.BLAUWZUUR', POSTHUME BUNDEL VAN ACHTERBERG SIEGWARD SPROTTE in Middelburg DE WALCHERSCHE ARKADIA jjjgïaj g «p!. T969 WOEL VAN WAANZIN Vogel van waanzin duikt in dit zenuwhuis Mkl in vervoering donkerheden binnen, Die zij heeft loeten te beminnen, Maar vindt haar hand niet meer, wijkt uit Tm venster, waar onroerbaar zwart De horizonnen liggen, Dit zij heeft liefgehad Maar vliegt zich in het glas te blinde in legt zich neer in 't midden van de kluis, ifaar ik begin ie bidden: (kef nu een zacht vergif dit dier en 't huis, 0 dood, uw laatste zuivere winden. (Van onze kunstredactie) leende dichter Gerrit Achterberg in 1962 overleed, was het inge- fijden al jaren bekend dat zich in de nalatenschap van de dichter sn verzenbundel bevond, die de voorlopige titel ,Asyl' had gekre- ki Onder die verzameltitel waren in 1939 en 1948 gedichten ver- sètnenin o a de tijdschriften Ad Interim en Podium. De gedichten ra niet opgenomen in de verzamelde werken, die in 1963 zijn lenen. Ze verschijnen nu bfl Bert Bakker onder de titel Jtauur1. GwB Achterberg heeft aan deze ra {«n definitieve vorm kunnen fsEin rijn ogen gaven rij nog mebjectieve, te feitelijke weer- en m eigen concrete ervaringen, s bi .Gerrit Achterberg'-nummer na kt tijdschrift Maatstaf in 1964 aa merkwaardige voorbeelden van ö»,!adera tot veralgemening' bij Acöéterg. Hij schreef bijvoorbeeld Ten begrafenis op Westduin' rr. de teraardebestelling van de dcfiter Nijhoff, met een motto ont- un Nijhoff, de regels ,De sum van Nijhoff had hem nieta ge- Kjd' «n slotregels di'e aanhaken aan kt mottoln de definitieve versie is de tiitel gewijzigd in .Teraardebestel ling', het motto van Nijhoff is ver vallen en in verband daarmee zijn de slotregels gewijzigd, en de geciteer de regel la veranderd in .namen wor den het eerst afgelegd'. Er zijn meer van die voorbeelden in het werk van Achterberg te vinden. Avereest De behoefte van Achterberg om per soonlijke ervaringen te veralgemenen zal ten aanzien van de gedichten in .Blauwzuur' nog groter zijn geweest nu het ging om een zeer ingrijpende persoonlijke ervaring. De gedichten handelen over zijn verblijf in de psychiatrische inrichting Avereest na gebeurtenissen, die het beste kunnen worden weergegeven in de woorden van de criminoloog prof mr W. H. Nagel (de letterkundige J. B. Char les) in datzelfde Maatstaf-nummer over Gerrit Achterberg: ,Met toe stemming van mevrouw J. C. Achter berg-Van Baak zij hier meegedeeld, dat Achterberg in december 1937, als hij als .crisis-ambtenaar", wat voor een onderwijzer Ln die tijd .werkloos' betekent, in Utrecht ls, in een hooglopend conflict met zijn hos pita en haar dochter twee schoten uit een pistool op hen afgevuurd heeft, waai-van het ene de hospita trof, die aan de gevolgen daarvan is overleden. Na deze daad heeft hij zichzelf bij de politie gemeld, een feit dat niet zonder betekenis ge acht moet worden. De justitiële be handeling van de zaak is nogal on gewoon geweest. Achterberg heeft niet terecht gestaan in^ pregnante betekenis van dat woofS. Nadat het gerechtelijk vooronderzoek was ge sloten heeft de officier van justitie een kennisgeving van verdere vervol ging uitgebracht met melding van het feit dat hij van oordeel was dat art. 37, lid 1, van het wetboek van strafrecht zou moeten worden toege past. Daarbij heeft hij 'n behandeling in de raadkamer, dat is niet de open bare rechtzitting, gevorderd. De be langstellende verwijs ik naar de