kunst
de grammen
van
van schagen
VERSCHEIDENHEID VAN POEZIE
fjtïij I MS-1969
zaterdagnummer
I
I
t
jen bescheiden affiche zegt dat J. C. van Schagen van 5 tot en met
30 augustus in het Zeeuws Museum in de Middelburgse Wagenaar-
jlraat kalligrammen, ideogrammen en andere grammen exposeert.
V8n Schagen (77) weet niet van ophouden en laat voortdurend van
aich horen. Eind 1967 liet hij een uitgebreide collectie voorname
lijk grafisch werk bij Van Benthem en Jutting zien. Tegelijker
tijd liepen er dèrgelijke tentoonstellingen in de Amsterdamse en
Haagse Sfinx, vlak daarop volgde een expositie in zijn winterre-
sidentie Deventer en nu staan we dan voor de afsluiting van de
korte reeks zomertentoonsstellingen van Van Daalens Zeeuws Mu
il
Het is al met al nogal wat: Van Schagen blijft in beweging, anders
dan volgens de stroeve wetten van de bejaardengymnastiek. Van
heeft zo zijn eigen bewegingswetten. Voor wie dat geen
is, kan het nogmaals ervaren in de omloop van deze ten
toonstelling.
Het kalligram, hoe kwantitatief gering ook vertegenwoor
digd, staat centraal op deze expositie en met het kalligram ,dus'
Be beweging.
want Van Behagen conformeert zich
Jtja kalligrafie, het verhaal dat
sister zit, graag aan de oude
jbinezen en haalt niet de eerste de
«te aan als hij zegt:
i ïu Tang noemt de Olunees-Ja-
kalligrafie een dans op het
ap;8r. Het gaat niet om de dingen.
etkat om de beweging'.
«kat nog verder en zegt Wang
ÉScliy, de prins der kalligrafen,
levende lijn heeft tenminste 3
«tóngen' en Jiet is niet anders in
to jattiur*. De oude Chinezen heb
ben daarmee ook gelijk wamt, inder
daad: waar leven is, is beweging,
waar beweging is. is golving. Altijd
is er een aanzet, een tegenstand, een
resultante die voortzet. Alle spel gaat
tenslotte om leven'. Van Schagen die
in zijn grote liefde voor het ooster
se verstilde element in de lcunst de
kalligrafie heeft weergevonden, heeft
inmiddels een kleine privé-studie van
wat hij ,het schoonsohrijfsel' noemt,
gemaakt. Binnenkort zullen de eerste
resultaten daarvan te zien zijn in
een aflevering van .Feniks', de her
boren Kroniek voor Kunst en Kuituur.
het blad dat voor Van Schagen wel
meer een welkome spreekbuis is ge
weest. Het Zeeuws Museum krijgt
in afwachting van de woorden al
vast de beelden te zien: Van Scha-
gens eigen kalligrammen, wonderlijk
westers in zijn oosterse beeldwereld.
Dat is niet zo verwonderlijk, vindt
Van Schagen.
,Men denkt er niet aan, men gaat
er eenvoudigweg aan voorbij dat on
ze doodgewone westerse schrijfsels
een dans op papier kunnen rijn. Ze
rijn het eigenlijk al, onbewust, ten
minste dikwijls. Je riet het als je het
Mi gram Stompzinnig, och laat maar(35
onbedoelde, het kinderlijke ervan ziet'
Het is duidelijk dat dit zien alleen
maar een feit wordt als men uit
gaat van het verschil, niet de over
eenkomst, tussen taal en teken.
Van Schagen: .Het lamme is dat we
ons doodgewone westerse schrift niet
zien. Niet kunnen zien, omdat we
het alleen maar kunnen lezen, zo
dra ons oog erop valt. Willen we
het kalligrafisch, het levensbeeld van
onze schrijfsels ervaren, dan moeten
we het beeld enkel als beeld zien
en daartoe verspert het lezen ons de
weg. Het is gewoon niet tegen te
houden: wie leest kijkt niet meer'.
.Het oosten heeft op dit punt na
tuurlijk een groot voordeel. Het
beeld-karakter van het oost-ariati-
sche schrift voegt aan het totaal
beeld dimensies toe. en heeft in zich
al nuanceringskansen, die we hier
missen. Let maar eens op hoe gemak
kelijk we onleesbaar schrift 'bewon
deren. Daarom vind ik het noodza
kelijk om in ons normaal gebruikte
schrift het vertaalbare teken buiten
werking te stellen. Dan pas kom je
aan een pure beeldresonans.'
In de afdeling kalligrammen van de
tentoonstelling is de leesbaarheid dan
ook geëlimineerd, ten faveure van het
beeld.
