WBBOiïBM
hOBI
,HET
zaterdagnummer
NU AL WEER 70 JAAR GELEDEN:
ST
^]\j
ANDREAS
'7 1969
TERNEUZENAREN,ER RUST GEEN ZEGEN OP DIE GRONDEN'
TE8NEUZEN - Dm »"nd is het Precies 70 iasr
Mm del in Terneuzen werd opgericht de N.V.
Nederlandse Smederijen en Staalwerken', die ter
dutte onmiddellijk de naam verwierf van .Staal-
fabriek'. Nog juist voordat de vorige eeuw ten
,ind> liep, om precies te lijn op 19 december
11)9 legde Terneutens burgemeester J. A. P. Geijl
t, eerste steen voor het machtige hoogoven-
Wrijf, dit een ruime plaats had gekregen aan
1,1 kanaal naar Gent.
v 1003 «aa de otaalfabr.ek klaar om na een druk op de
laelffiOOO »n staal per |aar Ie gaan produceren. Maat
Z blaak dat dooi allerlei vreemde ooraken en om-
Sloteden, er gaan geld meer aanwezig was om te
draaien Er werden arrestaties verricht wegen, var-
«51 gelden, tn 1904 volgde de fadli.tv.rklartng,
J1905 verkoop van de fabriek voor nog geen kwart van
k» waarde In 1920 een vrijwel gehele ontmanteling van
Z hooQOvén die nadien steeds verder in verval geraakte
waarvan nu nog slechts v,er schoorstenen en een
jjouv/vallige .directie-woningen overeind staan. In
M beam van de vijftiger jaren verwierf de gemeente
Temeuten de circa 16 hectare grond en de overgebleven
rnmes voor een schappelijke prijs Gedurende een heel
tijd is men bezig geweest om de waardeloos ge
nreen bouwwerken. die bepaald geen visitekaartje voor
een expansieve gemeente zijn. verder te slopen. Kort
nadien kwam daar een eind aan omdat er een koper op-
öaode cie op de gronden een tegelfabriek voor drie
honderd man personeel wilde bouwen. De terreinen wer
den - uiteraard, in die tijd onmiddellijk van de hand
«-aan In ce fabriek worden inderdaad nog wel tegels
Mtabriceerd maar nooit door meer dan 15 man. Nog
qeen 5% van het aanvankelijk genoemd aantal. In het
begin van de zestiger jaren kregen de gronden opnieuw
een bestemming, Ze werden opgenomen in het zgn.
Dian Sr-ijders' dat beoogde de huidige insteekhavens te
vergroten, een haven te graven voor schepen tot 50.000
:on en daar omheen uitgestrekte haven- en industrle-
terre.nen aan te leggen tegen de tijd dat het verruimde
<a"aa! gereed zou zijn om mastodonten tot 60 000 ton te
«vangen. Maar ook van die bestemming is tot heden
rets terecht gekomen. Het verruimde kanaal is al een
half |aar in gebruik maar het plan voor de insteekhavens
l.jt nog steeds in de .ijskast'. Geen wonder dat men in
Temeuzen wel eens verzucht: .Er rust geen zegen op die
-roeden in de oude Zevenaarpolder .1'
.{KUCHTEN
Het was nog In het vroege voorjaar van 1899 toen in het
betrekkelijk rustige havenstadje Temeuzen hardnekkige
geruchten de ronde deden dat Belgen onderhandelingen
zouden zijn begonnen om gronden in de oude Zevenaar
polder in eigendom te verkrijgen met de bedoeling daar
op een staalfabriek te bouwen. De geruchten bleken op
waarheid te berusten. De Belgen waren de heren Alfred
Piérard en Nestor Wilmart, die namens de fonkelnieuwe
Soclété Anonyme des Forges et Aclérles Neerlandaises
dros 16 hectare grond kochten van de landbouwer A. de
FeIJter. Eén en ander werd bekend gemaakt door notaris
van der Moer, toen ook raadslid van Temeuzen. Een
advertentie In de Terneuzense Courant kondigde de uit
gifte aan van 9000 aandelen van 250 frank, geheel vol
gestort aan toonder en onderdeel van de 24000 aandelen
ven de N.V. Nederlandse Smederijen en Staalfabrieken.
