EERSTE KLASSER-IN-SPE:
schoolproblemen rond de
5 tot 7-jarigen
schoolgeschiktheid: 10% van eerste klassers blijft zitten
SAMENWERKING
KLEUTER- EN B
zeeuwse
courant
25
provincial©
ZATERDAGKRANT
28 FEBRUARI 1970
Vandaag schenkt onze onderwijsmedewerkster,
mevrouw C. J. Dieleman-van de Reepe, in een drie
tal artikelen aandacht aan de problemen rond
de overgang van de kleuter- naar de basis
school. De laatste twee jaar is in Vlissingen en
Middelburg op dit terrein een stuk schoolbegelei-
dingswerk op gang gekomen, waarvan zich thans
de resultaten beginnen af te tekenen. Allen, die
bij dit .experiment' betrokken zijn, komen dan
ook onveranderd tot de conclusie, dat er ten
aanzien van de overgang van de kleuter- naar de
basisschool grote behoefte bestaat aan begelei
ding op psychologisch gebied. De oprichting van
een schooladviesdienst wordt dan ook hoogst
noodzakelijk geacht.
VLISSINGEN Half augustus. De deuren van de basisscholen
zwaaien na zes weken van uitbundige vakantie weer open voor de
schooljeugd. Onder de honderden kinderen bevinden zich, nog wat
onwennig, enkele tientallen eerste klassertjes, de kleuters, die
voor het eerst naar ,de grote school' mogen. Het is de kinderen
en hun moeders, die hen onvermijdelijk vergezellen, aan te zien,
dat het hier gaat om een ingrijpende gebeurtenis uit het nog
jonge leven van de eerste klasser-in-spé. Immers, het kind, dat
vanaf zijn vierde jaar op een kleuterschool heeft gezeten wordt
dan plotseling overgeplant in een geheel andere omgeving, met
alle gevolgen van dien. Hoe deze overgang wordt beleefd, hangt
voor een groot deel af van de instelling van het kind. Kan het
zich gemakkelijk aanpassen? Is het zelfstandig of moet het zich
steeds tegen alle problemen beschermd voelen? Veel hangt ook
af van de onderwijzeres, van de wyze, waarop zij het kind opvangt.
Op grond van al deze wisselvallige
factoren, zijn de wetenschapsmensen,
die zich met het onderwijs bezig
houden, tot de conclusie gekomen,
dat het een eerste vereiste is, de
moeilijkheden, die de overgang van
kleuteronderwijs naar basisonder
wijs met zich meebrengen tot een
minimum te beperken. Dit kan al
leen door de overgang zo soepel mo
gelijk te laten verlopen. Op de kleu
terschool is het kind gewend aan
een sfeer die geheel Is aangepast
aan de bezigheden van het kind. Op
de basisschool daarentegen moet het
kind zich aanpassen aan de bezig
heden. die deze vorm van onderwijs
eist: het kind is van een speelschool
terecht gekomen op een leerschool.
Teneinde" te trachten deze wijde kloof
te overbruggen is de rijks pedago
gische academie te Middelburg twee
jaar geleden begonnen birjscholings-
cursussen te geven. Het eerste jaar
alleen, het tweede jaar in over
leg met het regjcJnaal pedago
gisch centrum Zeeland heeft deze
academie (vroeger kweekschool ge
naamd) vier cursussen gegeven:
twee dubbele cursussen voor kleu
terleidsters en twee dulbhele cursus
sen voor onderwijzeressen van de
laagste leerjaren van het basison
derwijs.Het enige doel van deze bij
scholing is de kleuterleidsters en de
onderwijzeressen kennis te laten ne
men van de mogelijkheden voor het
onderwijs aan kinderen van 5 tot 7
jaar. De cursussen bestaan uit twee
maal vijf lessen, waarin de onder
wijzeres bekend wo-dt gemaakt met
de theorie en de praktijk van de
kleuterdidactiek en problematiek.
Omgekeerd kunnen de kleuterleid
sters kennis nemen van de proble
men rond de eerste jaren van het
basisonderwijs.
