KONINGIN WILHELMINA IN PERSOONLIJKE CONTACTEN KWAM HAAR INVLOED TOT GELDING 12 PROVINCIAL ZEEUWSE CÖURXNï WOENSDAG 5 NOVEMBER 1969 Vandaag publiceren wij het eerste uittreksel uit het boek Neutraal*, het tweede deel van de serie ,Het Koninkrijk der Neder landen in de tweede wereldoorlogDeze pagina is geheel gewijd aan het hoofdstuk in De Jongs boek over koningin Wilhel- DEN HAAG (GPD) Het boek .Neutraal', bet tweede deel van de serie ,Het koninkrijk der Nederlanden in oorlogstijd', in opdracht van het ministerie van onderwijs geschreven door de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, dr L. de Jong, begint met een lang hoofdstuk over de persoon van koningin Wilhelmina. ,Wij schrijven geen uitgebreide biografie van koningin Wilhelmina, niet eens een beknopte levensschets, ,Wat wij aan feiten willen ver melden, heeft slechts één bedoeling, duidelijk te maken, waarom zij in de tweede wereldoorlog handelde zoals zij deed in dat .onafgebro ken werken, zwoegen en scheppen', waarvan koningin Juliana tij dens haar eigen inhuldiging met betrekking tot haar moeder ge waagde', aldus dr L. de Jong in de eerste pagina's van dit hoofd stuk. ,Wio zich in het leven van koningin Wilhelmina verdiept, wordt onmiddellijk getroffen door het feit, dat hij in aanraking komt met een in wezen zichzelf gelijkblijvende figuur van bijzondere kracht en van bedwongen heftigheid, die al in haar jonge jaren gebleken waren. Op haar vader, koning Willem EU, geleek zij In temperament, van haar Duitse moeder liad zij een complex van eigenschappen geërfd, dat wij misschien nog het best met het begrip .Tüchtïg- keit' kunnen aangeven. Heftigheid en Tiiehtigkeit waren beide versterkt door de speciale verhoudingen waarin zij enerzijds aan heel veel minder, anderzijds aan heel vee! meer dwang onderworpen werd aan leeftijdsgenoten'. In de beschrijving van dr L. de Jong. die persoonlijk voor 1956 tweemaal geheel ongedwongen met koningin Wilhelmina, als voorbereiding op dit boek, heeft kunnen spreken, wordt sterk de nadruk gelegd op de een zaamheid van de vorstin, die in haar jeugd nauwelijks een kind was. Ach ter de kinderjurk schemerde rteed3 de hermelijnen mantel. De geest van de tijd, vormelïjker dan de twintig ste eeuw, eiste dat zij die tot het koningschap geroepen zouden wor den, van jongsaf in het knellende wambuis van de conventies geperst werden'. Die door de conventies voorgeschre ven dwang werd nog versterkt door de herinnering aan de ziekelijke kroonprins Alexander, halfbroer van Wilhelmina. Haar opvoeders wilden met Wilhelmina geen risico's nemen. Onbarmhartig werd de jonge konin gin in de vormen geperst die haar opvoeders voor de juiste hielden. Het is waarlijk geen wonder dat, als re actie daarop, in haar krachtige per soonlijkheid een driftige agressie werd gewekt'. .Koningin Wilhelmina werd in haar tijd en in het toen geldende cultuur patroon door de meeste mensen als een wezen van hoger orde be schouwd, als een soort sprookjesfi guur die over magische kracht be schikte. Ontzag en bevangenheid wa ren als regel al Vóór enig contact plaatsvond, in de geest van nage noeg allen aanwezig die haar na derden. Dat betekende dat wat haar van jongsaf voorgehouden was: dat zij als koningin boven de medemens geplaatst was, in het gedrag van die medemens bevestiging vond. De kroon schept afstand. Wie kon die afstand overbruggen? Wilhelmina heeft zich vaak als een uïtgestote- T1P CWflölH Zn ia ,*aaL* Oöm nitrfflc-tA- ne gevoeld. Zij is vaak een i0 tene geweest. Gaf de uitoefening van het koningschap haar een diepe be vrediging? Het moge zo zijn maar wij menen dat de werkelijke problematiek van haar leven, zo lang, zo bewogen, zo boordevol ta ken en verantwoordelijkheden, toch vooral gelegen heeft in het feit dat zij terzelfdertijd onder dat koning schap geleden heeft. En ook dat mocht met getoond worden. Zulk een problematiek kan slechts aanvaard, zulk een taak kan slechts blijvend getorst worden, wanneer men dat aanvaarden en torsen voelt als een volstrekte, indiscutabele noodzake lijkheid, wanneer men ,is' wat men moet .worden'. Inderdaad, vanaf het moment