ar tikelen 249 en 250'van het wetboek van strafvordering, waarbij ilc er uitdrukkelijk de aandacht op vestig- dat dit iets heel anders is dan een terechtzitting met gesloten deuren. Het is geen terechtzitting. Het ge noemde artikel 37 houdt onder an dere in, dat iemand wiens delict hem wegens de ziekelijke storing van zijn geestvermogens niet kan wor den toegerekend, niet strafbaar is en dat hij, als het belang van de open bare orde dat nodig maakt, ter be schikking van de regering kan wor den gesteld om te worden verpleegd. In deze zin nu heeft de rechtbank te Utrecht in raadkamer Achterberg op 2 juni 1938 buiten vervolging ge steld'. Afschriften Men zou het standpunt kunnen in nemen dat nu Achterberg de verzen niet meer een definitieve vorm heeft kunnen geven, publicatie literair niet geheel verantwoord zou zijn. Me vrouw Achterberg en uitgever Bert Bakker wisten echter, dat afschrif ten van de in de tijdschriften waarin zij oorspronkelijk waren ge publiceerd onvindbaar geworden gedichten in circulatie waren: veelal verminkte lezingen. Bovendien gaat Bert Bakker binnenkort de disserta tie .Varianten bij Achterberg" van R. L. K. Fokkema publiceren, waarin verwijsplaatsen voorkomen naar de ze in tijdschriften verschenen ge dichten. Bij de dood van Gerrit Ach terberg was tenslotte besloten de ge dichten over tien jaar te publice ren een periode, die inmiddels ruimschoots is verstreken. De aarzeling van de dichter om tot publicatie over te gaan, waarvan ook Bert Bakker spreekt in de .aante kening' bij dé üiq 15 september te verschijnen bundel .Blauwzuur" is begrijpelijk. In veel verzen heeft een concrete realiteit royaal de over hand, en vaak zijn zij een dichter lijke reportage van de omstandig heden, waarin de dichter werd vast gehouden: gedichten als .Directeur" en ,HVB' (huis van bewaring) zijn er de navrante voorbeelden van. Het gedicht .Vogel van waanzin', dat hierbij wordt afgedrukt, hoe ook ge baseerd op die gruwelijke werkelijk heid, heelt toch een groter afstand tot die realiteit, en verwijst naar de gestorven geliefde, een der kernthe ma's in Achiterbergs poëzie. Tot en met 30 september exposeert Siegward Sprotte aqnarelien in de Vleeshal van het stadhuis te Middel burg. Het is meteen de afsluiting van een voor zover dat thans is te over zien bijzonder succesvol expositie- seizoen. Het Zeeuws Museum heeft een programma achter de rug met nieuwe, aantrekkelijke kanten en hoewel we bij herhaling moeten melden dit slechts als een goed begin te wal len zien het is een uitstekend startpunt, waarvan we de vervolgpunten graag zullen noteren. Siegward Spirotte, nu. Het gebeurt maar zel den dat een kunstenaar je dwingt tot langer dan even stilstaan. Sprotte doet dat in een expositie die met een minimum aan midde len een maxiimum aan uitdrukkingskracht op levert Siegward Sprotte is een heel grote naam, echter niet zo direct in Nederland waar hij tot nu toe slechts enkele exposities hield, (Rotterdam, Den Haag). In het buiten land verschenen zo'n tiental uitgaven over fi guur en betekenis van Sprotte's werk en be halve de namen van Herbert Read, Carl Zuckmayer en Philippe d'Arschot komen we bij de auteurs de Nederlanders Jaffé en Piet van Daalen tegen. Een minimum aan middelen en een maximum aan expressie. Sprotte is een van de kunste naars die iets aan de evocatie kunnen over laten zonder dat het op zwakte wijst. De kracht van het verzwegene, het niet getoonde is meteen