Voorts worden afwisselend basis- en
kleuterscholen bezocht, waarbij de
cursisten te zien krijgen hoe er in de
praktijk wordt gewerkt. De cursus
sen, die alleen worden gegeven voor
leerkrachten in de gemeenten Mid-
gische academie en praktijkmensen
wit het onderwijs zelf. De kern van
deze voorlichting is te komen tot een
eenheid tussen kleuter- en basis
onderwijs, dat wil zeggen, het on
derwijs aan 5 tot 7-jarigen. Deze
eenheid is nu nog niet geheel te ver
wezenlijken, omdat een wetswijzi
ging nodig Is om tot algehele sa
menwerking te komen. Daarbij zal
het jaarklassensystecim (moeten ko
men te vervatten en zal men eem
overgangsvorm moeten krijgen,waar
in kinderen van gemengde leeftijds
groepen volledig tot hun recht ko-
begeleiding
Zolang echter de huidige onderwijs
structuur blijft gehandhaafd, moet
naar de beste wegen worden gezocht
om het kind te begeleiden. De heer
A. G. C. Kappenburg, leider van de
cursussen en coördinator van het re-
gionaat pedagogisch centrum Zee
land zegt er dit van:
kan zijn voor zijn verdere toekomst.
In de eerste plaats zal het kleuter
onderwijs moeten zoeken naar do
gunstigste voorwaarden bij de c
naar het basisonderwijs. Dit alles
binnen het raam van een onderwijs
systeem, dat tot nu toe in geen en
kel opzicht rekening hield met de
psychische ontwikkeling van het
kind. Nu men tot de conclusie is
gekomen, dat het kind van 5 tot 7
laar een enorme ontwikkelingsfase
doormaakt, heeft men de noodzaak
gezien het onderwijs hier bij aan te
passen. Vandaar deze cursussen', al
dus de heer Kappenburg.
kleuteronderwijs
Als wij nu het kleuteronderwijs be
zien. teker.er. zich hierin ook be
paalde ontwikkelingsstadia af. Eerst
was het onderwijs systematisch: er
werd geen ruimte gelaten voor dif
ferentiatie. Toen men echter meer en
meer ging inzien hoe belangrijk de
wensen en de activiteiten vanuit het
kind zelf waren om tot een juiste
ontplooiing van het individu te ko
men, heeft men dit systeem over
boord gegooid. Het doelbewuste lei
ding geven is veranderd in onge-
systematiseerd onderwijs, afgestemd
op de begeleiding van het kina, waar
door bepaalde regels worden aange
bracht in diens functionele ontwik
keling. Heel belangrijk zijn in dit
verband de materialen, zoals blok
ken, lotto's enz., waarmee wordt ge
werkt. Het spelen, zoals kinderen dat
zien, heeft wel degelijk een functie.
Als we zien hoe op de huidige kleu
terscholen in het leader van de bij-
Bcholingsoutrsussen wordt gewerkt,
dan komt men tot de conclusie, dat
alles wat de kinderen doen een dui
delijke voorbereiding is tot het ba
sisonderwijs. In die opzet slaagt men
dus volledig. Om enkele voorbeel
den te noemen:
Voor bereidend rekenen:
De kinderen worden vertrouwd
gemaakt met tal van abstracte
begrippen, zoals de vergelijkin
gen tussen groot en klein, hoog
en laag, licht en zwaar, kort en
lang, voor en achter enzovoort.
Dit alles docxr middel van blok
ken, stokjes, meetlatten, meten
met handen, constructiemateriaal,
weegschaal enz. Voor het bijbren
gen van getalinzicht (de kinderen
moeten het inzicht krijgen, dat
het getal een eigenschap is van
een verzameling) werkt men met
knopen enz. voor het aanleren
van hoeveelheden. Verder het rij
gen van kralen naar een opdracht,
bijvoorbeeld drie rode en twee
witte kralen afwisselen. Tenslot
te komt men dan bij de werk
bladen (bij de leerlingetjes be
kend onder de naam .Mappen'),
waarin de kleuters allerlei zaken
moeten combineren en- of abstra
heren.
Schrijfoefeningen.
Hierbij wordt vooral de nadruk
gelegd op de motorische ontwik
keling van het kind. Eerst moet
het cirkels maken met vinger-
verf, daarna me. wasco, dikke
viltstiften en bordkrijtjes. Het
schrijfobject wordt steeds kleiner
en het kost de kinderen steeds
meer moeite het te hanteren. Van
cirkels gaat men dan ook over
op andere bewegingen, zoals zig
zaggen. Al deze oefeningen zijn
er op gericht om het kind moto
rische vaardigheid bij te brengen
en het verkrampte schrijven te
gen te gaan.