waarop het vroegste zelfbe wustzijn in haar ontwaakte, ,is' Wil helmina koningin geweest'. Van God gegeven Dr L. de Jong stelt het geloof van Wilhelmina voorop. Haar hele leven lang is zij een diepgelovig christen geweest. Zij beschouwde haar ko ningschap als van God gegeven. Zij wilde haar taak in trouw aan Hem vervullen. ,Hoge eisen stellend aan zichzelf, stelde zij niet minder hoge eisen aan anderen en dan in de eer ste plaats aan degenen, die met haar de uitvoerende macht deelden: de mi nisters van de kroon. De eerste eis was die van mannelijke moed: staatslieden moeten strijders zijn, pal staande voor hun overtuiging op civiel gebied te vergelijken met de krijgsman, die zijn leven waagt op de slagvelden. Het martiale sprak haar in het algemeen sterk aan. Aan de hoge normen die zij stelde, kon den de meeste ministers in haar ogen niet voldoen. ,De laatste vijfen zeventig jaren', klaagde zij in 1959, ,hebbsn weinig werkelijke staatslie den opgeleverd'. Volgens dr De Jong gaat het niet te ver te veronderstellen dat konin gin Emma haar dochter voor ogen heeft gehouden, dat zij er als ko ningin verstandig aan zou doen een 'zo groot mogelijke waakzaamheid te betrachten: hoe vaak was niet van het vertrouwen en van de aanhan kelijkheid van vorsten misbruik ge- maakt.- In de eerste pagina's van het boek .Neutraal' haalt dr De Jong de door de grondwet voorgeschreven eedsfor mule aan, waarmee op 6 september 1898 de pas achttien jaar gewor den vorstin haar hoge ambt aan vaardde ,Ik zweer dat ik de on afhankelijkheid en het grondgebied des rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat ik de al gemene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle mijne onderdanen zal beschermen en tot instandhou ding en bevordering van de algeme ne en bijzondere welvaart alle mid delen zal aanwenden welke de wet ten te mijner beschikking stellen, zoals een goed koning schuldig is te doen' Deze in de Amsterdamse Nieuwe Kerk afgelegde eed was Wil helmina heilig. ,Maar daaraan dient toegevoegd, enerzijds dat het hande len overeenkomstig die eed voor haar (iemand die altijd het laatste woord en altijd zijn zin wil hebben) vaak een moeilijke zelfoverwinning bete kende, anderzijds, dat het belang rijkste artikel dat de grondwet no pens de verhouding tussen de ko Op inspectie in de eerste wereldoorlog. ning en de ministers bevat, niet meer zegt dan dat de eerste on schendbaar en de laatsten verant woordelijk zijn. Dat betekent, dat de uitvoerende macht (koning en mi nisters) naar buiten als eenheid dient op te treden een eenheid waarbij de verdediging van het te voeren beleid uitsluitend aan de mi nisters toevalt. Maar de bepaling van dat beleid?' ,De constitutionele koning is volle dig bevoegd binnen de grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid zijn invloed tot gelding te brengen. Hij kan een ledepop zijn of worden, maar niets verplicht hem daartoe. Geen enkel wetsvoorstel, geen enkel koninklijk besluit behoeft hij au tomatisch te ondertekenen. Hij kan bezwaren opperen of anderzins aansporen tot heroverweging'. In tegenstelling echter tot bijvoor beeld de harmonie, die in overleg tussen vorst en ministers heerste binnen de Engelse uitvoerende macht, constateert dr De Jong, dat Wilhelmina haar regering begon on der de druk van de disharmonie wel ke in Nederland sinds 1848 was ont staan, zich onder koning Willem Hl verder ontwikkeld had en daarmee onbewust een traditioneel element geworden was in het Nederlandse staatsbestel. De notulen van de vergaderingen van de ministerraad die zij eens per maand ontving, waren na. ministe rieel ingrijpen onder Willem III, ge denatureerd tot een zinloos document dat, op een enkele uitzondering na, over het werkelijke beleid van het kabinet geen grein informatie bevat te. Daarover werd dus ook niets sys tematisch vastgelegd. In welke ma te de koningin over het ministeri eel beleid inlichtingen ontving, ging afhangen van persoonlijke'factoren: hadr min of meer grote aandrang om ingelicht te worden, aan de kant van de ministers de min of meer was zeer mededeelzaam, de andere niet. Het was een situatie