Daan Rot il 'W WW’ 1-, Blik ‘Zal ik het hoofdeinde naar beneden doen?’ doorbreekt mijn zus de stilte. Ze dekt mijn vader toe. 1 ItohL -I VI VI Thuiszorg komt als eerste. Een nieuw gezicht. Ik doe veel stoerder en sterker dan ik ben, knal de waterkoker aan en vraag of ze ook thee wil. Geef netjes de sociaal wenselijke antwoorden terwijl het van binnen vloekt, tiert, gromt en schreeuwt. Ik wil razen, borden kapot gooien, met een zwaai de hele bliksemse boel van tafel vegen en heel hard ergens tegenaan schoppen. Maar ik glimlach vriendelijk. Wachtend op de schouwarts draaien we wat ongemakkelijk met onze theebekers. Dan vraagt Anja van de Thuiszorg of ik de vrouw van Jan Rot ben. ‘Och wat leuk, nou zeg, wat toevallig.’ Ik mime ‘sorry’ naar mijn zus en probeer de aandacht naar papa te verschuiven. ‘Zal ik een handdoek pakken voor onder zijn kin?’ Een truc die ik leerde na het overlijden van Jan. Een opgerolde handdoek om de mond netjes te sluiten. Had ik liever niet geweten. De afstandelijke huisarts van dienst stelt zich niet eens voor. Ze constateert dat de man waar ik zo veel van hou dood is, vult de nodige papieren in en dat was het. Opge lucht dat iedereen weg is, drentelen we nog wat om het bed heen. Ik bekijk mijn vader nog eens goed. Wie hij was, is weg. De vlinder is gevlogen, de cocon ligt er nog. Daphne belt de uitvaartmensen. Om half tien komen ze, dus we hebben nog een paar uur. Eigenlijk willen we even naar de hotelkamer die we deze week achter de hand hadden om af en toe, om beurten een bad of een uurtje slaap te pakken. Ik vraag Google of je een overledene alleen thuis mag laten. Google is net zo voortvarend als mijn zus: Praktisch bezien, als u bang bent voor een inbraak is het misschienjuist handig om de overledene thuis op te baren. De gemiddelde inbreker zit niet te wachten op de confrontatie met een overledene. We sluiten alle gordijnen, zetten het alarm aan en trekken de voordeur dicht. Als Daphne in het sop zit, app ik Elvis dat ik later uit gebreid bel maar mijzelf nog bij elkaar moet houden. Ik hou het krap tien minuten vol in het hotelbad. Als we de sleutel weer in het slot van ons ouderlijk huis steken begroeten we papa zoals altijd, maar nu geen verheugde glimlach of een zacht gesnurk vanuit het bed bij het raam. Ik graai de vlag, die ik een paar dagen terug had klaargelegd, van het kastje in de hal. Bij het krieken van de dag hijs ik ’m halfstok. Zoals een dochter van een beroepsmilitair betaamt. De driekleur wappert plechtig op deze onzalige maandagmorgen. Ik sluit zijn ogen, omarm mijn zus. Nu zijn we alleen. Nu zijn wij samen. Daphne belt de Thuiszorg en de huisartsenpost. Het liefst bleef ik nog met zijn tweeën bij papa. Zolang we niemand bellen, is het niet waar. Ook nul behoefte aan het officiële gedoe. Het amechtige geknik, het ongemak terwijl je alleen maar wilt dat iemand je vasthoudt. Gelukkig is mijn zus een stuk pragmatischer dan ik. ‘Ze regelt nog net je ademhaling niet,’ zou mijn vader zeggen. l-fe. ivo k- o 40 Daan Rot-de Launay (48) schrijft en fotografeert, en was getrouwd met muzikant en columnist Jan Rot. Ze heeft vier kinderen: dochters Elvis (21) en Maantje Piet (12) en zoons Rover (18) en Wolf (15). 5 O o N cc L±J Q O Ik wil vloeken ‘en schreeuwen, maar glimlach vriendelijk

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1970 | | pagina 120