(BEGIN BIJ JEZELF) HANS HEEREN 'O! eerste festival jongereninspraakkommissie zvu (be< ei 1969 'ontbrak'. gen j)t ZVU-kliek zat bij elkaar, de jeugd Aldus omschrijft initiatiefne mer Wim Meulmeester (21, kweek- fcéhoolleerling, Middelburg) de periode vóór het ontstaan van de Jongeren Inspraak Kommissie van de ZVU, de JUL De ZVU heeft gepraat ,de jonge ren hebben gepraat. Resultaat: de jon- ren zitten met de ZVU aan een tafel met hun adviezen en wensen kan re kening gehouden worden. Woelen de Jrlckers zich nu opgenomen in de Kliek?' .Neen', zegt Meulmeester. ,We zijn geen lid én ik ben persoonlijk ook tegen elke n van vereniging als het gaat om alge- i culturele voorzieningen voor een hele ncie. We kunnen geschikt praten en dat s ai erg meegevallen. Het ZVU-besrtuur 1 was meteen voor en heeft ons gewezen op een aantal zeer belangrijke feiten, die ons be kend waren en ons daarom misschien wel eens wat ongegronde bedenkingen tegen de ZVU- I 'politiek in de mond hebben gelegd. Dat Is een 1 oploas ng naar één zijde, maar ik ben er ge rust op dat we als de JIK eenmaal een paar 5 draait, ook zoveel naar onze zijde n zullen hebben dat nut en genoegen zullen zijn'. Ds H. M. Strating. n de ZVU: .Toen er protest van de scholieren kwam bij die beroemde voor stelling van De Spaanse Brabander, heb ik de jongelui achteraf een briefje geschreven zo in de trant van: jongens, wat doen we er aan. Dit is het resultaat. Ik vind het goed, ik vind het best. Ze moeten het nu wel zelf doen. Pas als het mislukt vind ik het nodig om me er mee te bemoeien. Dat lijkt me voor beide groepen het best. En daarom heb ik gezegd: je gaat je gang maar. We moeten ze de ruim te geven'. Tweede pinksterdag, 26 mei, komt de JIK voor het eerst, en naar men hoopt op haar best, naar voren tijdens het grote echouwburgfes- üvai dat die dag wordt gehouden. Wenkkreet: .Democratiseer de schouwburg". Wim Meulmeester. die samen met de Axelse scholier Matthieu Schonis, de inspirator en eerste uitvoerder van JIK is: ,We willen de jongeren de schouwburg in hebben. Je kunt ze we! warm proberen te maken, komen doen ze toch niet. Dat warm maken van boven af blijkt geen enkele zin te hebben, dus proberen wij het vanuit de jeugd zelf.' Het is een plan waar wel enige zegen op mag rusten ai moet niet vergeten worden dat de jeugd die zegt namens de jeugd op te treden in JIK met zijn breedste gezicht Iaat zien. De JIK is en wordt namelijk louter en alleen samengesteld uit leerlingen van wat men vroe ger de hbs, het gymnasium en de kweek school noemde. AJ met al een klein groepje (min of meer opgegroeid met wat kunst en cultuur aan overgeleverde vormen kennen) dat een andere veel gevarieerder samengestelde en ook veel grotere groep over de drempel vrees ten aanzien van schouwburg en theater heen wil helpen. Afgezien nog van de vraag ol die grote groep een werkelijke vrees heeft voor die drempel, afgezien nog van de vraag of die groep daarover heen geholpen wil wor den. staat vast dat .Democratiseer de schouw burg voorlopig nog veranderd zou dienen te worden door .Democratiseer de JIK'. Ds Strating over de samenstelling van de JIK ,Ik heb daar ernstige bezwaren tegen. Ik heb het ze ook gezegd'. Ha, ha kale kak' hebben ze tegen ons geroepen. Misschien hebben ze daar gelijk in. Maar nu komen ze zelf met een selecte, groep. Ik hoop dat ze het des ondanks beter doen, anders komt de werkende jeugd weer niet aan bod. Als ze maar één ding goed voor ogen houden: hun protest is tegen de ZVU-elite gericht geweest. Ik hoop niet dat ze een nieuwe elite kweken, maar dat zullen we dan moeten afwachten. Het is ge zond dat er wat gebeurt'. Meulmeester is zich daarvan bewust als hdj zegt: .Het zal er op neer moeten komen dat we eerst onze eigen elite moeten doorbreken, willen we ooit aan een doorbreking van de bestaande ZVTJ-eiite komen.' Het doorbreken van de elite wordt door de JIK voorlopig nog achter de hand gehouden. Eerst wil men drempels slechten. De middelen daartoe heeft men ondergebracht In een festival dat zo mogelijk acht uur lang moet weten te boeien. Het wordt een doorlopende voorstel ling met een beatband, muzikale virtuozen, lezende dichters, experimenteel toneel, mode shows, demonstraties kleurentv, café chantant. exposities van foto's, beelden en schilderijen, films van Joris Ivens en Joan van der Keu ken. Een leuk boeketje al met al. maar weJ een boeketje, waar de grote enthousiastma ker in ontbreekt. Het zijn namelijk stuk voor