ZOMEREXPOSITIE
ZEEUWSE KUNSTKRING
Llliterai
re
goocheltoeren
letterkundige kroniek
door HANS WARREN
téerdal 19 luli 1969
zaterdagnummer
man die kennis gaat maken met de ouders van zijn
vriendin Nora, ergens in Beieren. De vader van Nora
heeft hoog opgegeven van het feit dat hij geen partij
lid is geweest. Voor de jongeman naar bed gaat bekijkt
hij een foto op zijn kamer. ,Daar zaten ze. Nora's
moeder, nauwelijks veranderd, Nora die nog niet met
haar voeten op de grond kwam, en daarnaast Nora's
vader, het haar in een puntlok schuin op het voor
hoofd, hei kleine vierkante snorretje recht onder de
neus. Hij haalde de ingelijste foto van de muur en
draaide haar om, maar er stond geen jaartal op het
bruine karton geschreven. Hij hing de foto weer op
haar plaats, nauwkeurig en precies, zodat zij de ver
schoten plek op het behang volledig bedekte'.
De slotregel van dat eindeloze verhaal over de boek
handelaar is al even geslaagd. De dronkenschap van
de hoofdfiguur wordt geestig getekend in deze zin:
,Dan ziet hij hoe binnen de rechthoek van het tele
visiescherm twee sprekend op elkaar lijkende om-
roepsters hem goedenacht wensen'.
Korter en treffender kan het niet, maar zulke vondsten
zijn verstopt onder bergen en bergen schroot.
Toch is .Camera obscura',, dat verhaal over die boek
handelaar, ongetwijfeld het knapste verhaal. Alle
surrogaten waarvan dit proza stijf staat, ready-mades,
toespelingen op film, t.v; grammofoonplaten enzo
voorts zijn hier op zo'n handige wijze door elkaar
geschud dat althans de illusie ontstaat dat hier iets
werd gedaan of gezegd. Doch ook dit is een schijn-
bouwsel, niet eens een prent van Escher in woorden,
men valt gewoon in een gat.
Men kan zich al zulk soort grapjes enkel maar ver
oorloven wanneer men werkelijk iemand van héél
groot formaat is, als de persoonlijkheid alles vult wat
men zegt, ook al is het er soms naast. Doch dit boek
komt niet verder dan een soort artistieke huisvlijt, be
dreven door iemand die wel weet hoe het móet. maar
die helaas heel weinig te zeggen heeft.
Hoe nu nog duidelijk ie maken dat het boek, zo ver
velend als we het gevonden hebben, toch niet helemaal
onsympathiek is?
T"\at is ,Het testament van de Vliegende Hollander'
eigenlijk wél. Het laatste verhaal over Kim, ,De
verdwijning van Kim Miller III' speelt in 1999, als de
hoofdpersoon uit de verhalen, het cement dat ze een
beetje samenhoudt, de schrijver, een oude man is
geworden die heel anders tegenover de nieuwe jonge
Kim uit 1999 komt te staan dan tegenover haar 33 jaar
jongere zusters. (De andere Kim-verhalen zijn in 1966
gedateerd) Hef .Testament' wordt gedeeltelijk in nog
veel latere tijd gesitueerd, het zijn zestien liederen
,uit lang vervlogen tijd', gevonden op een vliegveld,
in modern Nederlands' overgezet en waar nodig van
aantekeningen voorzien. Die aantekeningen betreffen
verklaringen van in onbruik geraakte woorden, termen
of voorwerpen en een toelichting op de politieke toe
standen die de dichter tot zijn cyclus insoireerden.
Aldus Bernlef.
Het nog al voddig uitgevoerde boekje vali, helaas en
hoe bestaat het, automatisch steeds open bij pagina
twaalf, zesde lied:
,in een plee in Bombay/wordt dit diner straks/door
gespoeld om/via een ingenieus/stelsel van buizen/uit
te komen in/een of andere heilige rivier' enzovoorts.
Aantekening bij regel I: ,Plee: slang voor het toen
gebruikte watercloset (wc.) Bombay is een stad in
India, een land waar in die tijd grote hongersnood
heerste. Waarschijnlijk doelt de dichter hier op de
copieuze diners die vliegmaatschappijen hun passa
giers onder de mom van serviceaanboden om de
prijzen van het vliegen hoog te houden'. Enzovoorts.
Geesteig niet waar?
