KOPTEN IN
DORDRECHT
maatstaf' herdenkt
andré gide:
1069-1951
courant
16
BIJZONDERE
EXPOSITIE
KOPTISCH E
KUNST EN
IKONEN
provinciale
zeeuwse
6 DECEMBER 19Ó9
Jiiddende vrouw'
te zien is geweest. Herinneren we
ons goed, dan is dat het geval niet
de ikoon van .Christus met het
strenge oog' (no 55, zie ook afbeel
ding) maar dat is dan ook tevens
mogelijk de beste en de mooiste
ikoon die hier te bewonderen valt.
tezamen met no 68, de Verkondi-
ingsikoon, en no 96, een kleine
eorgios. Het is werkelijk heel
merkwaardig dat liefhebbers en ken
ners van ikonen ongeveer precies de
zelfde keuze maken als net er om
gaat, er de beste uit te halen. En
aie keuze valt dan helemaal niet
op opvallende en spectaculaire stuk
ken, zoals de grote Christusfiguur
van Elias Moskos (no 54), maar op
die stukken die die eigenaardige in
nerlijke kracht bezitten die het raad
sel en de bekoring van de ikonen
uitmaakt. We spraken met profes
sor Hendrix, onze grootste ikonen-
kenner, met Vader Nikolai, van de
Russische Kerk in Den Haag en
met andere echte kenners van iko
nen, en kwamen tot de conclusie
dat de drie genoemde ikonen die we
zelf al van een .kruisje' hadden voor
zien. bij allen het allerhoogst geno
teerd stonden.
En dat, terwijl een ikoon als de
.Christus met het strenge oog' zich
absoluut niet opdringt: het is een
kleine, sombere, heel donkerbruine
ikoon, met een volkomen versleten
of weggepoetste achtergrond, waar
over mogelijk vroeger een riza of
Ëantser van metaal heeft gezeten,
•och deze Christus is van zo'n ma
jesteit dat dit gemutileerde, hand-
grote stukje schilderwerk een grote
zaal weet te vullen.
Heel mooie ikonen zijn voorts no
93, de paardenheiligen Floros en
Laurós: voor een vrij felroze facade
staan ze, met de engel, monumen
taal opgesteld, vóór hen een weme
ling van bereden en onbereden ijzer-
grijze, rozerode en witte paarden.
Voorts no 85, een Johannes de Do
per met prachtig doorgroefd gelaat,
inasu), Koptisch.
aardkleurig, waarin de bleekrode lip.
pen merkwaardig afsteken.
Geen eigenlijke ikoon m de streng
zin van het woord, maar wei e=;
bijzonder mooi stuk schilderwerk ii
de tweezijdig beschilderde, grot?,
langwerpige ikoon uit Kreta (no 75)
met aan de ene zijde een prachti
ge, bewogen lamentatie, aan de an
dere kant Christus tussen Maria en
de heilige Katharina. Merkwaardie
dat het hoofd van Maria een van dé
mooiste .ikonengezichten' is die na
zich maar indenken kan.
Heel curieus is no 79, de paradijs
vogel ,Sirin', een gedrocht, samen
gesteld uit een vrouwenhoofd, me:
heiligenschijn, gouden engelenvleu-
gels, die totaal niet bij het beveder
de groengrijze lichaam met een steg
pauwestaart horen, en griffoenen
klauwen. Deze ikoon heeft een kv
dant. de paradijsvogel ,Alkonosrda
in Recklinghausen gebleven is. Va
der Nikolai, wie we de betekenis er
van vroegen, duwde de hele ikoon
met een afwerend handgebaar de.we
reld uit: ,Dat is geen ikoon!' We wil
len dat dan toch beperken tot: voor
de streng- en de oud-gelovigen is fit
geen ikoon, want natuurlijk is te
uiterst merkwaardige afbeelding na
een antieke Sirene, die in de Ra-
sische religieuze volksoverleverta
is blijven leven tot minstens in'de
achttiende eeuw, toen deze itaa
ontstonden, wel degelijk een öoa,
fezien de heiligenschijn van heik
el wezen.