Het was de Belgen menens met hun grootscheepse plan
nen. In oktober 1899 werd een begin gemaakt met het
graafwerk en op 19 december d.a.v. metselde burge
meester Geijl de eerste steen in de 9pecie met een zilve
ren troffel, die hij als herinnering aan deze gebeurtenis
mocht behouden. In hotel ,Des Pays Bas' werd een feest
banket aangericht. Er werd gevlagd, gefeest, oorkondes
uitgereikt, telegrammen ontvangen van Nederlandse en
Belgische vorsten en er werd uitgebreid gegeten en ge
dronken.
Maar er was toen ook reden voor grote vreugde. Het
nauwelijks 8.000 zielen tellende stadje was wel gunstig
gelegen en profiteerde als zodanig volop van zee- en
binnenscheepvaart, van vaSte lijn- en goederendiensten
en van de spoorlijnen naar Gent en Mechelen Maar het
kon rond de eeuwwisseling best een zware industrie ge
bruiken. Dat wél. De Belgische staalfabriek werd er één
van een fors formaat zoals Nederland er toen nog geen
bezat. Twee koepelovens van 20 ton, drie Bessemer con
venors, drie stel walsstraten met eigen stoomaandrijvlng,
een walsgieterij, een walsdraaierij, een eigen stroom
voorziening, een twaalftal vrij luxueuze bedrijfswoningen,
Temeuzen wat wil je nog meer i Het kapitaal bedroeg
drie miljoen gulden, toen een ongekend hoog bedrag.
Notaris van der Moer deelde de raad mede dat men na
een aanlooptijd met Belgische werkkrachten, jonge men
sen uit Zeeuwsch-Vlaanderen zou gaan aantrekken om in
het hoogovenbedrijf te worden opgeleid. Jongens van 13
tot 14 jaar zouden 75 cent tot één gulden gaan verdienen
op dagen met een werktijd van 's morgens 6 uur tot
s avonds 6 uur. En er zou 's winters ook doorgewerkt
worden, een luxe die men toen nauwelijks kende.
Er werd de volgende jaren ijverig gebouwd, niet alleen
aan de hoogoven maar ook aan de nabij gelegen Baan-
dijk waar ten behoeve van de bouwers en het toekomstig
personeel van de fabriek, cafeetjes als paddestoelen uit
de grond schoten. Temeuzen wilde en terecht z'n
graantje meepikken van al deze bedrijvigheid.
Het bleek evenwel allemaal veel te mooi om waar te zijn.
Reeds in de zomer van 1901 deden nieuwe geruchten de
ronde als zou de financiële toestand van de .Société etc.
etc.' veel te wensen overlaten. Ook deze geruchten ble
ken waar te zijn want in augustus van dat jaar werd de
aandeelhouders voorgesteld tot liquidatie van de .Socïéte'
over te gaan. Dat ging evenwel (nog met) door. Wat wél
door ging, was de arrestatie van oprichter Pierart. in
wiens kas een aanzienlijk tekort werd ontdekt. Men ver
moedde een opzettelijk wanbeheer met de bedoeling de
aandelen waardeloos te maken, waarna speculanten die
weer zouden overnemen om de zaak voort te zetten. De
aandeelhouders hadden dat door en stuurden het bestuur
naar huis. Gehoopt werd de zaak daarmee te kunnen
redden. De bouw van de fabriek ging in elk geval door.
In juli van dat jaar werd Piérart gedagvaard te Brussel
waar bleek dat hij ruim 100.000 (toen dure) Belgische
francs had ontvreemd hetgeen hem vijf maanden ge
vangenisstraf opleverde. Eén en ander kon de jonge
N V. niet torsen zodat op 4 december 1903 toch tot
liquidatie werd overgegaan waarna op 22 januari 1904 het
faillisement volgde.
