,HET GAAT WAT BETER MET DE SADE' VERTALER HANS WARREN: SIEGFRIED E. VAN PRAAG 70 JAAR: Nieuwe roman ,De Jacobsladder' Zalerdag 27 september '69 zaterdagnummer 'Moeten wij De Sade verbranden?', heeft Simone de Beauvoir zich met enige kommer om het lot van de markies afgevraagd. 'Het antwoord hierop moet ontkennend zijn' zegt uitgever Bert Bakker jr. (26), waarbij niet enkel en alleen de kommer om het lot van de markies doorklinkt, want Bert Bakker wil graag duidelijk maken dat zijn bijna complete Nederlandse uitgave van de werken van de markies bepaald niet te maken heeft met windeieren. Dat is dan naar de financiën en naar de kas van de uit geverij gerekend. Meer naar de markies gerekend komt deze uitgave de auteur en een bij achteraf- beschouwing toch weer niet zo oninteressante periode uit de Franse literatuur vrij onverwacht op een herwaardering te staan. Handschrift van D. A. F. markies de Sado. Bert Bakker jr. komt en dat mag tekenend zijn voor de uitgave aan het idee op een feestje, waar een van de aanwezigen hem zegt: 'Als ik in de uit geverij zou zitten, zou ik De -Sade opnieuw in het zonlicht zetten.' Die mededeling blijft hangen en als Bert Bakker jr. bij 'oom Bert' komt met het voor stel tot uitvoering van het plan, ontmoet hij er niet de zorgelijke blik die hij verwacht had, want Bert Bakker zei wel 'ja' tegen dit soort zaken. Bovendien zit er een markt in de markies. Het toeval brengt Bert Bakker jr. en Gemma Pappot, studente, bij elkaar. Gemma Pappot maakt op dat moment een studie van de ook hier te lande nog steeds uiterst slecht befaamde markies en houdt zich mede daardoor vrij intensief bezig met de vertaling van zijn werk. Het contact resulteert in een contract: Gemma Peppot vertaalt voor Bert Bakker 'Justine' (of: 'De tegenspoed der deugdzaamheid') en kort daarop 'La philosophie dans Ie boudoir7 dat in het Nederlands 'De slaapkamerfilosofen' heet. Ongeveer tezelfdertijd voltooit Gemma Pappot haar portretstudie van De Sade, dat als 'De markies Da Sade' in de Floretreeks van de Arbeiderspers terecht komt. Het eerste succes is overweldigend. Beide vertalingen gaan in tienduizenden exemplaren de deur uit. Enkele dagen geleden verscheen bij Bert Bakker het derde werk van De Sade, 'De 120 dagen van Sodom', vertaald door 'Nederlands De Sade-expert bij uit stek' (uitgever), Hans Warren. Voor Bert Bakker jr. is dit meteen de proef op de som. 'Mijn oom heeft al eens gezegd, als die 120 dagen in Nederland mag, mag alles' en als hij gelijk had betekent het dat van nu af inderdaad alles mag. Vergeet niet dat om allerlei redenen, die dikwijls alles uitstaande hadden met het vooroordeel alleen, De Sade nog steeds behoorlijk in het hoekje van de weerstanden zit. In Frankrijk zelf, nota bene, werd de uitgever Pauvert in 1956 nog vervolgd wegens zijn uitgaven van De Sade en sinds het bestaan de manuscripten heb je die 'processen overal gezien. In België zijn er nu wat werken uitgegeven, hier in Nederland ook wat, meestal fragmentarisch, som mige zelf met puntjes waar ieder die het boek oppakt welbekende woorden kan lezen. Maar ik geloof niet dat een zo volledige, werkelijk ongekuiste uitgave als de onze momenteel waar dan ook te krijgen is.' VERGIFKAST De markies de Sade, eens van de aanduiding 'de goddelijke' voorzien, voor de gehele wereld waan zinnig eng met de term 'sadisme' yerbönden, bm .de aard en uitwerking van zijn gedachten en denkbeelden op de Index en de vergifkast van de wereldliteratuur' geplaatst, is in zijn lange letterkundige leven meer malen tegenover de vraag geplaatst of men hem nu verbranden moest of niet. Vroegere generaties hielden aan een dergelijke vraag stelling geen problemen over: ze verbrandden