,HET GAAT WAT
BETER MET
DE SADE'
VERTALER HANS WARREN:
SIEGFRIED E. VAN PRAAG
70 JAAR:
Nieuwe roman
,De Jacobsladder'
Zalerdag 27 september '69
zaterdagnummer
'Moeten wij De Sade verbranden?', heeft Simone de Beauvoir zich met enige kommer om het lot van de
markies afgevraagd. 'Het antwoord hierop moet ontkennend zijn' zegt uitgever Bert Bakker jr. (26),
waarbij niet enkel en alleen de kommer om het lot van de markies doorklinkt, want Bert Bakker wil
graag duidelijk maken dat zijn bijna complete Nederlandse uitgave van de werken van de markies
bepaald niet te maken heeft met windeieren. Dat is dan naar de financiën en naar de kas van de uit
geverij gerekend. Meer naar de markies gerekend komt deze uitgave de auteur en een bij achteraf-
beschouwing toch weer niet zo oninteressante periode uit de Franse literatuur vrij onverwacht op een
herwaardering te staan.
Handschrift van D. A. F. markies de Sado.
Bert Bakker jr. komt en dat mag tekenend zijn
voor de uitgave aan het idee op een feestje, waar
een van de aanwezigen hem zegt: 'Als ik in de uit
geverij zou zitten, zou ik De -Sade opnieuw in het
zonlicht zetten.' Die mededeling blijft hangen en als
Bert Bakker jr. bij 'oom Bert' komt met het voor
stel tot uitvoering van het plan, ontmoet hij er niet
de zorgelijke blik die hij verwacht had, want Bert
Bakker zei wel 'ja' tegen dit soort zaken.
Bovendien zit er een markt in de markies.
Het toeval brengt Bert Bakker jr. en Gemma Pappot,
studente, bij elkaar. Gemma Pappot maakt op dat
moment een studie van de ook hier te lande nog
steeds uiterst slecht befaamde markies en houdt zich
mede daardoor vrij intensief bezig met de vertaling
van zijn werk. Het contact resulteert in een contract:
Gemma Peppot vertaalt voor Bert Bakker 'Justine'
(of: 'De tegenspoed der deugdzaamheid') en kort
daarop 'La philosophie dans Ie boudoir7 dat in het
Nederlands 'De slaapkamerfilosofen' heet.
Ongeveer tezelfdertijd voltooit Gemma Pappot haar
portretstudie van De Sade, dat als 'De markies Da
Sade' in de Floretreeks van de Arbeiderspers terecht
komt.
Het eerste succes is overweldigend. Beide vertalingen
gaan in tienduizenden exemplaren de deur uit.
Enkele dagen geleden verscheen bij Bert Bakker het
derde werk van De Sade, 'De 120 dagen van Sodom',
vertaald door 'Nederlands De Sade-expert bij uit
stek' (uitgever), Hans Warren.
Voor Bert Bakker jr. is dit meteen de proef op de
som. 'Mijn oom heeft al eens gezegd, als die 120
dagen in Nederland mag, mag alles' en als hij gelijk
had betekent het dat van nu af inderdaad alles mag.
Vergeet niet dat om allerlei redenen, die dikwijls
alles uitstaande hadden met het vooroordeel alleen,
De Sade nog steeds behoorlijk in het hoekje van
de weerstanden zit. In Frankrijk zelf, nota bene, werd
de uitgever Pauvert in 1956 nog vervolgd wegens zijn
uitgaven van De Sade en sinds het bestaan de
manuscripten heb je die 'processen overal gezien.
In België zijn er nu wat werken uitgegeven, hier
in Nederland ook wat, meestal fragmentarisch, som
mige zelf met puntjes waar ieder die het boek
oppakt welbekende woorden kan lezen. Maar ik
geloof niet dat een zo volledige, werkelijk ongekuiste
uitgave als de onze momenteel waar dan ook te
krijgen is.'
VERGIFKAST
De markies de Sade, eens van de aanduiding 'de
goddelijke' voorzien, voor de gehele wereld waan
zinnig eng met de term 'sadisme' yerbönden, bm .de
aard en uitwerking van zijn gedachten en denkbeelden
op de Index en de vergifkast van de wereldliteratuur'
geplaatst, is in zijn lange letterkundige leven meer
malen tegenover de vraag geplaatst of men hem nu
verbranden moest of niet.
