huisvrouw-biologe in de politiek gedichten, oude en nieuwe MEVROUW A. VAAS-VAN OVEN: provinciale zeeuwse courant 19 ZATERDAGKRANT ZATERDAG 1 NOVEMBER 1969 YERSEKE Het huis staat aaai een rustige straat in Yerseke, ver van liet gewoel aan de liaven; de naam luidt dan ook wat poëtisch Oude Boogaert. Als mevrouw A. Vaas-van Oven (59), huiswouw en biologe, de laatste tijd vooral sterk geïnte resseerd in de politiek, de deur opent, glipt de grijs-groene kater Faulus miauwend naar binnen. Hij verdwijnt op hoge poten naar de keukan, kennelijk op zoek naar een lekker hapje. Onze gast vrouw volgt hem, na zich haastig geëxcuseerd te hebben. Vijf mi nuten daarna komt ze de kamer binnen, theekannetje voor zich uitduwend, de sporen van kokkerellen nog vaag zichtbaar. La- nengewipt, verduidelykt ze: ,Mjjn man is morgen jarig. Er stond wat in de oven.' Dit is mevrouw Vaas, de Immer zorgende huisvrouw. De andere kant van mevr. Vaas: coming woman' in de Zeeuwse politiek. ,Ik zou niet graag de gehele dag huishouden doen. ,Je moet eens wat anders om banden hebben. .Gemakkelijk vormen zich de zinnen, terwijl ze ontspannen op de bank zit tegen de achtergrond van een bijkans overmatig gevul de boekenkast. Namen van bekende schrijvers en boeken sprin gen je als het ware tegemoet: Tlieun de Vries, Anna Blaman, dr Zjivago, Ernest Claes, Agatha Christie. Op vier, vijf plaatsen In de kamer staan de boeken keurig in het gelid: één van de kleinere boekenkasten verraadt de grote voor keur van het echtpaar Vaas: tientallen titels over biologische on derwerpen. Mevrouw A. Vaas-Van Oven werd 59 jaar geleden in Amsterdam geboren. Toen ze zeven was verhuisde het gezin Van Oven naar Groningen, vanaf haar vijftiende woonde ze in Leiden. Aan de Leidse univer siteit studeerde zij biologie: in 1934 slaag de ze voor haar doctoraal. Het was aan de ze universiteit, dat ze haar man ontmoette: dr K. F. Vaas, thans directeur van het Del ta Instituut voor Hydrobiologisch Onder zoek in Yerseke. Na in 1938 te zijn ge trouwd vertrok het echtpaar Vaas in 1939 naar het toenmalige Nederlands-Indië, waar de heer Vaas was benoemd bij het labora torium voor de binnenvisserij in Buiten zorg (thans Bogor). Tijdens de oorlogsja ren van 1943-1945 werd het echtpaar Vaas geïnterneerd: mevrouw Vaas verbleef met haar dochtertje van drie jaar achter eenvolgens in het kamp Bandoeng en later in de strafgevangenis Banjoe-Biroe; de heer Vaas werd op transport gesteld naar Tai- land. Het zou tot eind 1945 duren voordat de heer en mevrouw Vaas weer herenigd wa ren: dat gebeurde in Bangkok, waar zij meer dan negen maanden verbleven. Dr Vaas werkte er bij de (Engelse) medische dienst; mevrouw Vaas verrichtte werk zaamheden als medisch-analyste. In de loop van 1946 keerden zij met hun in middels zesjarig dochtertje naar Nederland terug. Het weerzien met het vaderland was echter van korte duur: oktober 1947 ver trok dr Vaas opnieuw naar Indonesië. Hij werd directeur van hetzelfde laboratorium, waar hij vóór de oorlog had gewerkt. Maart-april 1948 volgde mevrouw Vaas haar echtgenoot, nu met twee kinderen, want het gezin had inmiddels uitbreiding ondergaan. Tien jaar zou de tweede .Indische periode' duren, aan het begin, waarvan nog twee kinderen (een meisje en een jongen) wer den geboren. Tien goede plezierige jaren. Alleen op het laatst werd het wat moeilijker. Mevrouw Vaas zegt ervan: ,We zijn voornamelijk weggegaan, omdat de schoolkeuze voor on ze vier kinderen grote