WBBOiïBM hOBI ,HET zaterdagnummer NU AL WEER 70 JAAR GELEDEN: ST ^]\j ANDREAS '7 1969 TERNEUZENAREN,ER RUST GEEN ZEGEN OP DIE GRONDEN' TE8NEUZEN - Dm »"nd is het Precies 70 iasr Mm del in Terneuzen werd opgericht de N.V. Nederlandse Smederijen en Staalwerken', die ter dutte onmiddellijk de naam verwierf van .Staal- fabriek'. Nog juist voordat de vorige eeuw ten ,ind> liep, om precies te lijn op 19 december 11)9 legde Terneutens burgemeester J. A. P. Geijl t, eerste steen voor het machtige hoogoven- Wrijf, dit een ruime plaats had gekregen aan 1,1 kanaal naar Gent. v 1003 «aa de otaalfabr.ek klaar om na een druk op de laelffiOOO »n staal per |aar Ie gaan produceren. Maat Z blaak dat dooi allerlei vreemde ooraken en om- Sloteden, er gaan geld meer aanwezig was om te draaien Er werden arrestaties verricht wegen, var- «51 gelden, tn 1904 volgde de fadli.tv.rklartng, J1905 verkoop van de fabriek voor nog geen kwart van k» waarde In 1920 een vrijwel gehele ontmanteling van Z hooQOvén die nadien steeds verder in verval geraakte waarvan nu nog slechts v,er schoorstenen en een jjouv/vallige .directie-woningen overeind staan. In M beam van de vijftiger jaren verwierf de gemeente Temeuten de circa 16 hectare grond en de overgebleven rnmes voor een schappelijke prijs Gedurende een heel tijd is men bezig geweest om de waardeloos ge nreen bouwwerken. die bepaald geen visitekaartje voor een expansieve gemeente zijn. verder te slopen. Kort nadien kwam daar een eind aan omdat er een koper op- öaode cie op de gronden een tegelfabriek voor drie honderd man personeel wilde bouwen. De terreinen wer den - uiteraard, in die tijd onmiddellijk van de hand «-aan In ce fabriek worden inderdaad nog wel tegels Mtabriceerd maar nooit door meer dan 15 man. Nog qeen 5% van het aanvankelijk genoemd aantal. In het begin van de zestiger jaren kregen de gronden opnieuw een bestemming, Ze werden opgenomen in het zgn. Dian Sr-ijders' dat beoogde de huidige insteekhavens te vergroten, een haven te graven voor schepen tot 50.000 :on en daar omheen uitgestrekte haven- en industrle- terre.nen aan te leggen tegen de tijd dat het verruimde <a"aa! gereed zou zijn om mastodonten tot 60 000 ton te «vangen. Maar ook van die bestemming is tot heden rets terecht gekomen. Het verruimde kanaal is al een half |aar in gebruik maar het plan voor de insteekhavens l.jt nog steeds in de .ijskast'. Geen wonder dat men in Temeuzen wel eens verzucht: .Er rust geen zegen op die -roeden in de oude Zevenaarpolder .1' .{KUCHTEN Het was nog In het vroege voorjaar van 1899 toen in het betrekkelijk rustige havenstadje Temeuzen hardnekkige geruchten de ronde deden dat Belgen onderhandelingen zouden zijn begonnen om gronden in de oude Zevenaar polder in eigendom te verkrijgen met de bedoeling daar op een staalfabriek te bouwen. De geruchten bleken op waarheid te berusten. De Belgen waren de heren Alfred Piérard en Nestor Wilmart, die namens de fonkelnieuwe Soclété Anonyme des Forges et Aclérles Neerlandaises dros 16 hectare grond kochten van de landbouwer A. de FeIJter. Eén en ander werd bekend gemaakt door notaris van der Moer, toen ook raadslid van Temeuzen. Een advertentie In de Terneuzense Courant kondigde de uit gifte aan van 9000 aandelen van 250 frank, geheel vol gestort aan toonder en onderdeel van de 24000 aandelen ven de N.V. Nederlandse Smederijen en Staalfabrieken. Het was de Belgen menens met hun