ntsluiting Iran ichulpbier scheidsrechters zonder fluit reeuwse provinciale ooyranl 19 ■illlll ZATERDAGKRANT 20 DECEMBER 1969 [EL VII: DE VAL VAN NEL VON TUTENOCH, UITSTOOT EN DE PROBLEEMLOZER voorgaande delen laten zich thans niet moor samenvatten. Opmerkelijk is trouwens, dat er steeds dor lijn in deze geschiedenis begint te komen. Uitgangspunt was dat to Schulpbier, bij graaf- riioomheden op een perceel van de kleinlandbouwer Besuijen een enorm ei was blootgelegd, dat Einlal autoriteiten bevatte, onder wie de planoloog drs Van Keuvelen, die het landelijke intwikkelingsgebied verklaarde. Door het effect van de overheidssteun geraakt hel idiaalvergrolende stroomversnelling. Dat ziel er lelijk uit. In de loop van het verhaal I li echter meer en meer uit het oog verloren. Drs Van Keuvelen is sinds lange tiji ion ongebruikelijke situatie. In dit deeltje is al evenmin veel ruimte voor zijn opmerkelijke uit- hn: we moeten mevrouw P. von Tutenoch-Blaesschen volgen, het hoofd van de landelijke conlrole- niisie van voorlichtsters ten plaltelande, op werkbezoek in Schulpbier. Zij kon de verlokkingen VW-directeur Grootendorsls laatste klcurenfolder niet weerstaan en besloot enkele corTecties aan ringen in het gedrag van de Schulpbierse voorlichtster Dora op de Beek, die enigszins op drift geraakt. Aan het slot van de laatste aflevering pleitte jhr Opseyn Wencken, de montere wet ter, haar echter vrij van alle blaam en het drietal is thans, prettig zingend, in de Deux-Che- von de stichting op de weg naar een hotel aan de kust, waar mevrouw Von Tutenoch voor de von haar werkbezoek haar intrek zal nemen. de automobiel van de stichting heerste een uit bundige stemming. Opseyn Wencken en Nel von Henoch zongen samen een lied uit de vrolijke rótlger jaren, een evergreen, die Dora onmiddellijk ■tonde, zodat al spoedig, zij het in een afwijkend, er stotend ritme, haar heldere sopraan zich in dit •I mengde. Zo bereikten zij de duinrand, waar eerste sneeuw van de invallende winter het ge- smte met witte lijnen in het bekoorlijke land- sap had gezet. Even had Wencken de indruk, i'. de Deux Chevaux van de stichting gevolgd werd, aar Nel von Tutenoch kon hem geruststellen: het is haar chauffeur in de automobiel van het lan- iijke lichaam, die op eerbiedige afstand in het :«r van het drietal reed. En terwijl de sneeuw, n de duinrand tot grotere hoogten opgewaaid, jaellig knerpte onder het voorwiel-aangedreven srtuig, ontwaarde men in de verte de figuur van VW-directeur Grootendoret, die bij de entree jhet hotel het gezelschap goedgemutst opwacht- De begroeting was een formaliteit. Nel von Tu- bcli was door het plezierige weerzien met Karei acken en de losse toon, waarop in het voertuig iconversatie was gevoerd in een uitbundige stem- i? geraakt, waarin weinig plaats meer was voor als ,Hoe hoort het eigenlijk?' Nel von Henoch was in de luttele uren, die veretreken wa- sedert haar aankomst in Schulpbier, een ander, a nieuw mens geworden. Grootendorst had nog, sianks zijn rijkelijk vroege aankomst in het hotel, intentie het hoofd van de landelijke controle- aimlssie met de gebruikelijke égards te begroe- ui, maar het hoefde al niet meer: het hoofd riep Nel' en viel hem toen om de hals. Groo- adorst toonde zich enigszins, hoewel aangenaam, irrnst, maar toen Nel hem, in een gebaar van ansen-onder-elkaar, een speels klapje op het door a overvloedig biergebruik gezwollen buikje gaf, het ijs geheel gebroken. .Wat een vrouw', kon Irootendorst nog uitbrengen, voor hij Dora en ïncken begroette. D> zeelucht heeft haar goed gedaan', excuseerde altijd attente Wencken, ,het werkbezoek is be- •iiigd, het accent valt nu geheel op de recreatie', topelepé' riep iemand op de achtergrond en OT geregelde lezers van deze afleveringen behoeft 3H figuur weinig introductie: de industrieel Dril ler had zich eveneens, met het lichtfeest in het schiet, in het hotel genesteld. Maar omdat