problemen met zich meebracht. Anders waren we beslist langer gebleven. Het is een fascinerend land. We hadden er veel goede vrienden, ook en voor al onder de Indonesiërs. Ik zou best terug willen. Neen, niet om er permanent te wonen Maar gewoon, om alles weer eens terug te zien.' ZEELAND Inmiddels woont mevrouw Vaas alweer ruim tien jaar in Zeeland. Tien jaren, die zij naast één dag lesgeven in de week, heeft besteed aan haar gezin. Maar nu zijn de kinderen de deur uit. Dat betekent meer armslag voor mevrouw Vaas. Tijd om eens wat anders te doen dan het huishouden. Dat ,wat anders' betekende jarenlang en kele uren per week les geven in biologie of een parttime job als laboratoriummede werkster. (Dat werpt niet zoveel problemen op als je doctoranda in de biologie bent en je chtgenote, die onder meer in de In dische periode wel een beetje extra hulp kon gebruiken, eveneens bioloog is). Nu gaat de grootste belangstelling van me vrouw Vaas uit naar de politiek, een inte resse, die overigens niet van vandaag of gisteren dateert. Al in haar studententijd was ze lid van de Sociaal-Democratische Studentenclüb. Een aantal jaren al leidt ze in Yerseke een discussie-club van de Vrou wenbond. De laatste jaren heeft me vrouw Vaas haar inzicht in de politiek ver diept, heeft ze ook meer vrije tijd gekregen. ,A1 lang speelde ik met de gedachte iets meer voor de partij (van de arbeid) te doen. Het geeft me het gevoel, dat ik erbij ben.' Twee weken geleden maakte mevrouw Vaas deel uit van het forum op de havenbijeen komst van de Partij van de Arbeid in Mid delburg. Ze leverde een werkzaam aandeel in de samenstelling van het verkiezingspro gramma voor Reimerswaal; ze staat nu ook zesde op de PvdA-kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van deze nieuwe Bevelanüse gemeente. (,niet direct een ver kiesbare plaats, maar het zou wel aardig zijn als ik erin kwam') en straks zal ze er ongetwijfeld bijzijn als de kandidatenlijst voor de komende statenverkiezingen wordt opgesteld. ,Ik zou het wel leuk vinden om een aantal jaren in de pot te kunnen kij ken,' bekent ze eerlijk. ,Het trekt me aan, de politiek; ik zou nog zo'n jaar of vijf, zes actief kunnen zijn.' Tekst: Rinus P. Dielemcm Foto: Adri van Wijngen Een gesprek van ruim anderhalf uur met mevrouw Vaas houdt in kennis nemen van de denkbeelden van een vrouw, die weet wat ze wil en die weet, waarover ze praat. Ze heeft kritiek op deze maatschappij. .Ernstige kritiek', is haar commentaar. En dan zorgvuldig haar zinnen formulerend: .Neern de industrialisatie. De wil voorop stellen: industrie hebben we nodig. Dat is het uitgangspunt. Maar ik ben bang voor de snelheid, waarmee de industrialisatie in Zeeland zich ontwikkelt. Want wat zie je? De industrieën in het algemeen moeten be sparen op de arbeidskosten. Dat betekent dat ze moeten automatiseren. Gevolg: min der werk in de betreffende fabriek. Kans dus op een grotere werkloosheid. Wat zegt dan de overheid? Jongens, nieuwe in dustrieën aantrekken! Kijk, dat is een vi cieuze cirkeL Zeg maar gerust, een spiraal, het gaat steeds sneller. Je weet wel. waar je begint, niet waar je eindigt. Op die ma nier komt er van selectie niets terecht. En juist op dit stuk van zaken moeten we ui terst selectief optreden. Je krijgt sterk de indruk, dat het beleid teveel op de welvaart is afgestemd en te weinig op het welzijn, om maar eens een paar modewoorden van deze tijd te gebrui ken.' HOOGMOEDIG Mevrouw Vaas zou haar