grootscheepse plan nen. In oktober 1899 werd een begin gemaakt met het graafwerk en op 19 december d.a.v. metselde burge meester Geijl de eerste steen in de 9pecie met een zilve ren troffel, die hij als herinnering aan deze gebeurtenis mocht behouden. In hotel ,Des Pays Bas' werd een feest banket aangericht. Er werd gevlagd, gefeest, oorkondes uitgereikt, telegrammen ontvangen van Nederlandse en Belgische vorsten en er werd uitgebreid gegeten en ge dronken. Maar er was toen ook reden voor grote vreugde. Het nauwelijks 8.000 zielen tellende stadje was wel gunstig gelegen en profiteerde als zodanig volop van zee- en binnenscheepvaart, van vaSte lijn- en goederendiensten en van de spoorlijnen naar Gent en Mechelen Maar het kon rond de eeuwwisseling best een zware industrie ge bruiken. Dat wél. De Belgische staalfabriek werd er één van een fors formaat zoals Nederland er toen nog geen bezat. Twee koepelovens van 20 ton, drie Bessemer con venors, drie stel walsstraten met eigen stoomaandrijvlng, een walsgieterij, een walsdraaierij, een eigen stroom voorziening, een twaalftal vrij luxueuze bedrijfswoningen, Temeuzen wat wil je nog meer i Het kapitaal bedroeg drie miljoen gulden, toen een ongekend hoog bedrag. Notaris van der Moer deelde de raad mede dat men na een aanlooptijd met Belgische werkkrachten, jonge men sen uit Zeeuwsch-Vlaanderen zou gaan aantrekken om in het hoogovenbedrijf te worden opgeleid. Jongens van 13 tot 14 jaar zouden 75 cent tot één gulden gaan verdienen op dagen met een werktijd van 's morgens 6 uur tot s avonds 6 uur. En er zou 's winters ook doorgewerkt worden, een luxe die men toen nauwelijks kende. Er werd de volgende jaren ijverig gebouwd, niet alleen aan de hoogoven maar ook aan de nabij gelegen Baan- dijk waar ten behoeve van de bouwers en het toekomstig personeel van de fabriek, cafeetjes als paddestoelen uit de grond schoten. Temeuzen wilde en terecht z'n graantje meepikken van al deze bedrijvigheid. Het bleek evenwel allemaal veel te mooi om waar te zijn. Reeds in de zomer van 1901 deden nieuwe geruchten de ronde als zou de financiële toestand van de .Société etc. etc.' veel te wensen overlaten. Ook deze geruchten ble ken waar te zijn want in augustus van dat jaar werd de aandeelhouders voorgesteld tot liquidatie van de .Socïéte' over te gaan. Dat ging evenwel (nog met) door. Wat wél door ging, was de arrestatie van oprichter Pierart. in wiens kas een aanzienlijk tekort werd ontdekt. Men ver moedde een opzettelijk wanbeheer met de bedoeling de aandelen waardeloos te maken, waarna speculanten die weer zouden overnemen om de zaak voort te zetten. De aandeelhouders hadden dat door en stuurden het bestuur naar huis. Gehoopt werd de zaak daarmee te kunnen redden. De bouw van de fabriek ging in elk geval door. In juli van dat jaar werd Piérart gedagvaard te Brussel waar bleek dat hij ruim 100.000 (toen dure) Belgische francs had ontvreemd hetgeen hem vijf maanden ge vangenisstraf opleverde. Eén en ander kon de jonge N V. niet torsen zodat op 4 december 1903 toch tot liquidatie werd overgegaan waarna op 22 januari 1904 het faillisement volgde. Zoiets behoeft evenwel nog niet het einde te zijn van een nieuw en modern hoogovenbedrijf. Maar rond die tijd woonde in La Louvière Gustave Boël, die behalve sena tor ook eigenaar was van een staalfabriek In zijn woon plaats. Hij was van mening dat de Terneuzense fabriek uitermate