de schoonheid van oude tegels in de vleeshal komrij: ,alle vlees is ais gras, de dodenakker' gedichten van gerrit of het knekelhuis op prowineiala 27 reeuwse couranl ZATE RDAGKRANT 14 FEBRUARI 1970 Tot en met zondag 22 februari is in de Vleeshal van het stadhuis te Middel burg de tentoonstelling .Kunst in het klein, De schoonheid van oude tegels' te zien. Het is een van de reizende tentoonstellingen met een sterk instructief ka rakter die het land ingestuurd worden door het bureau van wat met een niet zó eigentijdse benaming ,de rijksinspectie voor roerende monumenten' heet. Koerend of niet, de expositie is met veel zorg samengesteld en laat, hoewel kwantitatief zeer beperkt, erg veel moois zien. Daarbij komt ons de ruime plaats die de hier haast onbekende .vroege' tegel heeft gekregen wel zeer verdienstelijk voor; zowel in het instructieve (foto en tekst) als in het aanschouwelijk ge deelte (de tegel puur) wordt een ontwikkeling duidelijk gemaakt die aansluit bij wat men vandaag wel als het .heden' van de tegel beschouwt. Een tentoonstelling met verdiensten dus en als we de lering even vergeten en naar het vermaak mogen wijzen ook zonder meer wol een plezierige tentoonstelling waar enkele pronkstukjes te bewonderen zijn. Eon tegel- tjesland als Zeeland zeer ten dele nog ls, zal dan ook weinig moeite hebben de weg naar de Vleeshal te vinden. Het instructief gedeelte laat aam de hand van foto's, kaarten en reproducties zien welke weg er ligt tussen oorsprong en nu, waarbij vooral er. dat is beslist niet zonder waarde aandacht wordt besteed aan de ver- spreidngspunten. We vinden dan namen als de Sakkara-pyramide, Egypte, het ui-t gangs- jant dat 3000 jaar voor onze jaartelling ligt. We \inden namen als Mesopotanië, de Kada- rasreliëfs (1180), Iran, Tunis, Babylonië, Per il?, de namen Tabriz, Isfahan, Constantino- pel, Kairwan, Fez en de plotselinge maar sterk Moors gebonden uitlopen in Europa Spanje, Sevilla, Talevera, het Alhambra en het Alcazar. Namen met de voor Europese begrippen even eens zuidelijke punten Florence, Venetië en Brixen. Aan elke naam zit een geheel eigen wereld, in de overlevering uitgedijd en beschadigd tot wat ze nog is: een boeiend beeld dat tussen duidelijk en onduidelijk schommelt, in varia ties fascineert. A.an wat momenteel in Middelburg geëxpo seerd is, kleeft dat ongefixeerde beeld en het maakt een goed deel van de bekoring van deze tentoonstelling uit, hoe gering de echte juweel- waarde ook moge zijn. De binding met de oorspomg is mede door de goede documentatie vrij direct, en waar je je dan bevindt op het tussenveld van volks- en meer gereglementeerde (later zelfs In aanzien lijke mate industriële) kunst, komt langs die directe Lijn veel over van wat nodig is om een dergelijke expositie bulten de Middelburgse zandstenen muren te laten groeien. rpen goed deel van die wereld ligt dus voor ons uiterst zuidelijk. Het eerste en lang niet het slechtste tentoonstellings- oord laat daar heel veel Indringends van zien. Het zijn een zevental tegels. algemeeD geduid als .Islamitisch en Spaans', uit de vijf tiende en zestiende eeuw, hoewel we er ook een prachtige Damascener (Syrië) uit de veertiende eeuw bij hebben gevonden. De eer ste drie catalogusnummers hebben alle betrek king op zestiende eeuwse Turken, stuk voor stuk prachtige gestyleerde bloemmotieven, zwemmend in paars, blauw, turquoise en groen in een transparant glazuur. En op dit bord ook een echt juweel, een cirkelvormend tableau in vier delen van Moors-Spaanse afkomst in £339 schitterende kleuren (zie afbeelding). Dit was dan bij wijze van vluchtige aanduiding één van de dertien borden, dikwijls ,per eeuw' samengesteld naar de patronen en motieven. TT et' zal duidelijk zijn dat ook het Noorden, dat inmiddels een vrij levendige tegel- traditie te onderhouden heeft, in de tentoon stelling van deze nogal noordelijke rijksdienst een ruim plaatsje hoewel naai- zijn eigen aard misschien niet het warmste heeft ge kregen. De sleutelsteden voor Noord-Europa zijn Ant werpen en Rouen. Beperken we ons tot Ne derland dan komen we al oen van de vroegste eigen produkties tegen in Middelburg (1564). Later