.BLAUWZUUR',
POSTHUME
BUNDEL
VAN
ACHTERBERG
SIEGWARD
SPROTTE
in Middelburg
DE WALCHERSCHE
ARKADIA
jjjgïaj g «p!. T969
WOEL VAN WAANZIN
Vogel van waanzin duikt in dit zenuwhuis
Mkl in vervoering donkerheden binnen,
Die zij heeft loeten te beminnen,
Maar vindt haar hand niet meer, wijkt uit
Tm venster, waar onroerbaar zwart
De horizonnen liggen,
Dit zij heeft liefgehad
Maar vliegt zich in het glas te blinde
in legt zich neer in 't midden van de kluis,
ifaar ik begin ie bidden:
(kef nu een zacht vergif dit dier en 't huis,
0 dood, uw laatste zuivere winden.
(Van onze kunstredactie)
leende dichter Gerrit Achterberg in 1962 overleed, was het inge-
fijden al jaren bekend dat zich in de nalatenschap van de dichter
sn verzenbundel bevond, die de voorlopige titel ,Asyl' had gekre-
ki Onder die verzameltitel waren in 1939 en 1948 gedichten ver-
sètnenin o a de tijdschriften Ad Interim en Podium. De gedichten
ra niet opgenomen in de verzamelde werken, die in 1963 zijn
lenen. Ze verschijnen nu bfl Bert Bakker onder de titel
Jtauur1.
GwB Achterberg heeft aan deze
ra {«n definitieve vorm kunnen
fsEin rijn ogen gaven rij nog
mebjectieve, te feitelijke weer-
en m eigen concrete ervaringen,
s bi .Gerrit Achterberg'-nummer
na kt tijdschrift Maatstaf in 1964
aa merkwaardige voorbeelden van
ö»,!adera tot veralgemening' bij
Acöéterg. Hij schreef bijvoorbeeld
Ten begrafenis op Westduin'
rr. de teraardebestelling van de
dcfiter Nijhoff, met een motto ont-
un Nijhoff, de regels ,De
sum van Nijhoff had hem nieta ge-
Kjd' «n slotregels di'e aanhaken aan
kt mottoln de definitieve versie is
de tiitel gewijzigd in .Teraardebestel
ling', het motto van Nijhoff is ver
vallen en in verband daarmee zijn de
slotregels gewijzigd, en de geciteer
de regel la veranderd in .namen wor
den het eerst afgelegd'. Er zijn meer
van die voorbeelden in het werk van
Achterberg te vinden.
Avereest
De behoefte van Achterberg om per
soonlijke ervaringen te veralgemenen
zal ten aanzien van de gedichten in
.Blauwzuur' nog groter zijn geweest
nu het ging om een zeer ingrijpende
persoonlijke ervaring. De gedichten
handelen over zijn verblijf in de
psychiatrische inrichting Avereest na
gebeurtenissen, die het beste kunnen
worden weergegeven in de woorden
van de criminoloog prof mr W. H.
Nagel (de letterkundige J. B. Char
les) in datzelfde Maatstaf-nummer
over Gerrit Achterberg: ,Met toe
stemming van mevrouw J. C. Achter
berg-Van Baak zij hier meegedeeld,
dat Achterberg in december 1937,
als hij als .crisis-ambtenaar", wat
voor een onderwijzer Ln die tijd
.werkloos' betekent, in Utrecht ls, in
een hooglopend conflict met zijn hos
pita en haar dochter twee schoten
uit een pistool op hen afgevuurd
heeft, waai-van het ene de hospita
trof, die aan de gevolgen daarvan is
overleden. Na deze daad heeft hij
zichzelf bij de politie gemeld, een
feit dat niet zonder betekenis ge
acht moet worden. De justitiële be
handeling van de zaak is nogal on
gewoon geweest. Achterberg heeft
niet terecht gestaan in^ pregnante
betekenis van dat woofS. Nadat het
gerechtelijk vooronderzoek was ge
sloten heeft de officier van justitie
een kennisgeving van verdere vervol
ging uitgebracht met melding van
het feit dat hij van oordeel was dat
art. 37, lid 1, van het wetboek van
strafrecht zou moeten worden toege
past. Daarbij heeft hij 'n behandeling
in de raadkamer, dat is niet de open
bare rechtzitting, gevorderd. De be
langstellende verwijs ik naar de ar
tikelen 249 en 250'van het wetboek
van strafvordering, waarbij ilc er
uitdrukkelijk de aandacht op vestig-
dat dit iets heel anders is dan een
terechtzitting met gesloten deuren.