de kracht van Sprotte zelf. Het doet je onmiddellijk naar het oosten wijzen en daar moet je Sprotte ook wel tegenko men. De verwantschap met het oosten is evi dent (Sprotte is een kind van Emits-Chinese ouders) en de verbindingsschakel tussen oost en west, die wel zeer sterk bij deze kunstenaar moet leven, staat pal op het punt waar zijn kunst ontstaat. ,Blj ons' kennen we dat zélfde in het werk van een Van Schagen, iets minder een Willem Hussem. Het is opvallend dat men bij deze laatsten gauw geneigd la te zeggen .opvallend voor een Nederlander, een Wester ling', waarmee meteen al verwezen wo<rdt naar een scheiding bussen twee dingen die Sprotte bewijst dat heel dicht bij elkaar kunnen liggen, zo dicht dat van een samen vallen gesproken kan worden. Sprotte is een man die denkt en schrijft en waar hij in zijn filosofieën graag wijst op wat oost en west bindt, mag zijn beeldend werk een treffende Illustratie van dat denken zijn. Als wij naar aanleiding van deze ex positie ook een .opvallend' mogen uitspre ken, doen we dat in direct verband met Sprot- tes tomeloze omgang met zijn minieme mid delen. Japans, Chinees, oosters, het kalligraim en al wat er verder van afgeleid is wordt te vaak gezien als bros, breekbaar, eischaal, fluitgeluid: Sprotte gaat gepassioneerd met zijn penseel en vooral zijn kleuren om. Zijn aquarellen springen en komen goed terecht: de wetten van de vaste hand spreken scher per dan het brutale toevaL Siegward Sprotte is een .schilder van de zee', maar een andere dan van het soort waarbij een begrijpende glimlach past. De natuur, ho ge luchten, duinen en rollende golven, het alles stroomt', ze horen bij Sprotte. Wie het niet kent zal het niet kennen, wie weet, weet. In prachtige felle kleuren groeit het beeld van Sprotte. Dat beeld heeft niet en kel en alleen te maken met de natuur, het is veeleer een substitueren van een persoon, de persoon Siegward Sprotte. Dit zeer persoon- -lijke werk, hoort bij een sterke persoonlijk heid. Het is een kunst die verschijnselen sa menbrengt, een kunst die veraf staat van verschijningen. Sprotte komt zichzelf tegen in de vervloeiing van verschijnselen, het wa ter: zijn kunst blijft er echter niet en groeit het water al uit, het land op. Alles tenslot te stroomt. AND Ré OOSTHOEK (Aquarel, tempera, olieverf: Vleeshal, Stad huis, Middelburg t/m 30 september). SIGNALEMENT Siegward Sprotte, schilder Geboren in Potsdam, 1913, woont in Kampen op het Noordduitse eiland Sylt. Tentoonstellingen in Rotterdam, Den Haag, Berlijn, München, Kopenhagen, Hamburg, Stuttgart, Florence, Brugge, Zurich, Kaapstad, Stockholm, Nero York, Madrid, Quebec, Pittsburgh en Los Angeles. Over Sprotte verscheen een tiental boeken, onder meer van Herbert Read. Illustraties: ^Llgen' 2) en ,Wage mit grünem Schaum' (22). 1 OUD HEIDBEMINNAARS', Heerman en Ewoud, twee jonge mensen in de bloei van ton jeugd, Floris, pas afgestudeerd in Leiden, en Izabelle, en twee wat oudere, ernstig aange- Adolf en Hillegonde, maken in een speelwagen op een paar zomerse dagen in het «gin van de achttiende eeuw een tocht door Walcheren. De paarden zijn fris en pittig, de rosrman is stipt en bekwaam, maar voor alle zekerheid nemen de heren, naar later blijken *4 flessen wijn (bouteiljes) uit eigen wijnkelder mee. Over versnaperingen of proviand we verder niet trouwens, naar de menu's te oordelen aten ze meer dan genoeg wan- iet tijdstip daarvoor aangebroken was. Uwui