ZOMEREXPOSITIE ZEEUWSE KUNSTKRING Llliterai re goocheltoeren letterkundige kroniek door HANS WARREN téerdal 19 luli 1969 zaterdagnummer man die kennis gaat maken met de ouders van zijn vriendin Nora, ergens in Beieren. De vader van Nora heeft hoog opgegeven van het feit dat hij geen partij lid is geweest. Voor de jongeman naar bed gaat bekijkt hij een foto op zijn kamer. ,Daar zaten ze. Nora's moeder, nauwelijks veranderd, Nora die nog niet met haar voeten op de grond kwam, en daarnaast Nora's vader, het haar in een puntlok schuin op het voor hoofd, hei kleine vierkante snorretje recht onder de neus. Hij haalde de ingelijste foto van de muur en draaide haar om, maar er stond geen jaartal op het bruine karton geschreven. Hij hing de foto weer op haar plaats, nauwkeurig en precies, zodat zij de ver schoten plek op het behang volledig bedekte'. De slotregel van dat eindeloze verhaal over de boek handelaar is al even geslaagd. De dronkenschap van de hoofdfiguur wordt geestig getekend in deze zin: ,Dan ziet hij hoe binnen de rechthoek van het tele visiescherm twee sprekend op elkaar lijkende om- roepsters hem goedenacht wensen'. Korter en treffender kan het niet, maar zulke vondsten zijn verstopt onder bergen en bergen schroot. Toch is .Camera obscura',, dat verhaal over die boek handelaar, ongetwijfeld het knapste verhaal. Alle surrogaten waarvan dit proza stijf staat, ready-mades, toespelingen op film, t.v; grammofoonplaten enzo voorts zijn hier op zo'n handige wijze door elkaar geschud dat althans de illusie ontstaat dat hier iets werd gedaan of gezegd. Doch ook dit is een schijn- bouwsel, niet eens een prent van Escher in woorden, men valt gewoon in een gat. Men kan zich al zulk soort grapjes enkel maar ver oorloven wanneer men werkelijk iemand van héél groot formaat is, als de persoonlijkheid alles vult wat men zegt, ook al is het er soms naast. Doch dit boek komt niet verder dan een soort artistieke huisvlijt, be dreven door iemand die wel weet hoe het móet. maar die helaas heel weinig te zeggen heeft. Hoe nu nog duidelijk ie maken dat het boek, zo ver velend als we het gevonden hebben, toch niet helemaal onsympathiek is? T"\at is ,Het testament van de Vliegende Hollander' eigenlijk wél. Het laatste verhaal over Kim, ,De verdwijning van Kim Miller III' speelt in 1999, als de hoofdpersoon uit de verhalen, het cement dat ze een beetje samenhoudt, de schrijver, een oude man is geworden die heel anders tegenover de nieuwe jonge Kim uit 1999 komt te staan dan tegenover haar 33 jaar jongere zusters. (De andere Kim-verhalen zijn in 1966 gedateerd) Hef .Testament' wordt gedeeltelijk in nog veel latere tijd gesitueerd, het zijn zestien liederen ,uit lang vervlogen tijd', gevonden op een vliegveld, in modern Nederlands' overgezet en waar nodig van aantekeningen voorzien. Die aantekeningen betreffen verklaringen van in onbruik geraakte woorden, termen of voorwerpen en een toelichting op de politieke toe standen die de dichter tot zijn cyclus insoireerden. Aldus Bernlef. Het nog al voddig uitgevoerde boekje vali, helaas en hoe bestaat het, automatisch steeds open bij pagina twaalf, zesde lied: ,in een plee in Bombay/wordt dit diner straks/door gespoeld om/via een ingenieus/stelsel van buizen/uit te komen in/een of andere heilige rivier' enzovoorts. Aantekening bij regel I: ,Plee: slang voor het toen gebruikte watercloset (wc.) Bombay is een stad in India, een land waar in die tijd grote hongersnood heerste. Waarschijnlijk doelt de dichter hier op de copieuze diners die vliegmaatschappijen hun passa giers onder de mom van serviceaanboden om de prijzen van het vliegen hoog te