Het is geen terechtzitting. Het ge
noemde artikel 37 houdt onder an
dere in, dat iemand wiens delict
hem wegens de ziekelijke storing van
zijn geestvermogens niet kan wor
den toegerekend, niet strafbaar is en
dat hij, als het belang van de open
bare orde dat nodig maakt, ter be
schikking van de regering kan wor
den gesteld om te worden verpleegd.
In deze zin nu heeft de rechtbank te
Utrecht in raadkamer Achterberg op
2 juni 1938 buiten vervolging ge
steld'.
Afschriften
Men zou het standpunt kunnen in
nemen dat nu Achterberg de verzen
niet meer een definitieve vorm heeft
kunnen geven, publicatie literair niet
geheel verantwoord zou zijn. Me
vrouw Achterberg en uitgever Bert
Bakker wisten echter, dat afschrif
ten van de in de tijdschriften
waarin zij oorspronkelijk waren ge
publiceerd onvindbaar geworden
gedichten in circulatie waren: veelal
verminkte lezingen. Bovendien gaat
Bert Bakker binnenkort de disserta
tie .Varianten bij Achterberg" van
R. L. K. Fokkema publiceren, waarin
verwijsplaatsen voorkomen naar de
ze in tijdschriften verschenen ge
dichten. Bij de dood van Gerrit Ach
terberg was tenslotte besloten de ge
dichten over tien jaar te publice
ren een periode, die inmiddels
ruimschoots is verstreken.
De aarzeling van de dichter om tot
publicatie over te gaan, waarvan ook
Bert Bakker spreekt in de .aante
kening' bij dé üiq 15 september te
verschijnen bundel .Blauwzuur" is
begrijpelijk. In veel verzen heeft een
concrete realiteit royaal de over
hand, en vaak zijn zij een dichter
lijke reportage van de omstandig
heden, waarin de dichter werd vast
gehouden: gedichten als .Directeur"
en ,HVB' (huis van bewaring) zijn
er de navrante voorbeelden van. Het
gedicht .Vogel van waanzin', dat
hierbij wordt afgedrukt, hoe ook ge
baseerd op die gruwelijke werkelijk
heid, heelt toch een groter afstand
tot die realiteit, en verwijst naar de
gestorven geliefde, een der kernthe
ma's in Achiterbergs poëzie.
Tot en met 30 september exposeert
Siegward Sprotte aqnarelien in de
Vleeshal van het stadhuis te Middel
burg. Het is meteen de afsluiting van
een voor zover dat thans is te over
zien bijzonder succesvol expositie-
seizoen.
Het Zeeuws Museum heeft een programma
achter de rug met nieuwe, aantrekkelijke
kanten en hoewel we bij herhaling moeten
melden dit slechts als een goed begin te wal
len zien het is een uitstekend startpunt,
waarvan we de vervolgpunten graag zullen
noteren.
Siegward Spirotte, nu. Het gebeurt maar zel
den dat een kunstenaar je dwingt tot langer
dan even stilstaan. Sprotte doet dat in een
expositie die met een minimum aan midde
len een maxiimum aan uitdrukkingskracht op
levert Siegward Sprotte is een heel grote
naam, echter niet zo direct in Nederland
waar hij tot nu toe slechts enkele exposities
hield, (Rotterdam, Den Haag). In het buiten
land verschenen zo'n tiental uitgaven over fi
guur en betekenis van Sprotte's werk en be
halve de namen van Herbert Read, Carl
Zuckmayer en Philippe d'Arschot komen we
bij de auteurs de Nederlanders Jaffé en Piet
van Daalen tegen.