goed gelegen was, voldoende levensvatbaarheid zou gaan bezitten en dus concurrerend zou gaan werken ten opzichte van zijn bedrijf. Hij deed een bod van 1.350.000 francs op de fabriek, werd eigenaar en bracht de technische installaties meteen over naar La Louvière. In 1920 liet hij de Terneuzense Staalfabriek ver der ontmantelen. Voor de Temeuzenaren kwam de klap hard aan. Vele zakenlieden hadden al plannen klaar, zelfs gedeeltelijk of geheel gerealiseerd om mee te kunnen profiteren van deze zware industrie. Velen hebben zich nadien en zelfs nu nog wel afgevraagd wat de Invloed van een draaiende en zich misschien wel uitbreidende staalfabriek zou zijn geweest voor de verdere ontwikkeling en groei van Temeuzen. Maar het sprookje was uit. Er ia in het bedrijf nooit zelfs geen kilo staal geproduceerd. Volkomen nutteloos bleken de drie miljoen gulden In het bedrijf te zijn geïnvesteerd. Niemand heeft er ooit Iets aan gehad. Of het moeten de Duitsers zijn geweest die de ruines in 1942 gebruikten als decor voor een propagandafilm Zij staken tussen de muurresten bossen stro en houtafval in brand, filmden de ruines en de brand en brachten dat in de .heimat' als .voltreffers op Engelse industriecentra'. De nabestaanden van Boel wilden de grond wel kwijt en daar Temeuzen er in het begin van de vijftiger Jaren wel iets in zag voor nieuwe industriële doeleinden, werd de hele .boel' overgenomen voor 85 cent per vierkante meter. Temeuzen kreeg de bouwvallige overblijfselen er gratis bij. In het kader van de werkverschaffing is er nog wat puin afgebroken en gebruikt als fundering voor de sportterreinen maar dat heeft niet lang geduurd. Er kwam een nieuwe gegadigde, de Brusselaar Peti'., die bijna alle grond van de voormalige staalfabriek, van de gemeente Temeuzen overnam voor een gulden per vier kante meter. Hij zou er een fabriek op bouwen, waarin 300 mensen tegels zouden gr.an fabriceren. Het mag als bekend worden verondersteld dat bij de .Keracem' inder daad tegels worden gemaakt maar door niet meer dan een tiental werknemers. In dat verband is dan ook meer dan eens ook in de raad van Temeuzen het woord .speculatie' gevallen. De .Keracem-zaak' werd m de raad van Temeuzen op 30 augustus 1962 gedurende een uur uitvoerig besproken. Insiders wisten dat deze zaak aan de orde zou komen, zodat er een ruime publieke belang stelling was. Maar onmiddellijk nadat de zaak aan de orde was gesteld, werd de publieke tribune ontruimd en ging de raad over in besloten zitting. Na hervatting van de openbare vergadering, werd er met geen woord meer over deze zaak gerept. Ook de .tegelfabriek' is nooit een succes voor Temeuzen geworden. Toch werd in het begin van de zestiger jaren een nieuwe bestemming gevonden voor de gronden van de oude staalfabriek. Men was toen volop bezig aan de ver- ruiming van het kanaal naar Gent. Nederland had be sloten 20 van de kosten van verruiming voor z'n reke ning te nemen, zodat men in de Zeeuwsvlaamse kanaal zone wel graag mee wilde profiteren van de nieuwe mogelijkheden. Een nogal ambitieus haven- en Industrie plan van de gemeenten Axel, Sas van Gent en Westdorpe werd vrijwel onmiddellijk getorpedeerd. Men zag toen meer in het Terneuzense plan. ontworpen door de Am sterdamse havendirecteur ir. Nico Snijder, die de be staande havens van Temeuzen wilde verruimen en ter hoogte van de oude staalfabriek een nieuwe insteekhaven voor schepen