Dril- :«ijer, een man van grote invloed, tijdens zijn be reken aan de kust, altijd in anonimiteit wenste tor te gaan, zullen wij, als altijd uiterst tolerant, .j zijn aanwezigheid verder geheel voorbijgaan, r Grootendorst betekende zijn optreden echter welkome onderbreking. Het verschafte hem een Kcmpauze, waarin hij gelegenheid vond zijn hou- Sng nader te bepalen. De overrompelde VW-diree- liur herinnerde zich nu weer de lead van zijn wel- Wnstwoord tot mevrouw Von Tutenoch. Hij bazelde ut over dit winterse bezoek tegen de achtergrond ai de vakantiespreiding, een thema, waarop hij Mg uren zou hebben voortgeborduurd als niet een itewe, hevige sneeuwbui het gezelschap de lounge het hotel had ingedreven. Daar heerste al gauw uiterst geanimeerde stemming. .Vakantlesprei- tug* vertrouwde Nel von Tutenoch Grootendorst ,kom nou. 't Was opgezet als een werkbezoek, föekomt er nou in dit hondeweer naar Schulpbier?' irootendorst toonde zich nu geheel ontsteld. In I fraaie volzinnen, zo uit de school voor VW- jriek beleed hij zijn affectie voor het winterse Schulpbier, van de schoonheid van het kale polder- hndschap tot de ruigheid van de verlaten kusten. ,Wat een manische adoratie", vond Nel von Tu tenoch, die geen enkele rem meer scheen te kennen, straks stelt u nog een strandwandeling voor, uit gestippeld in uw foldertje, nou, mij vangt u niet voor dit soort stompzinnige ondernemingen'. Voor Grootendorst betekende een dergelijke afwij zing alleen maar een aansporing en hoewel hij zich vol welbehagen voor het open vuur en een glas cog nac VSOP had neergelaten, riepen de woorden van het hoofd een ambachtelijke agressie in hem wak ker, die zich niet meer liet neerslaan. .Juist', zei hij, ,een strandwandeling. Die uitdaging neem ik aan. Dat zal uw inzichten wijzigen'. In zijn toon lag zo veel autoriteit en overtuigingskracht, dat niemand evil de achterblijven, toen de VW-directeur zich enigszins plechtig uit zijn zetel verhief. .Poepelepé, ik doe ook mee', riep iemand, wiens incognito wij verder niet mogen aantasten. En zo ging het ge zelschap huiverend de onherbergzaamheid tegemoet van deze barre, naar het einde lopende winterdag. Grootendorst voorop, direct daarachter Nel von Tu tenoch, die enigszins steunde op Wencken toen de leidsman koos voor een glad, geheel betegeld, door de duinen voerend pad. ,Een initiatief van de VW* verklaarde Grootendorst bescheiden, .route acht in onze folder, straks bereiken wij een trap naar het strand, uitgevoerd in rustiek hout, eveneens een initiatief van VW'. Over het water lag, zoals Grootendorst eens ln zijn tweemaandelijkse periodiek had beloofd, het gouden schijnsel van een in zee verglijdende zon. Wolken kleurden rood boven de kim en een late meeuw krijste in lage vlucht boven het gezelschap. ,Wat een ondergang', liet Nel von Tutenoch zich ont vallen, hoorbaar voor de anderen. .Poepelepé, een initiatief van VW' riep de industrieel-incognito, die de achterhoede vormde. Op dit moment trok echter een ander object de aandacht. Men had de in rus tiek hout uitgevoerde trap bereikt, die naar het strand leidde. Voorzichtig begon men aan de af daling langs de besneeuwde treden, Grootendorst als een goed gids nog steeds voorop, vervolgens Nel von Tutenoch, die hem in corpulentie naar de kroon stak. De onbekende industrieel aarzelde even, en hield nu ook Wencken en Dora stafinde: ,Een typische subsidie-constructie' overschreeuwde hij de sneeuwstorm, .laten we het gewicht wat verdelen. Ik heb zo'n idee...' Hij kon het uitspreken van zijn bedenkingen niet geheel voltooien. De gezamenlijke inbreng van Nel en Grootendorst was teveel voor het rustieke houtwerk, dat krakend bezweek onder de ze last: het geluid van versplinterend hout kwam ver boven de sneeuwstorm uit. Grootendorst wist zich met een kwieke zijsprong te redden uit dit échec van zijn eigen, onvoldoende constructie, maar Nel von Tutenoch, die te lang talmde, maakte