ge woon. Wat er al bij al van De Sade over is gebleven zijn behalve wat geredde manuscripten en troebele persoonsbeschrijvingen de innig gekoesterde vooroor delen over goed en slecht die leiden naar brandstapel en galgehout. De vooroordelen hebben zich echter maar ten dele tegen de markies gekeerd: zijn naam wordt vaak misbruikt maar het lijkt hem anderzijds garanties voor een durende jeugd te verschaffen. Vertaler Hans Warren: 'Als je De Sade leest, gespitst op de pikanterie ik spreek dus over het merendeel van de lezers ben je gauw met hem klaar. Je moet hem ook niet lezen om de pornografische elementen die men er in weef te ontdekken. De Sade heeft namelijk niets maar dan ook niets met pornografie te maken. Dat hadden alleen zijn rechters en de pro cessen, die De Sade daarmee overigens een briljante overwinning in handen speelden. De Sade distancieert zichzelf met klem van de pornografen van zijn tijd en gebruikt in dat verband voor de eerste maal de uitdrukking 'tuig van de richel'. De Sade en schuin- schrijverij liggen elkaar niet zo goed als de orde en haar instrumenten wel zouden willen.' Dichter en letterkundig kronikeur Warren heeft een hartstocht voor Franse literatuur en noemt De Sade 'ondanks alle tegenstrijdige beweringen wel degelijk een'kind van zijn tijd.' 'Men is De Sade al bij zijn leven met ethisch afge wende hoofden voorbijgelopen, maar dat had uit eindelijk niet zoveel te maken met zijn werk, veel meer met zijn gedrag. De Sade wist zich namelijk voortdurend in opspraak te brengen. De markies is zijn tijd ongetwijfeld ver vooruit geweest maar dat betekent natuurlijk niet dat hij niet in zijn achttiende eeuw thuishoorde. Het was een nogal libertijns ge zelschap dat de toon aangaf: Voltaire, Diderot, baron Holbach, Lodewijk XV, Buffon. De negentiende eeuw maakt daar een letterlijk voorspoedig maar geen definitief einde aan. De mensen gaan wat gemakke lijker schrikken. De tijd voor de taboes is er. We zijn nu inmiddels zover dat ik, die toch ook wel weer een kind van mijn tijd zal zijn, rustig zeggen kan dat het gelukkig wat beter gaat met De Sade, waar mee ik dan natuurlijk bedoel 'met zijn publiek'. BEKNOTTING Hans Warren die zegt te vinden dat 'we op dit terrein eigenlijk twee eeuwen lang alleen maar een stap terug hebben gedaan', is met De Sade voor enkele jaren onder de pannen. Bert Bakker jr. heeft hem ook gevraagd de andere werken uit het oeuvre van de steeds beter befaamd wordende markies voor Neder land toegankelijk te maken. Onder die werken zijn 'Les crimes de l'amour' dat nog dit najaar onder de titel 'Liefdes' misdaden' zal verschijnen en de twaalf delen van 'Juliette'. Het gebeurt allemaal in de vorm van de grote pocket-paperback, een vorm waaraan Hans Warren zich liever niet bindt, maar de uitgever, die beslist, wel. Bert Bakker jr.: 'Het ziet er toch lekker uit, zo. Ik weet het niet, maar ik denk dat De Sade er zelf wel blij mee geweest zou zijn.' Bert Bakker is hoewel gezien de ervaringen in het buitenland waar men De Sade nog onder de toonbank moet verkopen, niet bang voor een Nederlandse inbeslagname. 'Ik stond op de laatste boekenbeurs. Er was een man die nogal belangstelling toonde voor die twee eerste delen, Justine en de Filosofen. Hij zei dat hij rechter was. Wij praten en op een gegeven moment komt er uit: inbeslagname? neen. Als u niet bekend zou staan als een bonafide uitgever zou Het anders liggen.' Kijk, zo ligt het hier natuurlijk ook wel weer. Er zullen wel mensen zijn die ons deze uitgave op de een of andere manier kwalijk nemen, al heb ik er nog niets van gemerkt. Natuurlijk, je hebt als uitgever je verantwoordelijkheden, maar ik zie hier niets strijdigs in, met de