Vroegere generaties hielden aan een dergelijke vraag
stelling geen problemen over: ze verbrandden ge
woon. Wat er al bij al van De Sade over is gebleven
zijn behalve wat geredde manuscripten en troebele
persoonsbeschrijvingen de innig gekoesterde vooroor
delen over goed en slecht die leiden naar brandstapel
en galgehout.
De vooroordelen hebben zich echter maar ten dele
tegen de markies gekeerd: zijn naam wordt vaak
misbruikt maar het lijkt hem anderzijds garanties
voor een durende jeugd te verschaffen.
Vertaler Hans Warren: 'Als je De Sade leest, gespitst
op de pikanterie ik spreek dus over het merendeel
van de lezers ben je gauw met hem klaar. Je moet
hem ook niet lezen om de pornografische elementen
die men er in weef te ontdekken. De Sade heeft
namelijk niets maar dan ook niets met pornografie te
maken. Dat hadden alleen zijn rechters en de pro
cessen, die De Sade daarmee overigens een briljante
overwinning in handen speelden. De Sade distancieert
zichzelf met klem van de pornografen van zijn tijd
en gebruikt in dat verband voor de eerste maal de
uitdrukking 'tuig van de richel'. De Sade en schuin-
schrijverij liggen elkaar niet zo goed als de orde en
haar instrumenten wel zouden willen.'
Dichter en letterkundig kronikeur Warren heeft een
hartstocht voor Franse literatuur en noemt De Sade
'ondanks alle tegenstrijdige beweringen wel degelijk
een'kind van zijn tijd.'
'Men is De Sade al bij zijn leven met ethisch afge
wende hoofden voorbijgelopen, maar dat had uit
eindelijk niet zoveel te maken met zijn werk, veel
meer met zijn gedrag. De Sade wist zich namelijk
voortdurend in opspraak te brengen. De markies is
zijn tijd ongetwijfeld ver vooruit geweest maar dat
betekent natuurlijk niet dat hij niet in zijn achttiende
eeuw thuishoorde. Het was een nogal libertijns ge
zelschap dat de toon aangaf: Voltaire, Diderot, baron
Holbach, Lodewijk XV, Buffon. De negentiende eeuw
maakt daar een letterlijk voorspoedig maar geen
definitief einde aan. De mensen gaan wat gemakke
lijker schrikken. De tijd voor de taboes is er. We zijn
nu inmiddels zover dat ik, die toch ook wel weer
een kind van mijn tijd zal zijn, rustig zeggen kan
dat het gelukkig wat beter gaat met De Sade, waar
mee ik dan natuurlijk bedoel 'met zijn publiek'.
BEKNOTTING
Hans Warren die zegt te vinden dat 'we op dit terrein
eigenlijk twee eeuwen lang alleen maar een stap
terug hebben gedaan', is met De Sade voor enkele
jaren onder de pannen. Bert Bakker jr. heeft hem ook
gevraagd de andere werken uit het oeuvre van de
steeds beter befaamd wordende markies voor Neder
land toegankelijk te maken.
Onder die werken zijn 'Les crimes de l'amour' dat
nog dit najaar onder de titel 'Liefdes' misdaden' zal
verschijnen en de twaalf delen van 'Juliette'.
Het gebeurt allemaal in de vorm van de grote
pocket-paperback, een vorm waaraan Hans Warren
zich liever niet bindt, maar de uitgever, die beslist,
wel.
Bert Bakker jr.: 'Het ziet er toch lekker uit, zo. Ik
weet het niet, maar ik denk dat De Sade er zelf
wel blij mee geweest zou zijn.' Bert Bakker is hoewel
gezien de ervaringen in het buitenland waar men
De Sade nog onder de toonbank moet verkopen,
niet bang voor een Nederlandse inbeslagname.
'Ik stond op de laatste boekenbeurs. Er was een man
die nogal belangstelling toonde voor die twee eerste
delen, Justine en de Filosofen. Hij zei dat hij rechter
was. Wij praten en op een gegeven moment komt
er uit: inbeslagname? neen. Als u niet bekend zou
staan als een bonafide uitgever zou Het anders
liggen.' Kijk, zo ligt het hier natuurlijk ook wel weer.
Er zullen wel mensen zijn die ons deze uitgave op
de een of andere manier kwalijk nemen, al heb ik
er nog niets van gemerkt. Natuurlijk, je hebt als
uitgever je verantwoordelijkheden, maar ik zie hier
niets strijdigs in, met de beste wil van de wereld
niet. Een uitgave verbieden zou overigens toch geen
oplossing zijn en tot nu toe hebben we niets van
welke beknotting ook gemerkt. En al was het zo, dan
moest er maar voor het tegendeel gevochten worden.