Zoiets behoeft evenwel nog niet het einde te zijn van een
nieuw en modern hoogovenbedrijf. Maar rond die tijd
woonde in La Louvière Gustave Boël, die behalve sena
tor ook eigenaar was van een staalfabriek In zijn woon
plaats. Hij was van mening dat de Terneuzense fabriek
uitermate goed gelegen was, voldoende levensvatbaarheid
zou gaan bezitten en dus concurrerend zou gaan
werken ten opzichte van zijn bedrijf. Hij deed een bod
van 1.350.000 francs op de fabriek, werd eigenaar en
bracht de technische installaties meteen over naar La
Louvière. In 1920 liet hij de Terneuzense Staalfabriek ver
der ontmantelen.
Voor de Temeuzenaren kwam de klap hard aan. Vele
zakenlieden hadden al plannen klaar, zelfs gedeeltelijk of
geheel gerealiseerd om mee te kunnen profiteren van
deze zware industrie. Velen hebben zich nadien en
zelfs nu nog wel afgevraagd wat de Invloed van een
draaiende en zich misschien wel uitbreidende staalfabriek
zou zijn geweest voor de verdere ontwikkeling en groei
van Temeuzen. Maar het sprookje was uit. Er ia in het
bedrijf nooit zelfs geen kilo staal geproduceerd.
Volkomen nutteloos bleken de drie miljoen gulden In het
bedrijf te zijn geïnvesteerd. Niemand heeft er ooit Iets
aan gehad.
Of het moeten de Duitsers zijn geweest die de ruines in
1942 gebruikten als decor voor een propagandafilm Zij
staken tussen de muurresten bossen stro en houtafval in
brand, filmden de ruines en de brand en brachten dat in
de .heimat' als .voltreffers op Engelse industriecentra'.
De nabestaanden van Boel wilden de grond wel kwijt
en daar Temeuzen er in het begin van de vijftiger Jaren
wel iets in zag voor nieuwe industriële doeleinden, werd
de hele .boel' overgenomen voor 85 cent per vierkante
meter. Temeuzen kreeg de bouwvallige overblijfselen er
gratis bij. In het kader van de werkverschaffing is er nog
wat puin afgebroken en gebruikt als fundering voor de
sportterreinen maar dat heeft niet lang geduurd.
Er kwam een nieuwe gegadigde, de Brusselaar Peti'., die
bijna alle grond van de voormalige staalfabriek, van de
gemeente Temeuzen overnam voor een gulden per vier
kante meter. Hij zou er een fabriek op bouwen, waarin
300 mensen tegels zouden gr.an fabriceren. Het mag als
bekend worden verondersteld dat bij de .Keracem' inder
daad tegels worden gemaakt maar door niet meer dan
een tiental werknemers. In dat verband is dan ook meer
dan eens ook in de raad van Temeuzen het woord
.speculatie' gevallen. De .Keracem-zaak' werd m de raad
van Temeuzen op 30 augustus 1962 gedurende een uur
uitvoerig besproken. Insiders wisten dat deze zaak aan
de orde zou komen, zodat er een ruime publieke belang
stelling was. Maar onmiddellijk nadat de zaak aan de
orde was gesteld, werd de publieke tribune ontruimd en
ging de raad over in besloten zitting. Na hervatting van
de openbare vergadering, werd er met geen woord meer
over deze zaak gerept. Ook de .tegelfabriek' is nooit een
succes voor Temeuzen geworden.
Toch werd in het begin van de zestiger jaren een nieuwe
bestemming gevonden voor de gronden van de oude
staalfabriek. Men was toen volop bezig aan de ver-
ruiming van het kanaal naar Gent. Nederland had be
sloten 20 van de kosten van verruiming voor z'n reke
ning te nemen, zodat men in de Zeeuwsvlaamse kanaal
zone wel graag mee wilde profiteren van de nieuwe
mogelijkheden. Een nogal ambitieus haven- en Industrie
plan van de gemeenten Axel, Sas van Gent en Westdorpe
werd vrijwel onmiddellijk getorpedeerd. Men zag toen
meer in het Terneuzense plan. ontworpen door de Am
sterdamse havendirecteur ir. Nico Snijder, die de be
staande havens van Temeuzen wilde verruimen en ter
hoogte van de oude staalfabriek een nieuwe insteekhaven
voor schepen tot 50.000 wilde doen graven. Het plan
werd enthousiast ontvangen, door de raad goedgekeurd.