een lelijke val. Het gezelschap, dat zich door het zand in haar richting spoedde, vond haar overdekt met builen én kneuzingen. Mevrouw Von Tutenoch was de flinkheid zelve. ,De wintersport is minder ris kant', was haar eerste opmerking, voor men haar, in een droeve optocht, terug droeg naar het hotel. De rol van Nel von Tutenoch is hiermee uitge speeld. Dora bezocht haar nog verschillende malen en sprak dan, in het kille, halfverwarmde hotelka mertje een opbeurend woord, waarin het grijzende hoofd veel troost vond: wat was deze voorlichtster toch een lief, aanhankelijk meisje en wat had zij zich toch vergist een enkele keer herinnerde het commissiehoofd zioh nog het doel van haar werk bezoek aan Schulpbier, hoewel dit uiteraard van alle importantie was ontdaan. Zo verdwijnt mevr. Von Tutenoch uit ons gezichtsveld: met haar ge nezing liep haar missie ten einde en moeten wij te rug naar de harde werkelijkheid van Schulpbier, waar ons een ander probleem roept. De industrialisatie was nu werkelijk gang gekomen maar tegelijkertijd begonnen zich allerlei ogen te openen. Aanvankelijk was men in het algemeen wel ingenomen met het besluit van het gewestelijk bestuur, vóór de industrialisatie te kiezen. Tot men in de gaten kreeg, welk soort in dustrieën zich te Schulpbier kwamen vestigen. .Vui le boel' had de intussen afgezette verslaggever Rombouts eens geschreven. De man vergat een an der belangrijk argument. Het waren weinig-arbeids intensieve industrieën, die men eigenlijk overal el ders de deur had gewezen. Schulpbier, het landelijke, onwetende Schulpbier was er goed voor. Nog met een zekere trots meldde men telkens het voorne men van vestiging, niet beseffend wat men zich op de hals haalde. Wethouder Smedt, nota bene een man van de Werkerspartij, gaf het op een gegeven moment toe: hij erkende, dat bij de vestiging van een bedrijf ,de verkeerde volgorde was aangehouden'. Nog meer ogen gingen open. Het gewestelijke be stuur had ja gezegd, maar pas daarna was men gaan kijken wat eigenlijk de consequenties waren. De beslissing was niet te herroepen. Het bedrijf had grond aangekocht, eerste palen geslagen, plannen gemaakt, die weer met allerlei faciliteiten en ener gievoorzieningen samenvielen. Maar intussen was er, onder de inwoners van Schulpbier, een groeiende ongerustheid. Men schreef zelfs een ,open brief' aan het gewestelijk bestuur over .Dreigende misverstan den aangaande de industrialisatiepolitiek'. En daarin werd, we zeggen het maar onomwonden, menige harde noot gekraakt. ,Het buitenland de lusten, Schulpbier de lasten' zo argumenteerde men. De inwonere van Schulpbier werden voor voldongen feiten gesteld. De fabrieken kwamen met buiten- Schulpbiers kapitaal tot stand, de winsten vloeiden in omgekeerde richting terug en de bedrijven waren dermate geautomatiseerd, dat van alle lusten maar weinig aan de Schulpbierse strijkstok bleef han gen. Schulpbier zat met de lasten, vervuilde lucht, troep in de waterlopen. Bovendien was het geble ken, dat de Schulpbierse raad voor de luchtveront reiniging maar tweemaal per jaar vergaderde. Zo kreeg men eigenlijk de indruk, dat het gewes telijke bestuur enigszins de luiers was aange daan, maar geregelde lezers van dit verhaal zullen zich ongetwijfeld herinneren, dait wij allang beschik ken over de persoon van Willem Goedbloed, ambte naar eerste klasse bij de Dienst Luchbreimigiing, die misschien wat naïef blijheid predikt, maar toch ook allerlei kastjes neerhangt om de verontreiniging te meten. ,En als de kastjes doorslaan, reinigen wij de lucht' heeft hij beloofd hier past dus ver trouwen. Daarom geeft het te denken, dat nog geen ambtenaar is aangesteld bij de dienst waterreiniging. Men had bijvoorbeeld in Schulpbier moeten accep teren, dat een naburig gewest enkele buizen van verschrikkelijke omvang in de belangrijkste rivier, die Schulpbier doorsnijdt, mocht laten uitmonden. Buizen, waaruit bewoners