Ook de naast dé .paradijsvogel' 1&
gende, heel lelijk geschilderde te-
se volksikoon van Christophorus e!
de hondekop in dit geval is he: co-
vendien zonder enige twijfel ea
paardehoofd geworden) omringd don
een twaalftal taferelen uit zijn hüs-
dekoppig leven, behoort tot aie5>
nen die oud-gelovigen als .on-hatf
.afwijzen, maar die toch het
helpen afronden van deze wondere
wereld met. zijn talloze facetten.!)!
tentoonstelling blijft geopend tot 3
februari 1970. Hans Warm
De koptische kunst wordt nog niet zo lang gewaardeerd. Ze werd beschouwd
als een vervalkunst, een volkse uitbloei van de Egyptische, en de antieke
beschavingen, grof en primitief en ongekund. Na dc grandioze kunst van de
Egyptenaren, de Hellenen en de Romeinen, viel in de eerste eeuwen van
de christelijke jaartelling zogezegd de duisternis, waarin plaatselijke hand
werkslieden zo goed en zo kwaad dat ging voorzagen in de behoefte aan
architectuurversieringen, grafplastieken, weefsels en dergelijke.
In de reserves van de musea trof men hier en daar een stuk aan, maar be
halve voor koptïsclie weefsels, bestond er toch niet veel belangstelling voor
deze kunstuitingen.
Het was te verwachten dat met het
veranderen van onze instelling te
genover het fenomeen .Kunst', zoals
dat de afgelopen eeuw plaatsgevon
den heeft, ook de waardering voor
de koptische kunst een wijziging zou
ondergaan. Sinds we niet meer lou
ter oordelen volgens het klassieke
en renaissancistische schoonheidside
aal, sinds we de kunst van Afrika,
de Zuidzee-eilanden en het oude
Amerika in zijn beste uitingen ge
lijkwaardig achten aan het beste
wat wij, westerlingen, zelf voort
brachten, móest ook wel de waarde
ring van de primitieve, ambachtelijke
koptische kunst steeds groter worden.
Daabij kwam. dat er bijzonder veel
ontdekkingen en opgravingen zijn ge
daan, die onze kennis van de laat-an-
tieke kunst ten zeerste hebben ver
ruimd.
Trouwens, het hele belangstellings-
veld is uitgebreid, veranderd en ver
schoven. Een eeuw geleden waren
bijvoorbeeld de thans terecht zo we
reldberoemde mummieportretten uit
de Fayyum nog volkomen onbekend.
Deze laat-antieke geschilderde por
tretten zijn de onmiddellijke voorlo-
fiers van de Griekse en Russische
konen, waar, tussen haakjes, een
eeuw geleden ook haast niemand
zich voor interesseerde, en die hier
in het westen pas sedert enkele tien
tallen jaren in een steeds grotere
belangstelling zijn komen te staan.
Natuurlijk noemen we de mummie
portretten en de ikonen heel opzet
telijk in dit verband. Niet alleen dat
de koptische kunst daar ergens tus
sen in past, zowel in tija als in
geest, maar ook omdat in Dordrecht
de brug is geslagen tussen kopti
sche kunst en ikonen ze worden
er, deels zelfs door elkander in één
tentoonstelling getoond.
Het is een selectie uit de verzame
lingen van het ikonenmuseum in
^Recklinghausen, Duitsland, dat, zo
als wel bekend, in veertien jaar tïjds
het belangrijkste centrum voor iko-
nenkunst in het westen geworden is..
De koptische verzamelingen van dit
museum zyn van nóg jonger datum,
daarmee is pas acht jaar geleden
begonnen, en ze zijn haast even be
langrijk. Aangezien er in ons land
nog niet veel koptische kunst te zien
is geweest, en de selectie die nu in
Dordrecht getoond wordt, van een
heel bijzondere kwaliteit is, leggen
we l>ü deze rondgang over deze prach
tige en belangrijke tentoonstelling
graag het accent op de Kopten.