komt uit Den Bosch, van de heikant, hij is b de vreemdeling aan wie Walcheren, dat nieuwe ®jpe, ln alle pracht zal worden getoond. Heerman di gastheer, de hoofdpersoon. Er kan geen koe staart oplichten zonder dat Ewoud vraagt httm dat gebeurt, en Heerman blijft zelden het schuldig. Hij kent Walcheren en de ge- Jteimia van het eiland op zijn duimpje. Zowel als Heerman gaan geheel op in de Oudheid; bben een brede cultuur en belangstelling. Ze P wel vroom, maar ze hebben er geen last van. feu i°nSen>an, lieeft alleen maar oog voor .bekoorlijk0 Izabelle, maar helaas, zij heeft voor- Wg totaal geen oog voor hém, en al zijn smachten J aanvankelijk vergeefs. Wf blijft een erg vage figuur, hij doet wel een duit ki het zakje, maar na zevenlion- 'adzli3 weet je nog niet wie hij is. Je zou missen als hij niet meegegaan was. Daarente- Hillegonde het markantste personaadje van gezelschap. Een volkomen onmogelijk mens, ff1 6611 milde vorm van godsdienstwaanzin, werkt elk ogenblik op de lachspieren van de ■s ,23e lezer, en het lijkt haast of ze haar ijjj W en toe ook Irriteert. Hoe vroom die ook zijn mogen, ze worden geprikkeld tot een geraak d'e wel eens iets pikants en malicieus' KM mi moet het ons eerl'jk van het hart dal. we fe tto,Cfc^n Mattheus Gargon, de schrijver van ZT™8? Arkadia het zo heeft bedoeld Daar- brsj?3 i ze'f' dominee, en uit het Bossche af- 'J'ot ®woud, veel te vroom. Eerder vermoe- ij kt Hildegonde naar het leven getekend is, ,reac*ies van de anderen op haar gezemel het leven getekend zijn. ?ezegd dat deze zes spelevaarders al- ofcrt rul i n voorname kring. Hillegonde ont- ferlwd I opschriften, en blijkt goed on- tjuL vaderlandse en kerkelijke geschiedenis, foch woi V??r een dame van haar stand in die tijd bar zal geweest, Alles wat 3(0 p. l"5 zweemt maakt haar zo verbolgen dat congestie gaat vrezen, want ze ls een tikje zwaarlijvig blijkbaar (klimt met moeite, blijft wel eens zitten persoonsbeschrijvingen zijn er totaal niet, zodat men zijn conclusies trekken moet uit wat er gebeurt, uit wat er wèl vermeld wordt). Kortom: een markante vrouw, de enige die werke lijk tot leven komt, hoe zot en irritant ze ook is. Floris en Izabelle zijn enkel omwille van de idylle ingevoerd. Ze belichamen het ware Ideale liefdes paar. Want de tijden waren bar en boos, als je de ouderen mag geloven, 't Was al zonde en godde loosheid wat de klok sloeg in 1714. In het rijtje leest men telkens, als mildste ontsporingen: .wel lust, grootsheid, pracht, hoerea-ye, overspel, vrijgees ten-ij, ongoddienstigheid, allerlei misdaaden', ergo: ,beklaaglijke tijden', niets nieuws onder de zon, Doch gelukkig zijn Floris en Izabelle van de oude stempel. Hoewel hij in Leiden werkelijk wel het le ven van de rijke vroeg achttiende-eeuwse student geleid zal hebben, is hij, bij alle terrierachtige vasthoudendheid van een buitengewone schroom je gens Izabelle, en deze is ook zo onnozel niet als ze zou kunnen lijken: re vertrouwt al die vlotte vleie rijen, smachtende blikken en gevoelige gedichten voor geen oortje, ze is een nuchter, tamelijk vrijge vochten meisje dat niet over één nacht ijs gaat. Pas na heel lang aandringen van Floris en goed gunstige opmerkingen van de rest van het gezel schap, wordt ze wat toeschietelijker en krijgt de idylle, toch nog voor het avond is. zijn beslag, wat Floris gelegenheid geeft, menig lied aan te heffen. Want gezongen wordt er heel wat in die speelwa gen, zelfs door