tot 50.000 wilde doen graven. Het plan werd enthousiast ontvangen, door de raad goedgekeurd. In haven- en scheepvaartkringen is men bijzonder ge belgd over het feit dat het Rijk 70 miljoen gulden aan de werken van het kanaal heeft bijgedragen maar dat tot nu toe alleen de stad Gent van de werken heeft geprofi teerd. Het enige wat Temeuzen kreeg was een geringe verdieping van de Zevenaarhaven, waardoor nu schepen tot omstreeks 22.000 ton van die insteekhaven gebruik kunnen maken. Op het ogenblik doet zich de vreemde situatie voor dat schepen van 25.000 tot 30 000 ton met bestemming Ter- neuzen, eerst op de rede van Temeuzen moeten worden gelicht daar ze anders de Zevenaarhaven niet binnen kunnen komen. En dat op een kanaal met sluizen, ge schikt voor zeeschepen tot 60 000 ton. Nog vreemder wordt deze situatie genoemd omdat het Rijk al jaren ge leden twee miljoen gulden heeft bijgedragen aan het om leggen van de spoorlijnen achter de insteekhavens. het geen toen werd beschouwd als de eerste fase van het .Snijders-plan'. HAVEi .SCHAP Het gemeentebestuur van Temeuzen heeft zo ver nemen wij dat haven- en Industrieplan zo goed als opgegeven. Het wordt een erfenis, die zal worden over gedragen aan het toekomstige havenschap. Algemeen verwacht men dat het nog wel enige Jaren zal duren eer het haven- en industrieplan dat nu al wijzigingen be hoeft zal zijn gerealiseerd. Dan zal door het haven schap opnieuw met de eigenaar van de omstreden gron den (staalfabriek - tegelfabriek - havenplan) onderhandeld dienen te worden. De vraag die velen bezig houdt Is, welk bedrag dan zal moeten worden neergeteld voor de gronden, die zo'n kleine twintig Jaar geleden nauwelijks een gulden waard waren D. C. KAAN HET WERK VAN ANDREAS BURNIER wekte bij ons even de gedachte op aan ew egyptische sarkofaag: hoe meer omhulsels er worden weggeno men, hoe echter en duidelijker de trekken van de persoon uitkomen, men nadert de kern. We zijn aan opus drie, ,Het Jongensuur*. De bui tenste huls,Een tevreden lach', 1965, suggereerde dat de voorgestelde op de sarkofaag een man was, baard en snor waren kennelijk toege voegdI aan het portret, men sprak op de flaptekst zelfs van een ,hij', al gelooide niemand het. Huls twee, ,De verschrikkingen van het noorden', w, toonde duidelijke trekken van de lesbische vrouw, nog knaap- ng, opzettelijk vertekenend en opgeschroefd; de strijd was nog niet reden de toon vaak nog onzuiver. Nu met ,Het Jongensuur* komen w«. al is het jeugdportret op de omslag van het boek nog niet verdwe en, langzamerhand aan de kern. Andreas Burmer (geb. 1931) nadert de veertig, ze schrijft nu anders. jWjn Utterli|k was net minst verraderlijk. In mijn familie nemen de jood- V» Mj1ten,'oe me' oudeidom. Óp mijn dertiende was ik een don- rotond kind met een wat gele huid. Op mijn twintigste zou ik van H-, P,lon9-Franszijn, op mi|n dertigste een jodin' oer h t '5(Ult z'in.yerband gerukt, zo, (in de contekst wortelt het die- p et gaat namelijk over een tijdens de oorlog ondergedoken joods nmil i imaar ,e toon 's zuiver. We hebben overigens nooit aan het Lar ufi!'Van e schrijfster getwijfeld. Tot nu toe echter heeft zij in haafi kl 9ei\meer sc^00n schip gemaakt dan gestalte gegeven, ze al srhr Jj0mP i en 'n een ontzaglijke warboel van zich afgegooid vaal ''wen daardoor eerder chaos gesticht, waartussen ook erg ha.nir!t iiUIVerj en oneerlijks. Het lijkt ons toe dat zij thans de kracht «nr ie vinden voor het essentiële. H3' hoofdPr°pleem, waar al haar boeken en verhalen om draaien, is hart Gebleven: het gaat om een meisje dat een jongen ook al j. j6en me'sie dat innerlijk eigenlijk helemaal een jongen is, wonHartüu ,e enema'e door haar lichaam gelogenstraft. De wat Uit hat J.rk m.aar. aardige titel ,Het 'Jongensuur' duidt daar op. De ,ik' eerst* mm» m01?