het begin zal het tevreden zijn met een eenvoudig antwoord, maar allengs komt het .waarom' om de hoek kijken. KLEUTERSCHOOL In deze periode is het kind op de kleuterschool. Eerst is het uit de vertrouwde omgeving van thuis weg gehaald en in een vreemde groep terechtgekomen. In de meeste gevallen zal dit zonder strubbelingen gaan, omdat het kind van nature de behoefte in zich voelt om zich samen mot anderen in een groep te bewe gen. Zijn er toch moeilijkheden dan is er het voor deel. dat de kleuterschool geen verplichte school is. De ouders kunnen in overleg met de kleuterleidster en-of andere deskundigen (nu nog alleen schoolarts) bezien hoe de problemen het best kunnen worden opgelost: men kan het kind voor halve dagen naar school laten gaan, of desnoods nog een poosje thuis houden. Heel anders ligt het bij het basisonderwijs. Volgens de wet op het lager onderwijs van 1920 is ieder kind op 7-jarlge leeftijd leerplichtig. Dat wil zeggen, dat een kind op de dag, dat het 7 jaar wordt als leer ling van een basisschool moet zijn Ingeschreven en uiteraard die school dient te bezoeken. Maar: het kind mag al naai' ,de grote school' bij de aanvang van het nieuwe cursusjaar tegenwoordig begin augustus als het vóór 1 oktober daarop volgend 6 jaar wordt. Hier nu ligt een probleem. Tegenwoordig gaan de kinderen steeds vroeger naar het basisonderwijs (door het vervroegen van de zomervakanties). Zo kan het gebeuren, dat een kind wanneer het 30 sep tember 6 jaar wordt, reeds begin augustus tot het basisonderwijs wordt toegelaten. De leerling is dan vijf jaar. Vaak ziet men dan dat zich problemen voordoen. De ouders zeggen: ,Hij is zo gunstig jarig. Dat is meegenomen.' Toegegeven, in vele gevallen zullen de resultaten positief zijn. Maar toch blijkt maar al te vaak in de praktijk, dat ongeveer 10 procent van een kleu terklas nog niet toe is aan basisonderwijs, zoals dat m de huidige structuur wordt gegeven. Hoewel er op allerlei terreinen wordt gezocht naar oplossingen om te komen tot een soepeler overgangs- beleid van het kleuteronderwijs naar het basison derwijs, kan men niet om het woord .schoolrijpheid' heen. Tot voor kort sprak men over schoolrijpheid als hetkind voldeed aan door de school ingestelde eisen. Het kind moest zich naai' de school richten en niet omgekeerd. Bovendien studeerde® veel kinderen niet verder en was het onderwijs op de lagere scho len tevens eindonderwijs. Nu echter de veranderingen in volle gang zijn, is de basisschool geen eindonderwijs meer. Men gaat de leerplannen herzien. En men zal naast de rijpheid meer afgaan op de ontwikkeling van het kind. Daar om spreekt men nu liever van .schoolgeschiktheid' dan van .schoolrijpheid', een term, die veel meer inhoud heeft. Dit geldt voor ieder schooltype. De school dient zich voor de begeleiding van het kind hiernaar te richten. Gezien het feit, dat ieder jaar weer circa 28.000 kinderen in dc eerste Mas van het basisonderwijs blijven zitten, is het duidelijk, dat het Onderwijs ais geheel nog niet bij machte is deze moeilijkheid te overwinnen. Een gunstig teken is ln elk geval, dat pedagogen en psychologen door veel studie en research op dit gebied trachten deze misstand uit de weg te ruimen. De schoolgeschiktheid hangt van vele factoren af, die liggen op het verstandelijke of lichamelijke vlak of die te maken hebben met karakter of milieu. Wel moet men er ln de eerste plaats van uitgaan, dat een kind, van wie men zegt, dat het op een bepaald moment (nog) niet schoolgeschikt is, dit een half jaar later wél kan zijn. Een man, die dit probleem na aan het hart ligt is de Middelburgse schoolarts J. D. Fregeres. In de ja ren, dat hij thans m Zeeland werkzaam is. heeft hij zich een bepaald oordeel kunnen vormen over de pro blematiek, die zich rond de scaooigeschiktheid voor doet. Hij zegt hierover: ,Het aantal kinderen, dat aanpassingsmoeilijkheden heeft bij de overgang van het kleuteronderwijs naaT het basisonderwijs is rela tief vrij groot: ongeveer 10 procent, dat wil zeggen 3 tot 