die aan haar steeds waakzame achterdocht voortdurend nieuw voedsel gaf. Na tuurlijk moest zij dagelijks tal van staatsstukken zien: ontwerp-konin- klijke besluiten en ontwerpen van wet met de daarbij behorende advie zen van de raad van state en memo ries van toelichting. Bij elk stuk kon zij om een nadere uitleg vragen of op wijziging aandringen; zij zal dat ook wel menigmaal gedaan heb ben. jegens de ministers met name in de vorm van de zogenaamde bloc notes: velletjes uit een schrijfbloc waarop zij aan de ene kant haar vragen formuleerde, terwijl de mi nister op de keerzijde moest ant woorden dit was een systeem dat zij, afkerig van schriftelijke plichtplegingen, na de eerste wereld oorlog ingevoerd had. Maar in Een zaam maar niet alleen vormt die pe riode van de eerste wereldoorlog toch de enige waaromtrent zij zelf ver meldt dat er intensief contact was tussen haar en de minister-president als representant van het kabinet: ,Cort van der Linden kwam bijna iedere dag om tien uur 's mox-gens bij mij om (de) vraagstukken met mij te bespreken. Er gebeurde haast iedere dag iets, dat ons belang be nadeelde en waartegen onmiddellijk opgekomen moest worden. Ik zorgde er voor reeds op dat uur volkomen beslagen ten ijs te zijn'. Zou het dan toeval zijn dat het kabinet van deze, zich op samenwerking instel lende minister-president het enige was dat in haar levensherinneringen een lovende vermelding kreeg Van de periode 1898 tot 1940 als ge heel mag gezegd worden dat Wilhel mina zelf het gevoel had, dat het staatsbestel (minder de geschreven grondwet dan de ongeschreven regels en gewoonten) het haar niet mo gelijk maakte, tot de bepaling van het regeringsbeleid in al zijn aspec ten de bijdrage te leveren die zij zelf als bevredigend beschouwde. Zij die de op de achtergrond blij vende leidster van haar volk wilde zijn, als het ware e«n herboren Wil lem de Zwijger, kon dat leiderschap niet uitoefenen; dat wekte in haar een irriterende gefrustreerdheid. Want hoezeer ook de ministers staatkundige verantwoordelijkheid droegen voor het wel en wee der na tie, de historische en laatste verant woordelijkheid meende koningin Wil helmina zelf te torsen. Zij ging er vaak zwaar onder gebukt. Want haar mogelijkheden tot ingrijpen waren beperkt. Vrijheid Aan het strand. Beperkt, maar niet afwezig. Niet in normale tijden; nog minder wan neer een kabinet zijn ontslag inge diend had: dan rustte immers op haar de taak, een nieuwe formateur aan te wijzen. Dat was een moment van grotere staatkundige vrijheid. Zij kon bredere informatie inwinnen dan gewoonlijk: zij kon bovendien. ?;ehoord die informatie, aan het ver enen van de opdracht bepaalde voor waarden verbinden die, door de for mateur aanvaard, punten werden in het program van het nieuwe kabinet. Zo ontving Kuyper, de drieënzestig- jarige staatsman, in 1901 eerst de opdracht tot 'kabinetsformatie nadat hij in vier precies omschreven voor waarden had toegestemd die hem on vervaard door de twintigjarige ko ningin gesteld waren: het nieuwe ka binet moest tot stand komen in sa menwerking met de Rooms-Katholie- ke Staatspartij en de overige groe pen van de rechterzijde; het beleid van generaal Van Heutsz in Atjeh voortgezet worden; de Nederlandse neutraliteit ten aanzien van de boe renoorlog in Zuid-Afrika gehand haafd; en de militie moest volgens de denkbeelden van een der géne raals, generaal W. Cool, op peil blij ven. Die grotere staatkundige vrijheid waarover de koningin bij het verle nen van een formatie-opdracht be schikte, was uiteraard niet onbe grensd: haar streven moest er op ge richt zijn, de vorming van een mi nisterie te bevorderen dat, eenmaal optredend, het land effectief kon be sturen. Eerste voorwaarde was, dat zodanig ministerie rekenen kon op een stabiele meerderheid in de sta ten-generaal. De krachtsverhoudin gen in die staten-generaal mocht de vorstin geen moment uit het oog ver liezen: zij vormden sinds de crisis aan het eind van de jaren zestig der negentiende eeuw de basis van het staatkundig bestel. Niet anders was de situatie wan neer eenmaal een kabinet gefor meerd was en met zijn