beste wil van de wereld niet. Een uitgave verbieden zou overigens toch geen oplossing zijn en tot nu toe hebben we niets van welke beknotting ook gemerkt. En al was het zo, dan moest er maar voor het tegendeel gevochten worden. Het is altijd het uitgevers-idee van mijn oom geweest om het onmogelijke mogelijk te maken. Ik vind het wei goed om me daaraan te houden.' Hans Warren over 'De 120 dagen': Het lijkt nog te vroeg maar het is misschien net op tijd. De 120 dagen is misschien het beruchtste boek uit de wereldliteratuur, het is ook het hoofdwerk Ir de geschiedenis van de mensheid genoemd. Mensen kennis, filosofie en zwarte humor vormen het tegen wicht voor de honderden fantasieën die worden uit geleefd. Ver/allen in superlatieven is gênant bij een schrijver van het formaat van De Sade. Ik geloof dat dit boek in zijn genadeloosheid een van do grootste werken van de wereldliteratuur is. En voor de goede orde men mag De Sades" uitspraak: 'Ik richt me alleen tot personen die in staat zijn te begrijpen wat ik zeg; zij zullen mij zonder gevaar kunnen lezen' kennen voor men er aan begint. Hans Warren zorgde voor een uiterst nauwkeurige maar soepele vertaling van een allerminst soepel en nauwkeurig boek. ANDRE OOSTHOEK OP ACHT AUGUSTUS jongstleden is Siegfried Emanuel van Praag zeventig jaar geworden. Ter gelegenheid van het feit verschenen er thans twee boeken. Eén dat, een tikje misleidend, heet Sieg fried E. van Praag, een schrijver en zijn werk' door Rico Bulthuis, en, belangrijker: een nieuwe roman. Misleidend, omdat er van de 150 bladzijden twintig door Rico Bulthuis werden geschre ven; de rest is een bloemlezing uit het werk van Van Praag, verzameld bovendien door Bea Po lak-Biet. Die bloemlezing loopt vanaf werk uit 1926 tot een fragment uit zijn nieuwste boek ,De Jacobsladder', de roman die tezelfdertijd als deze bloemlezing verscheen. En die, we willen het er graag direct bij zeggen, mogelijk wel het beste boek van deze schrijver is. Doch daarover later. In zijn inleiding tot de bloemlezing vertelt Rico Bulthuis een en ander over de schrijver en zijn afkomst. Van Praags vader was diamantair in Amsterdam, een overtuigd zionist, wel niet orthodox, maar toch tradi tioneel gelovig. Siegfried bezocht de Eerste Openbare Handelsschool, maar de studie bevied niet, en hij liet zich toen inschrijven als student in de Franse taal en letterkunde aan de G.U. van Amsterdam. Later heeft hij, hebben we het wel, mo-examens gedaan, Zijn grote liefhebberij was biologie. Hij is leraar Frans geweest in Pu mierend. In 1024 trouwde hij met de journaliste Hilda Sanders, met wier steun hij zich weldra ge heel aan de letteren ging wijden, zoals dat heet. Zijn eerste roman. De Weegschaal', verscheen in 1925. Het boek .Sam Levita's levensdans' uit 1928. bezorgde hem reeds een grotere lezerskring, en vooral met het drietal romans over Franse cour tisanes die in de dertiger jaren verschenen werd hij .populair' niet alles wat dit woord inhoudt er bij, Dat wil zeggen dat hij door de cri tici niet aanvaard werd als een au teur van formaat. Hij was een .ver teller'. Bulthuis noteert dienaangaan de: .Dit is een gemeenteplaats uit de wereld van de kritiek, en een aan duiding dat de schrijver die dit pre dikaat op zijn naam krijgt, beneden de maat ligt. De verwarring omtrent het begrip .verteller' is zo groot geworden, dat geen mens het meer Ran definiëren. Het betekent zo ongeveer: een handig prater die niets te zeggen weet. Het betekent ook: een schrijver die teveel woor den noteert. Maar ook: een auteur die in zijn verhaal een toenemende intimiteit met zijn lezers onderhoudt. En tenslotte is een verteller een man die problemen uit de weg gaat en de