aard als biologe verloochenen als ze de lucht-, water- en bo demverontreiniging niet ter sprake zou bren gen. Ze heeft een uitgesproken mening over deze materie, die vooral de laatste maan den door de vestiging van nieuwe in dustrieën, de gemoederen bezighoudt in Zee land. Ze geeft toe: ,Op het ogenblik hebben we de luchtverontreiniging onder controle in Zeeland. Ik heb cijfers gezien, die be vestigen, dat we binnen aanvaardbare gren zen zitten. Maar er moet moet niet vee) meer bijkomen. Daarom juist moeten we zeer kieskeurig zijn bij het aantrekken van industrieën.' Dat alles neemt volgens me vrouw Vaas niet weg, dat de laatste jaren heel wat natuurgebieden in Nederland en ook in Zeeland (,denk aan de Kaloot') zijn opgeofferd aan de alles verslindende mo loch van de industrialisatie. Mevrouw Vaas: .Dat gaat me erg aan het hart. Behalve, dat ik het me persoonlijk aan trek, vind ik ook dat we de verkeerde kant opgaan. De mensen kunnen niet plezierig wonen, leven en werken als alle natuurge bieden verdwijnen. Er worden diersoorten en planten met uitrofeiing bedreigd. Ieder organisme in de natuur heeft zijn eigen functie, al weten we niet altijd wat die functie precies is. Door opoffering van de overgebleven natuurgebieden wordt het evenwicht verstoord. Ik vind het gewoon een hoogmoedig idee als je denkt dit te kunnen vervangen door industrieën. Hier en daar hebben zich al kleine catastrofes voor gedaan. Oh, ik weet het, het is tot nu toe bij .kleine ongelukken' gebleven denk maar aan de vissterfte; het feit, dat de Randstad dreigt zonder drinkwater te ko men maar ze zijn veel betekenend.' Ver ontrust toont mevrouw Vaas zich over het Land van Saeftinge. .Uniek voor West-Eu ropa. Alleen bij de Elbe en Somme is iets dergelijks te vinden, dat er enigszins mee te vergelijken is. Voor de rest, biologisch, botanisch en zoölogisch gezien, enig in zijn soort. Zeg maar gerust: één groot open luchtlaboratorium. De waarde daarvan is in geld met uit te drukken. En dan te den ken. dat er aan wordt gedacht dit gebied in te polderen en mogelijk een bestemming te geven voor industrieën!' Mevrouw Vaas houdt het niet alleen bij kritiek: zij stelt ook een duidelijk alterna tief. ,In de eerste plaats* zegt ze, .bepaalde gebieden afbakenen. Vaststellen dus, welke gebieden natuurgebied blijven. En daar dan ook nooit aankomen. Gewoon voet bij stuk houden. Daarnaast een duidelijk beleid ten aanzien van de recreatie. Recreatdegrond dat is iets anders dan natuurgebied, hoe wel het soms wel verenigbaar is heeft ook zijn functie. Verder: selectief optreden bij het aantrekken van industrieën. Het be leid moet zich daar op instellen. De men sen in de beleidssector lopen te gemakke lijk over dit soort zaken heen. Al te gauw wordt in deze sfeer gesproken van .vogel tjesmaniakken'. Maar zó is het niet!' PLANNEN Wat er, als de industrialisatie langs de Westerschelde eenmaal goed op gang is ge komen, van deZak van Zuid-Beveland over blijft, zou de Yersekse biologe graag be waard zien. .Waarom,' filosofeert ze, .wordt van de Zak van Zuid-Beveland met één groot wandelgebied gemaakt. Leg bijvoor beeld ook fietspaden aan op de kronkelige dijken. Bewaar een stuk van de Poel. Sticht ergens in deze buurt een kinderboerderij. Kortom, er kan zoveel worden gedaan. Ik weet, dat het geld zal kosten, maar voor ons welzijn moeten we wat over hebben.' Ze zegt, dat het met een wat felle klank in haar stem. Het gaat om andere dan alleen materiële