Een minimum aan middelen en een maximum
aan expressie. Sprotte is een van de kunste
naars die iets aan de evocatie kunnen over
laten zonder dat het op zwakte wijst. De
kracht van het verzwegene, het niet getoonde
is meteen de kracht van Sprotte zelf. Het
doet je onmiddellijk naar het oosten wijzen
en daar moet je Sprotte ook wel tegenko
men. De verwantschap met het oosten is evi
dent (Sprotte is een kind van Emits-Chinese
ouders) en de verbindingsschakel tussen oost
en west, die wel zeer sterk bij deze kunstenaar
moet leven, staat pal op het punt waar zijn
kunst ontstaat. ,Blj ons' kennen we dat zélfde
in het werk van een Van Schagen, iets minder
een Willem Hussem. Het is opvallend dat men
bij deze laatsten gauw geneigd la te zeggen
.opvallend voor een Nederlander, een Wester
ling', waarmee meteen al verwezen wo<rdt
naar een scheiding bussen twee dingen die
Sprotte bewijst dat heel dicht bij elkaar
kunnen liggen, zo dicht dat van een samen
vallen gesproken kan worden.
Sprotte is een man die denkt en schrijft en
waar hij in zijn filosofieën graag wijst op
wat oost en west bindt, mag zijn beeldend
werk een treffende Illustratie van dat denken
zijn. Als wij naar aanleiding van deze ex
positie ook een .opvallend' mogen uitspre
ken, doen we dat in direct verband met Sprot-
tes tomeloze omgang met zijn minieme mid
delen. Japans, Chinees, oosters, het kalligraim
en al wat er verder van afgeleid is wordt te
vaak gezien als bros, breekbaar, eischaal,
fluitgeluid: Sprotte gaat gepassioneerd met
zijn penseel en vooral zijn kleuren om. Zijn
aquarellen springen en komen goed terecht:
de wetten van de vaste hand spreken scher
per dan het brutale toevaL
Siegward Sprotte is een .schilder van de zee',
maar een andere dan van het soort waarbij
een begrijpende glimlach past. De natuur, ho
ge luchten, duinen en rollende golven, het
alles stroomt', ze horen bij Sprotte. Wie het
niet kent zal het niet kennen, wie weet,
weet. In prachtige felle kleuren groeit het
beeld van Sprotte. Dat beeld heeft niet en
kel en alleen te maken met de natuur, het is
veeleer een substitueren van een persoon, de
persoon Siegward Sprotte. Dit zeer persoon-
-lijke werk, hoort bij een sterke persoonlijk
heid. Het is een kunst die verschijnselen sa
menbrengt, een kunst die veraf staat van
verschijningen. Sprotte komt zichzelf tegen
in de vervloeiing van verschijnselen, het wa
ter: zijn kunst blijft er echter niet en groeit
het water al uit, het land op. Alles tenslot
te stroomt.
AND Ré OOSTHOEK
(Aquarel, tempera, olieverf: Vleeshal, Stad
huis, Middelburg t/m 30 september).
SIGNALEMENT
Siegward Sprotte, schilder
Geboren in Potsdam, 1913, woont in Kampen op het
Noordduitse eiland Sylt.
Tentoonstellingen in Rotterdam, Den Haag, Berlijn, München,
Kopenhagen, Hamburg, Stuttgart, Florence, Brugge, Zurich,
Kaapstad, Stockholm, Nero York, Madrid, Quebec, Pittsburgh en
Los Angeles.
Over Sprotte verscheen een tiental boeken, onder meer van
Herbert Read.
Illustraties: ^Llgen' 2) en ,Wage mit grünem Schaum' (22).
1 OUD HEIDBEMINNAARS', Heerman en Ewoud, twee jonge mensen in de bloei van
ton jeugd, Floris, pas afgestudeerd in Leiden, en Izabelle, en twee wat oudere, ernstig aange-
Adolf en Hillegonde, maken in een speelwagen op een paar zomerse dagen in het
«gin van de achttiende eeuw een tocht door Walcheren. De paarden zijn fris en pittig, de
rosrman is stipt en bekwaam, maar voor alle zekerheid nemen de heren, naar later blijken
*4 flessen wijn (bouteiljes) uit eigen wijnkelder mee. Over versnaperingen of proviand
we verder niet trouwens, naar de menu's te oordelen aten ze meer dan genoeg wan-
iet tijdstip daarvoor aangebroken was.