ontstaan belangrijke centra als Haarlem Leeuwarden, Delft, Amsterdam, Gouda en Har- lingen, Leiden en Makkum. Van deze centra komt de belangrijkste inzen ding van de laat-zestaende, zeventiende en acht tiende eeuwse tegels, naar aard en toon, motief en bewerking bekend, maaT in zo oneindig veel variaties en nauw genuanceerde uitvoeringen dat er nog wel een en ander te ontdekken is. We vonden een juweeltje op bord zeven (nr 6); een tableau van vier tegels met blauw decor van een ruiter (militair) uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. De tekening is onge kend zuiver met uitzondering van de rechter- benedentegel die er in de oven blijkbaar iets te warmpjes bijgezeten heeft. Hee' wat an ders als de ook op deze tentoonstelling niet zeldzame .bleke Bet' onder de tegels. Naast wat we voor het geven van een eer ste indruk noteerden, zijn er nog de tal loze variaties in ornament, decor, motiefjes: de bloementegels, vruchten, dieren, scheepjes, to rens, schelpen, bflbelmannetjes en de tableaus die zich in het noorden gemeenlijk van de zelfde instrumenten in de tekening bedienen. Veel speciale aandacht moge tenslotte gevraagd worden voor de vitrines, waarbij bést enkele uurtjes zoet te maken zijn. We willen dan overigens maar bijvoorbeeld wijzen op nummer negen van vitrine twee, een hardstenen diktegel met lopende leeuw, op nummer 10 yam vitrine drie, een spijker- tegel met een fraai getekende vogel en de nummers drie en vijf van vitrine vijf; een zes hoekige plavuis lm groen loodglazuur, prach tig puur en een Perzische stertegel met dier- motieven (reliëf!) In zachte kleuren. We hebben hiermee overigens niet meer dan enkele puntjes aangeduid van een tentoonstel ling die ongetwijfeld 'meer maar dan di recte aandacht waard is. O. Bord l, nr 6: vijftiende eeuw Spaans-Moors. Bord Vil, nr 6: tweede helft zeventiende eeuw, Nederlands. GERRIT KOMRIJ heeft In 1068 gedebuteerd als dichter met de bun del: Maagdenburg.se halve bollen en andere gedichten'. Verzen die om verschillende redenen opvielen. Direct bijvoorbeeld al frappeerde in het titelgedicht dat het, behalve dan dat er het woord .luchtledighe den' in voorkomt, weinig uitstaans heeft met de fameuze bollen waar mee Otto von Güricke in 1654 het bestaan van luchtdruk demonstreer de. Tenzij we het zo moeten opvatten dat- we ons met de poëzie in een sfeer van luchtledigheid bevinden, hetgeen wat ver gezocht lijkt. Wel zijn ,ve in een vreemde wereld. Bij het bespreken van die bundel (PZC 1 feb. '69) hebben we het woord ,Iege spelen' laten vallen, een term die de dichter ons blijkbaar een tikje kwalijk genomen heeft, gezien een reactie in zijn nieuwe bundel ,'t Zijn lege spelen. Mijn heer, 't is voos geklater', pag 847 Nil hebhen we imet fimrlci ,i,A ,n ITftmri'c nieuwe hiinHel hiiTATirlci SLjLKKEHUIS De melkkrult werd op een zekere dug zo groot Dat wij er gemakkelijk van konden eten, Met z'n twaalven; maar, aan de andere kant, de goot steen verschrompelde tot een eierpan. Weten Mocht het de hemel wat ik daar nou mee moest doen. Vaak is het zo droevig in een mensenleven) Ik stond mij ook juist af te vragen, waar de schoen Dun knelde, toen op de koop toe hele scheve Verzakkingen en zo knaagden onder de, ja, waaronder Daarna opstulpmgen en deuken, Toen kleur ver schieting en, en dut gedonderjaag. Zeg maar jaja, vriend, daar gaat je mooie keuken. veel te wtarderen vinden, ook de eerste nog eens grondig herlezen, en we moeten erkennen dat de term ,lege spelen' niet juist was. Gerrit Komrij voert ons binnen in een wereld die vaak absurd is, surrealistisch, droom-achtig, een wereld waar het .insolite', het skur- nele, het gewild-kitscherige ook, zo'n belangrijke plaats inneemt, dat men al; iezer wel eens moeite heeft om mee te komen, ook als is men graag toe uereid. Soms missen we eenvoudig de aansluiting, en dan gaat het niet. Dat kan evenzeer liggen aan jezelf als aan de dich ter. Wanneer je als lezer via de sfeer die de dichter oproept, de woor den en beelden die hij gebruikt, de associaties die hij wekt, niet hel goede pad opkomt, dan verdwaal je, en bestaat er grote kans dat jc nergens terecht komt' Zo maar een idylle uit