Wie waren die Kopten? In de en
ge betekenis van het woord is
.kopt' de aanduiding voor een chris
ten geworden bewoner van het Nijl-
dal. een Egyptenaar dus. Het woord
is afgeleid van het Griekse .aigyp-
tos'. laat-Grieks .Egiptos' via het
Arabische .kipt'.
Koptische kunst echter is een alge
meen verzamelbegrip geworden voor
de heel laat-antieke kunst, vanaf de
derde eeuw. voortgebracht door de
buitengewoon gemengde bevolking
van het slechts zeer gedeeltelijk ge-
christianiseerde Egypte. Het is een
mengstijl, voortvloeiend uit de oude
Egyptische kunst, de hellenistisch-
Romeinse kunst en de kunst van het
Nabije-Oosten (tot India toe). "Uit
al die gebieden zijn er invloeden te
bespeuren. Die smolten samen tot een
heel merkwaardige volkskunst die
zelden of nooit het niveau bereikt
van wat we onder grote offi
ciële of .machts'kunst verstaan.
De materialen die de kunstenaars ge
bruikten waren ook meestal heel een
voudig: kalksteen, hout, wol, been.
Niettemin is deze kunst heel vaak
buitengewoon treffend, vooral voor
de mens van heden, die er, zoals
we al schreven, van af gezien heeft
enkel en alleen volgens klassieke
maatstaven te oordelen. Hij zal door
deze eenvoudige, eerlijke, soms erg
onbeholpen pogingen vaalt sterk ont
roerd worden, sterker mogelijk dan
door de gladde werken van een
groot-stijlige nabloei zoals de late
antieken die ook laten zien, en die
haast iedere spanning missen. We
denken dan speciaal aan die tallo
ze voorbeelden van laat-Helleense en
Romeinse sculptuur, die zo bewon
derd werden in dé achttiende eeuw,
en die de hedendaagse beschouwer
niet zelden doen geeuwen. Deze
voortbrengselen van koptische volks
kunst treffen juist door hun gewel
dige, geconcentreerde spanning. Men
lette eens op de (meestal veel te
grote) koppen met hun starende,
haast transcendentale blik. een blik
die ze gemeen hebben met de mum-
mi eportretten en met sommige iko
nen. Het is alsof die figuren ons
aanzien vanuit het au-dela, vanuit
een andere wereld, vanuit de dood,
en inderdaad zijn de meeste van de
ze sculptures grafstèles en grafbeel
den. voor bijzetting bedoeld. Of de
ogen nu opgeschilderd zijn, zoals op
de nog erg .Egyptisch' aandoende
stéles niet jongens (bijvoorbeeld no.
37) die in de ene hand een tros drui
ven en in de andere een duif vast
houden. en die als Isismysten (in-
tewijden in de Isisdienst) worden
eschouwd, of dat de ogen, zoals bij
de grotere vrouwenbeelden 19 en 21
sterk uitgebeiteld zijn met opliggen-
de pupillen die weer wei-den ver
diept en ingekleurd met verf,
altijd heeft die blik dat fascineren
de, dat je nooit loslaat. Trouwens,
deze vrouwenbeelden, vooral no 21,
dat met de ontblote navel, zijn on
gemeen mooie voortbrengselen van
volkskunst, evenals de drie koppen
no's IS, 20 en 22, die wel van een
dergelijk soort grafbeelden afkom
stig zullen zijn. No 18 bewijst dat
sommige van die beelden misschien
levensgroot zijn geweest, al kunnen
het ook levensgrote bustes zijn ge
weest. Beeld no 19 met haar. vooral
en profil geziene, sterk verwachten
de, stralend aanvaardende houding,
draagt een kruis op de borst, wat
er wel op wijst dat het een christin
voorstelt al moeten we ook hier
heel voorzichtig zijn. Merkwaardig
op de Isismysten-stèles is, dat de
jongens opgeschilderde ogen hebben,
terwijl de duifjes op htm knie reeds
de eerste sporen dragen van ,bril-
ogen', de uitgediepte en omcirkelde
pupillen. Behalve prachtige friezen
met allerlei ornamenten, lopend van
nog erg Egyptisch aandoende basre
liëfs, waarop zelfs horus en anubïs
voorkomen, tot kapitelen die aan
sluiten bij de vroeg-Romaanse kunst
(de invloed van de Kopten is vrij
groot geweest, niet alleen in Ier
land, en in de Ierse ornamentiek,
maar ook in het Germaanse Euro
pa) en behalve buitengewoon mooie
fragmenten van Koptische weefsels,
zijn er in een vitrine nog twee
pronkstukken: een zeldzaam fraai
bewaard gebleven vrouwenbustetje
(no 36), de linkerhand houdt een
groene palmtak, de rechter drukt zij
tegen haar koralen halssnoer, en een
bronzen olielamp in de vorm van
een duif, een verre voorouder van de
yorkstaarttrommelduif, met een
lamp in elke staartvork. Deze bron
zen lamp valt als het ware buiten
het begrip .koptisch', simpel en al
leen door zijn zeldzame kwaliteit.