waarden en die wegen bij me i-rouw Vaas zwaar. Vandaar haar belang stelling voor de politiek. .Daar worden de beslissingen genomen. Als je erbij bent. kim je er mede richting aan geven.' .Maar,' voegt ze eraan toe, ,dat is niet de enige re den, waarom ik mij voor politiek Interes seer. Ik wil ook een rechtvaardiger maat schappij. Kijk alleen maar naar het ver schil tussen arm en rijk. Veel te groot.' Wat dat laatste betreft heeft mevrouw Vaas een goede leerschool doorlopen: haar Indische periode. Zij is zich er dan ook goed van bewust, dat als je deel wilt ne men aan deze snel evoluerende maatschap pij je moet zorgen, dat je er nauw bij be trokken raakt. Dat kan bijvoorbeeld door actief bezig te zijn binnen de partij. Dan wordt je bij vele zaken betrokken. ,Ik heb dit de laatste jaren gezien als mijn bestem ming,' zegt ze er bij het afscheid nemen van. IN DE KRANT van 6 september jongstleden verscheen er reeds een uitvoerig verslag over Gerrit Achterbergs posthume bundel Blauwzuur', zodat we menen dat we thansnu het keurig verzorgde blauwe boekje er is, met een korte notitie kunnen volstaan. Recapitulerend: deze gedichten zijn ontstaan als weerslag op Achterbergs ver blijf in een psychiatrische inrichting, waarin hij opgenomen werd nadat hij in 1937 een noodlottig pistoolschot af vuurde op een vrouw, welk delict hem niet werd toegerekend wegens ziekelijke storing van zijn geestvermogens. De diepte van deze ellende is wel nooit meer te peilen, en in elk geval kwam Achterberg met deze bundel, die aanvankelijk ,AsyP heette, nooit klaar. Wél heeft hij alle gedichten er uit in tijdschriften gepu bliceerd, en circuleerden er afschriften onder Achterberg-bewonde raars. In de .Verzamelde Gedichten' van 1963 zijn ze niet te vinden. We achten het heel verstandig, dat mevrouw Achterberg en Bert Bakker tot officiële publicatie zijn overgegaan; het zou ook wenselijk zijn de ze bundel, desnoods in een aanhangsel, bij een herdruk van de Verza melde Gedichten op te nemen. Een van de vele angsten van Gerrit Achterberg in het asyl was, men kan het lezen in het zielige gedicht .Directeur', dat men hem zolang zou genezen tot hij een ander wor den zou. In .Waarheid' noteert hij. erg matter of fact: Dode, ik ben bedorven, tot op het lied, dat ik nog moet schrijven geen eeuwigheid kan beklijven, die ons niet wordt ingekorven. Ik lieb niets meer verworven dan deze waarheid der sferen en van een paar hollnndse heren de verzekeringhet kan verkeren - maar gij zijt gestorven. Een sterke bundel is het niet geworden, maar hij hoeft niet in de eer ste plaats op literaire mérites beoordeeld te worden, men dient hem eerder te beschouwen als een completering van het hele oeuvre. Er zijn, dit herfstseizoen, heel wat verzamelbundels en herdrukken verschenen, overbekende en minder bekende. Overbekend noemen we een klein klassiek als .Narrenwijsheid' van J. C. van Schagen, waarvan de .vijfde druk, representatief voor de jaren van het titelge dicht' verschenen is. Geen klakkeloze herdruk dus. In 1967 schreef Van Schagen een nawoord: .Wie schreef Narrenwijsheid': .Narrenwijs heid bleef het centrale blok. Met dat éne thema: ,ik ga maar en ben' had hij eigenlijk zijn hele boodschap gebracht. Al het andere bleek, achteraf gezien, slechts prelude of naspel. Potentieel had hij met die vijf woorden zijn complete werken geschreven. Materieel bleek het thema onuitputtelijk; de variaties duren voort tot op de huidige dag. ,A1 met al dus niet meer