realiteit ontwijkt Om het goed te praten mag het woord .mees terlijk' er dan wel eens voor'. Bulthuis hecht grote waarde aan Van Praags roman .Jezus en Menachéém', in 1951 verschenen. ,Het is zeker niet de sterkste .ro man' van Van Praag', noteert hij, ,maar wel een van zijn belangrijk ste, omdat het min of meer een ge loofsbelijdenis is. En als het dit niet is, maakte het voor de schrijver de weg vrij naar een idee waarop al zijn verdere werk steun heeft ge vonden. In de debatten tussen Jezus en Menachéém kiest de schrij ver partij voor de laatste, die de roeping van zijn vriend ontkent, en diens nieuwe, in wezen ook weer joodse godsdienst niet geschikt acht om de joden geluk en waarheid te schenken. Natuurlijk heeft de ze zienswijze verschillende lezers ge schokt of minstens verbaasd'. Voor de aardigheid hebben we eens opgeslagen wat we er zelf van von den. (PZC 23 febr. 1952). .Van Praag heeft in Menachéém een grote figuur geschapen, een trooster voor het verstrooide en vervolgde Israëli tische volk. Deze roman is on getwijfeld vanuit een innige geloofs overtuiging geschreven en het hoog tepunt in Van Praags oeuvre'. Het klopt dus wel «en beatja met wat Bulthuis er van vindt. Met het klim men der iaren is Van Praag, een super-laatbloeier, steeds beter, boei ender, geëngageerder gaan schrijven. Tien jaar na .Jezus en Menachéém' verscheen het aangrijpende .Jeruza lem van het Westen', thans, weer acht jaar later het werk dat wel nóg belangrijker is: ,De Jacobslad der'. We weten niet of het waar is wat Bulthuis beweert, namelijk dat de tijd die Van Praag tijdens de tweede wereldoorlog in Londen door bracht. de stoot heeft gegeven tot die belangrijke ommekeer in zijn schrijverschap. Hij schrijft hierover: .Het is mijn overtuiging dat hier de basis werd gelegd voor de tendens van zijn latere werk. Het ging wer kelijk niet om die vijf of zes .verlo ren' jaren, maar om het bizarre ver schijnsel van het antl-semitisme dat midden in de twintigste eeuw van uit een cultureel land als Duitsland toch is, een vorm kon aannemen die slechts weinigen voor mogelijk hielden. Het moet ook Van Praag duidelijk zijn geworden dat een dergelijke krankzinnigheid zich vroeg of laat zou kunnen herhalen. En óf het dan om joden of anderen zou gaan. is van geen belang. Nu is het begrip jood voor Siegfried van Praag met een diepe betekenis ge laden. Velen, waaronder ik mijzelf reken, delen zijn mening niet. maar Van Praag kent aan de joden wel degelijk eigenschappen toe, die niet alleen afkomstig zijn van een ge dragspatroon. Het jood-zijn is voor hem 'zeker een kenmerk van af komst, maar werd ook een wapen voor de toekomst. In assimilatie ziet hij daarom geen oplossing. Daar voor is het verleden hem bovendien te dierbaar'. Tot zover Bulthuis. Mo gelijk was Van Praag toch wel tot dit zich steeds diepere bezinnen op het jood-zijn gekomen, al zou het firobleem zonder de Duitse uitroei- ngspoging mogelijk nooit zo scherp door hem zijn gesteld. Reeds in .Je zus en Menacheém' ziet men dit pro bleem toegespitst: Menachéém is ie mand die voor Israël kiest, die in absolute éénheid Gods gelooft, en die dan ook met smart ziet en voelt hoe Jezus buiten het Israël treedt dat hem heeft voortgebracht. Men leest er de merkwaardige regels: .Jezus treedt buiten Israël, maar een Israël dat een zoon aan de Heidenen uitlevert, treedt óók buiten Israël'. Menachéém wil Israël bijeenhouden, en wanneer Jezus gestorven is, denkt hij: .Ik ben de enige die in Israël blijft en in de leer zal leven; de enige d:e niet in Hem gelooft en die toch om Hem rouwt. Wij hadden de Zoon des Mensen even nodig als de vol keren de Zoon Gods. Jesioéa was u:l Israël maar vóór de Volkeren. De