werkzaam heden begon. De ministers moesten met de krachtsverhoudingen in de staten-generaal en, in wijder zin, met de publieke opinie rekening hou den. Zo ook de constitutionele ko ning, in ons geval koningin Wilhel mina. Zij was bevoegd, zich tegen elk ministerieel voorstel te velzet ten; zij mocht haar verzet tot het uiterste volhouden. De grens werd bereikt wanneer de minister mee deelde. niet langer de staatkundige verantwoordelijkheid voor haar af wijzende houding te kunnen dragen. Met een door de staten-generaal ge dekt kabinet kon de koningin de strijd niet volhouden. Dan moest zij zwichten. Alweer: dat was geen grondwettelijk of wettelijk voor schrift het was in het geldend staatsbestel een regel: maar een re gel van primaire betekenis. Door de staten-generaal gerugsteund, wa ren, bij conflicten, de ministers steeds de sterkste factor binnen de uitvoerende macht. Dat alles betogend (en de betekenis van ons betoog zal vooral blij ken wanneer ons relaas de Londen- se regeringsperiode genaderd Is, waarin aan het staatsbestel de door de staten-generaal gevormde, stabie le basis ontvallen is), willen wij al lerminst beweren dat zich tijdens Wilhelmina's bewind achter de uiter lijke eenheid van het regeringsbe leid een voortdurende worsteling af gespeeld heeft tussen de koningin en naar minister; wél, dat de werke lijkheid binnen de grenzen van de grondwet veel meer mogelijkheden tot conflicten bood dan de buitenwe reld zich bewust was. Voor die bui tenwereld waren, terecht, koningin en kabinet een eenheid een een heid die haar vaste, jaarlijkse ma nifestatie vond in de, telkens op de derde dinsdag in september, bij de opening der staten-generaal door de koningin uitgesproken troonrede. Maar ook die troonrede kwam niet zonder tegenspel harerzijds tot stand. Gebruikelijk was het (Van Raai te schrijft: .Met name ten tijde van het vierde kabinet-Coliin'. maar wij nemen aan dat het ten tijde van andere kabinetten niet wezen lijk anders ging), dat ,de minister president ter vergadering verscheen met een hem door de koningin ter hand gestelde blocnote. Daarop kwa men aan in haar eigen handschrift de opmerkingen, suggesties of vra gen naar aanleiding van een inge komen ontwerp-troonrede voor. Die blocnote-aantekeningen vormden dan de grondslag voor de deswege ver der in de ministerraad dienomtrent te voeren besprekingen'. Het laatste woord lag bij die minis- Mogelijkheden Er is reden, aan te nemen dat Wil helmina, als koningin optredend, hoe breed ook de staatkanaïge voorlich ting geweest was die enkele hoog leraren haar gegeven hadden, zich aanvankelijk niet ten volle bewust geweest is van de mogelijkheden tot ingrijpen die het staatsbestel haar bood. Dat ingrijpen beschouwde zij als haar recht en als Iiaar plicht. Een eerste, impuls in die richtïng was al van koningin Emma geko men, ,het waren de gesprekken met moeder, die de eerste grondslagen voor mijn zedelijke moed legden'. Een tweede impuls kwam uit de mi litaire sector: .Later werd hierop voortgebouwd door het lezen van de Atjeli-rappor- ten en de andere expedifcierapporten, die de moed van de krijgsman illu streerden Ik kreeg deze van moeder juist op de leeftijd, dat het heldhaftige, het fiere, zo sterk tot de verbeelding spreekt. Daarna kwam het bezoek van Van Heutsz en zijn staf (dit bezoek viel in 1901) dit was voor mij de ontmoeting met een sterk reëel le ven. Daarginds werd een waarlijk groots werk verricht; er was dus groots werk in de wereld te doen, er waren taken die meer vroegen dan stiptheid en toewijding. Een nieuwe wereld ging bij dit bezoek voor mij open. Maar wat moest ik met deze inspiratie doen? De weg van deze mannen kon niet de mijne zijn. Toen verscheen mij de gedach te, dat ik de eigenschappen, die zij op het strijdtoneel ten toon spreid den, moest transponeren in dezulke, die op mijn terrein bruikbaar waren en mét de gedachte was er eigenlijk tevens het besluit al dit te doen: voortaan iemand te zijn die met ze delijke moed haar taak verrichtte en daartoe haar wilskracht aanwendde. Voorgoed was toen weggevaagd het gevoel van onzekerheid en de ge dachte, dat