stuk over geleverde vormen die op de een of andere manier allo met het grote theater, de con certzaal en de expositieruimten te maken hebben. De jeugd kan binnen komen, er kennis van nemen en er in het gunstigste geval iets mee doen. Zélf doen, de enthousiastmaker, ontbreekt en zou noodzakelijkerwijs aan het programma moeten worden toegevoegd. Beat- bands, de kennelijke lokker van ,het grote publiek' kan datzelfde publiek ook in andere gelegenheden beluisteren, men kan er daar bo vendien nog bij dansen en dat zegt heel wat meer. Het simpele zélf doen ligt veel directer aan de basis van een persoonlijkheidsontwik- keling dan het moeten kijken en horen, omdat het diohter bij voelen staat. Het zal op de wat langere duur ook meer sporen achterla ten. Zelfs in knusse maar deftige schouw burgjes als de Middelburgse. Waar de JIK wel duidelijk democratiseert komt het hoofdstuk .prijzen' aan bod. Drie he- le guldens voor een festival (van zes tot twee uur) Is namelijk met een dergelijk gevarieerd programma nog minder dan de schijn van een schijntje. Meulmeester .Het komt ons op zo'n vierduizend gulden te staan. Dat is na tuurlijk niet gering. We krijgen vijftienhon derdgulden van de ZVU. Dat is al een heel mooi bedrag. De rest hopen we aan te vul len met giften van het bedrijfsleven. Er kan natuurlijk best kritiek op dit festival komen en die kritiek kan dan de opzet en ook de uitvoering betreffen. Men moet echter niet vergeten dat dit de eerste aanloop is. Men moet ons kennen en weten dat we er gerust heel hard voor willen werken om er iets van te maken. We gaan heus verder dan alleen dit festival.' Wim Meulmeester licht nog toe dat die ac tiviteiten verder zullen gaan dan het zelf iets organiseren en bijvoorbeeld betrekking zulllen hebben op de hele ZVU-programme- ring. .Er wordt wat gedaan aan schooltoneel. De ZVU heeft zich daar zelfs zeer voor in gespannen. Nu lijkt het gezien de resultaten van de programmakeus zoals die tot nu toe is verlopen niet meer dan wenselijk dat de JIK daar eens een woordje in mee spreekt. Over het algemeen dacht ik dat we over wat de ZVU In een heel seizoen aan to neel doet geen klachten kunnen hebben. Dat is goed en gevarieerd. Voor een organisatie als Jeugd Muziek ligt dat bijvoorbeeld al weer stukken slechter. Jeugd Muziek mist de aansluiting met de jeugd. Men zou dan ook het best kunnen komen tot een hecht samen werkingsverband van ZVU en Jeugd Mu ziek. Op die manier zouden wij ook wat kun nen doen.' Meulmeester, Schonis en hun beider JIK wij len de inspraak van het pure mee-organiseren verleggen naar heit programma. Hun werk en hun inspraak zal moeten resulteren in een grotere, of zoals de JIK wil, volledig vrije distributie van de plaatskaarten, een distri butie d:e niet meer gebonden zal zijn aan het lidmaatschap van welke vereniging dan ook. Hun werk zal er ook toe moeten bijdragen dat meer jongeren (en: uit alle milieus) de schouwburg als een huis gaan zien waar op staat .binnen zonder bellen'. In deze tijd waar- In men culturele ruimten liefst mede inricht en wil zien als c reativiteitsruimten, waarin de schouwburg en de concertzaal op de eerste plaats een gemeenschapshuis is en geen club gebouw van een zich om dikwijls bedenkelijke redenen .culturele elite' noemende bevolkings laag, kan de JIK sympathiek werk verrich ten. Het vuistregeltje: ,de schouwburg is een sociaal gebeuren' wordt immers nog te vaak tactisch omgedacht naar .de schouwburg is een society gebeuren'. Een veel breder sa mengestelde JIK, met inspraak van jongens en meisjes die die inspraak op de eerste plaats móeten hebben, kan er voor de jeugd iets beters aan doen. Het gemeengoed cul tuur verdraagt voor jong noch oud een dubbele boekhouding. ANDRfi OOSTHOEK Tot 27 mei exposeert Hans Heeren bij Van Benthem en Jutting te Mid delburg. Olieverven, aquarellen, krijt- en penseeltekeningen, in totaal 32 werken, bepalen de plaats waar de Middelburger Heeren momen teel staat. Een momentopname dus: de expositie laat duidelijk zien dat Heeren maar moeilijk sur place kan staan. Waar de keuze van onder werpen praktisch geen enkele wijziging of aanvulling heeft ondergaan, is Heeren toegekomen aan een volledig ander totaalbeeld dan men tot nu toe van hem kon hebben. Dat beeld is oneindig veel meer uitgeba lanceerd, tegelijkertijd boeiender en rijker geworden. ,Ziet de dag komt aan', een oud zinnetje, blijkt uitstekend van toepassing te zijn op deze nieuwste expositie. Hans Heeren