Voorbereidende taaloefeningen.
Hieronder valt ook het voorberei
dend lezen. Hoewel er enkele kleu
terleidsters zijn, die een schuch
tere poging wagen een kind op
de kleuterschool te leren lezen, is
het overgrote deel van mening,
dat dit voorbehouden dient te blij
ven aan het basisonderwijs.
De heer Kappenburg: ,'De kleu
terleidster mist door haar oplei
ding (volgens de oude school) de
capaciteit om de kinderen onder
richt te geven in het lezen. Als
het kind rijp is om met letter-
symbolen te werken, dan aileen
door middel van waarnemingsoe
feningen (bijvoorb. etiketteren)
Sommige jonge kinderen kunnen
wel leren lezen, maar ln de huidi
ge situatie is dat op de kleuter
school onmogelijk. Evenmin is het
wenselijk dat moeders hun kindek-
ren leren lezen. Een kleuter-
schoolleerliing moet weten, dat
wat men zegt, ook geschreven
kan worden, dat de figuurtjes
(letters), dlie naast de tekening
van een huis staan, ook ,huis' be
tekenen, maar niet verder', aldus
deze pedagoog.
De imeeste kleuterleidsters zijn het
hier volkomen mee eens. Bovendien
zien zij met grote klassen niet eens
de mogeliijklheiid een dergelijk experi
ment te ondernemen.
Op de voorgrond staat het gespro
ken woord.Op vele kleuterscholen
wordt aandacht geschonken aan het
enorme belang van de taalbeheer
sing. Taalarmoede is één van de
grootste oorzaken van mislukken bij
het basis- en vervolgonderwijs. Er
wordt dan ook op onze kleuterscho
len ,les gegeven' in spreken: de kin
deren moeten verhaaltjes vertellen
en er worden vragen gesteld, waarop
een bepaald antwoord moet worden
gegeven. Voorbeeld.
vraag en antwoord
Vraag: Wat is dit?
Antwoord: Dit is een stoel.
Dit is één van de manieren, waarop
een kind wordt geleerd een zin be
hoorlijk te construeren, zodat uit
drukkingen als ,hem zijn jas' en .gro
ter dan mij' (hoeveel volwassenen
zeggen niet groter dan mij' in plaats
van .groter dan ik'?) worden uitge
bannen.
Voorts wordt er gewerkt met lot
to's, gekleurde kaarten en vormen,
die al naar hun aard moeten worden
gesorteerd. Het zal inmiddels duide
lijk zijn geworden, dat bij het hui
dige onderwijs heel veel van de kleu
terleidsters wordt geëist. Willen zij
de huidige ontwikkelingen blijven vol
gen, dan groeit evenredig de behoefte
wijs. Zoals bijvoorbeeld een speel
hoek. die ook bij het basisonderwijs
noodzakelijk is'.
Dl het kader van de thans aan de
gang zijnde cursus van de rijks pe
dagogische acadenie moeten de kin
deren in groepjes samenspelen. Be
langrijk h.erbij is de invloed, die de
kinderen op elkaar hebben. Na enige
tijd gaat men over tot differentiatie
van verschillende groepen (goede en
slechte leerlingen bij elkaar; en ni
veau-groepen (leerlingen met gelijke
prestaties). Een essentieel punt voor
differentiatie is de sociale vorming,
die men het kind reeds op vijfjarige
leeftijd kan bijbrengen. Een van de
belangrijkste factoren om het kind
vertrouwd te ma-ken met zijn nieuwe
omgeving is het werken met het reeds
bekende materiaal van de kleuter
school. Verder wijzen de docenten van
de cursus op het belang van de uit
wisseling van leerkrachten tussen
kleuter- en basisonderwijs voor ob
servatie. Ook aöhten zij het van groot
belang, dat de kleuters reeds vóór
de grote vakantie hun nieuwe om
geving de basisschool dus, die zij
straks zullen bezoeken hebben le
ren kennen.
theoretische achtergrond door
het werken met systemen. De cursus
volledig gericht op een noodzakelijke
begeleiding van de leidsters. Zij krij
gen meer informatie, waardoor zij'
nog meer dan tot nu toe een bijdra
ge kunnen leveren aan de wezenlijke
voorbereiding tot het basisonderwijs.