Dit is wel de soort toon die dit boekje bepaalt: als
men op een dergelijke manier van zijn engagement
wil getuigen kan men beter zijn mond houden ofpleeên
in Bombay gaan reinigen. Toegegeven, het is niet
altijd zo erg, maar waarom moet het zol Bij werk van
Hans van de Waarsenburg wezen we er al eens op
hoe ontzaglijk vrijblijvend al dit engagement via tv. en
radio is. Er is zelfs iets nog al ergerniswekkends in.
Dichters die op deze wijze over'Vietnam en Biafra
menen te moeten dichten brengen enkel het gezegde
,je prends mon bien oü je Ie trouve' in praktijk. Een
dieptepunt is wel het Tiende lied met commentaar,
waar op zo'n akelig-estetische manier over het lot van
de kinderen in Biafra wordt geschreven (waarschijnlijk
weer ingelaste ready-mades, brokken interview of zo,
in de trent van ,de ogen die worden zo groot en
altijd open op iedere wimper een vlieg sommige lopen
alsof ze dronken zijn die zijn ook al dood bijna') dat
de verontwaardiging in je keel springt. ,En de kranten
schrijven en wij zwijgen, als wij nu niets doen zijn zij
gestorven'. Zo is het. En Bernlef heeft er weer een
diepgevoeld versje met echo van gemaakt. Waar
schijnlijk heeft hij het nog goed bedoeld ook. Ja zou
hem.
i. Bernlef: De verdwijning ven Kim Miller.
J. Bernlef: Het testament ven de Vliegende Hollander, belde:
Querldo, Amsterdam.
TWEEMA
BERNl
i b we even een kleine stap te-
A naar de kerstsalon van de
j. Kunstkring, vorig jaar in
burg, mogen doen en we ver-
I BAliiken wat in liet algemeen te ver-
I mlltken is, dan komt de zomerexpo-
f] Jit]c' van deze zelfde Kunstkring, nu
!11. viisangen, heel wat sympathie-
'1 op ons af. We hebben ons bij de
I bwrekmg van de kerstsalon nogal
I afgiet tegen het ons inziens belaohe-
I M lage peil dat af en toe werd ge-
huid, de kwantiteit en kwaliteit van
I i- inzendingen tegenover elkaar ge-
H en konden toen tot geen andere
«ndusie komen dan deze: de Zeeuw-
I se Kunstkring zal duchtig moeten se
ll lederen, wil men van de exposities
geen jaarlijkse lachertjes maken.
1 Voor zover we hebben kunnen na-
li taan. is die selectie ook nu aehter-
Iffeee gebleven. Enkele inzendingen
I mnken dat overduidelijk. Maar, en we
noleren het graag, het gevoel van te
leurstelling van vorig jaar decem-
j ber kon dit keer op stal blijvener
I m eerder sprake van verrassing en
i dit dan in niet-negatieve zin.
t nu toe hebben we in algemene
i gesproken en we willen ter voor-
lir.ng van het in de Zeeuwse kunst-
Jüêreld'hooggeachte en warm gekoes-
,'rde misverstand daar nog de al-
emeenheid aan toevoegen dat dit
angenaam verrast zijn niet alleen
N- maar een gevolg is van het mooie
weer'
Het heeft integendeel alles te maken
met een expositie1 die er als geheel
3 nï: zijn mag.-Oorzaak van de grote ver-
W^Sjchillen? Namen die we de laatste
C: tijd moesten missen, komen nu in de
vind=- catalogus voor, andere vaste klan-
mer',- en ontbreken. En dan zijn er en
kele nieuwe gezichten, die zeer veel
ei:met de verrassing te makten hebben.
V Als we toch namen gaan noemen
kunnen we nu al zeggen dat we na
enicn emoe tijd van stilte Hans Heeren
en Jan longschaap weer bij de kring-
exposanten aantreffen. We missen
lintAd Duvekot, Liesbeth Binkhorst en
>lksqerc Geert van Fastenhout bij de geregel-
en vj1' de exposanten en voorts Antoine Mes,
j die In Italië moet zitten, Herman
9 Goetheer en Cora van Oibters die in
het Zeeuws museum exposeren, Ad
en Tessa Braat die in hun Zierik-
Burgerweeshuis op twee ei-
dels verlaten, hetzelfde geldt
Jos But. En dan de nieuwe gezich
ten: Dick van Bremen, Guido Met
sers (lang gewacht, toch gekomen)
en Joop Dam.