er niets te presteren viel. Ik kon ook binnen de door de consti tutie gestelde grenzen iets wezen lijks doen. als ik dit maar wilde en moedig volhield'. Een belangrijke passage histo risch een van de belangrijkste uit Eenzaam maar niet alleen: belang rijk ook, omdat zij onderstreept, hoezeer Wilhelmina er van overtuigd was dat zij alle besluiten van we zenlijke betekenis 'geheel alleen rnoest nemen, in eenzaamheid als het ware. ,En vergeet u niet, me neer', zei zij eens tegen Booy, ,het was toen usance dat je ais staats hoofd, hoe jong ook, over de zaken zelfs je moeder niet mocht raadple gen. Het was een toestand: op je achttiende jaar regeren en niet het recht hebben om je moeder iets op het gebied van het landsbestuur te vragen. Je moest meteen dertig zijn'. Zowel bij het begrip .usance' als bij de formulering ,niet het recht heb ben" zouden wij een vraagteken wil len plaatsen. Rechtens lag niets vast en het was vrij algemeen bekend dat in de negentiende eeuw in constitu tionele monarchieën elders andere usances gegolden hadden: koningin Victoria van Engeland had, zolang haar echtgenoot, prins Albert, leef de, geen belangrijk besluit genomen zonder diepgaand overleg met hem. Hoe dat zij: zo wilde Wilhelmina koningin zijn in soevereine, au toritaire eenzaamheid binnen haar familie en gezin. Van 1898 af werd haar moeder, van 1901 af haar echt genoot, prin3 Hendrik, buiten alle staatszaken gehouden; haar officieel en haar particulier leven werden strikt gescheiden sferen wat niet verhinderde dat zij de spanningen welke het officieel bestaan haar op legde, vaak in haar particulier be staan uitleefde, soms tot schrik van haar omgeving. Zij kon hoogst gril lig zijn. Zo was dr Kuyper .Abraham de Ge weldige', een veel te dominerende fi guur om bij de koningin in de smaak te vallen. ,Hc haat die man', zei zij eens in een klein hofgezelschap; het ontsnapte haar. Dat zij (,een grote baas, meneer Iemand die de neiging heeft, iedereen te ringeloren') voor ae ministers een lastige en veeleisende koningin was, behoeft geen betoog. Zij meende het nationaal belang schei-per te ontwa ren dan wie ook. Dat zag zij niet als een verdienste: het hing al met haar functie samen. Als koningin stond zij immers niet alleen symbo lisch boven de partijen en richtin gen; daar stond zij in werkelijkheid. Waar diegenen die tijdelijk tot het ministersambt geroepen werden, als regel de feitelijke vertegenwoordi gers waren dier partijen en richtin gen, daar vloeide reeds uit haar cen trale, hoge en permanente positie voort dat zij al die partijen en rich tingen relativeerde en zich met geen kon identificeren of daar ook maar innerlijk enige behoefte aan had. In de tijd (het begin van de jaren '20) waarin Wichmah en Rijnders in Am sterdam de analfabeet Cornelis de Gelder (.Had-je-me-maar") als kan didaat voor de gemeenteraad naar voren schoven, was een christelijk- historisch politicus eens zo onwijs en onbescheiden om haar te vragen, op welke partij zij stemmen zou, nu zij, na de invoering van het ac tief vrouwenkiesrecht, zelf ter stem bus kon gaan. Vermoedelijk hoopte hij als antwoord te krijgen: ,Op de Christelijk-Historische Unie'. Flit send kwam haar bescheid: .Op Had- je-me-maar'. In augustus 1930 merk te jhr De Jonge eens in een gesprek met haar op: ,Wij zijn tegenwoordig toch eigenlijk allemaal links, verge leken bij vroeger, uwe majesteit even goed als ik en iedereen'. Ze .vloog op: mr De Jonge, ik verzoek u mij niet te kwalificeren: ik ben noch links, noch rechts, ik sta boven de partijen' zij bracht dan ook nimmer haar stem uit. Noodwendig moest haar positie als vorstin menigmaal tot verschillen van inzicht, ook tot conflicten lei den, waarbij van de ministers niet alleen vasthoudendheid doch ook tact gevergd werd; het een noch het ander werd door allen hunner steeds in voldoende mate opgebracht. ,Goed zal de verhouding tussen koning en ministers alleen dan zijn, als er is wederkerig volkomen openhartigheid en volledig vertrouwen' aldus Aal- berse, van september '18 tot augus tus '25 minister van arbeid. Aan die openhartigheid en aan dat ver trouwen schortte