Het is altijd het uitgevers-idee van mijn oom geweest
om het onmogelijke mogelijk te maken. Ik vind het
wei goed om me daaraan te houden.'
Hans Warren over 'De 120 dagen':
Het lijkt nog te vroeg maar het is misschien net op
tijd. De 120 dagen is misschien het beruchtste boek
uit de wereldliteratuur, het is ook het hoofdwerk Ir
de geschiedenis van de mensheid genoemd. Mensen
kennis, filosofie en zwarte humor vormen het tegen
wicht voor de honderden fantasieën die worden uit
geleefd. Ver/allen in superlatieven is gênant bij een
schrijver van het formaat van De Sade. Ik geloof
dat dit boek in zijn genadeloosheid een van do
grootste werken van de wereldliteratuur is. En
voor de goede orde men mag De Sades" uitspraak:
'Ik richt me alleen tot personen die in staat zijn te
begrijpen wat ik zeg; zij zullen mij zonder gevaar
kunnen lezen' kennen voor men er aan begint.
Hans Warren zorgde voor een uiterst nauwkeurige
maar soepele vertaling van een allerminst soepel en
nauwkeurig boek.
ANDRE OOSTHOEK
OP ACHT AUGUSTUS jongstleden is Siegfried Emanuel van Praag zeventig jaar geworden. Ter
gelegenheid van het feit verschenen er thans twee boeken. Eén dat, een tikje misleidend, heet Sieg
fried E. van Praag, een schrijver en zijn werk' door Rico Bulthuis, en, belangrijker: een nieuwe
roman. Misleidend, omdat er van de 150 bladzijden twintig door Rico Bulthuis werden geschre
ven; de rest is een bloemlezing uit het werk van Van Praag, verzameld bovendien door Bea Po
lak-Biet. Die bloemlezing loopt vanaf werk uit 1926 tot een fragment uit zijn nieuwste boek ,De
Jacobsladder', de roman die tezelfdertijd als deze bloemlezing verscheen. En die, we willen het er
graag direct bij zeggen, mogelijk wel het beste boek van deze schrijver is. Doch daarover later.
In zijn inleiding tot de bloemlezing
vertelt Rico Bulthuis een en ander
over de schrijver en zijn afkomst.
Van Praags vader was diamantair in
Amsterdam, een overtuigd zionist,
wel niet orthodox, maar toch tradi
tioneel gelovig. Siegfried bezocht de
Eerste Openbare Handelsschool,
maar de studie bevied niet, en hij
liet zich toen inschrijven als student
in de Franse taal en letterkunde aan
de G.U. van Amsterdam. Later heeft
hij, hebben we het wel, mo-examens
gedaan, Zijn grote liefhebberij was
biologie. Hij is leraar Frans geweest
in Pu mierend. In 1024 trouwde hij
met de journaliste Hilda Sanders,
met wier steun hij zich weldra ge
heel aan de letteren ging wijden,
zoals dat heet. Zijn eerste roman.
De Weegschaal', verscheen in 1925.
Het boek .Sam Levita's levensdans'
uit 1928. bezorgde hem reeds een
grotere lezerskring, en vooral met
het drietal romans over Franse cour
tisanes die in de dertiger jaren
verschenen werd hij .populair' niet
alles wat dit woord inhoudt er bij,
Dat wil zeggen dat hij door de cri
tici niet aanvaard werd als een au
teur van formaat. Hij was een .ver
teller'. Bulthuis noteert dienaangaan
de: .Dit is een gemeenteplaats uit de
wereld van de kritiek, en een aan
duiding dat de schrijver die dit pre
dikaat op zijn naam krijgt, beneden
de maat ligt. De verwarring
omtrent het begrip .verteller' is zo
groot geworden, dat geen mens het
meer Ran definiëren. Het betekent
zo ongeveer: een handig prater die
niets te zeggen weet. Het betekent
ook: een schrijver die teveel woor
den noteert. Maar ook: een auteur
die in zijn verhaal een toenemende
intimiteit met zijn lezers onderhoudt.
En tenslotte is een verteller een
man die problemen uit de weg gaat
en de realiteit ontwijkt Om het
goed te praten mag het woord .mees
terlijk' er dan wel eens voor'.