Zoon des Mensen, die we zo nodig hadden, moesten wij laten vertrek ken'. Dit is, in kern, eigenlijk ook het grote probleem waar de om vangrijke roman (300 bladzijden) ,De Jacobsladder' om draait. Ver bindingspersoon is in dit van figu ren en figuranten wemeiende boek de bejaarde schrijver Ruben Jozeph, die we gerust met Van Praag mo gen vereenzelvigen, daar Jozeph niet alleen, het hele boek door, bezig is materiaal to verzamelen voor een ro man die ,De Jacobsladder' zal heten, maar bovendien werken als .Jeruza lem van het Westen' en andere titels van Van Praag op zijn naam heeft staan. Ruben doet eigenlijk niet veel meer dan nadenken, praten, ar gumenteren, stof bijeenbrengen en arrangeren. Hij heeft een taak als luisteraar, ondervrager, speurder, be- risper en aanklager, en beseft heel goed dat hij zelf te kort geschoten is ten opzichte van het ideaal dat hij nu zo duidelijk ziet: .Maar wie ben Letterkundige kroniek door HANS WARREN ik? Toen het nodig was heb ik me niet in Israël gevestigd en nu heb ben ze me niet meer nodig' (pag. 269). Al wat hij nog doen kan Is zijn welversneden pen en grote mensen kennis in dienst stellen van het jood se volk om een monument op te richten, dit grootste werk van fictie en realiteit: De Jacobsladder. Er is haast geen facet van het jood-zijn dat in dit boek niet wordt belicht, geen joods probleem dat niet wordt doorlicht. Ruben reist veel, hij is ie der ogenblik in Israël, maar hij be zoekt ook geregeld Westeuropese landen en zelfs ook de Verenigde Staten. Overal zoekt hij contact met oden en de joodse gemeenschappen, nformeert op de man af naar het hoe en waarom, discussieert, bestrijdt, pleit, legt bloot, en zo ontstaat die overdadige dooreenwemeling van per sonages en gebeurtenissen rondom het hoofdthema: het aan- en af vloeien van joden naar Israël om al lerlei redenen, massaal soms, indi vidueel telkens, om grootse en be schamende belangrijke en futiele re denen. Jeridah cn aiijah, emigratie en immigratie, op- en neergaan, en dat eigenlijk niet enkel beperkt tot deze tijd en Israël alleen, maar van de oudste tijden af. Voor Mena chéém was Jezus een afvlocier. ver loren voor Israël. En de kern van het boek, zegt Ru ben zelf ergens (pag. 60) .is eigen lijk mijn kerntheorie. Jodendom is in wezen binucleair. We hebben twee kernen, en die moeten samenvallen. Ons volk en onze geest. Nu pas, in onze staat, vallen de geestelijke en de volkskern weer samen. Maar we leven nog in veel te veel landen. Vroom jodendom buiten Israël is in deze tijd half God, half de mammon dienen'. Voorts wordt het thema nog uitgebreid met het zich aangetrokken voelen tot, of het zich verwijderen van het joodse volk door niet-joden in de landen van de dias pora. Men ziet: veelzijdiger kan het naast niet. Er komen in dit boek joden voor die alles offeren voor het ideaal: naar Israël te gaan en daar van de grond af een nieuw leven op te bouwen. Er komt een man, een Engelse arts, die helemaal geen jood ls, maar die liefde opvatte voor een getrouwde joodse vrouw cn die haar volgde toen ze haar man en Enge land verliet. Trouwen doen ze nooit, maar als zij gestorven is, blijft de man er wonen. Er is een meisje, een Hebreeuwse dichteres, in Holland ge boren uit een Hongaars-Eritse vaaer en een Nederlandse aristocratische moeder. Haar vader was rk gedoopt, zijn ouders waren, hoewel van joodse afkomst, tot het katholicisme over gegaan. Nooit had de vader over die joodse afkomst gerept, zelfs niet te gen zijn vrouw, maar tijdeps de Duit se bezetting komt het uit, wordt hij weggevoerd! En dan wordt die doch ter zich haar joodse afkomst be wust, ze bestudeert alles wat met het jodendom te maken heeft, en ze trekt naar Israël. Dit