,HEYA KEESSIE'BOEK
OVER VERKERK
HET VERHAAL OVER DE BONTMUTS
mijn moeder zou het niet anders gewild hebben
MIJN TRAINERS: ANTON
BEGREEP EN DE GRAAFF
HUISKES DE MAN DIE ALLES
DIE HET NIET KON
provinciale
seeuwse
courant
17
Ulllllll
UllUUllUlllllllllllllllUlUllUliUiilllllllUlllUUilUUUlllillUUUUIIlUlllUllUUUlUllllUUiliUUIIIUUUUIIIIU
Htiil-M-UWI
ZATERDAG 1 NOVEMBER 1969
GPD Jarenlang is Kees Verkerk de .lieveling' van het Neder
landse sportpubliek geweest. En eigenlijk ondanks .Cruijffie' en
.Coentje' is hij dat nog. Als straks de blikkerende beeldbuis in
de huiskamers het voornaamste licht is op de donkere winternamid-
dag, dan is het toch weer ,Keessie-tijd'. Dan .hangt' Nederland toch
weer aan dat grillige, kleine manneke uit Puttershoek dat vaak zulk
een tomeloze vechtlust op he ijs legt.
Kees Verkerk is een .vedette'. Een boeiende sportman, een publiek-
trekker. En over zulke mensen worden het kan niet anders
boeken geschreven.
Ger Bestebreurtje, zelf twee jaar lid van de kernploeg, buurman'
bijna van Verkerk, kenner van de topsport, omdat hij óók een veel
méér dan verdienstelijk amateurwielrenner was, schaatste met Ver
kerk, praatte met Verkerk, volgde hem als journalist van zijn jongste
jeugd at.
Dat vindt zijn weerslag in een boek, dat deze week van de persen
rolde: Hea Keessïe, met als ondertitel .Verkerk vertelt". Zeer open
hartig soms. Uit het boek lichten wij twee hoofdstukken. Het ontroe
rende verhaal ,De bontmuts' en een deel van het hoofdstuk waarin
Verkerk de training en vooral zijn trainers behandelt. De trai
ners, van wie Anton Huiskes, hoe kan het anders, zijn hart heeft
gestolen. Verkerk zet Huiskes en zijn opvolger De Graaf neer. En
ook weer: openhartig.
De levende februari 1964 werd voor mij een
gedenkwaardige dag. Toen werd Ik bekend in het
internationale wereldje van de schaatsenrijders,
mocht ik op het ereschavot plaatsnemen en werd
ik toegesproken door onze sportmlnnende prin
sessen Beatrix en Margriet.
Toen, 7 februari 1964, was ik ineens bij de top.
Plotseling, als uit het niets voortgekomen. Op
die dag braken ook voor mij onbekende krach
ten in me los en reed ik, kundig bijgestaan door
Henk Lamberts, naar het olympisch zilver op de
1500 meter tijdens de 'winterspelen in Innsbruck.
Een explosie van toejuichingen daverde over me
heen. Ik wist niet hoe en waar ik lopen moést.
Je voelt je groot en sterk en nietig tegelijk. En
het meest plezier heb je feitelijk aan de vreug-
de, die je supporters om jouw triomf beleven.
Zilver op de olympische spelen! Nu sta je, dacht
ik-, op één rij met Jo de Haan, Wout Bos, Adri
van Steenselen en Dick Groeneweg. Sportmannen
die als wielrenner de Hoekse Waard beroemd
hebben gemaakt.
..Zilver! Wat zullen ze in Puttershoek trots zijn
en wat zal het feest zijn.
Dat schoot allemaal door mijn kop toen ik temid
den van mijn vader en moeder door het juichende
ijsstadion van Innsbruck hoste.
Maar... de medaille had een [keerzijde. Dat bleek
eeh maand later, kort na mijn terugkeer van
het wereldkampioenschap in Helsinki.
Toen betejjeride. het,_sqpce3;.vnie,t&,.meer voor me en
wwr nét Zilver gitówarti' Toèh1 vóïi'i3 ik, de och
tend na mijn huldiging in Puttershoek en de feest
avond in ons café, mijn moeder dood op bed
liggen.