dan wat roerselen van een jongen, die zich, met een meisje en een kindje, in de vuilakkerij moest zien staande te houden. Het mag misschien een zekere eentonigheid verklaren'. Heel bekend zijn ook de eerste bundels van Herman van den Bergh, die in dezelfde boekvink-serie van Querido verschenen: ,De Boog', 1917, derde druk, en ,De Spiegel, 1925, eveneens derde druk. Het is prettig dat deze bundels thans weer in een goedkope uitgave te verkrijgen zijn, al vragen we ons wel af hoe de meeste jongeren reageren zullen op deze goeddeels reeds erg ouderwets aandoende, breedsprakige, deels sterk expressionistische poëzie. Ook Jacques Hamelinks eerste twee bundels, ,De eeuwige dag' (1964) en ,Een koude onrust' (1967) wer den respectievelijk voor de derde en tweede maal herdrukt door Van Gennep, Amsterdam, in dc .Nesserie', waarin ook een goede bundel .Cu baanse liederen voor soldaten en toeristen' verscheen, samengesteld en vertaald door Leo Klatser. Hierin vindt men naast werk van de oudere generatie, de omstreeks 1900-1910 geborenen, als Nicolas Guil- lén, Félix Pita Rodriguez, Angel Augen, verder voornamelijk werk van jongeren, tussen 1930-1940 geboren. Zoals men verwachten kan, is dit haast allemaal geëngageerde literatuur; de revolutie staat er centraal, en niettemin is dit een zeer individualistische poëzie. Heel duidelijk spreekt dit besef van de taak van de dichter en de poëzie uit het werk van de in 1909 geboren Félix Pita Rodriguez. In het gedicht, getiteld .Geweer no. 5767' ontdekt hij het wezen van de poëzie, wanneer hij hoort hoe een Cubaanse neger-miliden de onderde len van zijn geweer naar zijn kinderen noemt: de loop Antonio de handbeschermer Viviana de slagpen Caruca. de grendel Filiberto de haan Irene de veilgheidspal Lucia de gaskamer Fabian de kolf Ik Elk onderdeel van zijn geweer, een kind elk onderdeel, een bloem van zijn bloed, een stuk liefde om woedend te beschermen. In .Kroniek voor een toekomstige dichter" spreekt hij het voorrecht uit, te leven en te dichten in een grootse tijd. Hij stelt zich voor hoe over dertig jaar een jonge dichter op een warme julinacht een vers van heimwee zal schrijven: Omdat je aan ons denkt, de dichters die voor jou verleden en herinnering zullen zijn zij die nu aanwezig zijn op de heilige grond van een herboren eiland, tussen de geweren en de wachtwoorden van de overwinning, midden tussen het volk en de revolutie, schrijven ivij de gedichten die morgen niet meer geschreven kunnen worden, die nooit meer geschreven kunnen worden. Daarom, in deze warme nacht van juli 1961, denkend aan jou, jonge dichter die in een andere nacht- in juli over dertig jaar je over het papier zult buigen waarop vers na vers, een gedicht geboren wordt, schrijf ik deze kroniek om je vergiffenis te vragen voor het enorme voorrecht dat wij genieten. Dit is een uiterst eigenaardige versmelting van geëngageerdheid en esoterisme. Verzamelbundels verschenen er van Alfred Kossmann, Ellen War mond en Leo Vroman, alle bij Querido, Amsterdam. Kossmann bundelde verzen die hij tussen 1940 en 1965 schreef (Hij debuteerde in '46 met ,Het Vuurwerk'). Het zijn geen herdrukken-zonder-meer; in een verantwoording zegt Kossmann daarover een paar behartens- waardige zaken. Onder andere dat een dichter als hij een nieuwe bundel samenstelt, dit wil zeggen kiest, uit wat hij geschreven heeft, moge lijk verzen opneemt die weliswaar zwak zijn, maar die in het geheel van de bundel een bepaalde functie