En dat niet vanuit een klassikaal
systeem, maar uitgaande van het
ontwikkelingsniveau van het kind.
basisonderwijs
vraag op: Hoe Ligt de verhouding
thans bij het basisonderwijs
Op het moment (een moment, dat
overigens geleidelijk is aangebroken)
dat men tot de conclusie kwam, dat
er iets moest worden gedaan aan de
overgang van kleuter- naar basis
onderwijs. heeft men de zogenaamde
speel-leerklas ingevoerd. Maar al
spoedig bleek, dat deze oplossing
toch niet de juiste was.
Visie van de heer Kappenburg op
het speel-leerklas experiment: ,Nog
afgezien van het feit, dat de meeste
onderwijzeressen de kennis missen
om te werken met de voor de speel-
leerklas aangeschafte materialen, is
bet idee speel-leerklas voornamelijk
gebaseerd j>p het eerste leerjaar van
het basisonderwijs en niet gelijktij
dig ook op de voorbereiding en de
mogelijkheden, dlie liggen in het kleu
teronderwijs. Het onderwijs in het
eerste leerjaar heeft tal van vernieu
wingen ondergaan, maar de wezen
lijke problemen zijn niet opgelost.
Het kind komt in een andere omge
ving en is hier niet op voorbereid.
De overgang kan vergemakkelijkt
worden door het spelelement van de
kleuterschool te laten doorlopen in
de eerste klas van het basisonder-
Goede ervaringen op het terrein van de overgang van de
kleuterschool naar de basisschool heeft de Vlissingse on
derwijzeres mevrouw S. Sehreurs-Mets, verbonden aan de
i. H. van Daleschool te Oost-Souburg (eerste klas) en
momenteel cursiste van de bijscholingscursus van de
Bijkspedagogische Academie. Zij werkt al gedurende drie
jaar intensief samen met mevrouw I. Kooman-Liebers,
hoofdleidster van de kleuterschool ,Kleuterdroom', even-
Bens in Oost-Souburg.
Mevrouw Schreurs vindt een optimale samenwerking tus
sen Kleuterschool en basisschool gewenst. Sprekend vatvuit
haar achtergrond zegt ze-. ,Hgt systeemzoals wij dat
hanteren voldoet uitstekend. Nu krijgt de kleuter als het
ware zijn opvoeding al vanaf zijn vijfde jaar, een op-
voedina, die op de basisschool gewoon doorloopt, omdat
én kleuterschool én basisschool geen gescheiden groot
heden meer zijn.' Mevrouw Schreurs is van mening, dat we
in Nederland langzamerhand afmoeten van het standpunt:
6 jaar, dan naar de lagere school. De zesjaarsorens zal
moeten verdwijnen. Ergens tussen het vijfde en het ze
vende jaar zal het kind naar de basisschool moeten. Maar
niet tevoren de leeftijd vastleggen; een speling van twee
jaar is zeker niet teveel. In Souburg, althans bij de
twee genoemde scholen, worden de leerjaren voor 5, 6 en
1-jarigen als geheel genomenGoede samenwerking, zo
vindt mevrouw Schreurs is daarom erg belangrijk. In
Souburg bestaat die goede samenwerking tussen mevrouw
Schreurs en mevrouw Kooman. Mevrouw Schreurs: ,We
komen veel bij elkaar en bespreken alle problemen met
betrekking tot de leerlingen. We wisselen materialen uit
(rekendozen, logiblocs van Dienes) en de kleuters krij
gen een beoordelmgsstaat mee. De oudercommissies wer
ken samen, want het is belangrijk, dat de ouders het
contact voelen tussen beide scholen. Het benadrukt, dat
het onderwijs een doorlopende zaak is en dat de twee
scholen niet meer afzonderlijk werken.'
Verder acht mevrouw Schreurs de uitwisseling van leer
krachten bijzowier belangrijk.' De hinderen en de leer
krachten komen hierdoor veel meer van elkaar te wet&n,
dan door welke cursus ook. Ideaal is, dat kleuter- en ba
sisschool naast elkaar zijn gelegen. Dat zie je nog veel
te weinig bij de bouw van nieuwe scholen.'