En dan nu de verrassing. We me
nen het antwoord op de vraag
.waarvandaan?' gevonden te hebben
in het werk van deze nieuwkomers
en het nieuwste werk van Jan Haas
en Hans Heeren. Dick van Biemen
maakt in de kring wel het meest
opmerkelijke debuut met een drie
tal werken die stuk voor stuk een
bijzondere fijnzinnigheid verraden.
Zijn .Zelfportret', in de catalogus een
.tekening? genoemd (maar het lijkt
nieken), lert van die fijnzinnigheid
nadrukkelijk getuigenis af. De groei
ende vorm vanuit het zelfportret, de
verandering van structuur een
structuur die zichzelf niet loslaat
speelt in materiaal en papier mee
op de achtergrond. Het toont Van
Biemen een technisch zeer knap man,
maar ook een jongen die meer dan
alleen maar ,wat' kan. Daar is het
werk behalve fijnzinnig gewoon te
poëtisch en te goed voor. Dezelfde
elementen die de kennismaking met
de kunstenaar Van Biemen zo'n aan
gename verrassing maken, spreken
door in de aquarel .Samenkomst
der edelen' en ,Land der herkomst'
een spattechniek, waar kleurbehan-
deling en compositie respect af
dwingen. (Catalogus 27, 2S, 29).
Guido Metsers heeft al eerder laten
weten dat hij schilderen kan en er
zijn in zijn werk dat op deze zomer-
tentoonstelling hangt, genoeg ver
wijzingen naar. Men noemt zijn wérk
sexy, we zouden daarvan willen ma
ken ,sexy voorzover haalbaar'.. Met
sers. ontegenzeggelijk de man waar
van wat venvacht kan worden, een
schilder die weet op welke grond hij
3taat te werken, heeft echter zo af eh
toe ook nogal opzettelijk rot geschil
derd. Hoewel dat natuurlijk alles te
maken zal hebben met die grond,
doet het niet altijd even sympathiek
aan. Maar ook dat hoeft niet per se
Guido Metsers levert op onderdelen
van zijn doeken knap werk en ook
een groot doek als .Ochtendbaadster'
(catalogus 24) verw.jst naar de Met
sers die we hopelijk morgen zullen
ontmoeten.
Joop Dam verrast na de nogal
afgrijselijke aquarellen die we haast
elke dag in Middelburg trachten
voorbij te zien met zijn inzen
ding voor deze tentoonstelling. Dam
toont zich een bekwaam speler met
kleuren. De compositie hangt hier en
daar nog een beetje, maar Dam ver
rast goed.
Een hoogtepunt van de tentoon
stelling is het nieuwste werk
van Jan Haas, die hard naar zich
zelf op weg is. In de serie ,Man in
de ruimte I-V' (catalogus 30 tot en
met 34) laat Haas op boeiende en
indringende wijze zien hoe zijn
nieuwste ontwikkeling is. Dat is al
leszins de moeite waard. In deze ets-
aquatinten, toch wel een beetje poë
tisch getuigend van eeuoiieindig
eenzaamheidsgevoel, laat Haas een
wijkende achtergrond compleet mee
spelen met de man. De ruimte is hier
de ruimte geworden, de druk van de
kubieke nieters voelt loodzwaar aan.
voorgrond. Haas bereikt heel knap
standig maar mét de rest.
We vinden het bepaald jammer dat de
enkele keren dat Haas ook nog de
hand van de man in het spel be
trekt, deze invoeging niet verder
komt dan een invoeging en verder
niet meedoet. Overigens: bijzonder
knap en zeker een hoogtepunt.
Over Hans Heeren hebben we ter ge
legenheid van diens expositie bij Van
Benthem en Jutting onlangs vrij uit
voerig geschreven. We moesten die
eenmanstentoonstelling toen hoog
waarderen. Waar Heeren nu in
de kring 1 tornt en bovendien met en
kele nieuwe doeken di'e eerder opge
dane indrukken nadrukkelijk beves
tigt, wordt zijn plaats op puur
schilderkunstige basis nog duide
lijker bepaald. Heeren maakt naar
compositie en kleur een bijzonder
goed doorwerkt schilderij. Sterk en
Krachtig werk, fraai gestructureerd,
naar dë aard en de thematiek van
het onderwerp boten, huizen, land
schap geen in het oog vallende
uitschieter, schilderkunstig bepaald
wel. (Catalogus 1 en 2; 46 tot en met
50).