Dat was de andere kant van de medaille. Ver
schrikkelijk. Na de vreugde het grootste ver
driet, dat een mens kan treffen. Na het uitbundi
ge lawaai, doodse stilte. Pijn, die altijd blijft.
VOOR HET EERST
Het was de eerste keer dat mijn moeder bij een
wedstrijd van mij was. Ze had me nog nooit echt
hard zien rijden, ook in Nederland niet.
Het was haar eerste vakantietrip. Tien dagen
op reis met m'n vader. Een ongekend genoe
gen. Vroeger gingen we weieens een dag op
stap en we zijn zelfs een keer drie dagen naar
België geweest. Maar echt vakantie had ze nooit
gehad.
Daarom werd Innsbruck voor haar een groot
feest: mede door die zilveren medaille.
IliilllËlllllllllllilllllllllllllllllUil11111
Toch had ze niet zo bar veel met schaatsen op.
Ik vergeet nooit wat ze dagelijks uitriep als ik
bezweet en met een rood hoofd terugkwam van
het trainen. .Jochie, jochie, stop er toch mee.
Vandaag of morgen brengen ze je dood thuis'
zei ze dan.
Maar in Innsbruck genoot ze met volle teugen.
En ik uiteraard, want ik was erg aan m'n moe
der gehecht en vond het fijn dat ze het naai
de zin had.
Ik kon niet meteen mee terug naar Nederland,
omdat we nog een wereldkampioenschap ip Hel
sinki moesten rijden. Maar een maand na de
spelen was ik dan toch thuis. Vrijdags kwam
ik aan, zaterdags werd in het dorp gehuldigd.
Voor het eerst in mijn loopbaan.
Ik werd in open wagens rondgereden door Put
tershoek, langs duizenden mensen, en ik kreeg
prachtige cadeaus, 's Avonds werd het feest bij
ons in het café voortgezet. Erg uitbundig en la
waaierig. Hetgeen begrijpelijk is.
Maar voor moeder was het te inspannend ge
weest. Om tien uur zei ze: .Kees, ik ben erg
moe, ik ga naar bed'.
Het feest ging door. We waren met de hele fa
milie aan het werk en ik was het feestvarken.
Het werd laat en ik moest vroeg op, omdat ik
uit een soort plichtsbesef Cor Nederveen
had beloofd 's zondagsmorgen de laatste seizoen
training in Rotterdam te zullen maken. Ik had
geheel onverwacht zilver gewonnen en dan is het
leuk voor die jongens en meisjes, met wie je al
jaren traint, dat ze je zien. Dat stimuleert.
Ik "stond dus vroeg-op en sloop, op m'n tenen
door de slaapkamer van m'n ouders, die naast
de mijne" lag. Om twaalf uur 's middags kwam
ik thuis. We hadden lekker getraind in het Kra-
lingse bos en lekker gekletst.
In het café was het alweer een drukte van be
lang en de jukebox schetterde hard. Maar ik
ging meteen naar boven om me te verkleden.
.Van vader hoorde ik dat moeder nog op bed lag,
omdat ze nog niet helemaal fit was. Ik liep
naar haar toe en vroeg: ,Gaat het al wat beter?'
Er kwam geen antwoord. .Misschien slaapt ze',
dacht ik.
Maar ineens begreep ik, dat er iets mis was.
Ik voelde aan haar gezicht. Het was steenkoud.
Ik kan niet vertellen wat er op dat moment
door me heen ging. Ik stond stijf van schrik.
,Ze is dood', realiseerde ik me. Ik rende in paniek
de trap af. Maar plotseling besefte ik dat ik het
niet luidkeels uit kon schreeuwen, want het café
zat vol. En iedereen was in feeststemming.
Mijn vader stond achter de tapkast. Ik ging
naar hem toe en stamelde zoiets van: ,Pa, ga
eens naar boven. Mama is dood'. Terwijl hij
verschrikt naar boven vloog, liep ik automa
tisch naar de prijzenkast en bekeek de zilveren
plak. ,Dat donderse ding', vloekte ik in mijzelf.
.Daar komt het allemaal van'.