Bulthuis hecht grote waarde aan
Van Praags roman .Jezus en
Menachéém', in 1951 verschenen.
,Het is zeker niet de sterkste .ro
man' van Van Praag', noteert hij,
,maar wel een van zijn belangrijk
ste, omdat het min of meer een ge
loofsbelijdenis is. En als het dit niet
is, maakte het voor de schrijver de
weg vrij naar een idee waarop al
zijn verdere werk steun heeft ge
vonden. In de debatten tussen
Jezus en Menachéém kiest de schrij
ver partij voor de laatste, die de
roeping van zijn vriend ontkent, en
diens nieuwe, in wezen ook weer
joodse godsdienst niet geschikt acht
om de joden geluk en waarheid te
schenken. Natuurlijk heeft de
ze zienswijze verschillende lezers ge
schokt of minstens verbaasd'.
Voor de aardigheid hebben we eens
opgeslagen wat we er zelf van von
den. (PZC 23 febr. 1952). .Van
Praag heeft in Menachéém een grote
figuur geschapen, een trooster voor
het verstrooide en vervolgde Israëli
tische volk. Deze roman is on
getwijfeld vanuit een innige geloofs
overtuiging geschreven en het hoog
tepunt in Van Praags oeuvre'. Het
klopt dus wel «en beatja met wat
Bulthuis er van vindt. Met het klim
men der iaren is Van Praag, een
super-laatbloeier, steeds beter, boei
ender, geëngageerder gaan schrijven.
Tien jaar na .Jezus en Menachéém'
verscheen het aangrijpende .Jeruza
lem van het Westen', thans, weer
acht jaar later het werk dat wel
nóg belangrijker is: ,De Jacobslad
der'. We weten niet of het waar is
wat Bulthuis beweert, namelijk dat
de tijd die Van Praag tijdens de
tweede wereldoorlog in Londen door
bracht. de stoot heeft gegeven tot
die belangrijke ommekeer in zijn
schrijverschap. Hij schrijft hierover:
.Het is mijn overtuiging dat hier de
basis werd gelegd voor de tendens
van zijn latere werk. Het ging wer
kelijk niet om die vijf of zes .verlo
ren' jaren, maar om het bizarre ver
schijnsel van het antl-semitisme dat
midden in de twintigste eeuw van
uit een cultureel land als Duitsland
toch is, een vorm kon aannemen die
slechts weinigen voor mogelijk
hielden. Het moet ook Van
Praag duidelijk zijn geworden dat
een dergelijke krankzinnigheid zich
vroeg of laat zou kunnen herhalen.
En óf het dan om joden of anderen
zou gaan. is van geen belang. Nu is
het begrip jood voor Siegfried van
Praag met een diepe betekenis ge
laden. Velen, waaronder ik mijzelf
reken, delen zijn mening niet. maar
Van Praag kent aan de joden wel
degelijk eigenschappen toe, die niet
alleen afkomstig zijn van een ge
dragspatroon. Het jood-zijn is voor
hem 'zeker een kenmerk van af
komst, maar werd ook een wapen
voor de toekomst. In assimilatie
ziet hij daarom geen oplossing. Daar
voor is het verleden hem bovendien
te dierbaar'. Tot zover Bulthuis. Mo
gelijk was Van Praag toch wel tot
dit zich steeds diepere bezinnen op
het jood-zijn gekomen, al zou het
firobleem zonder de Duitse uitroei-
ngspoging mogelijk nooit zo scherp
door hem zijn gesteld. Reeds in .Je
zus en Menacheém' ziet men dit pro
bleem toegespitst: Menachéém is ie
mand die voor Israël kiest, die in
absolute éénheid Gods gelooft, en die
dan ook met smart ziet en voelt hoe
Jezus buiten het Israël treedt dat
hem heeft voortgebracht. Men
leest er de merkwaardige regels:
.Jezus treedt buiten Israël, maar een
Israël dat een zoon aan de Heidenen
uitlevert, treedt óók buiten Israël'.
Menachéém wil Israël bijeenhouden,
en wanneer Jezus gestorven is, denkt
hij: .Ik ben de enige die in Israël
blijft en in de leer zal leven; de enige
d:e niet in Hem gelooft en die toch
om Hem rouwt. Wij hadden de Zoon
des Mensen even nodig als de vol
keren de Zoon Gods. Jesioéa was u:l
Israël maar vóór de Volkeren. De
Zoon des Mensen, die we zo nodig
hadden, moesten wij laten vertrek
ken'.