het hem niet, en toch: hoe stijf doet ze ons aan, de beschrijving die hij geeft van zijn besprekingen in de werkkamer van de koningin: .Wanneer de minister dan had plaats genomen, ving de konin gin het onderhoud aan met hc-ni vragen te stellen, vrijwel uitslui tend over zaken, zijn eigen de partement betreffend. Waren de ze beantwoord (daar ze nooit vooraf werden medegedeeld en de minister ze dus uit eigen parate kennis onvoorbereid had te be antwoorden, leek dit voor hem soms wel eens oj> een examen waarvan hij opgelucht het ein de bemerkte), dan vroeg de ko ningin hem of hij zelf ook iets had mee te delen. En dan kon hij verhalen van de stand zijner werkzaamheden, van wetsont werpen die in voorbereiding wa ren, van moeilijkheden welke hij in de eerstkomende tijden voor zag, enzovoort Het- zal duide lijk zijn dat bij dit vragen fin beantwoorden over velerlei din gen gesproken werd. temeer om dat de koningin, van wie men niet stijgonde bewondering tel kens weer kon constateren hoe zeer zij, soms zelfs van kleine onderdelen, volkomen op de hoog te was, ook harerzijds een me ning over het bcliandelde onder werp uitsprak'. Nu had, lijkt het, de koningin voor Aalberses arbeid warme belangstel ling. Maar hij was open van natuur. Meer gesloten persoonlijkheden, van wier doen en I-aten zij geen denk beeld kreeg, lagen haar niet. Nog minder lag het haar wanneer zij po litici tegenover zich vond die van een absolute zelfverzekerdheid wa ren en zich gedroegen alsof zij de werkelijke en exclusieve leiders van het Nederlandse volk waren. Zij had, zei haar dochter ons. .voor het grote in Colijn veel waardering'. Deson danks zal men zijn naam in Een zaam maar niet \lleen vereeefs zoe ken. Elementen Bij die impressies, bij die algemene opmerkingen willen wij het in hoofd zaak laten. Nogmaals: niet het ge ven van een biografische schets stel den wij ons tot taak, maar uitslui tend het naar voren halen van die elementen uit leven en persoon van koningin Wilhelmina die het de le zer van dit deel en van de verdere de len van ons werk duidelijk zullen maken waarom zij tijdens de tweede wereldoorlog handelde zoals zij deed een handelen waarvan nog veel vuldig te geawgen valt. Enkele ele menten uit de periode waarop in ons eerste deel, Voorspel, het accent viel, moeten nu nog toegevoegd worden. Allereerst dit, dat de eerste wereld oorlog speciaal voor de koningin een zenuwslopende beproeving vormde. De geringe militaire kracht die Ne derland ontplooien kon (en hoeveel moeite had zij zich, meest vergeefs, sinds '98 gegeven om die kracht te vergroten!), was haar een bron van dodelijke onrust. ,Haar grief tegen het departement van oorlog was', schreef, na een gesprek met haar, de meer placide De Jonge in juni '17 in zijn agenda, .dat men het onmo gelijke niet mogelijk wist te maken. Niet onduidelijk het zij haar opi nie blijken over anti-militaire volks- en kamergeest'. Mede door de kwestie met generaal Snijders begonnen nagenoeg alle mi nisters grieven tegen haar te koeste ren, ,in groten getale', aldus een hunner. ,De waarachtige eerbied voor de koningin en voor de wijze waar- schreef dezelfde eind augustus '18 ,in sommige kringen bedenkelijk te tanen heel Europa leeft op een vulkaan'. November '18 bracht die vulkaan tot uitbarsting. In Midden-Europa rolden de kronen over straat. Op de 12de van die maand was zelfs Colijn in Londen .vrij pessimistisch over de mogelijkheid van de hand having der koningin'. Wij nemen aan dat Troelstra's revolutiepoging, in ons Voorspel beschreven, naar diep schokte. Maar van wijken wist zij niet. Opgelucht dat bloedige tone len zoals die elders aan de orde van de dag waren, zich hier te lande niet voorgedaan hadden, zei zij be gin december '18 tijdens een bijeen komst in Den Haag dat zij het be houd van het grondwettig bestel in Nederland als bewijs zag voor het ingrijpen van een Hogere Macht: ,Wij zijn veilig geweest in Gods hand. Wij voelen dat Zijn leiding, aan onze historie gegeven, opnieuw Is bevestigd'. De jaren '20 vormden in haar le ven, lijkt het, een iets kalmer pe riode. Wel vervulde het communis me haar met