Later hoorde ik wat ik toen nog met wist
Moeder was de laaste weken niet in orde ge
weest. Ze kampt met een verkoudheid, die niet
overging en had daar, doordat ze nogal zwaar
was, erg veel last van. Ze stierf aan een hart
verlamming.
Toen ik daar zo bij die prijzenkast stond, kwam
een van mijn beste vrienden naar me toe. Bram
Kruithof. Hij vroeg wat er aan de hand was.
Ik vertelde het. Vader was ook weer beneden ge
komen en belde de dokter. Het café was in een
minimum van tijd leeg.
Een grotere tegenstelling was met denkbaar.
Eerst die onstuimige feestroes, daarna dat 'im
mense verdriet. We bleven met ons gezin ach
ter in een kille ruimte. Alleen m'n broer Arie
was er niet. Die was de hele dag met zijn ver
loofde weg en hoorde het pas 's avonds. We za
gen in het café met een paar vrienden: elkaar
te steunen, te troosten.
Maar het hielp niet'. Je weet niet wat je doen
moet. Je loopt, staat en zit. En piekert. Het leven
is zinloos geworden denk je. 's Avonds kwam
de mededeling op de televisie. Dat was voor ons
het .ergste. Een dag eerder had heel Nederland
mijn- huldiging op het scherm gezien. En toen
dat overlijdensbericht.
Puttershoek was in diepe rouw. Uit alle delen
van het land kwamen blijken van medeleven.
Brieven, telegrammen. Maar wij wisten niet
waar we het zoeken moesten,
Om alles en iedereen te ontlopen gingen we met
ons allen drie dagen weg. Naar Jaap Havekotte,
in Naarden. Toen we thuiskwamen beseften we,
dat we met elkaar verder moesten leven. Dat
we ervan moesten maken wat er van te maken
viel.
Een tijdje later dacht ik weer aan schaatsen.
Op een manier van: mijn carrière is afgelopen.
Ik kan het niet meer opbrengen. Iedere keer
als ik op de schaats zou stappen, zou ik in ge
dachten bij m'n moeder zijn.
Na verloop van tijd ging Ik toch weer trai
nen. Vader spoorde me aan. En toen ineens, kort
voor het nieuwe seizoen begon, zag ik die muts.
Aan een van mijn zusters vroeg ik: ,Wat is er
met die muts'. ,Die heeft mama gekocht toen
zij naar Innsbruk ging1, hoorde ik. Ik pakte hem
op en nam hem mee. Altijd en overal heb ik
die bontmuts by me. Ik draag hem voor iedere
grote wedstrijd. Die muts stimuleert me. Hij
hoort erbij, het is een stuk van mijn concentra
tie. Iedere keer dat ik hem in handen neem,
dan denk ik: ,Het leven gaat door. Ik moet
rijden. Moeder zou het niet anders willen'. Het
geeft me een gevoel van rust. Alsof er niets
veranderd is.
Het klinkt misschien hard. Maar mijn vader
heeft ook weieens tegen me gezegd: ,Kees, als
jij aan een wereldkampioenschap meedoet en er
gebeurt zaterdags iets met mij, probeer dan zon
dags gewoon je wedstrijd te rijden'. Ik weet
niet of ik het zou doen, of ik het zou kunnen.
Maar het zou misschien wel het beste zijn.
Door de dood van mijn moeder moesten Lenie
en Bep, mijn zusters, voor de huishouding zor
gen. En nu rust (he taak op Adrie, die pas tien
jaar was toen moeder stierf. Het.is ontzettend
zwaar natuurlijk. Gelukkig hebben we ongelofe
lijk veel steun van tante Nel en oom Kees, een
broer van mijn vader. Wat zij doen en gedaan
hebben, is met geen pen te beschrijven.
Tante Nel is als een moeder voor me. Ze helpt
ook regelmatig in het café en vervangt, met an
dere familieleden, mijn vader als die 's winters
naar mij komt kijken. Ook tal van vaste klan
ten springen bij.
Zo'n situatie mag je echter niemand toewensen.