Dit is, in kern, eigenlijk ook het
grote probleem waar de om
vangrijke roman (300 bladzijden)
,De Jacobsladder' om draait. Ver
bindingspersoon is in dit van figu
ren en figuranten wemeiende boek
de bejaarde schrijver Ruben Jozeph,
die we gerust met Van Praag mo
gen vereenzelvigen, daar Jozeph niet
alleen, het hele boek door, bezig is
materiaal to verzamelen voor een ro
man die ,De Jacobsladder' zal heten,
maar bovendien werken als .Jeruza
lem van het Westen' en andere titels
van Van Praag op zijn naam heeft
staan. Ruben doet eigenlijk niet
veel meer dan nadenken, praten, ar
gumenteren, stof bijeenbrengen en
arrangeren. Hij heeft een taak als
luisteraar, ondervrager, speurder, be-
risper en aanklager, en beseft heel
goed dat hij zelf te kort geschoten
is ten opzichte van het ideaal dat hij
nu zo duidelijk ziet: .Maar wie ben
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
ik? Toen het nodig was heb ik me
niet in Israël gevestigd en nu heb
ben ze me niet meer nodig' (pag.
269). Al wat hij nog doen kan Is zijn
welversneden pen en grote mensen
kennis in dienst stellen van het jood
se volk om een monument op te
richten, dit grootste werk van fictie
en realiteit: De Jacobsladder. Er is
haast geen facet van het jood-zijn
dat in dit boek niet wordt belicht,
geen joods probleem dat niet wordt
doorlicht. Ruben reist veel, hij is ie
der ogenblik in Israël, maar hij be
zoekt ook geregeld Westeuropese
landen en zelfs ook de Verenigde
Staten. Overal zoekt hij contact met
oden en de joodse gemeenschappen,
nformeert op de man af naar het hoe
en waarom, discussieert, bestrijdt,
pleit, legt bloot, en zo ontstaat die
overdadige dooreenwemeling van per
sonages en gebeurtenissen rondom
het hoofdthema: het aan- en af
vloeien van joden naar Israël om al
lerlei redenen, massaal soms, indi
vidueel telkens, om grootse en be
schamende belangrijke en futiele re
denen. Jeridah cn aiijah, emigratie
en immigratie, op- en neergaan, en
dat eigenlijk niet enkel beperkt tot
deze tijd en Israël alleen, maar van
de oudste tijden af. Voor Mena
chéém was Jezus een afvlocier. ver
loren voor Israël.
En de kern van het boek, zegt Ru
ben zelf ergens (pag. 60) .is eigen
lijk mijn kerntheorie. Jodendom is
in wezen binucleair. We hebben twee
kernen, en die moeten samenvallen.
Ons volk en onze geest. Nu pas,
in onze staat, vallen de geestelijke
en de volkskern weer samen. Maar
we leven nog in veel te veel landen.
Vroom jodendom buiten Israël
is in deze tijd half God, half de
mammon dienen'. Voorts wordt het
thema nog uitgebreid met het zich
aangetrokken voelen tot, of het zich
verwijderen van het joodse volk door
niet-joden in de landen van de dias
pora. Men ziet: veelzijdiger kan het
naast niet. Er komen in dit boek
joden voor die alles offeren voor het
ideaal: naar Israël te gaan en daar
van de grond af een nieuw leven op
te bouwen. Er komt een man, een
Engelse arts, die helemaal geen jood
ls, maar die liefde opvatte voor een
getrouwde joodse vrouw cn die haar
volgde toen ze haar man en Enge
land verliet. Trouwen doen ze nooit,
maar als zij gestorven is, blijft de
man er wonen. Er is een meisje, een
Hebreeuwse dichteres, in Holland ge
boren uit een Hongaars-Eritse vaaer
en een Nederlandse aristocratische
moeder. Haar vader was rk gedoopt,
zijn ouders waren, hoewel van joodse
afkomst, tot het katholicisme over
gegaan. Nooit had de vader over die
joodse afkomst gerept, zelfs niet te
gen zijn vrouw, maar tijdeps de Duit
se bezetting komt het uit, wordt hij
weggevoerd! En dan wordt die doch
ter zich haar joodse afkomst be
wust, ze bestudeert alles wat met
het jodendom te maken heeft, en ze
trekt naar Israël. Dit zijn extreme
gevallen, er zijn tientallen veel nor
malere.