® geheten, net als de hoofdpersoon uit Burniers het ee? m,eisle yan een jaar of vijftien, wil gaan zwemmen in kledina ee n?senPa<d op .jongensuur'. Het lukt haar door kort haar en water komt nu 'e .isen< 'n Het water te komen, maar als ze boven vemarlar,) I. ?p' 's 9r 'e vee' en te weinig in haar badpak. Diep geef! at 6Ze al?. ze er «»0estuurd wordt, en zij verzint (ver- manieren J) ve,r9 .s z'in wa' ze in dit opzicht onderneemt! allerlei me dan non ver°er als jongen door het leven te kunnen gaan. ,Wie 9 u' net zwembad durfde jagen. Ineens herinnerde ik me de blikken van de badmeester en de jongens. Van mijn korte haren over mijn borsten naar het kruis van mijn zwarte badpak. De ploerten. Dan ging ik maar nooit meer zwemmen, of alleen in een land waar ze geen apart jongens- en meisjesuur hadden'. T~\eze episode speel» zich af in .Lichtstad' in het jaar 1945, ongeveer tijdens de bevrijding. Simone is een joods kind, dat jarenlang ondergedoken is geweest; ook haar vader en moeder hebben op onder duikadressen de oorlog overleefd. En djrekt daarop in een cursief gezet stukje dat zowel tragisch als lichtelijk komisch, en ook nog onthullend is, vertelt Simone hoe ze na de oorlog met haar vader weer voor eerst bij haar moeder kwam: .Wie is die jongen?' vroeg mijn moeder tenslotte. .Welke jongen?' .Die je hebt meegebracht.' Maar schat, dat is Simone.' .Kind, ik herkende je eerst niet. Wat ben je ontzettend veranderd.' .Hoe geet het oe, moeder?' vroeg ik. .Wat praat ze vreemd,' zei mijn moeder. .Dat is het dialect. Ze moest zich in het dorp aanpassen, voor de veiligheid. Ze leert het heus wel aj.' ,We moeten gauw andere kleren voor haar vinden,' zei mijn moeder. Een onecht stukje wensdroom, en daarom wellicht cursief. Echter is het spel met een soldatenuniform, die ze aantrekt: ,Van zakdoeken maakte ik een prop, die ik in de broek schoof. Ik zag er nu zeer manlijk uit'. Kortom, dit kind in puberteit verzet zich met hand en tand tegen het feil dat ze als meisje qeboren is, maar wanneer ze meerijdt met een Cana dese jeep, en soldaten haar beginnen te betasten, merkt zij door een niet eens onplezierige sensatie dat ze beslist niet voor een jongen wordt aangezien, maar voor een groot, lichaamelijk ontwikkeld meisje; - wat ze is. Simone's probleem wordt hier nog niet verder uitgewerkt. Het feit dat zij een jongen zijn wil, zich een jongen voelt, dat zij het vreselijk vind», als mens in een vrouwenlichaam en in een vrouwenrol te moeten leven, maakt haar wel diep ongelukkig en opstandig, maar het is nog niel seksueel toegespitst. En dat komt in dit boek ook niet aan de orde, wan) door een eigenaardig procédé van de romanschrijfster gaan we nu de kreeftengang, steeds verder het verleden in. In vijf hoofdstukken, die telkens een jaar eerder spelen (het laatst dus in 1940) beleven we de oor- logs- en bezettingstijd achteruit, en wordt Simone telkens een jaar of een halfjaar jonger Een boek. op deze manier geschreven, laat dus als het ware telkens zien hoe het bestaande is gegroeid