Jan Jongschaap, nog onlangs In
het Zeeuws museum, is met
drie wei'ken" vertegenwoordigd. Ze
roepen maar heel zwak de oude Jong
schaap op, indertijd één van de top
pen van de jaarlijkse tentoonstellin
gen. We krijgen de indruk dat Jong
schaap driftig nieuwe paden tracht
te be.wandelen. Het best toont hij
zich nog in .De kleine sprong', zo'n
klein spannend doek dat je bijblijft.
(Catalogus 6 tot en met S).
Andries Minderhout is wat moeilijk
te vangen. We zijn daar ook niet op
uit maar moeten toch zeggen drie
nogal verschillende Minderhouts te
gen te komen. Minderhout is een
knap schilder, een groot esteet, ie
mand ook die kan kijken en reage
ren. Toch blijven zijn doeken voor
ons haast allemaal zonder leven. Op
vallend is zijn ontwikkeling naar
.De gestreepte droom', een beetje erg
Amerikaans maar in bijvoorbeeld
,Les anges du matin' ook wel erg
aardig. We weten nu echter alleen
nog niet of we Andries Minderhout
zijn tegengekomen. (Catalogus 3, 4,
o en 9 tot en met 13).
Dick Pieters komt met zijn bepaald
niet moeiteloos geschilderde doeken
aanzienlijk uit boven wat hij eind
vorig jaar liet zien. Een stille toon,
verhalend, maar ingetogen, van ver
haal en van kleur. (Catalogus 35, 36,
37). Els Hollebrandse toont een ster
ke line .Scheepsbouw Santa Paulo',
zeer kundig en afgewogen, twee aar
dige maar weinig zeggende tekenin
gen en een olieverf, die gewoon niet
gezien is; er is bovendien ook geen
zicht op. (Catalogus 38 tot en met
41).
Strand-H' is het be3te van de
twee doeken die Jeltje Ratsma
inzond. Het doek is goed van com
positie. de kleur is niet opgezet maar
spreekt door en het geheel brengt
aardig over wat men van een goed
doordacht en uitgewerkt thema kan
verwachten. (Catalogus 43 en 44).
Volkert van der Willigen daarente
gen doet of hij niet schilderen kan
en misschien is dat ook wel zo. Zijn
inzending zet tenminste weinig stap-
r>en op de weg naar het tegendeel.
Eerlijk gezegd vinden we dit werk
alleen maar afgrijselijk. Het zegt
niets en is daarbij gewoon slecht,
althans voor ons. Wie er gelukkig
mee is. is zijn geluk graag gegund.
(Catalogus 44 en 45).
Piet, Bulthuis heeft een vijftal doe
ken oogehangen, waarvan zijn zelf
portret opvalt door een sprekende
gelijkenis. Overige onderwerpen: .Do
lomieten' en stillevens, bekend dus.
Peter de Jong laat een staande vrouw
en een zittende vrouw zien in respec
tievelijk hard- en kalksteen. De Jong
is een vakman en'speelt aardig met'
zijn materiaal. In zijn .Staande
vrouw' maakt hij dat duidelijk. Zijn
.Staand relief' geëxposeerd in ae
voortuin Arnelaah 23 te Middelburg
hebben we niet gezien. We vinden
het ook nogal een eindje uit de buurt
van de Vlissingse De Ruyterschool,
eerlijk gezegd.
Jo Rijnfiaard tenslotte Iaat een zes
tal potten (met tuit) zien. (Catalo
gus 61 tot en met 67).
Deze expositie, is zoals hierboven
uiteengezet in meerdere opzichten
een aangename verrassing en op de
toeristisch aantrekkelijke Boulevard
Banltert te Vlissingen ingericht. Het
spél kan gespeeld worden in de bo
venzaal van de De Ruyterschool. Men
kan er enkele goede indrukken aan
over houden.
ANDRÉ OOSTHOEK
(De Ruyterschool. Vlissingen. Tot 6
augustus, dagelijks van twee tot vijf en
van zeven tot negen uur. Subsidieregeling
van toepassing).
Reproductieslinksonder ,Man in de
ruimte'. Jan Haas; boven Schepen en
huizen', Hans Heeren; onder JZelf
portretDick van Biemen.
rijdende vrachtwagen. Op de bruin geschilderde, met
grendels afgesloten achterdeuren staat: Benninks
pianovervoerlVeilig en verantwoord. Hij loopt langs
een aantal naast elkaar liggende automatiekhallen.