houden'. Enzovoorts. Geesteig niet waar? Dit is wel de soort toon die dit boekje bepaalt: als men op een dergelijke manier van zijn engagement wil getuigen kan men beter zijn mond houden ofpleeên in Bombay gaan reinigen. Toegegeven, het is niet altijd zo erg, maar waarom moet het zol Bij werk van Hans van de Waarsenburg wezen we er al eens op hoe ontzaglijk vrijblijvend al dit engagement via tv. en radio is. Er is zelfs iets nog al ergerniswekkends in. Dichters die op deze wijze over'Vietnam en Biafra menen te moeten dichten brengen enkel het gezegde ,je prends mon bien oü je Ie trouve' in praktijk. Een dieptepunt is wel het Tiende lied met commentaar, waar op zo'n akelig-estetische manier over het lot van de kinderen in Biafra wordt geschreven (waarschijnlijk weer ingelaste ready-mades, brokken interview of zo, in de trent van ,de ogen die worden zo groot en altijd open op iedere wimper een vlieg sommige lopen alsof ze dronken zijn die zijn ook al dood bijna') dat de verontwaardiging in je keel springt. ,En de kranten schrijven en wij zwijgen, als wij nu niets doen zijn zij gestorven'. Zo is het. En Bernlef heeft er weer een diepgevoeld versje met echo van gemaakt. Waar schijnlijk heeft hij het nog goed bedoeld ook. Ja zou hem. i. Bernlef: De verdwijning ven Kim Miller. J. Bernlef: Het testament ven de Vliegende Hollander, belde: Querldo, Amsterdam. TWEEMA BERNl i b we even een kleine stap te- A naar de kerstsalon van de j. Kunstkring, vorig jaar in burg, mogen doen en we ver- I BAliiken wat in liet algemeen te ver- I mlltken is, dan komt de zomerexpo- f] Jit]c' van deze zelfde Kunstkring, nu !11. viisangen, heel wat sympathie- '1 op ons af. We hebben ons bij de I bwrekmg van de kerstsalon nogal I afgiet tegen het ons inziens belaohe- I M lage peil dat af en toe werd ge- huid, de kwantiteit en kwaliteit van I i- inzendingen tegenover elkaar ge- H en konden toen tot geen andere «ndusie komen dan deze: de Zeeuw- I se Kunstkring zal duchtig moeten se ll lederen, wil men van de exposities geen jaarlijkse lachertjes maken. 1 Voor zover we hebben kunnen na- li taan. is die selectie ook nu aehter- Iffeee gebleven. Enkele inzendingen I mnken dat overduidelijk. Maar, en we noleren het graag, het gevoel van te leurstelling van vorig jaar decem- j ber kon dit keer op stal blijvener I m eerder sprake van verrassing en i dit dan in niet-negatieve zin. t nu toe hebben we in algemene i gesproken en we willen ter voor- lir.ng van het in de Zeeuwse kunst- Jüêreld'hooggeachte en warm gekoes- ,'rde misverstand daar nog de al- emeenheid aan toevoegen dat dit angenaam verrast zijn niet alleen N- maar een gevolg is van het mooie weer' Het heeft integendeel alles te maken met een expositie1 die er als geheel 3 nï: zijn mag.-Oorzaak van de grote ver- W^Sjchillen? Namen die we de laatste C: tijd moesten missen, komen nu in de vind=- catalogus voor, andere vaste klan- mer',- en ontbreken. En dan zijn er en kele nieuwe gezichten, die zeer veel ei:met de verrassing te makten hebben. V Als we toch namen gaan noemen kunnen we nu al zeggen dat we na enicn emoe tijd van stilte Hans Heeren en Jan longschaap weer bij de kring- exposanten aantreffen. We missen lintAd Duvekot, Liesbeth Binkhorst en >lksqerc Geert van Fastenhout bij de geregel- en vj1' de exposanten en voorts Antoine Mes, j die In Italië moet zitten, Herman 9 Goetheer en Cora van Oibters die in het Zeeuws museum exposeren, Ad en Tessa Braat die in hun Zierik- Burgerweeshuis op twee ei- dels verlaten, hetzelfde geldt Jos But. En dan de nieuwe gezich ten: Dick van Bremen, Guido Met sers (lang gewacht, toch gekomen) en Joop Dam. En dan