In haven- en scheepvaartkringen is men bijzonder ge
belgd over het feit dat het Rijk 70 miljoen gulden aan de
werken van het kanaal heeft bijgedragen maar dat tot nu
toe alleen de stad Gent van de werken heeft geprofi
teerd. Het enige wat Temeuzen kreeg was een geringe
verdieping van de Zevenaarhaven, waardoor nu schepen
tot omstreeks 22.000 ton van die insteekhaven gebruik
kunnen maken.
Op het ogenblik doet zich de vreemde situatie voor dat
schepen van 25.000 tot 30 000 ton met bestemming Ter-
neuzen, eerst op de rede van Temeuzen moeten worden
gelicht daar ze anders de Zevenaarhaven niet binnen
kunnen komen. En dat op een kanaal met sluizen, ge
schikt voor zeeschepen tot 60 000 ton. Nog vreemder
wordt deze situatie genoemd omdat het Rijk al jaren ge
leden twee miljoen gulden heeft bijgedragen aan het om
leggen van de spoorlijnen achter de insteekhavens. het
geen toen werd beschouwd als de eerste fase van het
.Snijders-plan'.
HAVEi .SCHAP
Het gemeentebestuur van Temeuzen heeft zo ver
nemen wij dat haven- en Industrieplan zo goed als
opgegeven. Het wordt een erfenis, die zal worden over
gedragen aan het toekomstige havenschap. Algemeen
verwacht men dat het nog wel enige Jaren zal duren eer
het haven- en industrieplan dat nu al wijzigingen be
hoeft zal zijn gerealiseerd. Dan zal door het haven
schap opnieuw met de eigenaar van de omstreden gron
den (staalfabriek - tegelfabriek - havenplan) onderhandeld
dienen te worden. De vraag die velen bezig houdt Is,
welk bedrag dan zal moeten worden neergeteld voor de
gronden, die zo'n kleine twintig Jaar geleden nauwelijks
een gulden waard waren
D. C. KAAN
HET WERK VAN ANDREAS BURNIER wekte bij ons even de gedachte op
aan ew egyptische sarkofaag: hoe meer omhulsels er worden weggeno
men, hoe echter en duidelijker de trekken van de persoon uitkomen,
men nadert de kern. We zijn aan opus drie, ,Het Jongensuur*. De bui
tenste huls,Een tevreden lach', 1965, suggereerde dat de voorgestelde
op de sarkofaag een man was, baard en snor waren kennelijk toege
voegdI aan het portret, men sprak op de flaptekst zelfs van een ,hij', al
gelooide niemand het. Huls twee, ,De verschrikkingen van het noorden',
w, toonde duidelijke trekken van de lesbische vrouw, nog knaap-
ng, opzettelijk vertekenend en opgeschroefd; de strijd was nog niet
reden de toon vaak nog onzuiver. Nu met ,Het Jongensuur* komen
w«. al is het jeugdportret op de omslag van het boek nog niet verdwe
en, langzamerhand aan de kern.
Andreas Burmer (geb. 1931) nadert de veertig, ze schrijft nu anders.
jWjn Utterli|k was net minst verraderlijk. In mijn familie nemen de jood-
V» Mj1ten,'oe me' oudeidom. Óp mijn dertiende was ik een don-
rotond kind met een wat gele huid. Op mijn twintigste zou ik van
H-, P,lon9-Franszijn, op mi|n dertigste een jodin'
oer h t '5(Ult z'in.yerband gerukt, zo, (in de contekst wortelt het die-
p et gaat namelijk over een tijdens de oorlog ondergedoken joods
nmil i imaar ,e toon 's zuiver. We hebben overigens nooit aan het
Lar ufi!'Van e schrijfster getwijfeld. Tot nu toe echter heeft zij in
haafi kl 9ei\meer sc^00n schip gemaakt dan gestalte gegeven, ze
al srhr Jj0mP i en 'n een ontzaglijke warboel van zich afgegooid
vaal ''wen daardoor eerder chaos gesticht, waartussen ook erg
ha.nir!t iiUIVerj en oneerlijks. Het lijkt ons toe dat zij thans de kracht
«nr ie vinden voor het essentiële.