afschuw; in de heer sers van de Sowiet-Unie zag zij in de eerste plaats de moordenaars van tsaar Nicolaas II en zijn gezin. Toen minister Karnebeek in 1924 een mo gelijkheid zag. op aanvaardbare voorwaarden tot de diplomatieke er kenning der Sowjet-Unie te geraken, weigerde zij alle medewerking: de minister moest zijn voornemen op geven. De verre Sowjet-Unie vormde overigens voor Nederland geen acute bedreiging. Zou zulk een bedreiging vroeg of laat niet van elders kun nen komen? Nuchter als zij dacht in zalcen van defensie, achtte zij het on verantwoord dat het militaire appa raat hier te lande afgebroken werd als in de jaren '20 het geval was. Tegen Booy zei zij eens dat zij toen en deswege voor het eerst reëel over abdicatie ging denken. Niet minder zwaar viel haar ,het dragen van de laatste verantwoordelijkheid voor de behartiging van 's lands zaken* (die zij meende te dragen), toen van ca 1930 af successieve kabinetten on machtig bleken, de massale werk loosheid op te heffen of ook maar terug te dringen. ,Zij had niet veel kennis van de economische weten schap en wist geen acceptabel alter natief voor de Colijn-politiek, maar zij kon maar niet vatten dat dat ,jon=r Holland dat snakte naar werk', zoals de affiches zeiden, niet aan werk te helpen was', aldus Booy. ,Het onbrak hen die tot een snelle, zakelijke oplossing moesten geraken, aan imaginatie en durf, aan door tastendheid en voortvarendheid en aan de werkelijke wil om een oplos sing te vinden' zo luidde haar eigen, latere oordeel. De jaren '30 brachten haar gevoe lige verliezen in het menselijke vlak. Op 20 maart 1934 kwam kcmïugin- moeder Emma, vijfenzeventig jaar oud. plotseling te overlijden: stil en teruggetrokken levend, had zij met name door haar grote belangstelling voor allerlei vormen van medische zorg voor hulpbehoevenden, veler sympathie verworven. Slechts ruim drie maanden later, op 4 juli J934, bezweek Wilhelmina's echtgenoot, prins Hendrik, zevenenvijftig jaar oud, onverwachts aan een hartaan val. In veel opzichten had deze Meelden- burger, een eenvoudige, hartelijke buitenman, verzot op "de jacht, hier te lande een moeilijke positie gehad. Wilhelmina's keuze was niet a/lleen door sommige leden van haar fami lie van moederszijde afgekeurd, maar ook door een uanzienlijk deel van de hofhouding. De twee ver loofden mochten vóór de huwelijks sluiting geen moment alleen zijn; het hofprotocol bleef nadien, als bij zoveel vorstenhuwelijken, een dage lijkse belemmering vormen voor nor maal contact (hetgeen uiteraard niet geheel ontbrak) en schiep, verhaalde Wilhelmina later, ,een sfeer waarin moeilijk te leven viel en wij het toch uithouden moesten'. Het kabinet was, de stemming in de staten-generaal gepeild hebbend, niet bereid geweest, voor de echt genoot van de koningin een eigen inkomen aan te vragen bij de sta ten-generaal: prins Hendrik bleef dus financieel vrijwel geheel van de koningin afhankelijk. (Hij ontving, maar uitsluitend tot 1918, ook een toelage van zijn oudere broer, de groothertog van Mecklenburg.) Zij bezet, een aanzienlijk vermogen dat zij zuinig beheerde; die financiële afhankelijkheid vormde een onge makkelijk element in het bestaan vaar haar echtgenoot. Maar deze werd bovendien, gelijk reeds gezegd, buiten alle zaken gehouden die met haar taak als vorstin samenhingen een taak die haar leven niet al leen uiterlijk, maar vooral innerlijk goeddeels vulde. De prins zette zich in voor het Rode Kruis, voor de pad vinderij, voor allerlei ontginnings werk; zulks verhinderde hem niet om, eens bij manoeuvres verschenen, tegen een vriend te zeggen: .Het is niet aardig meer ais je altijd maar voor spek en bonen er bij bent' het was een onbevredigende en dis harmonische levenssituatie waaruit tal van verdrietelijkheden voortvloei den. De koningin kwam na zijn dood ,tot een sterke en innige verering van haar gestorven echtgenoot' dezelfde verering die blijkt uit de passages welke zij in Eenzaam maar niet alleen wijdde aan deze toege wijde vader van haar enige, na en kele miskramen geboren dochter, aan deze goedhartige man wien, in de verhoudingen waarin hij