,J' kan eigenlijk zo zien wat er staat
met een zakspiegeltje. de wil daar
geen grapje mee verkopen, ik wil
alleen een kans scheppen om de be
schouwer rich over wat eigenlijk al
ledaags is te laten verwonderen. Wat
EXPOSITIE
Van Schagen heeft op zijn expositie
slechts weinig pure kalligrammen
bijeengebracht. Wat er ligt, is ech
ter best de moeite waard. Het lijkt
een eerste aanzet, de mogelijkheden
tot uitdieping en variatie zijn onbe
nut gelaten. Het is een weloverwo
gen eerste stap, een aanbieding ,ter
kennismaking". Van Schagen doet er
ook goed aan uitdieping en variatie
achterwege te laten. Het past niet
zo goed bij hem, bij de rest van de
tentoonstelling en zeker niet bij het
westerse kalligram.
Als we uit mogen gaan van de stel
ling dat het onbewuste, het onbe
doelde, het schrijven 70"der meer.
leidt tot het speelse meest echte
kalligram, zullen verdieping en vari
atie dikwijls eerder afbreuk doen dan
een werkelijk aaawn mie bijdrage
leveren. Daarbij komt m.g dat de
dans op papier er zomaar is en niet
gemaakt wordt.
We gaan al een tikkeltje de verkeer
de kant uit als we bewust za
ken als leesbaarheid gaan elimineren:
om het beeld te laten spreken ver
vormen we een oerbeeld. Het onbe
doelde verdwijnt, de
beid van ,het iets willen zijnr steekt
het kopje al op.
Niettemin blijken Van Schagens taal
en teken boeiende bladen op te le
veren. De kunstenaar ls er in ge
slaagd het beeld te laten resoneren:
hij weet hoe de dans op papier ge
stalte moet krijgen en weet dat het
spel bij de beweging begint.
Rond deze kalligrammen is een keu
ze uit het werk van de beeldend kun
stenaar Van Schagen gegroepeerd.
Voor het merendeel betreft het wer
ken die reeds eerder in ander ver
band te zien waren.
Als bijzonderheid mag hierbij nog
gelden dat ook Van Schagens" eer
ste schreden op het pad der beelden
de kunsten die op het pad der
letteren rijn inmiddels bekend ge
noeg vertegenwoordigd rijn in
een reeks uitgewerkte initialen uit
rijn eerste Rotterdamse academietijd.
De letters vormen samen het woord
vital en dat mag best voor deze J. C.
van Schagen.
De graficus Van Schagen rondt de
expositie verder af met monotypes
en unica's, zo geheel eigen aan deze
kunstenaar dat bij verdere bespre
king herhaling dreigt, want ook de
taal als teken tot vertaling heeft zo
haar beperkingen.
Op haast alle bladen rijn de moge
lijkheden van motief en materiaal
ten volle uitgebuit Voor een kunste
naar die zijn kracht niet op de eer
ste plaats aan het beeld alleen, maar
zeker ook aan het verzwegene en de
evocatie ontleent, wil dat heel wat
zeggen. Ook nu weer een schijnbaar
toevallig treffen van paletmes, druk-
rol en kwast: de dans op de glas
plaat. Ook nu weer een volkomen in
gespeeld rijn op wat het papier als
materiaalbehamdeling vraagt.
Het is in dit verband misschien niet
nodig maar wel aardig te wijzen op
het aangepaste behandelingsverschal
van het ivoorkarton en het vloedkar
ton.
Van Schagen heeft een van rijn laat
ste exposities .Schermutselingen aan
de grens genoemd'. Het bleek ae grens
tussen weten en wezen, vliegen en
zweven, het stuitje iemandslahd van
Van Schagen. Ook deze tentoonstel
ling in het Zeeuws Museum bewijs*
dat Van Schagen nog steeds zijn ei
gen grenzen controleert. Af en toe
breekt hij zelfs fijnzinnig over de
grens. Wat dat oplevert kunnen tus
sen 5 en 30 augustus heel wat men-
WAT ONS ALTIJD weer opvalt, is de
buitengewone verscheidenheid van de
'peëzie die in een bepaald tijdvak ver
schijnt. Verscheidenheid van zeggings
wijze, van innerlijke benadering van de
problemen, van vorm. Men denkt en be
weert meestal dat een kunstwerk onher
roepelijk het stempel van zijn tijd van
'ontstaan draagt, en we zijn zelf óók die
gedachte toegedaan. Doch binnen dat
kader is een variatie mogelijk, werkelijk
ongekend, geheel afhankelijk van de per
soonlijkheid en de instelling van de
dichter. Het is zelfs niet zozeer een leef
tijdskwestie: er zijn zeer bejaarde dich
ters die altijd tot de avant-garde hebben
behoord, de debutanten die een toon
aanslaan of we nog in Victoriaanse
tijden leven. Wanneer men zulke uiteen
lopende voortbrengselen onder ogen
krijgt, vraagt men zich onwillekeurig af:
bestaat er thans een type poëzie, ken
merkend voor deze tijd, een klimaat
waarin men zich als modern mens on
middellijk thuis voelt?