H3' hoofdPr°pleem, waar al haar boeken en verhalen om draaien, is
hart Gebleven: het gaat om een meisje dat een jongen
ook al j. j6en me'sie dat innerlijk eigenlijk helemaal een jongen is,
wonHartüu ,e enema'e door haar lichaam gelogenstraft. De wat
Uit hat J.rk m.aar. aardige titel ,Het 'Jongensuur' duidt daar op. De ,ik'
eerst* mm» m01?® geheten, net als de hoofdpersoon uit Burniers
het ee? m,eisle yan een jaar of vijftien, wil gaan zwemmen in
kledina ee n?senPa<d op .jongensuur'. Het lukt haar door kort haar en
water komt nu 'e .isen< 'n Het water te komen, maar als ze boven
vemarlar,) I. ?p' 's 9r 'e vee' en te weinig in haar badpak. Diep
geef! at 6Ze al?. ze er «»0estuurd wordt, en zij verzint (ver-
manieren J) ve,r9 .s z'in wa' ze in dit opzicht onderneemt! allerlei
me dan non ver°er als jongen door het leven te kunnen gaan. ,Wie
9 u' net zwembad durfde jagen. Ineens herinnerde ik
me de blikken van de badmeester en de jongens. Van mijn korte haren
over mijn borsten naar het kruis van mijn zwarte badpak. De ploerten.
Dan ging ik maar nooit meer zwemmen, of alleen in een land waar ze
geen apart jongens- en meisjesuur hadden'.
T~\eze episode speel» zich af in .Lichtstad' in het jaar 1945, ongeveer
tijdens de bevrijding. Simone is een joods kind, dat jarenlang
ondergedoken is geweest; ook haar vader en moeder hebben op onder
duikadressen de oorlog overleefd. En djrekt daarop in een cursief gezet
stukje dat zowel tragisch als lichtelijk komisch, en ook nog onthullend
is, vertelt Simone hoe ze na de oorlog met haar vader weer voor
eerst bij haar moeder kwam:
.Wie is die jongen?' vroeg mijn moeder tenslotte.
.Welke jongen?'
.Die je hebt meegebracht.'
Maar schat, dat is Simone.'
.Kind, ik herkende je eerst niet. Wat ben je ontzettend veranderd.'
.Hoe geet het oe, moeder?' vroeg ik.
.Wat praat ze vreemd,' zei mijn moeder.
.Dat is het dialect. Ze moest zich in het dorp aanpassen, voor de
veiligheid. Ze leert het heus wel aj.'
,We moeten gauw andere kleren voor haar vinden,' zei mijn moeder.
Een onecht stukje wensdroom, en daarom wellicht cursief. Echter is het
spel met een soldatenuniform, die ze aantrekt: ,Van zakdoeken maakte
ik een prop, die ik in de broek schoof. Ik zag er nu zeer manlijk uit'.
Kortom, dit kind in puberteit verzet zich met hand en tand tegen het feil
dat ze als meisje qeboren is, maar wanneer ze meerijdt met een Cana
dese jeep, en soldaten haar beginnen te betasten, merkt zij door een
niet eens onplezierige sensatie dat ze beslist niet voor een jongen wordt
aangezien, maar voor een groot, lichaamelijk ontwikkeld meisje; - wat
ze is.