de mouw geschud (slot van ,De jeugd van mijn held') leek ons een tekenende regel: spelend van inval tot inval kwamen de drie kwatrijnen in menig geval weer wel vol. De term ,lege spelen' evenwel suggereert een te kort aan inzet, en de verzen van Komrij hebben juist een grote persoon lijk inzet, ondanks het vaak sterk speelse element erin. K wat rij nol), inderdaad, dat was een ander opvallend kenmerk van Komrij'; Poëzie; hij schrijft rijmende, strofische gedichten, wat tegenwoordig vrij uitzonderlijk is. Op de vier verzen uit de afdeling: ,De Keerzijde vai) de Arbeidsvreugde' na, bestonden alle gedichten uit .Maagden- oui'gse halve bollen' uit drie kwatrijnen. Komrij was vrij slordig ir sijn versificatie (telde z'n versvoeten niet) en zijn rijm was vele ma- en in de trant van achterhoofd-hoofd; leegedronken-gedronken; han aen-schennershanden; morgen-overmorgen, of, nog simpeler: zitten- aten of uit-uit Maar niettemin: strofen, rijm en een wat opzette- Jk antiquiserend woordgebruik, dees' rode .watertoren', .kunstlooz' ■ed spotlust en camouflage, gebruikt als tweesnijdend zwaard Niet voor niets nad net boekje een motto uit Staring meegekregen en poëet wiens papieren, ten onrechte weliswaar, thans niet zo hoo; genoteerd staan. Met Piet Paaltjens durven we niet aankomen, de le zei- vandeze rubriek weet bovendien hoe hoog we hem stellen, ernt Komrij vergeve ons dit gruwelijk rubriceren: zijn verwijzei naar de negentiende-eeuwse Nederlandse romantiek is té nadrukkelijk *tn dat we het onvermeld kunnen laten. Om nu een goede indruk te geven van het peil dat Komrij in zijn eerste bundel bereikte, schrij ven we over: Ln dit gedicht vindt men ook een element van humor, wat bijzonder zeldzaam is in poëzie; althans in poëzie met een in wezen elegisch timbre. Grappige verzen en schertsdingen worden er genoeg geschreven, maar lit soort humor (men treft het in vele van Komrij's gedichten aan) indt men bijvoorbeeld ook bij Piet Paaltjens. "\nlangs is er in de Ceder-reeks een tweede bundel van Komrij verschenen, en ook dit boekje verwijst zo nadrukkelijk naar dc negentiende eeuw, dat men het wel moet vermelden. De dubbele titel il: ,AHe vlees is als, gras of Het Knekelhuls op de dodenakker'. Het omslag is bleekpaars, en een oude gravure er op toont ons een mooie jongeman die in een elegante pose achter zijn hand zit te snikken over de ellende van dit leven. Dat oude gravuretje is een vondst: deze jongen loopt zo namelijk wéér rond met dezelfde haar- jtijl, gestreepte broek, lavallière en tere handen. Het hele bundeltje .s typografisch verder een pronkstuk, Joost van de Woestijne ver- .orgdc liet dit terzijde, hoe prettig ook. in deze tweede bundel blijft Komrij bij de vorm die hem blijkbaar het juste Ligt: op een proloog en een epiloog na vinden we ook hier enkel gedichten, bestaande uit drie kwatrijnen vam over het aLgemeen iets verzorgder vorm en met een wat gevarieerder rijm trouwens ie kunt bij een dichter als Komrij niet weten of hij opzettelijk ol mgemerk't een regel neerschrijft als dit hortende .hoewel je aarzelt t te zeggen'. Het antiquiserende gaat nu zo ver dat hij zelfs .ooije- vaar' spelt en zinnen neerschrijft als ,Is niet de kist de voorruste les gr&fs', ze stappen naar de ,top eens heuvels', etcetera. dit blies ook uiteraard met ironiserende, afstamd-scheppende bedoelin gen (maar ondertussen!). Verder heeft hij de verhalende en omschrij vende opschriften, zo geliefd in de I9de-eeuw, in ere hersteld; om schrijvingen die, ais in de eerste .Vijf gedichten van dc Spiering en de Windbui!' een werkelijke functie hebben, omdat de inhoud van die ibsurde, itoldenieke verzen erdoor verrijkt wordt met gegevens waarop in de verzen slechts gedeeltelijk teruggekomen wordt. Ln de titelgevende reeks, ,al!e vlees is als gras' zegt de dichter, in de Proloog: - Zucht naar lof was nimmer mijn roersel; tussen De boeren sta ik en niet onder Horatiussen. Dat Gerrit- Komrij dit dichtte, icas niet uit zelfvoldane Schrijflust, maar uit eerbiea voor stille weduwstranen. Zijn wij geen vat des doods Wie zich beter mocht wanen Verzoek ik, mits uiterst gepast, mijn r..t te kussen. Waarna de macabere verzen