DUC
1TRA
JEN
of
i2eü
sd»
Bij het doorlezen van een paar pasverschenen bundels die heel toe- 'T't
valig op onze tafel ziin bliiven liaaen viel ons soeciaal de reael od: -*-
w:|9 °P onze tafel zijn blijven liggen viel ons speciaal de regel op:
.il gebloemte, door d'uchlenddauw bepereld' Taal van een of andere
epigoon uit 1850? Nee, hij komt uit ,Hef Bittermeer' van Jan Engelman,
I iaa". en hij is, helaas, tekenend voor deze bundel. We ge-
°V?1 n>et dat het nodig is, ook al nadert men de zeventig, om een
gebruiken die al een eeuw geleden stoorde door geaffecteerde
fbooidoenerij. Jan Engelman is altijd nog al een sierdichter geweest,
zoetvloeiend en behaagziek (men herinnere zich de ,vocalises', een
jj'Jtir spel van mooi klinkende zingzangwoorden) maar waarom hij dit
Si' r"999®graatloze, en soms bepaald ook nog kreupele gerijm in
rjiY i u9 jan vó»r were'd 'n heeft gezonden is ons een
7*vel' I16' doet zijn naam enkel schade. Wat moet men aan me»
"raten als:
Wij waren gegaan van Bunnilc naar 't Biltsche,
zon uelden, zijn akkers, het lelietjesbosch.
Kleine kapel lag weer doelloos te blinken,
ir™ ™aa!c!e z'ch de ooievaar van zijn takkenbos los.
'i»J w„j, eens te vallen' ZV zullen 't niet houden:
Grnnf j 9a?n 'Ieen- z^n anders gewend.
J"®ndbezit was in 't verleden rivieren en wouden,
P«rk ter verfraaiing, dat loopt op zijn erd'.
j.te, °P de stotende, al heel kreupele regels 4 en 7. Trouwens heel
im», -Sandwijek' is van een slapheid, er stijgt een zeurderig, en
»Si"g°9: "'"''"a SeklaS9 Ui' op, een ouder wordend dichter on-
Mifïoirjrva' e"verlies moet men groots schrijven. ,Boomen' is, op
iiwii r!iL1110,1 ^an vee' heter (bot motief: het omhakken van een
parit om ergens mensenhokken neer te zetten), met strofen als:
hel goede proletaren
een doosje van beton.
«roof ze van de blaren
n "om het licht maar zon
ÏOifU||,»ien ^'er weer °P nare strofen als de volqende
W vallen als de bomen.
rallen *til en stom
«noren zijn de droomen,
r vraagt geen mensch meer om.
Een^nlif lm33r banaal verzuchten kan: dal dank je de koeko
slolOrnfo a's ^is temperate' of een enkele strofe, zoals c
Wö z«n «?1 'ita'gedicht ,Het Bittermeer':
En vóór VeeiJVij Wagen V00T een W
Ziin t »s eenheid zjjn goede wapen kwijt.
de nialhe<?' 01 ee" a"der en bevecht spontaan
nieuwe schimmen ,,„n denzelfden waan
Weven?6"' VerC*8f 'S een bundel die beter in portefeuille ware ge
'oen we ons zojuist afvroegen bestaat er een type poëzie dat heel
kenmerkend is voor onze eigen tijd, hadden we eigenlijk een
bundel op het oog als ,Een hond van Pavlov' van J. A. Emmens. Hier
is alle franje en mooidoenerij weg, gaf men Emmens bij wijze van
spreken wit gebloemte, door d'uchtenddauw bepereld te savoureren,
hij zou nooit meer iets opschrijven. Dit is een mannelijke, pittige
poëzie, lang niet gemakkelijk (nog al filosofisch) vol understatement,
en ook vol spel (.Duidelijkheid', ,Geleerde Collage' e.d.). Het beste
gedicht is wel W. H. Audens Musée des Beaux Arts. Door de samen
klank werd hier bereikt wat Emmens-alléén mogelijk wel nooit be
reiken zal, maar het resultaat is zo wel geworden",tot een ideaal-voor
beeld van wat we bedoelen en van waar hij zelf naar streeft:
Waf het lijden betreft, waren zij feilloos,
de oude meesters, zij begrepen volkomen
de menselijke staat, hoe het plaats vindt
terwijl een ander eet, een raam openzet, of alleen maar
domweg voorbij loopt,
hoe, wanneer oudere mensen met eerbied en hartstocht.
de miraculeuze geboorte verbeiden,
er altijd kinderen zijn die, aan het schaatsen
op een vijver aan de rand van het bos,
daar nu juist niet bepaald op staan wachten.