Uwui komt uit Den Bosch, van de heikant, hij is
b de vreemdeling aan wie Walcheren, dat nieuwe
®jpe, ln alle pracht zal worden getoond. Heerman
di gastheer, de hoofdpersoon. Er kan geen koe
staart oplichten zonder dat Ewoud vraagt
httm dat gebeurt, en Heerman blijft zelden het
schuldig. Hij kent Walcheren en de ge-
Jteimia van het eiland op zijn duimpje. Zowel
als Heerman gaan geheel op in de Oudheid;
bben een brede cultuur en belangstelling. Ze
P wel vroom, maar ze hebben er geen last van.
feu i°nSen>an, lieeft alleen maar oog voor
.bekoorlijk0 Izabelle, maar helaas, zij heeft voor-
Wg totaal geen oog voor hém, en al zijn smachten
J aanvankelijk vergeefs.
Wf blijft een erg vage figuur, hij doet wel
een duit ki het zakje, maar na zevenlion-
'adzli3 weet je nog niet wie hij is. Je zou
missen als hij niet meegegaan was. Daarente-
Hillegonde het markantste personaadje van
gezelschap. Een volkomen onmogelijk mens,
ff1 6611 milde vorm van godsdienstwaanzin,
werkt elk ogenblik op de lachspieren van de
■s ,23e lezer, en het lijkt haast of ze haar
ijjj W en toe ook Irriteert. Hoe vroom die
ook zijn mogen, ze worden geprikkeld tot een
geraak d'e wel eens iets pikants en malicieus'
KM mi moet het ons eerl'jk van het hart dal. we
fe tto,Cfc^n Mattheus Gargon, de schrijver van
ZT™8? Arkadia het zo heeft bedoeld Daar-
brsj?3 i ze'f' dominee, en uit het Bossche af-
'J'ot ®woud, veel te vroom. Eerder vermoe-
ij kt Hildegonde naar het leven getekend is,
,reac*ies van de anderen op haar gezemel
het leven getekend zijn.
?ezegd dat deze zes spelevaarders al-
ofcrt rul i n voorname kring. Hillegonde ont-
ferlwd I opschriften, en blijkt goed on-
tjuL vaderlandse en kerkelijke geschiedenis,
foch woi V??r een dame van haar stand in die tijd
bar zal geweest, Alles wat
3(0 p. l"5 zweemt maakt haar zo verbolgen dat
congestie gaat vrezen, want ze ls een tikje
zwaarlijvig blijkbaar (klimt met moeite, blijft wel
eens zitten persoonsbeschrijvingen zijn er totaal
niet, zodat men zijn conclusies trekken moet uit
wat er gebeurt, uit wat er wèl vermeld wordt).
Kortom: een markante vrouw, de enige die werke
lijk tot leven komt, hoe zot en irritant ze ook is.
Floris en Izabelle zijn enkel omwille van de idylle
ingevoerd. Ze belichamen het ware Ideale liefdes
paar. Want de tijden waren bar en boos, als je de
ouderen mag geloven, 't Was al zonde en godde
loosheid wat de klok sloeg in 1714. In het rijtje
leest men telkens, als mildste ontsporingen: .wel
lust, grootsheid, pracht, hoerea-ye, overspel, vrijgees
ten-ij, ongoddienstigheid, allerlei misdaaden', ergo:
,beklaaglijke tijden', niets nieuws onder de zon,
Doch gelukkig zijn Floris en Izabelle van de oude
stempel. Hoewel hij in Leiden werkelijk wel het le
ven van de rijke vroeg achttiende-eeuwse student
geleid zal hebben, is hij, bij alle terrierachtige
vasthoudendheid van een buitengewone schroom je
gens Izabelle, en deze is ook zo onnozel niet als ze
zou kunnen lijken: re vertrouwt al die vlotte vleie
rijen, smachtende blikken en gevoelige gedichten
voor geen oortje, ze is een nuchter, tamelijk vrijge
vochten meisje dat niet over één nacht ijs gaat.