Het is geenvolkskunst, maar een
waar meesterwerk van ambachtelijke
kunst. Eerlijk gezegd geloven we dan
ook totaal niet dat het een koptische
lamp is. maar hij is zo mooi dat
je er alleen al voor naar Dordrecht
zou reizen.
Uit het rijke ikonenbezit van
Recklinghausen is hier een keu
ze, zó gemaakt dat er slechts een
enkel exemplaar eerder In ons land
Christus met het strenge oog' (55) 16e eeuw, School van Moskou.
^Lntiiioe' (,Sohèch AbOdeKoptisch320-350, no. 360.
Illlillllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllll
Op tweeëntwintig novëmber was het een eeuw geleden dat André Gide werd geboren. .Maat
staf', het door Bert Bakker opgerichte en groot gemaakte literaire tijdschrift, dat sedert de
nieuwe, zeventiende jaargang overgenomen is door de Arbeiderspers en nu geredigeerd
wordt door Martin Ros en Gerrit Komrij, wijdt zijn novembernummer geheel aan André Gide.
Een voortreffelijk idee; alleen al terwille daarvan is clementie bij de beoordeling van het uit
eindelijk resultaat op zijn plaats. Want meer dan een toevallige en heel heterogene verzame
ling van min of meer geslaagde opstellen en notities kon het niet worden. En is het ook niet
geworden.
houdt je zelf kostbare bronnen!... Denk aan Rem
brandt, aan zijn toetsen van licht en vervolgens aan
de geheime diepte van zijn schaduwen. Er bestaat
een subtiele wetenschap der belichting: die eindeloos
te variëren, is een hele kunst...'. En RMG ant
woordt: .Een kunst? Of een kunstje..'. En Gide weer:
Zoals je wilt, best. Je blijft consequent aan je na
tuur...'(p. 455).
Jef Last, die Gide persoonlijk vrij goed heeft
gekend, en die vele van Gides boeken in het
Nederlands vertaalde, en ook, in 1966, een boek óver
hem schreef: ,Mijn vriend, André Gide', vervolgt
dan met ,Gide en de invloed van Wilde'. Wij vinden
Jef Last ondanks al zijn inspanningen geen erg
goede ambassadeur voor Gide. Het boeket dat hij
doorgeeft is verflenst, de druiventros zijn dauw
kwijt door grof betasten. Ook Gide, gezien door de
bril van Last vergroft aanmerkelijk, raakt zijn ,ras'
kwijt. Nee, het is haast nooit fijn om via Last met
Gide in aanraking te komen. Daarbij heeft Last de
laatste jaren de gewoonte (hoewel niet zo erg als
Van Hattum, getuige onder andere zijn erbarmelijke
interview in De Gids van dit najaar) zijn homo
seksualiteit op een hinderlijke manier te afficheren.