4 kinderen in een klas van circa 30 leerlingen. De meeste kinderen vertonen een regressie (terug gang) als ze op de grote school komen. Ze moeten zich aanpassen aan de sfeer en de omstandigheden van hun nieuwe verblijf en dit kost altijd moeite. Bij de meeste kinderen komt dit niet tot uitdruk king. Maar toch komen er ieder jaar weer gevallen voor, waarbij kinderen hun aanpassingsmoeilijkheden ui- Leu door lichamelijk klachten als vermoeidheid, buik pijn, angstdromen, lastig zijn, bedplassen enz. De oorzaak hiervan ligt in hoofdzaak in de variatie van ontwikkelingssnelheid. Soms zat ook de geringe op vang door de onderwijzers een rol spelen. Zij moet er van uitgaan, dat het kind in een ander mi lieu terecht komt.' LEEFTIJD Dokter Fregeres stelt vast, dat de leeftijdsgrens 6 jaar niet biologisch is. Het ene kind heeft een be paalde ontwikkeling bij vijf jaar en een ander pas bij zeven jaar. Dat wil dus zeggen, dat de .biologi sche leeftijd' niet samenvalt met de .kalenderleef tijd'. Schoolarts Fregeres: .Daarom deugt de huidi ge grens niet ais toelatingsels voor het basisonder wijs. Stuurt men nu de kinderen] van wie te ver wachten valt, dat ze moeilijkheden zullen krijgen, tóch naar de grote school, dan heeft dat vaak tot ge volg, dat ze niet meekunnen en blijven zitten. Soms lukt het in de eerste Mas nog wel, maar dan gaat het gegarandeerd mis in de tweede of in de der de klas.' Daarom geeft dokter Fregeres er de voor keur aan, dat het nog niet schoolgeschikte kind nog een jaar langer op de Meuterschool blijft. Toch ziet hij wel een praktische oplossing om aan dit probleem tegemoet te komen. Hij acht in de eerste plaats' het instellen ran een schooladviesdienst van groot belang. Een advies- dienst, die dus naast het schoolbegeleidingswerk staat. ,Wij, als schoolartsen', moeten thans in alle voorkomende gevallen inspringen: zowel op psycho logische als op sociaal gebied moeten we adviezen geven. Dit is alleen al 'gezien de onderbezetting van de schoolartsendienst een onmogelijke taak.' Dokter Fregeres is van oordeel, dat als men wil komen tot een goede oplossing men om te beginnen een psycholoog imoet aanstellen. ,Dat is het minste lat men kan doen', zegt hij ervan. Bovendien kan men in een team als de schooladviesdienst speciali seren, zodat men tot betere resultaten komt. De eni ge mogelijkheid, die dokter Fregeres in de huidige omstandigheden ziet, is deze: ,Door haar ervaring kan de Meuterleidster de twijfelgevallen onder haar leerlingen er al spoedig uithalen. Zij kan de ouders op de moeilijkheden wijzen, zodat het kind én op de kleuterschool én thuis reeds kan worden geholpen. Voorts moeten deze kinderen kort voor hun over gang naar de basisschool worden bekeken door de schoolarts of er eventueel lichamelijk gebreken aan wezig zijn. In gedegen overleg met de ouders kan de schoolarts dan de kinderen verder verwijzen, bijvoor beeld naar een schoolpsycholoog, die door middel van onder meer tests, eventueel in overleg met an dere deskundigen, een advies aan de ouders kan uit brengen. Het is van het grootste belang, zegt deze Walcherse schoolarts, dat de ouders beseffen, dat vertraagde rijpheid niet wil zeggen, dat de presta ties van het kind minder (zullen) zijn. Als de ou ders dan een advies hebben gekregen zullen zijzelf de voor- en nadelen moeten afwegen. Maar ais een kind blijft zitten, omdat het te jong is, moet dit heel duidelijk aan dit kind worden verteld. Helaas, aldus dokter Fregeres heeft de schoolarts te weinig tijd voor intensieve controle, maar dat het heel hard nodig is. is echt wel duidelijk. Misschien, dat door deze praktische oplossing, die noodzakelijkerwijze alleen geidt voor extreme ge vallen, het zitten blijven in de eerste klas al zou kunnen worden beperkt. lift.: dr A. W. Hoenen ,Van kleuter tol schoolkind'; dr P. von den Broek ,De schoolpsycholoog';' drs IC. Doornbos .Opslaan tegen het zittenblijven'; dr J. C. C. Rupp ■Opvoeding tot schoolweerbaarheid'.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 25