Hillegonde, al is dat dan soms ,met slepende stem. om haar misnoegen te kennen te geven Dan moeten we niet vergeten, dat Gardon oor spronkelijk maar één deel Arkadia gepland had. Dat eerste deel verscheen in 1715, en het succes er van, het moest dadelijk herdrukt worden, noopte hem tot het schrijven van een nog iets dikker ver volg. Compositorisch had hij zijn kruit toen eigen lijk al een beetje verschoten, zowel wat de idylle als wat de reisroute betreft. De tocht op de tweede dag is wat rammelig en verwajrd uitgevallen, en Flo ris en Izabelle hebben geen functie meer, ze blijven De keurige fotomechanische, in leer gebonden en fraai gestempelde herdruk waar we vandaag uw aandacht voor vragen, bevat de tweede, meest com plete druk van het eerste deel, benevens de eerste druk van heit tweede, met alle platen, kaarten en dergelijke. Opmerkelijk is, dat een kaart van de ge volgde route ontbreekt, terwijl allerlei minder ter zake doende afbeeldingen wel werden opgenomen. Het is in totaal een werk van 700 bladzijden, hele maal volgepropt met, goeddeels erg onwetenschap pelijke, wetenswaardigheden: topzwaar va,n de voet noten, en bijzonder onbezield van taal en stijl. De literaire waarde is vrijwel nihil: er zijn tientallen bladzijden waar geen doorkomen aan is. We zeggen dit niet zo maar om er van af te zijn: we hebben het lieve turfje helemaal gelezen, en vermoeden dat niet heel veel mensen ons dat eerlijk na kunnen zeggen. Dit we het, ondanks gruwelijk vervelende stukken, helemaal gelezen hebben, komt natuurlijk doordat het boek ondanks alles toch een heel eigen bekoring heeft, en die begint pas door te stralen wanneer men de moeite neemt er zich echt in te verdiepen. Dan wordt het een heel boelende excursie in het verleden, niet zozeer door de nog al stereotyp getekende, niet uit elkaar te houden Walcherse landouwen, de hui zen en parken, de kerken en beelden, maar door de visie die men krijgt op onze voorouders, een 250 jaar geleden. Wat zagen die mensen, wat vonden ze be langrijk, wat deden ze, wat aten zé, hoe reageerden ze? Ze vonden de tijd dus .trouweloos en ontuchtig". Ze zagen en voelden h'et verval naderen ondanks de enor me rijkdommen die overal lagen opgestapeld en uit gestald: Walcheren was letterlijk overdekt met bui tens en landhuizen, het is één opsomming van moois en lekkers. Maar daarnaast heerst door de natuur lijke bodemgesteldheid, ook al het verval. Een stadje als Arneimuiden was reeds volkomen vervallen, Veere en Vlissingen gingen dezelfde weg. Heel typerend heet een kopje .Chocolaat' (toen nog een vrij nieuwe, uitheemse en dus stellig zondige drank) .Vlissings Ondergang': .Binnen getreden, en de wederzijdsche pligtplegingen afgelegd, wierd de Koffy en Choko- laat in kopere schenkkannen, nevens een trekpot met zoethout, en een taljoor met boterhammen en een ander met anijsbischuit en harde rotjes opgezet. Ieder nam daar zijn genoegen van, en Hillegonde een kop Chocolaat, zeggende, dit noemt men Vlissingse ondergang, en zo ik hoor, is die drank aldaar zo ge meen en meer in gebruik, dan in Spanjen, daar men de Kakauw, Maniljes, en andere mengelstoffe van de Chokolaat vandaan brengt' (11-55,56) Het is een leuke bijnaam, om in ere te herstellen, en heel merk waardig is ook het aftreksel van zoethout, dat men niet vaak vermeld vindt als drank! Overigens, nu we toch met eten en drinken bezig zijn: wat konden die mensen lekker schransen. Op him eerste