Pas na heel lang aandringen van Floris en goed
gunstige opmerkingen van de rest van het gezel
schap, wordt ze wat toeschietelijker en krijgt de
idylle, toch nog voor het avond is. zijn beslag, wat
Floris gelegenheid geeft, menig lied aan te heffen.
Want gezongen wordt er heel wat in die speelwa
gen, zelfs door Hillegonde, al is dat dan soms ,met
slepende stem. om haar misnoegen te kennen te
geven
Dan moeten we niet vergeten, dat Gardon oor
spronkelijk maar één deel Arkadia gepland had.
Dat eerste deel verscheen in 1715, en het succes er
van, het moest dadelijk herdrukt worden, noopte
hem tot het schrijven van een nog iets dikker ver
volg. Compositorisch had hij zijn kruit toen eigen
lijk al een beetje verschoten, zowel wat de idylle
als wat de reisroute betreft. De tocht op de tweede
dag is wat rammelig en verwajrd uitgevallen, en Flo
ris en Izabelle hebben geen functie meer, ze blijven
De keurige fotomechanische, in leer gebonden en
fraai gestempelde herdruk waar we vandaag uw
aandacht voor vragen, bevat de tweede, meest com
plete druk van het eerste deel, benevens de eerste
druk van heit tweede, met alle platen, kaarten en
dergelijke. Opmerkelijk is, dat een kaart van de ge
volgde route ontbreekt, terwijl allerlei minder ter
zake doende afbeeldingen wel werden opgenomen.
Het is in totaal een werk van 700 bladzijden, hele
maal volgepropt met, goeddeels erg onwetenschap
pelijke, wetenswaardigheden: topzwaar va,n de voet
noten, en bijzonder onbezield van taal en stijl. De
literaire waarde is vrijwel nihil: er zijn tientallen
bladzijden waar geen doorkomen aan is. We zeggen
dit niet zo maar om er van af te zijn: we hebben
het lieve turfje helemaal gelezen, en vermoeden dat
niet heel veel mensen ons dat eerlijk na kunnen
zeggen.
Dit we het, ondanks gruwelijk vervelende stukken,
helemaal gelezen hebben, komt natuurlijk doordat
het boek ondanks alles toch een heel eigen bekoring
heeft, en die begint pas door te stralen wanneer men
de moeite neemt er zich echt in te verdiepen. Dan
wordt het een heel boelende excursie in het verleden,
niet zozeer door de nog al stereotyp getekende, niet
uit elkaar te houden Walcherse landouwen, de hui
zen en parken, de kerken en beelden, maar door de
visie die men krijgt op onze voorouders, een 250 jaar
geleden. Wat zagen die mensen, wat vonden ze be
langrijk, wat deden ze, wat aten zé, hoe reageerden
ze?
Ze vonden de tijd dus .trouweloos en ontuchtig". Ze
zagen en voelden h'et verval naderen ondanks de enor
me rijkdommen die overal lagen opgestapeld en uit
gestald: Walcheren was letterlijk overdekt met bui
tens en landhuizen, het is één opsomming van moois
en lekkers. Maar daarnaast heerst door de natuur
lijke bodemgesteldheid, ook al het verval. Een stadje
als Arneimuiden was reeds volkomen vervallen, Veere
en Vlissingen gingen dezelfde weg. Heel typerend
heet een kopje .Chocolaat' (toen nog een vrij nieuwe,
uitheemse en dus stellig zondige drank) .Vlissings
Ondergang': .Binnen getreden, en de wederzijdsche
pligtplegingen afgelegd, wierd de Koffy en Choko-
laat in kopere schenkkannen, nevens een trekpot met
zoethout, en een taljoor met boterhammen en een
ander met anijsbischuit en harde rotjes opgezet.
Ieder nam daar zijn genoegen van, en Hillegonde een
kop Chocolaat, zeggende, dit noemt men Vlissingse
ondergang, en zo ik hoor, is die drank aldaar zo ge
meen en meer in gebruik, dan in Spanjen, daar men
de Kakauw, Maniljes, en andere mengelstoffe van de
Chokolaat vandaan brengt' (11-55,56) Het is een
leuke bijnaam, om in ere te herstellen, en heel merk
waardig is ook het aftreksel van zoethout, dat men
niet vaak vermeld vindt als drank! Overigens, nu we
toch met eten en drinken bezig zijn: wat konden die
mensen lekker schransen. Op him eerste tocht span
nen ze af in Domburg, bij de herberg, waar ze hun
eigen wijn uitladen en in het putwater zetten om
wat of te laten koelen. En wat eten ze daar later,
met zijn zessen?