nu de verrassing. We me nen het antwoord op de vraag .waarvandaan?' gevonden te hebben in het werk van deze nieuwkomers en het nieuwste werk van Jan Haas en Hans Heeren. Dick van Biemen maakt in de kring wel het meest opmerkelijke debuut met een drie tal werken die stuk voor stuk een bijzondere fijnzinnigheid verraden. Zijn .Zelfportret', in de catalogus een .tekening? genoemd (maar het lijkt nieken), lert van die fijnzinnigheid nadrukkelijk getuigenis af. De groei ende vorm vanuit het zelfportret, de verandering van structuur een structuur die zichzelf niet loslaat speelt in materiaal en papier mee op de achtergrond. Het toont Van Biemen een technisch zeer knap man, maar ook een jongen die meer dan alleen maar ,wat' kan. Daar is het werk behalve fijnzinnig gewoon te poëtisch en te goed voor. Dezelfde elementen die de kennismaking met de kunstenaar Van Biemen zo'n aan gename verrassing maken, spreken door in de aquarel .Samenkomst der edelen' en ,Land der herkomst' een spattechniek, waar kleurbehan- deling en compositie respect af dwingen. (Catalogus 27, 2S, 29). Guido Metsers heeft al eerder laten weten dat hij schilderen kan en er zijn in zijn werk dat op deze zomer- tentoonstelling hangt, genoeg ver wijzingen naar. Men noemt zijn wérk sexy, we zouden daarvan willen ma ken ,sexy voorzover haalbaar'.. Met sers. ontegenzeggelijk de man waar van wat venvacht kan worden, een schilder die weet op welke grond hij 3taat te werken, heeft echter zo af eh toe ook nogal opzettelijk rot geschil derd. Hoewel dat natuurlijk alles te maken zal hebben met die grond, doet het niet altijd even sympathiek aan. Maar ook dat hoeft niet per se Guido Metsers levert op onderdelen van zijn doeken knap werk en ook een groot doek als .Ochtendbaadster' (catalogus 24) verw.jst naar de Met sers die we hopelijk morgen zullen ontmoeten. Joop Dam verrast na de nogal afgrijselijke aquarellen die we haast elke dag in Middelburg trachten voorbij te zien met zijn inzen ding voor deze tentoonstelling. Dam toont zich een bekwaam speler met kleuren. De compositie hangt hier en daar nog een beetje, maar Dam ver rast goed. Een hoogtepunt van de tentoon stelling is het nieuwste werk van Jan Haas, die hard naar zich zelf op weg is. In de serie ,Man in de ruimte I-V' (catalogus 30 tot en met 34) laat Haas op boeiende en indringende wijze zien hoe zijn nieuwste ontwikkeling is. Dat is al leszins de moeite waard. In deze ets- aquatinten, toch wel een beetje poë tisch getuigend van eeuoiieindig eenzaamheidsgevoel, laat Haas een wijkende achtergrond compleet mee spelen met de man. De ruimte is hier de ruimte geworden, de druk van de kubieke nieters voelt loodzwaar aan. voorgrond. Haas bereikt heel knap standig maar mét de rest. We vinden het bepaald jammer dat de enkele keren dat Haas ook nog de hand van de man in het spel be trekt, deze invoeging niet verder komt dan een invoeging en verder niet meedoet. Overigens: bijzonder knap en zeker een hoogtepunt. Over Hans Heeren hebben we ter ge legenheid van diens expositie bij Van Benthem en Jutting onlangs vrij uit voerig geschreven. We moesten die eenmanstentoonstelling toen hoog waarderen. Waar Heeren nu in de kring 1 tornt en bovendien met en kele nieuwe doeken di'e eerder opge dane indrukken nadrukkelijk beves tigt, wordt zijn plaats op puur schilderkunstige basis nog duide lijker bepaald. Heeren maakt naar compositie en kleur een bijzonder goed doorwerkt schilderij. Sterk en Krachtig werk, fraai gestructureerd, naar dë aard en de thematiek van het onderwerp boten, huizen, land schap geen in het oog vallende uitschieter, schilderkunstig bepaald wel. (Catalogus 1 