vervullen, terwijl hij verzen die beter waren wel eens niet opneemt omdat ze nergens in de bundel compositie passen. Bij een herdruk kan men er anders over zijn gaan denken. Bovendien kan men later een hekel krijgen aan verzen die men aanvankelijk wel goed vond. Waardering door derden verandert daar weinig aan: ook Kossmann bekent dat hij verzen die de bloemlezing al hebben .gehaald' heeft weggelaten, en andere, nooit gepubliceerde heeft toegevoegd. Dit zijn problemen waar elke dichter mee te ma ken heeft als hij tijdens zijn leven bundels laat herdrukken; ze blij ven groeien en veranderen onder zijn handen. We mogen aannemen dat .Gedichten 1940-1965' alles bevat wat Kossmann-de-dichter (die we even hoog stellen als Kossmann-de-prozaïst) momenteel nog de moeite waard acht. Hij heeft er flink het mes in gezet. Tussen haakjes: er staat maar één vers in uit 1965, .Midden van het leven', en dat is mo gelijk tevens het beste. In ,Mens: een inventaris' een boek van bijna tweehonderd bladzijden, verzamelde Ellen Warmond zeven van haar bundels, namelijk Proef tuin, Naar men zegt, Weerszij van een wereld. Warmte, een woon plaats, Het Struisvogelreservaat, De huid als raakvlak en Testbeeld voor een koud klimaat. Een mooie gelegenheid voor haar bewonderaars om enkele van haar vroegere, niet meer te krijgen bundels, aan te schaffen. ,114 Gedichten van Leo Vroman', is als het ware een vervolg op ,126 Gedichten', uit 1964; het bevat herdrukken van de bundels Man ke Vliegen, Almanak. God en Godin, en voorts de verspreide gedichten en de Poems in English. Aan nieuwe bundels verschenen: .Strafwerk'; het debuut van T. van Deel. Leraar, het spreekt haast vanzelf, 24 jaar oud. En daarom des te merkwaardiger: dit is poezië waar bij wijze van spreken geen enkel modernisme, geen Vijftiger of latere, aan te pas is gekomen. Zij lijkt zó gegroeid uit contact met de natuur, de vogels bovenal, natuurgidsen en boeken er over (namen als die van Thijsse, Wigman, Verkades albums en dergelijke komen dan ook herhaaldelijk voor) en het typische is dat dit eigenlijk allemaal boeken zijn waar de iets ou dere generaties mee zijn opgegroeid. Van Deel schrijft met een liefde over een oud exemplaar van .Hans de Torenkraai' dat hij kwijt- haakte en over een later exemplaar dat het daar niet bij halen kon in sentimentele waarde, alsof hij zelf destijds plaatje voor plaatje van het album heeft verzameld. Maar H. d. T., was al tien jaar oud vóór Van Deel geboren werd. Dit is dus symptomatisch voor een .instel ling'. Vanaf het motto van deze bundel: .Time is a fake healer any how' tot de slotregels: Vreemd, zo vroeg in de morgen, pas vierentwintig, en dan al zo onder de indruk van seizoenen, dat ik in de klas niet kon nalaten te zeggen: jongens, buiten is het weer zover, bekijk de struikjes rond de Sloterplas nu goed, je hoeft het nog niet op te schrijven'. is dit besef van vergankelijkheid aanwezig. Behalve in de natuur, heeft Van Deel in de familie vaak inspiratie gevonden. Op een zacht- ironische manier brengt hij die klein-burgerlijke nette leegte even tjes tot leven in de figuren van de grootouders, ooms en tantes, de vroeg gestorven moeder. Het geestigst is mogelijk het gedichtje ,Na- tura Docet' waarin een plechtstatig zinnetje van de natuurkenner Bernink geciteerd wordt, terwijl de dichter kijkt naar de afdruk van dennenaalden op de billen van zijn geliefde; het beste mogelijk dit schoolmeestersvers OPSTELLEN Ik laat een opstel