Simone's probleem wordt hier nog niet verder uitgewerkt. Het feit dat zij
een jongen zijn wil, zich een jongen voelt, dat zij het vreselijk vind», als
mens in een vrouwenlichaam en in een vrouwenrol te moeten leven,
maakt haar wel diep ongelukkig en opstandig, maar het is nog niel
seksueel toegespitst. En dat komt in dit boek ook niet aan de orde, wan)
door een eigenaardig procédé van de romanschrijfster gaan we nu de
kreeftengang, steeds verder het verleden in. In vijf hoofdstukken, die
telkens een jaar eerder spelen (het laatst dus in 1940) beleven we de oor-
logs- en bezettingstijd achteruit, en wordt Simone telkens een jaar of
een halfjaar jonger
Een boek. op deze manier geschreven, laat dus als het ware telkens
zien hoe het bestaande is gegroeid uit het voorafgegane; het is eigenlijk
een volkomen natuurlijke wijze van vertellen, echter en waarachtiger dan
het volkomen kunstmatige .teruggrijpen' in de tijd door ergens in het
verleden te beginnen, als of men ook maar één episode eent zou kun
nen losmaken vanuit het heden zonder vertekening. Toch doet het, om
dat het ongebruikelijk is, wat wonderlijk aan, maar Andreas Burnier ver
richt deze stilistische kunstgreep met het grootste gemak; de vertelling
verloop» zo harmonisch achteruit dat haast niet te merken is da» het een
moeilijke akrobatentoer was. Overigens lijken akrobatentoeren ook
altijd moeiteloos te verlopen.
"\7an de bevrijdingsepisode in Lichtstad 1945 komen we in Zanddorp
1944, waar Simone ondergebracht was bij een boer. Ze had op het
platteland, in de omgang met de opgeschoten zonen van de boer, met
ingekwartierde duitse soldaten en russische krijgsgevangenen, een vrij
reeële kijk op 'net ieven gekregen. Het loopt tegen de bevrijding, en
Simone staat met één been in het volwassen leven. Niets heeft haar er
onder gekregen, wel is ze gekneusd. Hard en meedogenloos is haar
jeugd geweest, maar met haar scherpe intelligentie, haar weerbaarheid
ogen brengt. De puberteit begint, en ze is geen jongen geworden.
Haar eerste reaktie is: haar vlechten er af te laten snijden en zich een
jongenskop te laten knippen, helemaal kaal, zoals in de streek van
Zanddorp gebruikelijk. Maar als ze ziet dat haar lichaam er zich verder
niets van aantrekt, lijkt het haren knippen haar futiel en machteloos
,lk begon te huilen en huilend bereikte ik het tuinhuis'.
Ook aan deze gebeurtenis wordt een andere vastgekoppeld: bij de be
vrijding, een paar dagen nadien, kijkt Simone niet zonder verzet toe
hoe de dorpsmeisjes die zich met vijandige soldaten hadden afgege
ven, werden kaalgeknipt.
Het volgende hoofdstuk verplaatst ons in .Veendorp' 1943, in een armoe
dige woeste streek op een weer ander onderduikadres in een streng
gereformeerde omgeving. Simone is in dit huis bij een loodgieter in
een ijzige atmosfeer van rechtschapen mensen die hun plicht doen
en niets dan dat. Die christenplicht luidde: het in hun armoede gratis
huisvesten van een joods meisje, met alle daaraan verbonden gevaren.
Beklemmend is die sfeer opgeroepen, ook die van het schooltje-met-
heeft zij standgehouden, ze is niet ondergegaan. Doch dan gebeurt er
iets in haar licnaam dat haar illusies verbreekt en haar de tranen in de
de bijbel. Het was een moeilijk en verdrietig jaar, en ironisch vertelt ze:'
,Veel later legde een priester mij uit waarom ik het in Veendorp zo
zwaar had. Het joodse ras moest in die oorlog lijden, en al zat ik dan
niet in een consentratiekamp, ik moest toch deelhebben aan mijn groeps-
lot'. Maar zelfs in dat afgelegen Veendorp kwam op een kwade dag
Mussert in eigen persoon op bezoek, en werd de zaalc onveilig. In 1942
vertoeft Simone. nu elf dus, in .Muurstad'. Ze is er ondergedoken in
een bijzonder loszinnig gezin, oude SDAP-kringen, ze kan er doen en
laten wat ze wil, wat voor een elfjarig kind wel wat vroeg is. ,Zij behan
delden mij hier als een groot mens die op kamers woont. Mijn kamertje
moet ik zelf opruimen en een beetje schoonhouden, verder ben ik vrij.