en 2; 46 tot en met 50). Jan Jongschaap, nog onlangs In het Zeeuws museum, is met drie wei'ken" vertegenwoordigd. Ze roepen maar heel zwak de oude Jong schaap op, indertijd één van de top pen van de jaarlijkse tentoonstellin gen. We krijgen de indruk dat Jong schaap driftig nieuwe paden tracht te be.wandelen. Het best toont hij zich nog in .De kleine sprong', zo'n klein spannend doek dat je bijblijft. (Catalogus 6 tot en met S). Andries Minderhout is wat moeilijk te vangen. We zijn daar ook niet op uit maar moeten toch zeggen drie nogal verschillende Minderhouts te gen te komen. Minderhout is een knap schilder, een groot esteet, ie mand ook die kan kijken en reage ren. Toch blijven zijn doeken voor ons haast allemaal zonder leven. Op vallend is zijn ontwikkeling naar .De gestreepte droom', een beetje erg Amerikaans maar in bijvoorbeeld ,Les anges du matin' ook wel erg aardig. We weten nu echter alleen nog niet of we Andries Minderhout zijn tegengekomen. (Catalogus 3, 4, o en 9 tot en met 13). Dick Pieters komt met zijn bepaald niet moeiteloos geschilderde doeken aanzienlijk uit boven wat hij eind vorig jaar liet zien. Een stille toon, verhalend, maar ingetogen, van ver haal en van kleur. (Catalogus 35, 36, 37). Els Hollebrandse toont een ster ke line .Scheepsbouw Santa Paulo', zeer kundig en afgewogen, twee aar dige maar weinig zeggende tekenin gen en een olieverf, die gewoon niet gezien is; er is bovendien ook geen zicht op. (Catalogus 38 tot en met 41). Strand-H' is het be3te van de twee doeken die Jeltje Ratsma inzond. Het doek is goed van com positie. de kleur is niet opgezet maar spreekt door en het geheel brengt aardig over wat men van een goed doordacht en uitgewerkt thema kan verwachten. (Catalogus 43 en 44). Volkert van der Willigen daarente gen doet of hij niet schilderen kan en misschien is dat ook wel zo. Zijn inzending zet tenminste weinig stap- r>en op de weg naar het tegendeel. Eerlijk gezegd vinden we dit werk alleen maar afgrijselijk. Het zegt niets en is daarbij gewoon slecht, althans voor ons. Wie er gelukkig mee is. is zijn geluk graag gegund. (Catalogus 44 en 45). Piet, Bulthuis heeft een vijftal doe ken oogehangen, waarvan zijn zelf portret opvalt door een sprekende gelijkenis. Overige onderwerpen: .Do lomieten' en stillevens, bekend dus. Peter de Jong laat een staande vrouw en een zittende vrouw zien in respec tievelijk hard- en kalksteen. De Jong is een vakman en'speelt aardig met' zijn materiaal. In zijn .Staande vrouw' maakt hij dat duidelijk. Zijn .Staand relief' geëxposeerd in ae voortuin Arnelaah 23 te Middelburg hebben we niet gezien. We vinden het ook nogal een eindje uit de buurt van de Vlissingse De Ruyterschool, eerlijk gezegd. Jo Rijnfiaard tenslotte Iaat een zes tal potten (met tuit) zien. (Catalo gus 61 tot en met 67). Deze expositie, is zoals hierboven uiteengezet in meerdere opzichten een aangename verrassing en op de toeristisch aantrekkelijke Boulevard Banltert te Vlissingen ingericht. Het spél kan gespeeld worden in de bo venzaal van de De Ruyterschool. Men kan er enkele goede indrukken aan over houden. ANDRÉ OOSTHOEK (De Ruyterschool. Vlissingen. Tot 6 augustus, dagelijks van twee tot vijf en van zeven tot negen uur. Subsidieregeling van toepassing). Reproductieslinksonder ,Man in de ruimte'. Jan Haas; boven Schepen en huizen', Hans Heeren; onder JZelf portretDick van Biemen. rijdende vrachtwagen. Op de bruin geschilderde, met grendels afgesloten achterdeuren staat: Benninks pianovervoerlVeilig en verantwoord. Hij loopt langs een aantal naast elkaar liggende automatiekhallen. Het trottoir voor de hallen ligt bezaaid met