was komen te verkeren, weinig ruimte gelaten was voor een zinvolle levensontplooi ing. Vei-loving en huwelijk van de kroonprinses <mocht hij niet meer be leven. Derde rijk Toen dan, in '37. prinses Juliana !n de echt trad, viel over het denken en doen van haar moeder reeds de schaduw van het derde rijk. In sep tember '32 was haar in Den Haag hulde gebracht tijdens een door de Algemene Nederlandse Fascisten Bond, de Fascisten Jongeren Bond, het nationaal Jongeren verbond en de Nationale Unie georganiseerde de monstratie dat zij evenwel alle totalitarisme van Italiaanse, Duitse, Russische of Nederlandse oorsprong diep verafschuwde was geen geheim voor wie contact met haar hadden. Ter gelegenheid van de herdenking van de geboorte vier eeuwen eerder, van Willem van Oranje (24 april 1533) richtte zij begin mei 1933 een boodschap tot het gehele volk waar in zij de jegens de Zwijger betoonde aanhankelijkheid .onafscheidelijk ver honden' noemde ,met onze verknocht heid aan de beginselen van ons staats bestel, waarvan hij zo meesterlijk de grondslagen heeft gelegd, en welke in het heden zowel als in het verleden zo uitnemend bij onze volksaard passen en een waarborg voor de toekomst vormen'. ,Wij willen onszelf zijn cn blijven', zei zij vier maanden 'later, op 9 september '33 aan het einda van de manifestatie die ter geleg' >- heid van haar vijfendertigjarig geringsjubileum in het Amsterda- 3 stadion plaats vond. ,Wij willen voortbouwen op :lo grondslagen, door onze vaderen ge legd, «is bewust van onze roeping tegenover onseelf en in het grote gezin der volkeren. WIJ willen put ten uit de schatten, ons door een groot voorgeslacht nagelaten, over tuigd daarin te allen tijde overvloe dig te vinden hetgeen wij behoeve® om met taaie volharding en zich steeds weer vernieuwende kracht te streven naar «Ie aanpassing bij ge wijzigde wereldomstaiidigheden, wel ke onder Gods zegen ons weer een gelukkige toekomst brengen kan'. Impliciet behelsden deze en dergelij ke, door haarzelf geformuleerde uit spraken een duidelijke afwijzing van wat maar zweemde naar fascisme, nationaal-socialisme of communisme. Vijfendertig jaar tevoren had zij be zworen dat zij ,de algemene en bij zondere vrijheid en ae rechten van alle mijne onderdanen beschermen' zou: het grondwettig democratisch bestel vond in haar, hoezeer zij zich soms aan haar eigen beperkte macht en aan de trage werking van de par lementaire democratie ten o.izent mocht stoten, een principieel cn overtuigd verdediger. Over de dwaze pretenties van een Mussert maakte zij zich geen zorgen, Maar zoveel te meer over die van Hitier. Duitsland en de Duitsers kende z:J goed. Van de zijde van haar moeder en van haar echtgenoot had zij veel Duitse familierelaties, zij was er vaak op bezoek geweest. De chauvi nistische Duitse mentaliteit beklem de haar al in de jaren '20. Met het nationaal-socialisme kreeg zij wel licht het eerst aanraking in de per soon van haar neef, de zestien jaar jongere Josias, erfprins van Wal- deck-Pyrmont, in '25 al een fana tiek nationaal-soclalist, later SS'er, wiens uitlatingen en gedragingen haar spoedig met zorg vervulden. Met haar heldere kijk op de grote stromingen in de wereldpolitiek was zij, veler optimisme ten spijt, in '32 verstandelijk overtuigd dat Hitier aan de macht zou komen. Toen hst zo ver was, ontving zij dat bericht (dat toch als een schok kwam) op doorreis in Bazel: .Welk can ontsteltenis maakte zich toen van mij meester. Wat zou er nu wel gebeuren? De oude president Hindenburg was nog wel aan het bewind maar vun Mussolini hadden wij gezien hoe snel fascistische krachten de wettige gezagsdrager op zy weten te schuiven. Het leed voor mij geen twijfel, dat nu Hin denburg hetzelfde lot zou treffen en Hitler spoedig zijn dictatuur zou vestigen. Vervuld van zorg reisde ik uit; Bazel weg. Welke buitenlandse politiek zou Duitsland nu gaan voe- Ontzet en verontwaardigd was zij (Zie slot pagina 13 kolom 1 In Eede zette koningin Wilhelmina in het voorjaar van 19^5 voor het eerst na, vier jaar weer voet op Nederlandse bodem.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 12