En dan was er bij ons, door het café, nog niet
eens sprake van een normaal gezinsleven. Moe
der werkte mee en de kinderen droegen op hun
manier ook een steentje bij. Dat gaf wat mij
betreft, weieens problemen. Als je, zeg maar,
in de kroeg bent opgegroeid en je werkt daar,
dan draag je een bepaalde verantwoordelijkheid.
Dan denk je dat ze net zoveel te zeggen hebt
als je ouders. En dat veroorzaaKt botsingen.
Maar je wordt erg zelfstandig en hard. Daar
door kun je waarschijnlijk menselijk leed ge
makkelijker verwerken. Op een manier, die je
extra-strijdvaardig maakt. Zoals in mijn geval,
lit weet nu, dat vreugde en verdriet heel dicht
bij elkaar liggen. Als je het niet aari den lijve
ondervindt, kun je er niet over oordelen. Voor
mij is het uiteindelijk een aansprong geweest
om keihard door te gaan. Om te vechten voor
iemand, Jie je verloren hebt. Maar ik besef goed,
dat het verlies nooit goed gemaakt kan worden.
Met geen kampioenstitels en geen gouden me
dailles
iiliiiili
En daarna, in '/55, kwam dan Anton Huiskes.
Myn zoveelste schaaf strainer, weer een nieuw
gezicht. Maar Anton was méér: oefenmeester,
psycholoog en vader en moeder tegelijk. Voor alle
kernploegrijders. Anton Huiskes is de man, die
ik niet zal en kan vergeten. Met hem kwamen
we aan de top, door hem werd ons de sport een
feest.
Henk Lamberts had een basis geglegd. We steun
den op een goede ondergrond. De intelligente
trainer. Huiskes, die een perfecte samenwerking
tussen hem en zijn pupillen kweekte, zorgde er
voor dat Nederland ineens naar de top door
stootte.
Hij had zelf een voortreffelijke schaats gereden.
Internationaal meegedraaid. Vooral op basis van
wilskracht en conditie. En de sport was ook zijn
beroep geworden. Dat bij elkaar maakt de vak
man. Dat proef je als je met zo'n man werkt
Hij begrijpt alles.
In de zomermaanden verscheen Anton op CIOS
om tijdens de conditietraining ons karakter te
leren kennen. Daar maakte hij 's winters .ge
bruik' van. Want hij wist. waar iedere rijder toe
in staat was. Waar zijn grens lag. Het mooiste
voorbeeld daarvan is mijn fatale of beroem
de? tien kilometer op liet Europees kampioen
schap I960 in Deventer. Het was alleen Anton
Huiskes. die mij na m'n val Fred Anton Maier nog
deed verslaan. En daar ben ik hem oneindig
dankbaar voor.
Ik viel. toen ik in gewonnen positie lag en tuimel
de tegen het spandoek van mijn supportersclub
uit Puttershoek. Op zo'n moment denk je dat je
gek wordt. Je staat op, je hoort geschreeuw, je
raakt in paniek. Als je weer eenmaal op gang
bent, probeer je de race zonder nog grotere brok
ken uit te rijden. Maar ineens is daar dan je trai
ner. Anton Huiskes. Heel nuchter, alsof er niets
is gebeurd, hoor je hem eerst roepen: ,Je blijft
hangen. Je verliest iets op hem'. En even latei
schreeuwt hij uit alle macht: ,Je haalt hem nog in
Bet kan'
Dan ga je denken. Het zelfvertrouwen groeit. Jc
kijkt je trainer goed aan als je langs rijdt en je
beseft: .Anton weet dat ik het kan. Hij weet hoe
ver mijn capaciteiten reiken. En ik geloof toch
volkomen in die vent. Verdomme, het kan inder
daad. Het móet kunnen'. Dat geeft je moed. Dan
krijg je weer vleugels. En dan win je toch nog
van Fred Anton Maier. Alleen omdat Anton
Huiskes jc van binnen en van buiten kent en de
vonk kan laten overspringen.
Helaas, het was mede oorzaak van de voor ons
onverteerbare moeilijkheden tijdens het banket.
Indirect aanleiding ook tot zijn aftreden, enkele
maanden later
Ja, het banket was een afschuwelijke afsluiting
van het voor Nederland zo schitterend verlopen
evenement. Wat een feestelijke bijeenkomst had
moeten zijn, draaide uit op ruzie. Een banket
leent zich daar trouwens prima voor. Alle fijne
en minder prettige zaken vallen daar samen.