zakjes waarin patates /rites of croquetten hebben gezeten. Naast een aan de muur bevestigde stalen papierbak ligt een opengebarsten ermquet'. \)l7e geven dit afgrijselijke citaat omdat het zo tekenend is. Natuurlijk is hef opzettelijk zo geschreven, ook al verraadt de schrijver zich toch door alleen al deze keuze van zijn onderwerpen. Stel U nu tientallen bladzijs van dit banale gezever voor, en u drinkt de sfeer van dit boek, Moet dezelfde mijnheer in een café naar het toilet, dan heet het: ,De caféhouder wijst op een deur naast de bar, slechts een meter of twee van hem verwijderd. Hij doet de deur open en staat meteen voor een wit op lieshoogte aangebracht urinoir. Terwijl hij zijn gulp losknoopt leest hij de wandteksten die zich niet onderscheiden van de wandteksten op andere open bare toiletten. Als hij klaar is (hé, wat een preutse beschrijving!) zoekt hij een ogenblik naar een knop' of trekker waarmee hij de waterspoeling in werking kan stellen. Omdat hij niets ziet dat erop lijkt ver laat hij het toilet' (p. 106) Komt dezelfde drang op bij vrinden thuis, dan volgt na de plechtigheid: ,Zijn rechterhand grijpt de porseleinen trekker. Hij trekt af en draait zich weer om. Achter hem het neerruisende ivater; voor hem, tegen de binnenkant van de deur, een verjaardagskalender. Hei is een tweemaandelijkse kalender' (Pag. 149). En die kalender, die doet het hem, die levert weer een paar bladzijs tekst. Eerst wordt uitvoerig in woorden de onbenullige tekening die er op staat na verteld, en dan volgen warempel in extenso de maan den mei en juni met hier en daar een jarige, zoals die op iaardagkalenders te vinden zijn. Nu zouden wij in principe nooit schrijven over huizen waar verjaardagskalenders in we's worden opge hangen, een van de weerzinwekkendste gewoontes die deze eeuw in zwang heeft gebracht, en mogelijk vallen we er hier daarom extra over, maar het is tekenend: heel dit boek is, barbarbergewijs, doorspekt met echte of pseudo- ready-mades; men vindt er schaakproblemen in, hooggestemd, halfzot kunst historisch commentaar op een schilderij van Brueghel uitgesmeerd in lange voetnoten onder aan de bladzijs, en warempel ook nog oer-afgezaagde zaken als in spiegelschrift gedrukte opschriften zoals men die door een etalage- of caféraam heen kan zien. Trouwens alles ademt het déja-vu, wént echt nieuw is er niets. En een roman? Een verhalenbundel? Goed, het laatste. Acht verhalen, van te voren bestemd voor l,oubli, maar hier en daar wel een heel leuke vondst. VSTat ons mogelijk bij zal blijven is het slot van Verschoten behang', het verslag van een jonge O fee- - ii !"NNEN DE TIEN jaar heeft J. Bernlef al een heel ir o/i Muvre opgebouwd in proza en in vers, waarin op *e'er'ei wijze wordt geëxperimenteerd met allerlei '|rB "^mogelijkheden. Of nauwkeuriger gezegd: Waarin hij allerlei buitenlandse vooral angelsak- •iiche schrijfexperimenten in Nederland introdu- 5<«rl. Hij is erg productief, de laatste jaren ver fijnen er minstens twee, drie boeken van zijn mnd, en ook 1969 heeft er weer al twee op- Sjleverd tot nu toe, ,De verdwijning van Kim fier' en ,Het testament van de Vliegende Hol- lander'. Verdwijning van Kim Miller' heet, op het omslag, IC1 'o^n over een fotomodel, verwerkt in een ver- 1 Sitr ndel'. Dat omslag toont doorlopend voor en I W ill eein- G.ro°' stuk van een foto van een Miss «oridverkiezing of zo iets, allemaal mooie meisjes, 'laas wat onlsierd door een meneer Ary Langbroek 'e,3r wat aan verdienen moest, de foto be- c j en nadien in een akelige bessesapkleur doopte. I '""oud, ja, de inhoud. Bernlef maakt het de «rdeze keer weer niet erg gemakkelijk met