Tegenover dat toevloeien slaat het
afvloeien. Mesijes die hun aan
staande man volgen naar andere lan
den, eersterangskrachten die vanuit'
Israël weggelokt worden naar lan
den, vooral Amerika, waar zij niet
alleen méér kunnen verdienen, maar
waar ze hun capaciteiten ook beter
kunnen ontplooien. Ze gaan. hoe men
hen ook bezweert te blijven, welke
verwijten ze ook naar het hoofd
krijgen. Sommigen keren terug, ve
len nimmer. Er zijn er die, juist door
het verblijf in Israël, in gaan zien
dat dit nationalisme hen helemaal
niet ligt. Zij trekken weg als over
tuigde assimilantcn. Er zijn er die
weggaan omdat ze bang zijn voor de
dreiging van de omringende staten,
er zijn er die zich door nun vrouwen
die bang zijn laten overhalen. Onder
duizend tegenwerpingen, maar toch.
Kortom, er blijft haast geen facet
onbelicht, want ook de houding van
de joden in Nederland, Belgic, de VS
en andere landen van de ballingschap
wordt gedetailleerd uitgebeeld. Vaak
zéér kritisch, maar nooit onwelwil
lend. Zoals deze schildering van or
thodoxe joden in Antwerpen: ,De
kinderen zaten op de banken en spra
ken Jiddisch. Een vreemde taal van
vroeger, Duits van zoveel eeuwen ge
leden, maar verjoodst. Zoals de kle
ren van de mannen Slavisch waren
van zovele eeuwen geleden. Wat een
onbewuste verering van de geschie
denis! Dit soort joden wilde wel ge
woonten en zaken van niet-joodse
volkeren overnemen, als ze maar niet
meer wisten dat het van niet-joodse
volkeren stamde en als het maar oud
was', (p. 67) Of In een fel gesprek
met de assimilante Sonja, die Ruben
chauvinisme en monomanie verwijt:
.Sonja. ik geef toe dat we in Is
raël chauvinisten zijn. Ik geef toe
dat ik zelf een chauvinist en een
monomaan ben. Maar wie is de
schuld? U en al onze assimilanten
en joodse jodenhaters, en al onze af
valligen en onverschilligen, door de
eeuwen heen. Om die vloed te stuiten
moeten wij ons wel In de kern con
centreren. De vrome mensen in de
godsdienst wij zionisten op het
land Israël. En het liefst in de dub
bele kern, in de leer en in het land.
Als we chauvinisten zijn, Sonja,
moet dit omdat we dat wat jullie
willen kwijtraken, willen behouden'
(pag. 241) en later: .We werden uit
verkoren om moeilijk te leven. We
kregen een opdracht om iets aan
onszelf goed te maken, omdat ande
ren ons vervolgden en velen van ons
ons verlieten of uitleverden, Mijn
zionisme, mijn chauvinisme en mijn
monomanie, Sonja, zijn een reactie
op iets vijandigs buiten ons en in
ons. U hebt gezegd dat de Israëliërs
zelfverzekerd zijn en alles bij zich
het beste vinden. Dat komt daar
door. We leven sinds onze oorsprong
te gevaarlijk. We moeten onszelf be
schermen. In het getto, met angst en
deomoed. In Israël met zelfverzekerd
heid en durf. We vechten vóór iets
waartegen jij vecht, Sonja: joodse
toekomst'. Siegfried van Praag heeft
in dit mooie en belangrijke boek het
—.meestal tragische levenslot van
tientallen mensen gevolgd en uitge
beeld. Dat hij niet alle draden aan
elkaar heeft kunnen knopen, spreekt
vanzelf, maar enkele van de belang
rijkste lopen toch wel door en hou
den het geheel tezamen zodat het
boek ondanks de honderdvoudige ver
splintering uiteindelijk nog een vrij
gaaf geheel geworden is. Een mooier
geschenk dan zijn beste boek kan
een zeventigjarige moeilijk geven
Siegfried F. van Praag: De Jacobsladder
Rico Bulthuis: Siegfried E. van Praag,
een schrijver en zijn werk.
Relde uitgaven: II. P. Leopold, Den Haag.
C''v4 A V- Ae. VX.
j -0/
/>- .O és jt.C*/
///a s'if SK 4. ss/ .Jssif. V. /sj> ,/jt4/At
9* fj Sj.tSsA-' élA /L 5 ér/s,<9
j'ié)* és y',s.
V' JtAfe r /i.