Het trottoir voor de hallen ligt bezaaid met zakjes
waarin patates /rites of croquetten hebben gezeten.
Naast een aan de muur bevestigde stalen papierbak
ligt een opengebarsten ermquet'.
\)l7e geven dit afgrijselijke citaat omdat het zo
tekenend is. Natuurlijk is hef opzettelijk zo
geschreven, ook al verraadt de schrijver zich toch
door alleen al deze keuze van zijn onderwerpen. Stel
U nu tientallen bladzijs van dit banale gezever voor,
en u drinkt de sfeer van dit boek,
Moet dezelfde mijnheer in een café naar het toilet,
dan heet het:
,De caféhouder wijst op een deur naast de bar,
slechts een meter of twee van hem verwijderd. Hij
doet de deur open en staat meteen voor een wit op
lieshoogte aangebracht urinoir. Terwijl hij zijn gulp
losknoopt leest hij de wandteksten die zich niet
onderscheiden van de wandteksten op andere open
bare toiletten. Als hij klaar is (hé, wat een preutse
beschrijving!) zoekt hij een ogenblik naar een knop'
of trekker waarmee hij de waterspoeling in werking
kan stellen. Omdat hij niets ziet dat erop lijkt ver
laat hij het toilet' (p. 106)
Komt dezelfde drang op bij vrinden thuis, dan volgt
na de plechtigheid:
,Zijn rechterhand grijpt de porseleinen trekker. Hij
trekt af en draait zich weer om. Achter hem het
neerruisende ivater; voor hem, tegen de binnenkant
van de deur, een verjaardagskalender. Hei is een
tweemaandelijkse kalender' (Pag. 149).
En die kalender, die doet het hem, die levert weer
een paar bladzijs tekst. Eerst wordt uitvoerig in
woorden de onbenullige tekening die er op staat na
verteld, en dan volgen warempel in extenso de maan
den mei en juni met hier en daar een jarige, zoals
die op iaardagkalenders te vinden zijn.
Nu zouden wij in principe nooit schrijven over huizen
waar verjaardagskalenders in we's worden opge
hangen, een van de weerzinwekkendste gewoontes
die deze eeuw in zwang heeft gebracht, en mogelijk
vallen we er hier daarom extra over, maar het is
tekenend: heel dit boek is, barbarbergewijs, doorspekt
met echte of pseudo- ready-mades; men vindt er
schaakproblemen in, hooggestemd, halfzot kunst
historisch commentaar op een schilderij van Brueghel
uitgesmeerd in lange voetnoten onder aan de bladzijs,
en warempel ook nog oer-afgezaagde zaken als in
spiegelschrift gedrukte opschriften zoals men die door
een etalage- of caféraam heen kan zien.
Trouwens alles ademt het déja-vu, wént echt nieuw is
er niets.
En een roman? Een verhalenbundel? Goed, het laatste.
Acht verhalen, van te voren bestemd voor l,oubli,
maar hier en daar wel een heel leuke vondst.
VSTat ons mogelijk bij zal blijven is het slot van
Verschoten behang', het verslag van een jonge
O
fee- -
ii !"NNEN DE TIEN jaar heeft J. Bernlef al een heel
ir o/i Muvre opgebouwd in proza en in vers, waarin op
*e'er'ei wijze wordt geëxperimenteerd met allerlei
'|rB "^mogelijkheden. Of nauwkeuriger gezegd:
Waarin hij allerlei buitenlandse vooral angelsak-
•iiche schrijfexperimenten in Nederland introdu-
5<«rl. Hij is erg productief, de laatste jaren ver
fijnen er minstens twee, drie boeken van zijn
mnd, en ook 1969 heeft er weer al twee op-
Sjleverd tot nu toe, ,De verdwijning van Kim
fier' en ,Het testament van de Vliegende Hol-
lander'.
Verdwijning van Kim Miller' heet, op het omslag,
IC1 'o^n over een fotomodel, verwerkt in een ver-
1 Sitr ndel'. Dat omslag toont doorlopend voor en
I W ill eein- G.ro°' stuk van een foto van een Miss
«oridverkiezing of zo iets, allemaal mooie meisjes,
'laas wat onlsierd door een meneer Ary Langbroek
'e,3r wat aan verdienen moest, de foto be-
c j en nadien in een akelige bessesapkleur doopte.