Hoe is men nu in Souburg tot deze samenwerkingsvorm
gekomen
Drie jaar. geleden', zegt mevrouw Schreurs heb ik een
plannetje uitgewerkt om tot een soepeler overgang te
komen. Dat beviel me best. Toen bleek, dat mevrouw Koo
man hetzelfde idee had. Dus hebben we ons onafhankelijk
werken laten varen en zijn we samen gaan werken. Het
resultaat is werkelijk gewéldig,' aldus deze enthousiaste
onderwijzeres, die er aan toevoegt: ,Ik kan in de klas
heel duidelijk merken welke kinderen van de Kleuter-
droom komen en wélke niet. De eerste groep weet gewoon
veel meer, is beter in de taalbeheersing en kan beter op
drachten in groepsverband en individueel uitvoeren. Dit
komt het onderwijs alleen maar ten goede, omdat we
werken met groepen, waaruit we na zes weken reeds me
de door de beoordelingsstaten kunnen gaan differentië
ren'. Daarom bevalt het idee speel-leerklas mevrouw
Schreurs ook hélemaal niet. Ze zegt erover: ,Het spel
element mag niet ontbreken, akkoord maar de meeste
kinderen zijn mede door hun vooropleiding (op de kleu
terschool) reeds veel verder. Zij staan bij wijze van spre
ken te trappelen om het grote schoolwerk te doen. Dan
moet je ze geen andere werkwijze meer opdringen.' Put
tend uit haar ervaring komt deze onderwijzeres direct
ook met een aantal praktische eisen, die zij zou tvillen
stellen voor de kinderen, die voor het eerst naar de basis
school gaan: een veelvuldige uitwisseling van leerkrach
ten tussen kleuter- en basisschool. Dat is niet alleen van
belang voor de leerkrachten., maar oök de kinderen wil
len hun vorige juf maar al te graag eens terugzien om
haar hun werk te tonen. Andere voorwaarde: de kinderen
moeten kunnen fluisteren en luisteren, opdat ze in alle
rust een gegeven opdracht kunnen uitvoeren. Verder acht
zij het veel belangrijker grote aandacht te besteden aan
ie gesproken taal op een kleuterschool dan bijvoorbeeld
de kinderen te leren lezen. In dit opzicht werkt een ver-
telkring stimulerend, aldus mevrouw Schreurs.
VLISSINGEN De gehele gang van zaken
rond het 5-7-jarige kind bestrijkt een uitge
breid terrein. De medische en psychologische
problemen en mogelijkheden spelen in het
totaal van het toelatingsproces' een belan-
rijke rol.
Het is een algemeen bekend feit, dat een kind in
een normale omgeving in de leeftijd van 5 tot 7 jaar
een grote ontwikkeling doormaakt. Het kind veran
dert van kleuter in schoolkind. De lichamelijke ken
merken biervan zijn duidelijk te zien, ook voor de
ouders. Een veel gehoorde kreet is dan ook: ,Wat
groeit dat kind!' Dat zit dan niet alleen in de leng
te, maar het gehele postuur wijzigt zich; het buik
je en de molligheid verdwijnen en het hoofd lijkt
kleiner te worden, zodat het kind een geheel ander
voorkomen krijgt. Maar het is niet alleen het li
chaam dat verandert, ook geestelijk bevindt het
kind zich in een stroomversnelling. Dit openbaart
zich onder meer ln het foit, dat het kind, dat voor
kort alleen speelde om het spelen zelf, nu langza
merhand een zeker nut gaat inzien in bepaalde han
delingen en ook zijn belangstellingsterrein gaat ver
leggen cn verdiepen. Het zal interesse krijgen voor
kleuren, vormen en getallen en steeds meer gaan
vragen: .Wat is dit? Wat is dat?' In het begin zal
het tevreden zijn met een eenvoudig antwoord, maar
allengs komt het .waarom' om de hoek kijken.
KLEUTERSCHOOL
In deze periode is het kind op de kleuterschool. Eerst
is het uit de vertrouwde omgeving van thuis weg
gehaald en in een vreemde groep terechtgekomen. In
de meeste gevallen zal dit zonder strubbelingen gaan,
omdat het kind van nature de behoefte in zich voelt
om zich samen mot anderen in een groep te bewe
gen. Zijn er toch moeilijkheden dan is er het voor
deel. dat de kleuterschool geen verplichte school is.
De ouders kunnen in overleg met de kleuterleidster
en-of andere deskundigen (nu nog alleen schoolarts)
bezien hoe de problemen het best kunnen worden
opgelost: men kan het kind voor halve dagen naar
school laten gaan, of desnoods nog een poosje thuis
houden.