schrijven over Een boswandeling, terwijl het buiten regent. Dertig kinderen beginnen met vroeg opstaan want de zon schijnt en de vogels zingen hun hoogste lied. Zo vrolijk blijven kan het niet. En ziet, de eerste druppél valt op hun papier. Een enkeling die niet het raam uitkijkt houdt het met moeite droog. De helft is vanzelfsprekend weer vreselijk verdwaald en weet geen uitweg meer dan in een hut te kruipen waar Hé een schat verborgen ligt. Dat is nog nooit vertoond, wordt met een 6 beloond. Ik corrigeer gewetensvol mijn eigen leegte. Dan is er een nieuwe bundel van de vrij productieve Hans van de Waarsenburg, .Stadtekens'; resultaat van een opdracht van de ge meente Eindhoven, althans gedeeltelijk, want er is een en ander over allerlei andere steden aan toegevoegd. Van de Waarsenburg la maar twee jaar ouder dan Van Deel, maar een groter verschil in instelling is haast niet voorstelbaar. Tom van Deel is een ouderwetse mijmeraar. Hans van de Waarsenburg een geëngageerde rebel. De verwoording is natuurlijk navenant: de stad dood als het water dat zinloos verzilt; het beweegt nauwelijks meer, de resterende duiven worden gemakkelijk door het openbaar vervoer overreden. Behalve aan Eindhoven zelf dus. heeft deze dichter zijn gedichten aan andere steden, Nederlandse en buitenlandse, .gewijd'; aan Maas tricht. zijn woonplaats bijvoorbeeld dit sarcastische de kerken lopen nog aardig vol, vooral in het hoogseizoen (de marktdagen niet meegerekend) en bij voorgenomen huwelijken ortodoks moderne stijl) ook paters en nonnen in klederdracht treft men hier nog vaker aan dan elders en dan wil ik niet eens uitgebreid schrijven over folkloristische bezigheden als: fanfares, travestie, schunkelen kleiduiven schieten, incest, vendelzwaaien, marsliederen brullen en konstante bezetting der bierlokalen. want men zou eens op het idee kunnen komen om er een reservaat van te maken. .Oerwouden en savannen' van Willem Brandt naast de .Stadtekens* van Van de Waarsenburg, waarom niet? Neerslag van een reis door het Afrikaanse contingent, de dorheid, het verschrikkelijke, geteis terde, haast helse; ook het lieflijke (Natal). Er staan in deze bundel zeer stemmingsvolle gedichten, als .Avond op de plaats', .Kaapse Wind'. En hoever zijn we van Van de Waarsenburgs .Aantekeningen van een flatbewoner' en de flatneurose af als we met Willem Brandt de .Moe rasdwergen' bespieden: Aan de oevers van de witte nijl verborgen leven moerasdwergenonder het ijle geraas van logge insekten, 's-morgens een enkele schreeuw, geplas, zoevende pijlen. Een modderige wereld, onbetreden door de ontdekkers, schimmelig met kille gewassen overwoekerd. O mijn steden, versteend moeras, sprekende krokodillen. Zo leven mensen, nu, en de poëzie weerspiegelt het. Hadden we de zang van de moerasdwergen er nog maar bij, of desnoods die enkele schreeuw. Gerrit Achterberg. Blauwzuur, Bert Bakker. Den Haag; J. C. van Schagen; Narrenwijsheid, Herman van den Bergh: De Boog en De Spiegel; T. van Deel: Strafwerk: Querido, Amsterdam, Boekvinken: Alfred Kossmann: Ge dichten 1940-1965; Ellen Warmond: Mens, een Inventaris; Leo Vroman. 114 Gedichten, Querido, Amsterdam; Jacques Hamelink: De eeuwige dag en een koude onrust; Cubaanse liederen voor soldaten en toeristen: Van Gennep, Amsterdam. Nesserie; Hans van de Waarenburg: Stadtekens, Arbeiderspers, Amsterdam, Giraffeboek; Willem Brandt: Oerwouden en Savannen. Querido, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 19