Ik mag alleen niet naar school'. Ook dit is een zwaar jaar. Simone is een
leergierig kind, en men laat haar hersens braak liggen. Zo beginnen de
woekeringen. Zij zoekt eerst compensatie in een droomfiguur, een prins
die opgesloten is in een toren van de vestingmuur, voor wie ze dagelijks
wat voedsel wegneem» en begraaft. Wanneer ze op dit adres, omdat het
onveilig wordt, weg moet, komt ze bij een onderwijzer in huis, en daar
komt er van leren nog minder. Die grote onbevredigdheid leidt tenslotte
tot een ongeluk, een lelijke val, gevolgd door weken bedrus». Na hef
herstel volgt een erotisch getinte vriendschap me» Gerrie, een meisje uit
een achterbuurt, dat goor is en stinkt, en de ontmoetingen vinden dan
ook in een passende omgeving, een vuilnisbelt, plaats. Die voor Simone
tot een soort paradijs wordt, tot Gerrie een jongen prefereert boven
haar, en haar uit dit paradijs verdijft. Eerste grote drama.
1941, amper elf jaar oud, woont ze ook in Lichtstad. in een hu:s waarin
.alles geurt naar intellectuele rust'. Mevrouw Grünberg, waar zij in huis
was, moet het moeilijk met haar onderduikstertje hebben gehad. Ze zag
wat voor meisje het was, merkte de invloed op haar eigen dochtertje,
en toen Simone haar eens opbiechte dat zij zich voor de menstruatie be
gon tot jongen ging metamorfoseren, liet mevrouw Grünberg haar wel
eens in oude kleren van haar man rondlopen. Zaten ze slordig, dan
kreeg ze te horen: Zelfs een jongen moet zich netjes k'eden, Simone!'.
Van de oorlog merkte'ze in dit weelderige huis weinig, maar helaas
moest zij ook deze woning, waarin zij zich intellectueel ontplooien kon
ontvluchten omdat gevaar dreigde
En dan komen we in Waterstad, 1940, het gewone thuis nog, even, het
is een paar maanden oorlog, Simone en nog een paar joodse kinderen
worden van een gewone openbare school verwijderd, ze moeten naar
een aparte school De vervolgingen beginnen, familieleden verdwijnen
en worden opgepakt.
Dat het boek eindigt met een .Voorbericht', een poëtische evocatie vol
droefenis en leed, licht en stilte, kan nauwelijks meer verbazen.
piet Jongensuur. Andreas Burnier ziet het blijkbaar ook als ,De Man
nenwereld'. Zo lijkt het of heel het geweld van de oorlog, alle el
lende, tot het jongensuur hoort, of vrouwen daaraan, anders dan slacht
offers of toeschouwsters, geen deel hadden. De vergelijking lijkt ons erg
scheef getrokken, men gaat zo heel gauw langs elkaar heenpraten,
of dwaalwegen inslaan oie mogelijk wel interessant zijn, maar die ons
niet dichter tot de kern van de problemen brengen Maar ook hier houdt
Burnier een slag om de arm, ze beweert namelijk ,Het probleem dat het
boek stelt wordt niet expliciet verklaard: de verklaring zit in de struc
tuur'. Wie gaat er met dit kluifje het riet in?
Het meisje mocht niet zwemmen op jongensuur, de vrouw, deze althans,
voelt zich door haar instelling ongelukkig en verongelijkt in de mannen
wereld, of liever in de wereld. Een uniform en een wapen in de hand
helpen niet. Het is een tragiek waarvoor, zoals voor zovele andere za
ken, geen oplossing is die men slechts aanvaarden kan. Zoals Simone
Gerrie, het vuilnisbeltmeisje, volkomen ten onrechte sloeg - al was het
begrijpelijk - zo zal ze nog lang te keer gaan. Ook ten onrechte. Om
werkelijk indruk te maken, zal zij haar lot en haar plaats moeten aan
vaarden; Simone bied» de wonderlijkste mengeling tussen vroegrijpheid
aan de ene, en verschrikkelijk late volwassenheid aan de andere kant.
En Simone lijkt, vermoeden we, nog al te veel op Andreas
Andrea* Burnier: Het Jongensuur
Querido. Amsterdam