Heel anders ligt het bij het basisonderwijs. Volgens
de wet op het lager onderwijs van 1920 is ieder kind
op 7-jarlge leeftijd leerplichtig. Dat wil zeggen, dat
een kind op de dag, dat het 7 jaar wordt als leer
ling van een basisschool moet zijn Ingeschreven en
uiteraard die school dient te bezoeken. Maar: het
kind mag al naai' ,de grote school' bij de aanvang
van het nieuwe cursusjaar tegenwoordig begin
augustus als het vóór 1 oktober daarop volgend
6 jaar wordt.
Hier nu ligt een probleem. Tegenwoordig gaan de
kinderen steeds vroeger naar het basisonderwijs
(door het vervroegen van de zomervakanties). Zo
kan het gebeuren, dat een kind wanneer het 30 sep
tember 6 jaar wordt, reeds begin augustus tot het
basisonderwijs wordt toegelaten. De leerling is dan
vijf jaar. Vaak ziet men dan dat zich problemen
voordoen. De ouders zeggen: ,Hij is zo gunstig jarig.
Dat is meegenomen.'
Toegegeven, in vele gevallen zullen de resultaten
positief zijn. Maar toch blijkt maar al te vaak in
de praktijk, dat ongeveer 10 procent van een kleu
terklas nog niet toe is aan basisonderwijs, zoals dat
m de huidige structuur wordt gegeven.
Hoewel er op allerlei terreinen wordt gezocht naar
oplossingen om te komen tot een soepeler overgangs-
beleid van het kleuteronderwijs naar het basison
derwijs, kan men niet om het woord .schoolrijpheid'
heen. Tot voor kort sprak men over schoolrijpheid
als hetkind voldeed aan door de school ingestelde
eisen. Het kind moest zich naai' de school richten en
niet omgekeerd. Bovendien studeerde® veel kinderen
niet verder en was het onderwijs op de lagere scho
len tevens eindonderwijs.
Nu echter de veranderingen in volle gang zijn, is
de basisschool geen eindonderwijs meer. Men gaat de
leerplannen herzien. En men zal naast de rijpheid
meer afgaan op de ontwikkeling van het kind. Daar
om spreekt men nu liever van .schoolgeschiktheid'
dan van .schoolrijpheid', een term, die veel meer
inhoud heeft. Dit geldt voor ieder schooltype. De
school dient zich voor de begeleiding van het kind
hiernaar te richten. Gezien het feit, dat ieder jaar
weer circa 28.000 kinderen in dc eerste Mas van het
basisonderwijs blijven zitten, is het duidelijk, dat het
Onderwijs ais geheel nog niet bij machte is deze
moeilijkheid te overwinnen.
Een gunstig teken is ln elk geval, dat pedagogen
en psychologen door veel studie en research op dit
gebied trachten deze misstand uit de weg te ruimen.
De schoolgeschiktheid hangt van vele factoren af,
die liggen op het verstandelijke of lichamelijke vlak
of die te maken hebben met karakter of milieu. Wel
moet men er ln de eerste plaats van uitgaan, dat
een kind, van wie men zegt, dat het op een bepaald
moment (nog) niet schoolgeschikt is, dit een half
jaar later wél kan zijn.
Een man, die dit probleem na aan het hart ligt is
de Middelburgse schoolarts J. D. Fregeres. In de ja
ren, dat hij thans m Zeeland werkzaam is. heeft hij
zich een bepaald oordeel kunnen vormen over de pro
blematiek, die zich rond de scaooigeschiktheid voor
doet. Hij zegt hierover: ,Het aantal kinderen, dat
aanpassingsmoeilijkheden heeft bij de overgang van
het kleuteronderwijs naaT het basisonderwijs is rela
tief vrij groot: ongeveer 10 procent, dat wil zeggen
3 tot 4 kinderen in een klas van circa 30 leerlingen.
De meeste kinderen vertonen een regressie (terug
gang) als ze op de grote school komen. Ze moeten
zich aanpassen aan de sfeer en de omstandigheden
van hun nieuwe verblijf en dit kost altijd moeite.
Bij de meeste kinderen komt dit niet tot uitdruk
king.