uit het voorafgegane; het is eigenlijk een volkomen natuurlijke wijze van vertellen, echter en waarachtiger dan het volkomen kunstmatige .teruggrijpen' in de tijd door ergens in het verleden te beginnen, als of men ook maar één episode eent zou kun nen losmaken vanuit het heden zonder vertekening. Toch doet het, om dat het ongebruikelijk is, wat wonderlijk aan, maar Andreas Burnier ver richt deze stilistische kunstgreep met het grootste gemak; de vertelling verloop» zo harmonisch achteruit dat haast niet te merken is da» het een moeilijke akrobatentoer was. Overigens lijken akrobatentoeren ook altijd moeiteloos te verlopen. "\7an de bevrijdingsepisode in Lichtstad 1945 komen we in Zanddorp 1944, waar Simone ondergebracht was bij een boer. Ze had op het platteland, in de omgang met de opgeschoten zonen van de boer, met ingekwartierde duitse soldaten en russische krijgsgevangenen, een vrij reeële kijk op 'net ieven gekregen. Het loopt tegen de bevrijding, en Simone staat met één been in het volwassen leven. Niets heeft haar er onder gekregen, wel is ze gekneusd. Hard en meedogenloos is haar jeugd geweest, maar met haar scherpe intelligentie, haar weerbaarheid ogen brengt. De puberteit begint, en ze is geen jongen geworden. Haar eerste reaktie is: haar vlechten er af te laten snijden en zich een jongenskop te laten knippen, helemaal kaal, zoals in de streek van Zanddorp gebruikelijk. Maar als ze ziet dat haar lichaam er zich verder niets van aantrekt, lijkt het haren knippen haar futiel en machteloos ,lk begon te huilen en huilend bereikte ik het tuinhuis'. Ook aan deze gebeurtenis wordt een andere vastgekoppeld: bij de be vrijding, een paar dagen nadien, kijkt Simone niet zonder verzet toe hoe de dorpsmeisjes die zich met vijandige soldaten hadden afgege ven, werden kaalgeknipt. Het volgende hoofdstuk verplaatst ons in .Veendorp' 1943, in een armoe dige woeste streek op een weer ander onderduikadres in een streng gereformeerde omgeving. Simone is in dit huis bij een loodgieter in een ijzige atmosfeer van rechtschapen mensen die hun plicht doen en niets dan dat. Die christenplicht luidde: het in hun armoede gratis huisvesten van een joods meisje, met alle daaraan verbonden gevaren. Beklemmend is die sfeer opgeroepen, ook die van het schooltje-met- heeft zij standgehouden, ze is niet ondergegaan. Doch dan gebeurt er iets in haar licnaam dat haar illusies verbreekt en haar de tranen in de de bijbel. Het was een moeilijk en verdrietig jaar, en ironisch vertelt ze:' ,Veel later legde een priester mij uit waarom ik het in Veendorp zo zwaar had. Het joodse ras moest in die oorlog lijden, en al zat ik dan niet in een consentratiekamp, ik moest toch deelhebben aan mijn groeps- lot'. Maar zelfs in dat afgelegen Veendorp kwam op een kwade dag Mussert in eigen persoon op bezoek, en werd de zaalc onveilig. In 1942 vertoeft Simone. nu elf dus, in .Muurstad'. Ze is er ondergedoken in een bijzonder loszinnig gezin, oude SDAP-kringen, ze kan er doen en laten wat ze wil, wat voor een elfjarig kind wel wat vroeg is. ,Zij behan delden mij hier als een groot mens die op kamers woont. Mijn kamertje moet ik zelf opruimen en een beetje schoonhouden, verder ben ik vrij. Ik mag alleen niet naar school'. Ook dit is een zwaar jaar. Simone is een leergierig kind, en men laat haar hersens braak liggen. Zo beginnen de woekeringen. Zij zoekt eerst compensatie in een