zijn extreme gevallen, er zijn tientallen veel nor malere. Tegenover dat toevloeien slaat het afvloeien. Mesijes die hun aan staande man volgen naar andere lan den, eersterangskrachten die vanuit' Israël weggelokt worden naar lan den, vooral Amerika, waar zij niet alleen méér kunnen verdienen, maar waar ze hun capaciteiten ook beter kunnen ontplooien. Ze gaan. hoe men hen ook bezweert te blijven, welke verwijten ze ook naar het hoofd krijgen. Sommigen keren terug, ve len nimmer. Er zijn er die, juist door het verblijf in Israël, in gaan zien dat dit nationalisme hen helemaal niet ligt. Zij trekken weg als over tuigde assimilantcn. Er zijn er die weggaan omdat ze bang zijn voor de dreiging van de omringende staten, er zijn er die zich door nun vrouwen die bang zijn laten overhalen. Onder duizend tegenwerpingen, maar toch. Kortom, er blijft haast geen facet onbelicht, want ook de houding van de joden in Nederland, Belgic, de VS en andere landen van de ballingschap wordt gedetailleerd uitgebeeld. Vaak zéér kritisch, maar nooit onwelwil lend. Zoals deze schildering van or thodoxe joden in Antwerpen: ,De kinderen zaten op de banken en spra ken Jiddisch. Een vreemde taal van vroeger, Duits van zoveel eeuwen ge leden, maar verjoodst. Zoals de kle ren van de mannen Slavisch waren van zovele eeuwen geleden. Wat een onbewuste verering van de geschie denis! Dit soort joden wilde wel ge woonten en zaken van niet-joodse volkeren overnemen, als ze maar niet meer wisten dat het van niet-joodse volkeren stamde en als het maar oud was', (p. 67) Of In een fel gesprek met de assimilante Sonja, die Ruben chauvinisme en monomanie verwijt: .Sonja. ik geef toe dat we in Is raël chauvinisten zijn. Ik geef toe dat ik zelf een chauvinist en een monomaan ben. Maar wie is de schuld? U en al onze assimilanten en joodse jodenhaters, en al onze af valligen en onverschilligen, door de eeuwen heen. Om die vloed te stuiten moeten wij ons wel In de kern con centreren. De vrome mensen in de godsdienst wij zionisten op het land Israël. En het liefst in de dub bele kern, in de leer en in het land. Als we chauvinisten zijn, Sonja, moet dit omdat we dat wat jullie willen kwijtraken, willen behouden' (pag. 241) en later: .We werden uit verkoren om moeilijk te leven. We kregen een opdracht om iets aan onszelf goed te maken, omdat ande ren ons vervolgden en velen van ons ons verlieten of uitleverden, Mijn zionisme, mijn chauvinisme en mijn monomanie, Sonja, zijn een reactie op iets vijandigs buiten ons en in ons. U hebt gezegd dat de Israëliërs zelfverzekerd zijn en alles bij zich het beste vinden. Dat komt daar door. We leven sinds onze oorsprong te gevaarlijk. We moeten onszelf be schermen. In het getto, met angst en deomoed. In Israël met zelfverzekerd heid en durf. We vechten vóór iets waartegen jij vecht, Sonja: joodse toekomst'. Siegfried van Praag heeft in dit mooie en belangrijke boek het —.meestal tragische levenslot van tientallen mensen gevolgd en uitge beeld. Dat hij niet alle draden aan elkaar heeft kunnen knopen, spreekt vanzelf, maar enkele van de belang rijkste lopen toch wel door en hou den het geheel tezamen zodat het boek ondanks de honderdvoudige ver splintering uiteindelijk nog een vrij gaaf geheel geworden is. Een mooier geschenk dan zijn beste boek kan een zeventigjarige moeilijk geven Siegfried F. van Praag: De Jacobsladder Rico Bulthuis: Siegfried E. van Praag, een schrijver en zijn werk. Relde uitgaven: II. P. Leopold, Den Haag. C''v4 A V- Ae. VX. j -0/ />- .O és jt.C*/ ///a s'if SK 4. ss/ .Jssif. V. /sj> ,/jt4/At 9* fj Sj.tSsA-' élA /L 5 ér/s,<9 j'ié)* és y',s. V' JtAfe r /i.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 18