Wanneer zullen de mensen, hóe ze ook zijn ingesteld,
toch eens eindelijk zonder kramp over seksuele zaken
kunnen schrijven? Gide heeft, in een tijd toen er nog
veel weerstand was, op zijn eigen haast voorzichtige,
en in ieder geval omzichtige, verfijnde manier ge
streden voor het opheffen van taboes enfin, we
moeten deze grove resultaten, als dat interview
met Van Hattum en de uitlatingen van Last maar
op' de koop toe nemen, als een weerslag op door-
Niettemin is het dan een kleine contributie tot de
herdenking, een postume hulde, des te noodzake
lijker omdat er in de eerste plaats nog steeds zo
veel tegenstrijdigs over Gide wordt beweerd, en om
dat hij in de tweede plaats, na zijn dood in 1951,
als grote literaire figuur, nog steeds niet aan een de
finitieve herwaardering toegekomen is. Vele ouderen
stellen hem zeer hoog of wijzen hem deels streng af,
maar de meeste jongeren lezen hem niet meer of
nog niet. Dat is geen verontrustend verschijnsel, in
tegendeel, het is 'de normale gang van zaken na het
overlijden van een auteur. Hij moet meestal van
een kwarteeuw tot een hele eeuw wachten voor hij
definitief wordt vergeten dan wel gecanoniseerd.
Hoe machtiger zijn invloed geweest is, hoe langei
het soms duurt. En niemand zal willen ontkennen,
dat de invloed van Gide enorm is geweest.
Daar we aan mogen nemen dat menigeen die deze
bespreking leest betrekkelijk weinig of misschien
zo goed als niets van Gide gelezen heeft of afweet,
vergeve men een paar inleidende notities, die in hel
nog al persoonlijke vlak moeten liggen, daar haast
alle essaysten uit dit .Maatstaf' nummer om deze
feiten heendraaien en er licht op proberen te wer
pen.
Gide werd vrij streng protestant opgevoed, en hij
was homoseksueel, of liever, gepreciseerd: pederast
In de antieke zin van het woord. Het is noodzake
lijk dit te vermelden, omdat religie en seksualiteit de
hoofdproblemen van zijn werken vormen. En men
besefte (het wordt vanuit het heden, vooral voor
jongeren die onder heel andere omstandigheden zijn
opgegroeid, wel wat moeilijk!) wat dit betekende in
de tijd van Gides bewustwording, tegen het einde
van de vorige eeuw, toen een van de briljantste gees
ten van die periode, Oscar Wilde, geestelijk ver
moord werd omdat hij behalve zijn gezin vriendjes
had. En toen men ook lang nog met zo vrij over
religieuze zaken kon schrijven als thans, nu alles
mag.
Om het héél kort te maken: Gide, die enerzijds geze
gend was met van alles en nog wat hij was name
lijk heel knap van uiterlijk en ook nog zeer welgesteld
en anderzijds dus worstelde met vreselijke proble
men en met een aanvankelijk zeer slechte gezond-
tieid (hij heeft zwaar tbc gehad werd niettemin
82 jaar), ontdekte op een reis in Noord-Afrlka, waai
de zeden nu eenmaal anders zijn dan in het strenge
en huichelende (want achter de schermen mocht o
zoveel) Europa van zijn dagen, zijn ware aard en
mogelijkheden. Het was een enorme bevrijding. Hij
heeft toen iets gedaan, wat een bron is geworden van
oneindig verdriet voor minstens twee mensen. Hij
is getrouwd met zijn nichtje Madeleine Rondeaux
(in 1895, kort na het overlijden van zijn moeder) van
wie hij zeer veel hield, daarover hoeft nooit enige
twijfel te bestaan. Hij had voordien een arts gecon
sulteerd, die zijn homoseksualiteit en bagatelle op
vatte. Door een of andere ongelukkige remming
hebben Gide en zijn vrouw elkaar nimmer gevonden.
Het is een manage blanc gebleven. Niettemin ver
wekte Gide in 1923 bij Elisabeth van Rysselberghe
een dochter, en op het laatst van zijn leven kon men
hem op de film een luciferspelletje zien doen met
zijn kleinkinderen. Madeleine Gide was in 1938 ge
storven, katholiek geworden, en een tikje wonderlijk.
Deze tragedie er is geen ander woord voor
heeft, omdat Gide een autobiografisch schrijver is,
natuurlijk gestalte gekregen in zijn werk, en daar
om bemoeit iedereen zich er mee, en heeft iedereen
een mening, pro of contra of er tussen in.