volgen, iijkklacht, zang van gebroken ogen, stervensuur en danse macabre, bijvoorbeeld dit: Het stervensuur van een veertigjarige, tot zijn verzamelde vrienden: Wacht n voor een natuurlijke dood; het bol Draagt haast zijn starheid over; ik ervaar Een kwalijk gevoel. Mij wacht eenzelfde lot ils de pier. de kemel en de ooijevaar. ,-Je zal de stem des drijvers niet meer horen, Het kwaad zal je niet naken' ach kom, besproei Mijn tombe met tranen, als ik zielsverloren Door Charon naar de schimmen wordt geroeid. Eenzelfde lot. als de wurm, de pimpel en de Kneu... Ik ga, maar weet, ik ga in wrok. Immers, waarom moet ik naar onbekende levers, met niet éen mazei. niet. éen pok In ,De doem der maagschap wordt op eenzeiiae speelse, macabere en tragi-lcomi3chc wijze afgerekend met enkele familieleden; de .Idyl le van de achterpoort' begint met dit werkelijk kostelijk kolderieke: EEN VERRE REIS Je ging, gezeten in een emmer, naar een Zekere streek op reis, waai enkel grote, Pokdalige dokters en goede heelkruiden waren. Da.t was een reis, die je nooit heeft verdroten. Je was immers een emmer vol ziekte. Ja, Een door en door krank val en je zocht Beterschap. Er vloog jou een regen achterna. Van scheldwoorden van liet grauw. Maar toch, Ie zoent, beterschap, al het krapuul ten spijt. En waarlijk, je kreeg lioestbaUetjes, en vona Een heilzaam gewas, genas, maar sinds die tijd Kreeg je de emmer nooit, meer van je kont. In het .Mengelwerk echter, staan enkele verzen, ais i nc„ pompje' en vooral .Dodenpark' die ons volkomen overtuigd hebben dat hier een dichter van een zeer bijzonder formaat aan het woord is. .Dodenpark' is o i niet alleen Komrij's beste gedicht tot nu toe, het is tevens een der beste Nederlandse gedichten van de voorbije decade. .Jt is nelemaal Komrij. macaber, erotisch, beschouwend, laconiek en irreëel. Het is een vers dat we nu al talloze malen herlezen hebben, en het .houdt' net, de geweldige verrassing van de eerste keer, dat grote geluksgevoe' als je iets heel goeds en nieuws art. blijft. DODENPARK We wandelden des avonds door de tuinen Van het crematorium; achter heg en hazelaar Stond laag de vroege maan, ik at wat kruimels tan mijn vest en jij genoot van een sigaar. /e dacht wellicht aan zeer bezwete negers Op hete plantages in de weer. Ook aan Ie gezicht meende ik zoiets af te lezen. Ikzelf keek door de heg naar de maan. We spraken met :iral viel er ook te zeggen f We dachten maar aan een maan en aan zweet Oh, nergens heerste er ooit zo'n rust. Slechts Af en toe klonk uit een urn een kreet. t Fietspompje' heeft ook iets wat enorm charmeert eu ixeit i voor al die regel .van accident (zo licht) tot total loss (zo definitief), maar in de slotregel hebben we even aansluitingsmoeilnkhpden door dat de dichter van fietser blijkbaai opeens fipf' - Je zou gaan fietsen als een kind van zeven Een ij wiel' neef te dat vond je eerst VreemU, om een andere naam te geven Aan wat een tiets is 't Mooiste was de o- Die tingelen Icon, als je een hoek pmwiUte. Maar dat mocht later pas. JBlijf in de straat, En trek je jas aan 't. is koua.' Ik rilde, Maar wat gaf dat in mijn rijders-staatt <k heb nadien, van accident tot total loss. Zo menig stalen paard versleten; er zullen Er niet. weer volgen, want mijn bel zit los En mijn pom.je kan geen band meer vullen. We hebben, in deze rubriek, al vaak Komrij's naam genoemd. Hij is jehalve mede-redacteur van .Maatstaf' y sedert de overneming van het tijdschrift door de Arbeiderspers, samen met Martin Rosi een onge- ooflijk knap vertaler Hij vertaalt zo levendig, herschept in die mate, dat men vergeet dat hij het toch wel om den brode zal doen, het •.ijkt pure liefde Met .Alle vlees is als gras bewijst hij, dat hij een zeer origineel, in letterlijke zin .fantastisch' dichter is, een fascine rende figuur die zrch op slag een eigen plaats verzekert in de heden daagse poëzie Gerrit Komrij: Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten. Arbeiders pers. Amsterdam, 1968. Gerrit Komrij: Alle vlees is als gras. of Het knekelhuis op de dodenakker. Ji M. Meulenholf. Amsterdam. 1969. De Ceder.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 27