Dat kan goed, maar ook totaal verkeerd uit
pakken. In Deventer liep het fout. Radicaal fout.
Het vuur smeulde al een tijdje. Wij vertoefden
niet Anton in Scandinavië toen vanuit Nederland
het bericht kwam, dat Eddy Verheyen in de EK-
ploeg moest worden opgenomen. Huiskes ver
zette zich aanvankelijk, maar gaf later toe. De
verhoudingen waren echter scheefgetrokken. En
dat werd niet beter toen Eddy, bezweken onder
ue druk, als direct ten val kwam.
De reactie was niet te voorkomen. Op het banket
volgde de uitbarsting Daar bleek dat er geen
plaats was voor Klaas Postma, de trainer van
Eddy Verheyen. Anton Huiskes vond dat een
kwalijke zaak en nam het voor hen op. Enfin,
van het één kwam het ander en uiteindelijk was
er ruzie.
Onze trainer stond in vuur en vlam. Het was
vreselijk. Maanden achter elkaar had hij zich
voor ons kapot gewerkt. Met succes. Alles was
geslaagd. Ard Schenk Europees kampioen en ik
tweede Dankzy Anton. En dan dat. Dan zie je
daar ineens Ard huilen, je kampioen. Omdat hij,
Schenk, voelt dat zijn trainer, die zich heeft uitge
sloofd, in de ellende zit. Dan betekent de wereld
niets meer voor je.
Wij voelden met Huiskes mee. We begrepen
ceifs dat hij niet met ons mee naar Davos wilde
Al had hij, op zijn beurt, moeten beseffen, dal
wij toen plotseling moederziel alleen stonden.
Enfin, dat is gelukkig nog goed gekomen. Anton
arriveerde enkele dagen later en werd juichend
ontvangen. Het was een groot feest. Een uit
spatting van jewelste! Maar het afscheid kwam
toch. Door moeilijkheden, waar wij rijders, wei
nig aan konden veranderen en niet direct bjj be
trokken waren.
Het is heel, heel erg jammer dat Anton Huiskes
vertrokken is. En niet alleen voor de sport. Ook
voor de maatschappelijke ontwikkeling van de
schaatsenrijders. Anton, die zelf bijzonder goed
weet welke offers er gebracht moeten worden,
had namelijk ook erg veel interesse voor ons par
ticuliere leven. Voor onze positie in de maat
schappij.
Dat is voor iemand die jaren achtereen vrijwel
alleen met topsport bezig is, belangrijk. Anton
vroeg naar onze problemen en verwerkte die dan
zelf. 's Avonds laat of 's nachts, als wij reeds
onder de wol lagen. Hjj ging nooit vroeg naar
bed. Hij bleef lang op om serieus na te denkeD
over zaken, die ons raakten.
Zo'n steun is onontbeerlijk. Er is in alle takken
van sport grote behoefte aan. Kijk maar om je
heen. Wij konden .tegen' Anton ,aan' praten. Onze
privé-zorgen uit de doeken doen. Maatschappe
lijke verlangens kenbaar maken.
Daar tob je weieens mee. Je piekert en dat
schaadt de vorm. Maar bij Anton Huiskes vonden
we een gewillig oor. Dan waren wij bet kwijt.
Voor een paar dagen. Weken of maanden. Hij
nam je zorgen over en streefde altijd naar een
oplossing. Ik geloof dat we het ver geschopt had
den indien hij nog enkele jaren onze trainer-coach,
pscncholoog, vader en moeder was gebleven.
Dan hadden we ook diploma's gehaald. Tussen
het trainen en schaatsen door. Want je moet een
man naast je hebben, die zegt: ,Jo, jij kunt dit
of dat best bereiken. Ga leren. Ik wijs je de weg'
Dan krijg je automatisch interesse voor dingen
die met direct iets met schaatsenrijden te maken
hebben.