Ik ben de mening toegedaan dat het ons niet past,
hierover te oordelen, en dat het in elk geval zeer
onjuist is, Gide hier de grote schuld te geven. Als
hier een werkelijke fout is begaan, dan is die zowel
door Gide als door zijn vrouw begaan. Dat deze men
sen elkaar lichamelijk niet gevonden hebben hoeft
niet alleen aan Gide te liggen, en ook de vraag wie
hier het meeste geleden heeft, is volkomen zinloos.
We kunnen hier eenvoudig niet over oordelen. Het
is een soort blindelingse sympathie opnemen voor
mevrouw Gide is een onbeschaamdheid.
Aangezien in haast alle opstellen uit dit .Maat
staf' nummer naar deze tragedie wordt verwe
zen. moesten we hem wel aanstippen. Laten we ze
even de revue doen passeren.
Na een inleidend, nog al erg holklinkend gedicht,
.Lafcadio in Biskra' door Laurens Vancrevel, schrijft
dr E. Jaffé-Freem over André Gide als voorloper
van de nouveau roman. Voornamelijk ,Les cahiers
d'André Walther" uit 1891, .Paludes' uit 1895 en
liet formidabele ,Les Faux-Monnayeurs' uit 1925-
1926 met het bijbehorende .Journal des Faux-Mon-
nayeurs' worden van uit dit aspect belicht. Aardig
is Gides eigen vergelijking van zijn werk
wijze tegenover die van zijn vriend Roger
Martin du Gard, toevallig te vinden in het
opstel van Pierre Dubois. ,Een loyale vriend
schap': Gide neemt een wit blad papier, trekt er
een rechte horizontale lijn op, pakt een zaklamp
en beweegt het licht langzaam van het ene einde
naar het andere: ,Dat is je Barois, dat is je Thibault..
(titels van boeken van Du Gard)... Je bedenkt de
biografie van een personage of de geschiedenis van
een familie en je laat daar eerlijk je licht over
schijnen, jaar in jaar uit... En let nu eens op hoe ik
mijn Faux-Monnayeurs wil componeren...'. Hij draait
liet blad om, tekent er een grote halve cirkel op, legt
de lamp in het midden en laat hem vanuit dat cen
trale punt zo draaien dat het licht langs de gebogen
lijn glijdt.
,Snap je, beste? Het zijn twee esthetische opvattin
gen. Jij zet de feiten uiteen als historiograaf, in hun
chronologische opeenvolging, als een panorama dat
zich voor de lezer ontrolt. Je vertelt nooit een voor
bije gebeurtenis via een gebeuren in het heden of
via een personage dat niet bij de handeling is be
trokken. Bij jou wordt nooit iets van opzij getoond,
onverwachts, anachronistisch. Alles baadt in dezelf
de rechtstreekse klaarte, zonder verrassing. Je ont
stane frustraties. Overigens wijst Jef Last terecht
op de invloed die Wildes essay .The soul of man
under socialism' op Gide kan hebben uitgeoefend.
Victor van Vriesland leverde een uitvoerige bijdra
ge .Vernieling en Vernieuwing' over Gide de .moralist
en nonconformist' waarin wel veel wetenswaardigs
te lezen staat, maar waardoor geen erg duidelijke
lijn loopt. Hij eindigt: .Vernieling en vernieuwing.
Hij vernielde gevestigde, gebruikelijke opvattingen,
denk- en gevoelsgewoonten om ze te vernieuwen.
Maar niet in directe agressie. Eerder ironisch onder
mijnend, onregelrecht, gereserveerd, omzlchtig-voor-
zichtig, en zo onmerkbaar mogelijk. Misschien is
juist daardoor zijn invloed belangrijker geweest dan
anders het geval zou zijn'.