I '""oud, ja, de inhoud. Bernlef maakt het de
«rdeze keer weer niet erg gemakkelijk met zijn nieu-
lileraire goocheltoeren, een soort pop-art inde lite-
uur. Dat van een roman' in de min of meer geijkte
etcems van het woord geen sprake is, zal weinigen
v/el eens iets van de Barbarber-mentaliteil heb-
n,?rv®re" verbazen. Van de acht verhalen dragen
Vimr[i'h i nadrukkelijk de titel ,De verdwijning van
ïal-r j eeni tite' die thriller-associaties wekt, en
uaI.i ,1?us_zouden we haast schrijven, verder mee
snrai? ^e'e ^'m Miller komt nauwelijks ter
l„, e' ^gweefl als een soort variabele schim door
j "een, zelfs drie en dertig jaar de toekomst
I verhai°an. n°g even jong. En verder hebben die acht
,i e5 In '®i|e niet zo veel met elkaar te maken,
oewü) r r en c'aar we' eens een verbandje
I «rvpni ee, er no9: gesuggereerd, zonder dat het
Ik' «f hlet stevigste fundament is nog de
I Hooi a- overa' dezelfde ouwe zeur.
vprworU °Pzel van een roman over een fotomodel
litpra'.r ^en ,verhalenbundel is dan ook eerder een
I iP7 SJpPIs. het doet de lezer wat nauwkeuriger
I duidelifL afYa.c,llin9 dat er hier en daar ,eens een
I heel) iiuaanf'ui,mf> ,e vinden zal zijn, maar ach, het
heiemail Reen betekenis en er komt eigenlijk
Picahia motto voor dit boek, van Francis
Ml: ,La vie forme: l'oubli'. Men
hoeft geen profeet te zijn om dit boek een profond
oubli te voorspellen: wat een moeite voor niks. Hier
zijn letterlijk 160 bladzijs volgeschreven op een voor
de lezer allervermoeiendsfe manier. Er is een tijd
geweest dat men van de ,copieerlust des dagelijksen
levens' hield, en een tijd, dat men die laakte. Thans
zitten we er, o.a. met Bernlef, weer midden in, maar
dan op de meest platvloerse manier. Als proefje
schrijven we pag. 91-92 over Nadat een mijnheer, een
boekhandelaar, een letterlijk gecopieerde zakelijke
brief over openstaande facturen gelezen heeft, leesl
men bij voorbeeld:
,Hij legt het papier op zijn bureau en draait zich om.
Hij kijkt om zich heen. Dan kijkt hij weer op zijn
horloge en loopt de winkel in. Ankie, het andere
winkelmeisje, staat op de verhoging achter de ka.ssa,
voor in de winkel. Ze kijkt over de achterwand van
de etalage naar buiten. Misschien hoort ze hem aan
komen, misschien ook niet. Pas als hij bij de kassa
staat en haar aanspreekt draait zij haar hoofd om.
Haar zwarte pony valt bijna in haar met groene
mascara opgemaakte ogen.
.Ik moet even weg. Ik ben iets vergeten'.
,Goed meneer Wagemans'.
Hij opent de winkeldeur. De geluiden van de straat
overstemmen de winkelschel. De deur, die van een
drenger voorzien is, valt stoterig achter hem dicht.
Hij loopt in de drukke winkelstraat. Auto's kruipen
er in lange rijen door, trams proberen luid bellend
zich een weg te banen. Hij kijkt er een ogenblik
naar, kijkt daarna weer recht vooruit. Na een paar
honderd meter gaat hij een smalle zijstraat in. Een
vrouw met een vossebont om en een bril die aan
een zilveren ketting op haar wit glinsterende japon
hangt komt uit een chinees restaurant. Als ze buiten
is blijft ze staan en kijkt over haar schouder naar
binnen, alsof zij op iemand wacht die zich nog in
het restaurant bevindt.
Aan het einde van de smalle straat zit een verlamde
man met een lang uitgerekt gezicht in een invalide
karretje. Op zijn schoot heeft hij een grote, houten
bak met een assortiment sigaretten.
Hij passeert de man, steekt een smalle, maar drukke
straat over en komt langs een winkel waar muziek
instrumenten en grammofoonplaten worden ver
kocht. Uit een luidspreker boven de winkeldeitr
komt vioolmuziek. Hij m,oet zijn pas inhouden en
helemaal rechts op het trottoir gaan lopen om niet
overreden te worden door een langzaam achteruit