Zo haast zy binnen, en op een ruime Voorkamer wa
ren, kwam een aardig en op-zijn-boers-net-gekleed
meisje vragen, of zy haanstonds et heten zoude hop-
brengen, voegende daar by, zo julder belieft, ik zal
ik et alen, en streek op Heermans wenk ter kamer
uit-maar keerde terstond weder, en bragt op de
reeds-gedekte tafel eene groote tinnen schotel met
een braadverken, dat met groente op de rug, en in
den op gespalkten muil met een oranjen-appel ver
sierd was: daar nevens lagen eenige jonge hoenders
die niet doorspekt, maar lekker gebraden warenA
Plus wat volgde, en geloof gerust dat ze het allemaal
opsmikkelden, koutend over de eigenaardigheden van
het Zeeuws, en een predikant ten tonele voerend
die het over ,heen eel eirleger van emelsche henge
len' heeft. Dat was dan hun noenmaaL 's Avonds, ten
huize van Heerman worden ze weer anders onthaald:
.Heerman opende de deur van eene ruime eetzaal,
laar eene ronde tafel stond, overspreid met een
sneeuwwit damast-tafel-laken, en met finnen ta
felborden bezet, daar fijne servetten op lagen, die
in 't midden als eene vierkante ruit omgeslagen, en
met aardige golfjes gevouwen waren. Rondom de
tafel waren allerhande welriekende bloemen en
kruiden gestrooiddie geheel de kamer met eenen
lieflijken geur vervulden, en een keurig bloemveld
vertoonden. Straks wierd de spijs in groen bestroide
nieuw tinnen schotels opgezet. In 't midden stond
een uitgekipte groote doopbaars, die in eene gefoe-
lyden eiersaus scheen te zwemmen, en ieder tot
eten te nodigen. Aan den eenen kant stont een
komschotel vol schoons versch gevangene post, die
in overgegoten water en petersely als herleefde, en
zelfs den hongerloozen zoud honger verwekt heb
ben. Aan de andere zijde kwam een lekker gebra
den snoek, die in gesmolten boter dreef. Tusschen
iedere schotel stond wederzijds gebakken en gebra
den Zeevisch, Kabeljauwstraart, Grieten, Plaaten,
Tongen, Scharren, en Molenaar. Heerman, zich be
leef dlijk ontschuldigt hebbende wegens het gering
onthaal,enz. (I, 281, 282).
Dat povere maaltje werd rijkelijk besproeid met
schuimende Pontak. Hoogst interessant uit culi
nair oogpunt is een der nagerechten: verse eigen
teelt meloenen, waarbij kreeft en hoofdkrab, aller
lei ander fruit en diverse kaassoorten geserveerd
werden. De dames aten die meloen met suiker, de
lieren met peper en zout, een gewoonte die ook
thans nog heerst: we hebben vrienden aan de dis
gehad die de meloen met peper en zout bestrooi
den.
Letterkundige kroniek
cloc/r HANS WARREN
We wijden nog al uit over die smulpartijen, maar
ze behoren wel mede tot de meest leesbare
gedeelten van het boek; dominee Gargon heeft ken
nelijk zelf graag lekker gegeten. Plezierig zijn ook
sommig beschrijvingen van tuinen en lusthoven.
Daarbij valt op dat zoveel uitheemse gewassen wer
den gekweekt We noemden al de meloenen, die on
der glazen stolpen op .meloenbergen' gekweekt wer
den; verder zijn er oranjeappelen die bloem en
vrucht dragen (in kuipen, uiteraard), artisjokken, die
vermaard zijn (hoe hield men de planten 's winters
in het leven, vraagt men zich af, daar ze in ons
klimaat meestal of bevriezen, of verrotten) en zelffs
laurieren. Ook komen telkens ,naan-boomptjens'
arbre nain) ter sprake, in grappige vormen ge
snoeide fruitbomen die ter decoratie dienden maar
blijkbaar ook nog veel vrucht droegen. Het gezel
schap merkt op dat de jonge zwanen grauw ge
halsde jongen hebben, en laat zich vertellen hoe de
pitoor (roerdomp) vis uit de overvolle vijvers vangt.