tocht span nen ze af in Domburg, bij de herberg, waar ze hun eigen wijn uitladen en in het putwater zetten om wat of te laten koelen. En wat eten ze daar later, met zijn zessen? Zo haast zy binnen, en op een ruime Voorkamer wa ren, kwam een aardig en op-zijn-boers-net-gekleed meisje vragen, of zy haanstonds et heten zoude hop- brengen, voegende daar by, zo julder belieft, ik zal ik et alen, en streek op Heermans wenk ter kamer uit-maar keerde terstond weder, en bragt op de reeds-gedekte tafel eene groote tinnen schotel met een braadverken, dat met groente op de rug, en in den op gespalkten muil met een oranjen-appel ver sierd was: daar nevens lagen eenige jonge hoenders die niet doorspekt, maar lekker gebraden warenA Plus wat volgde, en geloof gerust dat ze het allemaal opsmikkelden, koutend over de eigenaardigheden van het Zeeuws, en een predikant ten tonele voerend die het over ,heen eel eirleger van emelsche henge len' heeft. Dat was dan hun noenmaaL 's Avonds, ten huize van Heerman worden ze weer anders onthaald: .Heerman opende de deur van eene ruime eetzaal, laar eene ronde tafel stond, overspreid met een sneeuwwit damast-tafel-laken, en met finnen ta felborden bezet, daar fijne servetten op lagen, die in 't midden als eene vierkante ruit omgeslagen, en met aardige golfjes gevouwen waren. Rondom de tafel waren allerhande welriekende bloemen en kruiden gestrooiddie geheel de kamer met eenen lieflijken geur vervulden, en een keurig bloemveld vertoonden. Straks wierd de spijs in groen bestroide nieuw tinnen schotels opgezet. In 't midden stond een uitgekipte groote doopbaars, die in eene gefoe- lyden eiersaus scheen te zwemmen, en ieder tot eten te nodigen. Aan den eenen kant stont een komschotel vol schoons versch gevangene post, die in overgegoten water en petersely als herleefde, en zelfs den hongerloozen zoud honger verwekt heb ben. Aan de andere zijde kwam een lekker gebra den snoek, die in gesmolten boter dreef. Tusschen iedere schotel stond wederzijds gebakken en gebra den Zeevisch, Kabeljauwstraart, Grieten, Plaaten, Tongen, Scharren, en Molenaar. Heerman, zich be leef dlijk ontschuldigt hebbende wegens het gering onthaal,enz. (I, 281, 282). Dat povere maaltje werd rijkelijk besproeid met schuimende Pontak. Hoogst interessant uit culi nair oogpunt is een der nagerechten: verse eigen teelt meloenen, waarbij kreeft en hoofdkrab, aller lei ander fruit en diverse kaassoorten geserveerd werden. De dames aten die meloen met suiker, de lieren met peper en zout, een gewoonte die ook thans nog heerst: we hebben vrienden aan de dis gehad die de meloen met peper en zout bestrooi den. Letterkundige kroniek cloc/r HANS WARREN We wijden nog al uit over die smulpartijen, maar ze behoren wel mede tot de meest leesbare gedeelten van het boek; dominee Gargon heeft ken nelijk zelf graag lekker gegeten. Plezierig zijn ook sommig beschrijvingen van tuinen en lusthoven. Daarbij valt op dat zoveel uitheemse gewassen wer den gekweekt We noemden al de meloenen, die on der glazen stolpen op .meloenbergen' gekweekt wer den; verder zijn er oranjeappelen die bloem en vrucht dragen (in kuipen, uiteraard), artisjokken, die vermaard zijn (hoe hield men de planten 's winters in het leven, vraagt men zich af, daar ze in ons klimaat meestal of bevriezen, of verrotten) en zelffs laurieren. Ook komen telkens ,naan-boomptjens' arbre nain) ter sprake, in grappige vormen ge snoeide fruitbomen die