Jammer, erg jammer dat zo'n figuur, met zoveel
klasse, voor onze schaatssport verloren is ge
gaan. Hij heeft toch ook elders, in Zweden, be
wezen een kwaliteitstrainer te zijn. Met veel min
der materiaal dan we in Nederland hebben
en altijd. In de Nederlands, sportbonden. En in
maar goud en brons op de Olympische Winter
spelen in 1968 te Grenoble
Ik hoop van harte dat Anton Huiskes in de eeD
of andere vooraanstaande functie bij de Konin
klijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond nog
eens terugkeert. Zo'n man heb je nodig.
Natuurlijk, er zullen strubbelingen zijn. Maai
die krijg je met alle werkelijke .groten'. Overal
en altyd. In de Nederlandse sportbonden. En in
het buitenland. Maar dat wil nog niet zeggen,
dat je ze uit moet sluiten. Daar zijn hun ver
diensten te groot voor. Je kunt zulke figuren niet
missen. Niet voor de top en niet voor de oplei
ding van het jonge talent. Een man als Anton
Huiskes is goud waard.
WIM DE GRAAFF
Voor mij stond vast dat de opvolger van Huiskes
het erg moeilijk zou krijgen De door ons aan
beden trainer liet een niet bepaald aanlokkelijke
erfenis na. Anton immers was in alle opzich
ten geslaagd. Wie kon hem dat nadoen, laat
staan verbeteren?
Toen we bericht kregen, dat Wim de Graaff het
roer zou overnemen, voorspelde ik dat we nog
een jaar succes zouden hebben. Voortvloeiend uit
het werk van Anton Huiskes'
Het kwam uit. Maar ik sla me er niet voor op
de borst. Het was erg genoeg. Want je wilt je
sport toch in een plezierige sfeer beoefenen en
dan resultaten boeken. Na het seizoen '66-'67,
toen ik in Laht-i en Oslo respectievelijk Europees
en wéreldkampioen werd, kon men weliswaar al
om horen dat het ook met De Graaff als trainer
goed ging, maar het was niet waar. We plukten
toen nog de vruchten van het werk van Anton
Huiskes. In het olympische jaar 1968 was het
al stukken minder.
.En dat goud, zilver en brons in Grenoble dan?
zal men vragen. Wel, die plakken werden be-
haald door een onvoorstelbare persoonlijke eer
zucht en na een lange aanloop, waarin we veel
moeilijkheden hadden overwonnen.
Ard Schenk, Peter Nottet en ikzelf werden na
een laatste voorbereiding in Davos ineens ge
dreven door een hels verlangen op het schavot
te staan. Toen ook, in Grenoble, heb ik Wim de
Graaff na mijn race op de 1500 meter, omhelsd
Tn de kleedkamer. Een uiting vanja, van
wat eigenlek Ik weet het niet meer.
Het enige, dat ik nu nog voel is. dat we niet
prettig hebben gewerkt. Er was geen contact
Met Anton Huiskes kon je uren praten. Ovei
die en dat. Over schaatsen. Over uitgaan. Ovei
je privé-leven. Met Wim niet. Dat lag niet aan
hem, maar ook niet aan ons. De vonk sloeg ge
woon niet over.
We hebben nu eenmaal geen man nodig, die zegt
.Ga naar bed'. Of: ,Doe zus of zo". En zeker niet
als het in een soort bromtoon wordt gezegd, dai
kan ook vriendelijk, in goede harmonie, gebeuren
We kennen onszelf, we lopen lang genoeg mee
Natuurlijk moeten we weieens tot orde worden
geroepen, want zulke lieverdjes zijn we nu ook
weer niet. Maar dat kan op een bepaalde manier
Met een geintje, in een toon die aanslaat.
Ik wil niet zeggen dat Wim de Graaff ons heeft
tegengewerkt. Zeker niet. Iedere trainer doet
zijn best. Voor ons succes. En voor eigen glorie
Maar we hebben met hem niet prettig gewerkt.
De prestaties hebben er ernstig onder geleden.
Wat ik liever zou zeggen: er moest na De
Graaff weer veel worden opgebouwd.
Kees Verkerk met onafscheidelijke bontmuts op het ijs.
Kees Verkerk met weinig aan op het ijs.
Kees Verkerk als 8-jarige op het ijs.