zijn nieu- lileraire goocheltoeren, een soort pop-art inde lite- uur. Dat van een roman' in de min of meer geijkte etcems van het woord geen sprake is, zal weinigen v/el eens iets van de Barbarber-mentaliteil heb- n,?rv®re" verbazen. Van de acht verhalen dragen Vimr[i'h i nadrukkelijk de titel ,De verdwijning van ïal-r j eeni tite' die thriller-associaties wekt, en uaI.i ,1?us_zouden we haast schrijven, verder mee snrai? ^e'e ^'m Miller komt nauwelijks ter l„, e' ^gweefl als een soort variabele schim door j "een, zelfs drie en dertig jaar de toekomst I verhai°an. n°g even jong. En verder hebben die acht ,i e5 In '®i|e niet zo veel met elkaar te maken, oewü) r r en c'aar we' eens een verbandje I «rvpni ee, er no9: gesuggereerd, zonder dat het Ik' «f hlet stevigste fundament is nog de I Hooi a- overa' dezelfde ouwe zeur. vprworU °Pzel van een roman over een fotomodel litpra'.r ^en ,verhalenbundel is dan ook eerder een I iP7 SJpPIs. het doet de lezer wat nauwkeuriger I duidelifL afYa.c,llin9 dat er hier en daar ,eens een I heel) iiuaanf'ui,mf> ,e vinden zal zijn, maar ach, het heiemail Reen betekenis en er komt eigenlijk Picahia motto voor dit boek, van Francis Ml: ,La vie forme: l'oubli'. Men hoeft geen profeet te zijn om dit boek een profond oubli te voorspellen: wat een moeite voor niks. Hier zijn letterlijk 160 bladzijs volgeschreven op een voor de lezer allervermoeiendsfe manier. Er is een tijd geweest dat men van de ,copieerlust des dagelijksen levens' hield, en een tijd, dat men die laakte. Thans zitten we er, o.a. met Bernlef, weer midden in, maar dan op de meest platvloerse manier. Als proefje schrijven we pag. 91-92 over Nadat een mijnheer, een boekhandelaar, een letterlijk gecopieerde zakelijke brief over openstaande facturen gelezen heeft, leesl men bij voorbeeld: ,Hij legt het papier op zijn bureau en draait zich om. Hij kijkt om zich heen. Dan kijkt hij weer op zijn horloge en loopt de winkel in. Ankie, het andere winkelmeisje, staat op de verhoging achter de ka.ssa, voor in de winkel. Ze kijkt over de achterwand van de etalage naar buiten. Misschien hoort ze hem aan komen, misschien ook niet. Pas als hij bij de kassa staat en haar aanspreekt draait zij haar hoofd om. Haar zwarte pony valt bijna in haar met groene mascara opgemaakte ogen. .Ik moet even weg. Ik ben iets vergeten'. ,Goed meneer Wagemans'. Hij opent de winkeldeur. De geluiden van de straat overstemmen de winkelschel. De deur, die van een drenger voorzien is, valt stoterig achter hem dicht. Hij loopt in de drukke winkelstraat. Auto's kruipen er in lange rijen door, trams proberen luid bellend zich een weg te banen. Hij kijkt er een ogenblik naar, kijkt daarna weer recht vooruit. Na een paar honderd meter gaat hij een smalle zijstraat in. Een vrouw met een vossebont om en een bril die aan een zilveren ketting op haar wit glinsterende japon hangt komt uit een chinees restaurant. Als ze buiten is blijft ze staan en kijkt over haar schouder naar binnen, alsof zij op iemand wacht die zich nog in het restaurant bevindt. Aan het einde van de smalle straat zit een verlamde man met een lang uitgerekt gezicht in een invalide karretje. Op zijn schoot heeft hij een grote, houten bak met een assortiment sigaretten. Hij passeert de man, steekt een smalle, maar drukke straat over en komt langs een winkel waar muziek instrumenten en grammofoonplaten worden ver kocht. Uit een luidspreker boven de winkeldeitr komt vioolmuziek. Hij m,oet zijn pas inhouden en helemaal rechts op het trottoir gaan lopen om niet overreden te worden door een langzaam achteruit

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 15