en bedrijven van dit be vriende gewest al hun vuil mochten lozen. Een des kundige liet zich zelfs in een vraaggesprek met een verslaggever van de Schulpbiersche Courant, ver leiden tot de uitspraak, dat de rivier, door zelfreini gend vermogen, dit alles nog wel aan zou kunnen. De vraag was nu: zou men in Schulpbier dit soort absurditeiten blijven slikken? Er was, andermaal, deining. Twee andere deskun digen, uit het andere kamp, waren naar een ver verwijderd land getrokken om daar de gevolgen te bezien van een fabriek, zoals die zich nu in Schulpbier zou vestigen. Hierboven is daar al iets over gezegd. Het gewestelijke bestuur had ja gezegd en pas veel later, toen alles al in kannen en kruiken was, kwam de aap uit de mouw. Dit type fabrieken was berucht om de bor-uitstoot. In een omtrek van vele kilometers wilde geen plant meer gedijen, het oeste melkvee verschrompelde tot wrak gedierte, dat niet meer wilde tieren en in een nog grotere straal was er nog altijd sprake van allerlei aantas ting en ondermijning. De kleinlandbouwer Besuijen wij hebben hem al vaak begroet als kind van de rekening woonde in de omgeving, waar de eerste paal voor deze aanwinst van Schulpbier werd geslagen. Belust viel hij aan op het rapport, dat eerder genoemde des kundigen over de bor-uitstoot uitbrachten. Het was een kloek, doortimmerd rapport, dat voor Besuijen weinig vragen openliet. Hij kon de Bonte en de Rooie wel opdoeken. En aan een nieuwe inzaai hoefde hij ook niet meer te denken. Schadevergoedingsrege lingen, stond er in het rapport, jawel. Maar daar had Besuijen zo z'n ervaringen mee. En wat Besuijen vooral opviel: de gewassen hadden er last van, voor het vee was het funest, maar voor de mens kon het geen kwaad. Hij sprak daarover met zijn vrouw. ,Het bor valt op het gras', verklaarde ze, ,de koeien eten dat gras. Maar wij eten toch geen gras?' Besuijen, hoewel hij wel eens op een grassprietje kauwde, moest haar gelijkgeven. ,En de melk dan?', wierp hij nog tegen, ,dan drinken wij toch melk met bor?' ,We moeten ons verlaten op de controlerende orga nen', meende vrouw Besuijen, Dora op de Beek na pratend, die deze middag een bezoek aan de afge legen hoeve had gebracht. Besuijen was een man, die in dergelijke omstandig heden de ontwikkelingen niet meer kon overzien; hij verzonk dan in een meditatie, waarin hij, door de simpelheid, een ontzagwekkende hoogte bereikte. Die houding had de schijn van berusting, een be rusting, waarin de landdrost Luymen, zoals we ver derop zullen zien, niet wenste te delen, ,'t Is geen zuivere koffie', mompelde Besuijen nog, maar nu wordt het tijd om de hoeve van de kleinlandbouwer te verlaten. De ambtenaar eerste klasse van de Dienst Lucht- reiniging, Willem Goedbloed, vraagt nu onze aandacht. Te lang is hij in dit verhaal de simpele, goedhartige meeloper geweest, nauwelijks in staat om eigen initiatieven te ontwikkelen. In één gewel dige slag haalt hij nu de voorpagina van de Schulp- biersche Courant. Wij kennen intussen wel de over dreven dienstijver van Goedbloed, maar waar wij nog weinig van weten is zijn kennis van plant en dier, in directe relatie tot de omringende atmosfeer. Goedbloed heeft, zich voorbereidend op zijn promo tie tot hoofdambtenaar, wel degelijk studie gemaakt van het onderwerp, dat hem tot broodwinning is geworden. En slechts zijn naaste verwanten weten iets van zijn experimenten in zijn achtertuintje, waar hij allerlei wonderlijke gewassen laat reageren op nieuwe stoffen. En zo heeft Willem Goedbloed een gewas ontdekt, dat enorm wordt gestimuleerd door de bor-neerslag. Bloemkool. Niet alle bloemkool ge dijt door het bor, maar er is één type, dat geweldig gunstig reageert. Hij noemt het passend de borre- bloemkool, die al bij een geringe bor-uitstoot uit schiet tot een reusachtig gewas met een hoogte en een doorsnee van minimaal een meter, ,Voor een ge zin is het niks', erkent Goedbloed, ,maar het is