C. P. Heering-Moorman schrijft een lezenswaardig
stukje over Gides. ,In memoriam' voor zijn vrouw
Madeleine, het stukje bekentenisliteratuur .Et nunc
manet in te', een boek dat al heel wat pennen in be
weging heeft gebracht. Ook mevrouw Heering kiest
hier toch, lijkt ons, iets te veel partij, bijvoorbeeld:
.Als vrouw zou ik in het midden willen brengen, dat
de positie van Madeleine Gide, die geenszins invalide
was, mij lichamelijk onhoudbaar en geestelijk een
marteling schijnt te zijn geweest. Gide heeft wel
.taboes doorbroken' maar de mythe van de seksueel -
ïndifferente fatsoenlijke vrouw aanvaard. Madeleine
was kuis, en kwam In een seksuele noodtoestand.
Het moederschap werd haar ontzegd, terwijl Gide
zich niet ontzien heeft haar het verhaal over zijn
vaderschap, dat heel reëel is geweest, te laten lezen
in de verdichting .Geneviève'. Het lijkt mij voorde
hand liggend dat Madeleines groei als mens atro
fieerde'.
Zulke opmerkingen, hoe juist die ook mogen lijken,
zijn waai-deloos. Mevrouw Gide heeft zich er zélf niet
over uitgelaten, en als zij dat had gewild, had dat
gemakkelijk gekund. We künrien eenvoudig niet oor
delen (en zeker niet ver-oordelen) als buitenstaan
ders. Bertie Turksma-Heijmann schrijft over twa
jeugdwerken van Gide: Le Voyage d'Urien en Pa-
ludes: een afrekening met het verleden. Tussenbeid!
ligt de geestelijke ontbolstering en bevrijding van
Gide. ,Le Voyage d'Urien' is eigenlijk een onding,
.Paludes' een meesterwerkje. Joelt Eringa schrijft
over Gides haatliefde' en over een probleem dat
vaker ter tafel gekomen is, het feit namelijk éi:
Gide juist door zijn vechten met protestantse n
seksuele taboes in boeken als .Symphonie pastorals'
en ,La porte étroite' in Nederland zo'n weerklank
kon vinden het lijken in zekere zin inderdaad Ne
derlandse superprodukties. Doch dit is ook weer
maar één facet van zijn wezen: geen Nederlander is
in staat de Faux-Mannayeurs of de Caves te schrij*
Het aardigste opstel is van de hand van Matthis
Kockelkoren: ,Gide-Léautaud, de omzichtig!^
in de ogen van een bijziende' op één zin na, waan*»
hij Léautaud en Gide ,Twee volkomen verliteratuur
de mensen, die inkt in dc aderen hadden stromen en
een opperhuid hadden van geschept papier' noem',
wat ons ten enen male onjuist lijkt, maar mogelijk in
gegeven is door hun uiterlijk op hoge leeftijd, rsrs
verdroogde ouwe mannen in pelerines met clown5-
hoedjes op.
Pierre H. Dubois schrijft over de vriendschap dm
André Gide verbonden heeft met de jongere Eogsr
Martin du Gard, en Max Nord wil iets te leuk doen
in zijn overigens volkomen gerechtvaardigde aan
val op de inleiding van een Pierre de Boisdeffre dm
het Gide-deel in de reeks Pantheon der winnaar»
van de Nobelprijs voor literatuur ontsiert, en door
dat hij te leuk wil doen schiet hij zijn doel voor-
bij. Veel zij hem, Nord, vergeven voor zijn aanhef:
,Mljn literaire moederborst was het .Journal' van
Gide'. Want we hebben persoonlijk ook zo'n beetjo
dat gevoel, misschien was liet dan de andere bors,
en de beeldspraak is niet zo erg plezierig, ma*
goed. E. van Moerkerken tenslotte, schrijft ovtf
het onderwerp .André Gide en de cinema'. Last not
least: in het Frans vertaald zou deze uiterst frag
mentarische bijdrage zijn waarde hebben. Dit is vrij
braak terrein, maar heel de rest is min of meat
afgegraasd, en veel nieuw licht straalt er niet door.
Een beknopte bibliografie van Nederlandse verta
lingen van Gide. een kort .leven en werk in chros>
logische volgorde' en een volkomen ridicuul büd
met .meningen over Gide' besluiten deze interessant!
aflevering van .Maatstaf'.
Maatstaf 7. André Gide 1869-1951, november 1969
Los nummer 4.90. Volledig jauv 18.25.