Kortom: een waar Arkadië, een Tempe, al valt het
.heerlijkste' niet te zien: meermaals valt de opmer
king dat ze het allermooiste niet kunnen zien. Dat
is namelijk, u raadt het nooit, het goed-Zeeuws®
onsterfelijk Leen.
Zo van stad naar buitenplaats en van buitenplaat»
naar stad rijdend kouten ze over alle mogelijke en
onmogelijke onderwerpen. Dat loopt vanaf het ont-
stellendste, bladzijden lang durende gezeur over
naams-afleidingen, eindeloze theologische problemen,
de bouw van de toren van Babel, tot de onzinnigst®
dingen. Bijvoorbeeld gaan ze heel serieus in op de
vraag of het mogelijk is dat een vtouw ooit 365 kin
deren tegelijk heeft gebaard, en ook het feit dat er
nergens eikebomen stonden (keken ze mis
schien niet goed zou nog wel het gevolg kunnen
zijn van de gebeden van Willebrord. Eerlijksheids-
halve: ze geloven het wel niet helemaal, maar hun
eerbied voor overlevering en vooral gedrukte letter
is nog wel bijzonder groot en ze praten er wel erg
lang over. Daar tussen door staan mooie brokken
kritiek. Zo 1-82,; .Gemeen was. en is nog die
vond, sprak Adolf, dat men kinderen in 't Klooster
opsluite, die meermaals daar liever buiten waren:
doch zo houd men de Huisgezinnen in staat, en
de Erfdeelen ongesplitst: en zo boet men door een
gewaand goed werk een ongetwijfelde misdaad'. Of
n, 233, waar het Hillegonde gaat dagen waarom
de meeste kloosters op zulke prachtige plaatsen lig
gen: straalrijke nachtlichten en engelzangen toon
den de plaats aan waar die moesten komen, en ,Zo
blindhokte men 't volk, en geeft men eenvoudigen
eenen ontzachlijken indruk van Heiligheid der
Kloosters en Kerken, terwijl men de bekoorlijkste
en vruchtbaarste landstreeken door zulke konste-
naaryen wist in te nemen'. Weinig mals is ook Hil-
legonde's kritiek op het gedrag van missionarissen:
,Ach, of zy de Heidenen niet afkeerden, en ver
keerden. door hun ergerlijk leven, gelijk de Span
jaarden de Westindianen door tijgeraardige wreed
heid, zeide Hillegonde diep verzuchtende: ho«
schandlijk is 't anderen te leren, en zijn eigene
leer niet te beleven: dat moet de waarheid ver
dacht en gehaat maken' (H 298, de enige keer dat
Hillegonde door een uitspraak respect afdwingt).
Bijzonder aardig zijn de beschrijvingen van de mos
selvissers. van het vissen in zee en het smeltsteken,
en van het bezoek aan een Arnemuidse zoutkeet.
Ook de tijdens'de gesprekken opwellende voorval
len, zoals de herinnering aan het geleerde kermis-
paard (11-80) of de vergiftigde Vlissingse leeuw
(11-112) zijn interessant
Op onze olaadjes .nel aantekeningen staan nog
zeei vele zaken. Over aardige Nederlandse woor
den als wrongmuts voor tulband, dienstrede voor
compliment: over room en melk in 't veld eten,
over dames op je rug tillen om ze in een bootje
te dragen, en dan natuurlijk over Nehalennia en
Hercules Magusanus waaraan zo vele, al te veie,
bladzijden worden gewijd. En telkens weer over het
karakter van Hillegonde, die markante onaangena
me dame. Maar het stuk wordt te lang, dus men
leze zelf, al naar het mondt!
Mattheus Gargon. Walcherse Arkadia. opnieuw uitgege
ven door Van Benthem en Jutting, Middelburg, 1968.
Geb. in leer ƒ62,50.