Zij verloren nooit uit het oog dat het gruwelijk
lot van een martelaar, hoe dan ook,
voltrokken wordt in een uithoek, een onaanzienlijke plaats,
waar honden hun honderig leven leiden en het paard van de beul
zijn onschuldig achterste schurkt aan een boom.
Op Brueghel's Icarus bijvoorbeeld keert alles zich op zijn dode
gemak
af van de ramp, de ploeger zou
de plons kunnen hebben gehoord, de verzaakte schreeuw, maar
voor hem
is het een mislukking van geen enkel belang, de zon schijnt
zoals hij dat moest doen, op de witte benen die bijna
•n het groene water verdwenen zijn,
'iet kostbare, kwetsbare schip, dat toch wel iets
nerkwaardigs zal hebben gezien: een jongen
lie viel uit de hemel,
•noest ergens op tijd zijn en zeilt rustig voort.
Wanneer men nagaat waar zo'n onzes inziens prachtig gedich
op drijft, dan blijken dat allervaagste zaken te zijn, men valt van he
ene gat in het andere, en dat geeft juist die heerlijke vertige, een
soort kosmisch-cultureel duizelig zijn Hoever we hier af zijn van net me:
uchtenddauw bepereld beblomte? Zóver, dat ieder wel onmiddellijk zie'
en voelt: dat gebloemte heeft letterlijk niets met levende poëzie te
maken, het is zo dood en stoffig als een biedermeierboeke' dat mer
van onder zijn stolp haalt.
Bijzonder geslaagd vinden wij ook Emmens Slaaf', waa >n in een
antieke setting, een heel merkwaardige situatie getekend vordt: die
van de mens en zijn haast onverbrekelijke bindingen aan .meesters'
(van welke soort dan ook): het is een vers dat trilt van ingehouden
spanning. Hetzelfde geldt voor het uitstekende en wijze
INSTRUCTIE VOOR DE ARENA
Een iries van geringe proporties volstaat,
Geen mens zal ooit merken
dat er geen moord werd gepleegd.
Neem uw houding in acht, zet een voet
vastberaden naar voren en hef
(startsein voor het gejuich der barbaren)
het mes imponerend omhoog.
De ander die, eigenwijs, meent te weten
wat er gebeurt, sterft ter plaatse van schrik.
Zijn daad wordt de uwe, zijn angst uw moed.
wat we wel het beste eigen' vers uit deze goede, persoonlijke bundel
achten.
Jan Elemans (1924) beweert van zichzelf dat zijn bakermat ligt tussen
tuigpaard en dorstvlegel, waaruit we mogen afleiden dat hij van
boerenafkomst is, Brabants, de omgeving van Ravestein, Oss, Vught.
Een van de merkwaardige kanten van zijn dichterschap is, dat zijn
woordkeus en beeldspraak geheel bewust en vrijwel uitsluitend ont
leend worden aan die boeren-achterqrond. Ziin ,Ars poëtica' begin)
al direct:
Achterwaarts zien
op de trekker
naar de ploeg
m een voorwaartse beweging.
Het ligt voor de hand dat zo'n originele instelling en bewust-beperk)
taalgebruik tot een krachtige en nog ai oorspronkelijke poëzie kan
leiden, en dat is, op de gelukkigste momenten, bij Elemans in deze
derde bundel ook het geval. Deze bundel is evenwel nog al dik, en hij
zou door een strengere selectie aan kracht hebben gewonnen.