droomfiguur, een prins die opgesloten is in een toren van de vestingmuur, voor wie ze dagelijks wat voedsel wegneem» en begraaft. Wanneer ze op dit adres, omdat het onveilig wordt, weg moet, komt ze bij een onderwijzer in huis, en daar komt er van leren nog minder. Die grote onbevredigdheid leidt tenslotte tot een ongeluk, een lelijke val, gevolgd door weken bedrus». Na hef herstel volgt een erotisch getinte vriendschap me» Gerrie, een meisje uit een achterbuurt, dat goor is en stinkt, en de ontmoetingen vinden dan ook in een passende omgeving, een vuilnisbelt, plaats. Die voor Simone tot een soort paradijs wordt, tot Gerrie een jongen prefereert boven haar, en haar uit dit paradijs verdijft. Eerste grote drama. 1941, amper elf jaar oud, woont ze ook in Lichtstad. in een hu:s waarin .alles geurt naar intellectuele rust'. Mevrouw Grünberg, waar zij in huis was, moet het moeilijk met haar onderduikstertje hebben gehad. Ze zag wat voor meisje het was, merkte de invloed op haar eigen dochtertje, en toen Simone haar eens opbiechte dat zij zich voor de menstruatie be gon tot jongen ging metamorfoseren, liet mevrouw Grünberg haar wel eens in oude kleren van haar man rondlopen. Zaten ze slordig, dan kreeg ze te horen: Zelfs een jongen moet zich netjes k'eden, Simone!'. Van de oorlog merkte'ze in dit weelderige huis weinig, maar helaas moest zij ook deze woning, waarin zij zich intellectueel ontplooien kon ontvluchten omdat gevaar dreigde En dan komen we in Waterstad, 1940, het gewone thuis nog, even, het is een paar maanden oorlog, Simone en nog een paar joodse kinderen worden van een gewone openbare school verwijderd, ze moeten naar een aparte school De vervolgingen beginnen, familieleden verdwijnen en worden opgepakt. Dat het boek eindigt met een .Voorbericht', een poëtische evocatie vol droefenis en leed, licht en stilte, kan nauwelijks meer verbazen. piet Jongensuur. Andreas Burnier ziet het blijkbaar ook als ,De Man nenwereld'. Zo lijkt het of heel het geweld van de oorlog, alle el lende, tot het jongensuur hoort, of vrouwen daaraan, anders dan slacht offers of toeschouwsters, geen deel hadden. De vergelijking lijkt ons erg scheef getrokken, men gaat zo heel gauw langs elkaar heenpraten, of dwaalwegen inslaan oie mogelijk wel interessant zijn, maar die ons niet dichter tot de kern van de problemen brengen Maar ook hier houdt Burnier een slag om de arm, ze beweert namelijk ,Het probleem dat het boek stelt wordt niet expliciet verklaard: de verklaring zit in de struc tuur'. Wie gaat er met dit kluifje het riet in? Het meisje mocht niet zwemmen op jongensuur, de vrouw, deze althans, voelt zich door haar instelling ongelukkig en verongelijkt in de mannen wereld, of liever in de wereld. Een uniform en een wapen in de hand helpen niet. Het is een tragiek waarvoor, zoals voor zovele andere za ken, geen oplossing is die men slechts aanvaarden kan. Zoals Simone Gerrie, het vuilnisbeltmeisje, volkomen ten onrechte sloeg - al was het begrijpelijk - zo zal ze nog lang te keer gaan. Ook ten onrechte. Om werkelijk indruk te maken, zal zij haar lot en haar plaats moeten aan vaarden; Simone bied» de wonderlijkste mengeling tussen vroegrijpheid aan de ene, en verschrikkelijk late volwassenheid aan de andere kant. En Simone lijkt, vermoeden we, nog al te veel op Andreas Andrea* Burnier: Het Jongensuur Querido. Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 17