ideaal voor tehuizen en internaten'. Zo heeft alles z'n keer- en z'n goede zijde. Maar in het blad .Landbouwbelangen' schampert de landdrost Luymen: .Worden wij een volk van bloemkooleters? Het bor druipt er aan alle kanten af. Smakelijk hoor. Maar mij niet in een Internaat'. De landdrost Luymen kon zich maar weinig ver genoegen met het rapport over de bor-uitstoot. .Bij zonder zwak', zo karakteriseerde hij het stuk, ,men heeft geprobeerd de verantwoordelijke overheden voorzichtig de mantel uit te vegen, maar kan dat niet anders? Hebben ze zich soms niet laten bela zeren?' Uit die slot-uitlating valt al op te maken, dat het met Luymen niet zo best gesteld is. De landdrost is enigszins uit zijn evenwicht, hij reageert geheel vanuit zijn eigen referentiekader en men kan hem daarbij niet geheel vrijpleiten van een bepaalde vorm van bewustzijnsvernauwing. Hij laat zich, la ten we het maar bij de naam noemen, geheel gaan. En wat ons de ernstigste zorgen baart is zijn con tact met de opziener van openbare werken Wil bert Trijterbol, die in het diepste geheim in de werk plaats van openbare werken, naar een tekening van Luymen, een machine heeft vervaardigd, de pro bleemlozen Het as een, voor het oog, ingewikkeld mechanisme, waarin men alle problemen, door ze, op schrift, in een gleuf te laten verdwijnen, kan lo zen. Luymen had alle nota's en rapporten, door de ontwikkelende en opbouwende organen en instanties van Schulpbier samengesteld, op de voet gevolgd en zich daarbij met een hem passende ernst over de problematiek gebogen, die uit deze stukken sprak. Maar toen hij alles gelezen en herlezen had, moest hij jammerlijk concluderen, dat de problemen alleen op papier bestonden. En met dat papier, zo wilde het toeval, zat hij in de hand. Zijn eerste impuls was de stukken in de prulleniand te werpen. Maar in dat geval, zo overwoog hij, zou hij zijn reactie bin- nenskamere houden. Hier paste een voorbeeld. En zo tekende hij de probleemlozer, die in wezen niets anders was dan een ingewikkeld, van allerlei over bodige mechaniekjes voorzien apparaat, om beschre ven papier tot papierwol te vermalen, zodat het als verpakkingsmateriaal de mensen nog tot nut kon dienen. Zo kwam, met de probleemlozer, een weldadig eind aan vele onbruikbare stukken. De figuren uit Schulpbier gaan een rustig kerstreces tegemoet en het nog altijd vredige, veretilde stadje kan onbe vangen uitzien naar ae jaren zeventig, die thans, zoals men overal hoort, voor de deur staan. Er wordt zachtjes op de deur geklopt, maar Schulpbier sluimert nog voort, in het welbehagen van een pret tige achterstand. Alleen Drilmeijer, terug van de kust, gunt zich nog geen rust. Onrustig beent hij de akker op en neer, waar Luymen zijn vinding heeft opgesteld. Hij houdt geen oog van het toestel af. .Seriebouw* hoort men hem mompelen, .poepelepé'. Het geluid van zijn ge vleugelde woord slaat dood op de winterse akker, die zwart en vruchtbaar wacht op het nieuwe zaad. Reeds in januari heeft hij de zaak in kannen en kruiken, maar daarover in deel VIII: DE NV LOZERBOUW DRILMEIJER llllllllllllllllllllllll Ook in vroeger jaren gebeurde het weieens, dat voetbalscheidsrechters zelf ook balletjes trapten. Een kleine twintig jaar geleden bijvoorbeeld was dat het geval in Middelburg, waar een Zeeuws scheidsrechterselftal een wedstrijd speelde tegen de veteranen van RCS, De bovenste rij toont van links naar rechts: C. F. Schaap uit Middelburg (overleden), Arjaan Hu- bregtse uit Vlissingen, Adrie Indenbosch uit Vlis- singen, Van den Heuvel uit Vlissingen, Rinus Scheffers uit Vlissingen, J. van Peetegem uit Ter- neuzen, Arie Meulmeester uit Vlissingen, Henk Mos uit Terneuzen en C. Broodman uit Middelburg. Zittend van links naar rechts: Jo de Boer uit Mid delburg, Jan Heijkoop uit Vlissingen, Henk Bur- gerhoff uit Vlissingen en Willy de la Cousine, uit Vlissingen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 19