De titel is satirisch en parodistisch bedoelt, de reeks gedichten die
.Tempel van Zeus' heet, handelt over een fokstier, 's werelds beste,
die naar de naam Zeus luistert, in zijn airconditioned stal, omgeven
door priesters in witte schorten en bewierookt door bewonderende,
boeren die met hun sigaren reukoffers brengen aan de nieuwe, won
derbaarlijke god. Het is een vrij geestige cyclus, maar de beste verzen
van Elemans handelen onzes inziens over de sociale misstanden in
Brabant in de twintiger en dertiger jaren, de armoede en de misère, de
dood van zijn moeder, die nog een pelgrimstocht naar Kevelaer
maakte: ,ze brengt molentjes mee, dat van mij draait nog als zes weken
later mijn moedertje sterft, de sterke de vrome, bij gebrek aan dure
morfine God lasterend van de pijn', of wanneer hij nog verder terua
grijpt in de tijd, de reeks ,Een winter van grootvader', waarin ondei
andere:
Wilde zwijnen ver
laten de bossen
komen in dit ontij
de rivier over
dringen schuren binnen
springen de zachte
societyzeugen op
hun blote bast
de gestreepte biggen
vriezen bij tomen
aan mest en moeder
vast.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Heel merkwaardig is ook de cyclus .Donatus' tekenend voorbeeld vt
het puurste bijgeloof in de twintigste eeuw.
Uiteraard komen telkens de enorme veranderingen van de laatste halv.
eeuw ter sprake, in .Verouderde prediking' krijgt een pastoor die he'
vermanend over de ,zeis des doods' heeft van de luisterende boerer
de vraag naar het hoofd: .wat is dat, een zeis?'
Ik ben opgegroeid
lussen hakhout
dat niet meer werd gehakt
in een onbruikbaar landschap
•n een laat-gotische beschaving
die haar tijd al tijden had gehad
rest nu z\jn bij ons
de middeleeuwen voorbij
en de heel heel lange
doden echt dood
hun zielen
van het zielboek geschrapt
de proef op de som
van novenen en kwadragenen
werd gewaagd
het resultaat
bleek werkelijk nul.
.Tempel van Zeus' is al met a! een aparte bundel, een heel eigen ge-
'uid in het vaak zo monotone koor van de moderne Nederlandse
lyriek.
l"^af kunnen we niet zeggen van .Aubade van een nieuwe morgen'
van C. Vermeer, een dichter die ons verder onbekend is, maar niet
meer zo jong lijkt. Een groot gedeelte van zijn bundel wordt inge
nomen door religieuze verzen van een soort waar v/e kriegel van
worden. Religiositeit, uit welke bron ook wellend, kan leiden tot de
meest grandioze gedichten, maar in Nederland bestaat er een soort
prefabricated religieuze orakeltaal in poeticis die weinig met gods
dienst en nog minder met poëzie heeft ie maken. Ondoordacht hoog
dravend gezwets, gelardeerd met een paar hoofdletters als de woorden
Hij en Zijn aan de beurt komen, moeten het hem doen, en dan valt
bij menig poëzielezer de kritiek eenvoudig weg. We mogen aan
nemen dat Vermeer zijn titelgedicht niet het slechtste vond.
Luister dan naar strofe één:
De barensstormen van een kosmisch zingen
jagen hun verwarde muziek door mij heen;
krimpend lig ik op de grond,
grijpend de aarde,
zelf brandend geheim van haar bestaan.
Wat is dit anders dan retorisch gebral? Het is gewoon verschrikkelijk.
Het vers besluit dan met strofe twee:
Het oergeweld van leven
wil door mij zijn jubel schreeuwen
om door U te worden gehoord
als de aubade van eev nieuwe morgen
die uw schepping U toezingt
Kijk, tegen dit soort pretentieuze religieuze poëzie hebben we grondig
bezwaar. Het is niet eens poëzie, en wie met dergelijke opgeschroefde
wartaal een godheid denkt te dienen, lere eerst wat bescheidenheid.
Het beste vers- hoe veel bescheidener inderdaad uit dit zwakke
boekje achten wij.
SEIZOENEN
Bij oude vrienden zaten wij
aan 't middagmaal in blij gesprek
terwijl in de tuin de bloemen
in felle kleuren tussen 't groen
vewegen zagen op de voorjaarswind
Wij spraken over 't wel en wee
van onze kinderen die hetouderhuis
verlaten hadden voor een eigen wonin
en over wat wij vroeger samen
lenoten hadden toen het leven
nog als een wereld voor ons open lag
Nu denken we in de herfst hem weer
te gaan bezoeken als de tuin
iii 't gouden spel van naderende winter
zich aan het sterven overgeeft
om bij de maaltijd samen pratend
een toekomst voor ons te zien rijpen
die als een nieuwe wereld voor ons open gaat.
lan Engelman: Hel Bittermeer Queriöo. Amsterdam
I. A. Emmens: Een hond van Pavlov, G A. van Oorscho'. Amsterdam
lan Elemans: Tempol van Zeus, Nljgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage/Rotterdam
C. Vermeer: Aubade van een nieuwe morgen, Bosch en Keuning. 8anrn
Monotype .Verschijnen en verdwijnen'. (20)
Monotyp- JSen crisis'. (3)