ter decoratie dienden maar blijkbaar ook nog veel vrucht droegen. Het gezel schap merkt op dat de jonge zwanen grauw ge halsde jongen hebben, en laat zich vertellen hoe de pitoor (roerdomp) vis uit de overvolle vijvers vangt. Kortom: een waar Arkadië, een Tempe, al valt het .heerlijkste' niet te zien: meermaals valt de opmer king dat ze het allermooiste niet kunnen zien. Dat is namelijk, u raadt het nooit, het goed-Zeeuws® onsterfelijk Leen. Zo van stad naar buitenplaats en van buitenplaat» naar stad rijdend kouten ze over alle mogelijke en onmogelijke onderwerpen. Dat loopt vanaf het ont- stellendste, bladzijden lang durende gezeur over naams-afleidingen, eindeloze theologische problemen, de bouw van de toren van Babel, tot de onzinnigst® dingen. Bijvoorbeeld gaan ze heel serieus in op de vraag of het mogelijk is dat een vtouw ooit 365 kin deren tegelijk heeft gebaard, en ook het feit dat er nergens eikebomen stonden (keken ze mis schien niet goed zou nog wel het gevolg kunnen zijn van de gebeden van Willebrord. Eerlijksheids- halve: ze geloven het wel niet helemaal, maar hun eerbied voor overlevering en vooral gedrukte letter is nog wel bijzonder groot en ze praten er wel erg lang over. Daar tussen door staan mooie brokken kritiek. Zo 1-82,; .Gemeen was. en is nog die vond, sprak Adolf, dat men kinderen in 't Klooster opsluite, die meermaals daar liever buiten waren: doch zo houd men de Huisgezinnen in staat, en de Erfdeelen ongesplitst: en zo boet men door een gewaand goed werk een ongetwijfelde misdaad'. Of n, 233, waar het Hillegonde gaat dagen waarom de meeste kloosters op zulke prachtige plaatsen lig gen: straalrijke nachtlichten en engelzangen toon den de plaats aan waar die moesten komen, en ,Zo blindhokte men 't volk, en geeft men eenvoudigen eenen ontzachlijken indruk van Heiligheid der Kloosters en Kerken, terwijl men de bekoorlijkste en vruchtbaarste landstreeken door zulke konste- naaryen wist in te nemen'. Weinig mals is ook Hil- legonde's kritiek op het gedrag van missionarissen: ,Ach, of zy de Heidenen niet afkeerden, en ver keerden. door hun ergerlijk leven, gelijk de Span jaarden de Westindianen door tijgeraardige wreed heid, zeide Hillegonde diep verzuchtende: ho« schandlijk is 't anderen te leren, en zijn eigene leer niet te beleven: dat moet de waarheid ver dacht en gehaat maken' (H 298, de enige keer dat Hillegonde door een uitspraak respect afdwingt). Bijzonder aardig zijn de beschrijvingen van de mos selvissers. van het vissen in zee en het smeltsteken, en van het bezoek aan een Arnemuidse zoutkeet. Ook de tijdens'de gesprekken opwellende voorval len, zoals de herinnering aan het geleerde kermis- paard (11-80) of de vergiftigde Vlissingse leeuw (11-112) zijn interessant Op onze olaadjes .nel aantekeningen staan nog zeei vele zaken. Over aardige Nederlandse woor den als wrongmuts voor tulband, dienstrede voor compliment: over room en melk in 't veld eten, over dames op je rug tillen om ze in een bootje te dragen, en dan natuurlijk over Nehalennia en Hercules Magusanus waaraan zo vele, al te veie, bladzijden worden gewijd. En telkens weer over het karakter van Hillegonde, die markante onaangena me dame. Maar het stuk wordt te lang, dus men leze zelf, al naar het mondt! Mattheus Gargon. Walcherse Arkadia. opnieuw uitgege ven door Van Benthem en Jutting, Middelburg, 1968. Geb. in leer ƒ62,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 17