Maar toch komen er ieder jaar weer gevallen voor,
waarbij kinderen hun aanpassingsmoeilijkheden ui-
Leu door lichamelijk klachten als vermoeidheid, buik
pijn, angstdromen, lastig zijn, bedplassen enz. De
oorzaak hiervan ligt in hoofdzaak in de variatie van
ontwikkelingssnelheid. Soms zat ook de geringe op
vang door de onderwijzers een rol spelen. Zij
moet er van uitgaan, dat het kind in een ander mi
lieu terecht komt.'
LEEFTIJD
Dokter Fregeres stelt vast, dat de leeftijdsgrens 6
jaar niet biologisch is. Het ene kind heeft een be
paalde ontwikkeling bij vijf jaar en een ander pas
bij zeven jaar. Dat wil dus zeggen, dat de .biologi
sche leeftijd' niet samenvalt met de .kalenderleef
tijd'. Schoolarts Fregeres: .Daarom deugt de huidi
ge grens niet ais toelatingsels voor het basisonder
wijs. Stuurt men nu de kinderen] van wie te ver
wachten valt, dat ze moeilijkheden zullen krijgen,
tóch naar de grote school, dan heeft dat vaak tot ge
volg, dat ze niet meekunnen en blijven zitten.
Soms lukt het in de eerste Mas nog wel, maar dan
gaat het gegarandeerd mis in de tweede of in de der
de klas.' Daarom geeft dokter Fregeres er de voor
keur aan, dat het nog niet schoolgeschikte kind
nog een jaar langer op de Meuterschool blijft. Toch
ziet hij wel een praktische oplossing om aan dit
probleem tegemoet te komen.
Hij acht in de eerste plaats' het instellen ran een
schooladviesdienst van groot belang. Een advies-
dienst, die dus naast het schoolbegeleidingswerk
staat. ,Wij, als schoolartsen', moeten thans in alle
voorkomende gevallen inspringen: zowel op psycho
logische als op sociaal gebied moeten we adviezen
geven. Dit is alleen al 'gezien de onderbezetting
van de schoolartsendienst een onmogelijke taak.'
Dokter Fregeres is van oordeel, dat als men wil
komen tot een goede oplossing men om te beginnen
een psycholoog imoet aanstellen. ,Dat is het minste
lat men kan doen', zegt hij ervan. Bovendien kan
men in een team als de schooladviesdienst speciali
seren, zodat men tot betere resultaten komt. De eni
ge mogelijkheid, die dokter Fregeres in de huidige
omstandigheden ziet, is deze: ,Door haar ervaring
kan de Meuterleidster de twijfelgevallen onder haar
leerlingen er al spoedig uithalen. Zij kan de ouders
op de moeilijkheden wijzen, zodat het kind én op de
kleuterschool én thuis reeds kan worden geholpen.
Voorts moeten deze kinderen kort voor hun over
gang naar de basisschool worden bekeken door de
schoolarts of er eventueel lichamelijk gebreken aan
wezig zijn. In gedegen overleg met de ouders kan de
schoolarts dan de kinderen verder verwijzen, bijvoor
beeld naar een schoolpsycholoog, die door middel
van onder meer tests, eventueel in overleg met an
dere deskundigen, een advies aan de ouders kan uit
brengen. Het is van het grootste belang, zegt deze
Walcherse schoolarts, dat de ouders beseffen, dat
vertraagde rijpheid niet wil zeggen, dat de presta
ties van het kind minder (zullen) zijn. Als de ou
ders dan een advies hebben gekregen zullen zijzelf
de voor- en nadelen moeten afwegen. Maar ais een
kind blijft zitten, omdat het te jong is, moet dit
heel duidelijk aan dit kind worden verteld. Helaas,
aldus dokter Fregeres heeft de schoolarts te weinig
tijd voor intensieve controle, maar dat het heel hard
nodig is. is echt wel duidelijk.
Misschien, dat door deze praktische oplossing, die
noodzakelijkerwijze alleen geidt voor extreme ge
vallen, het zitten blijven in de eerste klas al zou
kunnen worden beperkt.
lift.: dr A. W. Hoenen ,Van kleuter tol schoolkind';
dr P. von den Broek ,De schoolpsycholoog';' drs
IC. Doornbos .Opslaan tegen het zittenblijven'; dr J.
C. C. Rupp ■Opvoeding tot schoolweerbaarheid'.