heeft de laatste jaren in stilte gewerkt. Elf academiejaren en een voortdurend zoeken naar zichzelf hebben hem. zeker de laatste tijd op de achter grond gehouden. Een enkele maal expo seerde hij samen met (in volgorde van opkomst) de Zeeuwse kunstenaarskring en de stichting Zeeuwse Beeldende kun stenaars. Heeren, nu 42, is sinds zijn negentiende jaar professioneel in de kunst. Na 23 jaar is hij toe aan zijn eerste eenmansexpositie. Druk van buitenaf heeft er geen enkel jaartje aan af kunnen doen. Een schilder moet voldoende geschil derd hebben om te kunnen exposeren. Dat is simpel en duidelijk, maar 't wordt vaak vergeten. Een schilder moet ook voldoende geschilderd hebben om zijn el- gen wereld te kunnen ontdekken. Pas als je daair aan toe geweest bent, kun je er buiten alle getheoriseer om in je werk mededeling van doen.' ,lk ge loof nog wel in de kunst. Ik geloof ook nog wel in schilderen. Anders zou ik het natuurlijk niet doen. Het is modern om tegen dit soort dingen heel hard neen te roepen, maar ik geloof niet dat ik er aan mee moet doen. Met de modernen te vol gen plaats je jezelf in de tros. Een kun stenaar mag zelfstandig werken. En dan weet ik best dat het schilderij al jaren lang een enorm bourgeois artikel is. maar er zijn altijd al goede schilderijen gemaakt. Dus waarom niet. De nieuwe kunst, de nieuwe wereld? Ik weet het allemaal niet zo. Kijk, de wereld is niet zo als iemand hem denkt, of hij nou een kunstenaar is of niet. Er bestaat gewoon geen ,de' wereld. Er is alleen maar een zeer persoonlijk wereldbeeld. Zo kan bij voorbeeld de mens uit de 21-ste eeuw veel nader staan tot mijn wereldbeeld dan tot dat van bijvoorbeeld Jan Maastricht ncviou vuiguc u ieopleldmgen vi iht en Tilburg, drachten zijn 'n Zijn bekendste Munster. Het kan ook omgekeerd zijn.' ,Ik schilder, waarom? Het optische is voor mij erg belangrijk. Beeldende kunst en dat is niet door mij maar door een heldere geest gezegd ls een vorm van het absoluut zichtbare. Voor mijn vorm van het absoluut zichtbare wil ik de waarneming als bron gebrui ken.' ,Ik heb weinig geëxposeerd, erg weinig. Behalve mijn bezigheden met wat grote opdrachten is daarop mede van invloed geweest dat ik nog altijd op de betere Heeren wacht. Deze exposi tie is eigenlijk nog lang niet wat ik wil. Ik heb nog grote verwachtingen. Er is nog veel te doen. De werkelijkheid plaatst je voor zoveel dingen die nooit veroude ren. Vroeger maakte ik er mijn eigen verhaaltje van. Dat ls nu niet meer no dig. Theorie wordt zo vaak achteraf in de kunst gelogen. Kunst kan best zon- Eindhoven (1954), een wandschildering... in de foyer van het Ledeltheater in Oostburg (1956), glas in loodramen in villa's in Eindhoven en Waalre (1956), een bak steenmozaïek in r-k hbs te Oostburg (1958), glas In loodramen terschool te Heinkenszand (1959), wind wijzer idem (1959), glas in loodraam middelbare landbouwschool te Schoon- dijke (1959), metaalfiguur kleuterschool Hansweert (1959), wandschildering in het verpleegtehuis .Maria Terweel' te Goes (1963) en een groot olieverfschil derij voor het gemeentehuis van Bres- kens in 1965. EXPOSITIE De tentoonstelling bij Van Benthem en Jutting geeft zoals we boven reeds zeiden Boeiende beelden van het en Jutting geeft zoals we boven :ds zeiden Boeiende beelden van vollere, rijkere, rijpere wereldbeeld Hans Heeren. Wie ondanks de kleine in zendingen, d:e deze schilder voor groeps tentoonstellingen afstond, een indruk van zijn vroegere werk behouden heeft, zal veel herkenbaars ervaren maar boven dien mee moeten met een totaal nieuwe sfeer. Veel moeite kan dat niet kosten: de ontwikkeling van Heeren heeft posi tief plezierige kanten. De sombere don kere toon van zijn vroegere werk we herinneren ons een groot doek van Maas tricht onheilspellend donker en barstend vol drukkende dredging is verdwenen. Het strakke accent, doorgevoerd in style- ring en kleur (soms zelfs met de waar de van een absolute zwart-wit-schei- ding). heeft plaats gemaakt voor een veel oagebondener wijze van schilderen. De kleur leeft zijn functie in het doek mee en is niet langer ondergebracht, in zeke re zin ook .ondergeschikt' aan een idee, een filosofie. Het vroegere strakke schil deren van Heeren had namelijk alles te maken met zijn wereldbeeld van toen. Naar dat wereldbeeld liepen duidelijk herkenbare lijnen die duidden op een mystiek weten, leven, aanvoelen, begrij pen. De daarbij behorende symboliek stond in het werk zeer centraal, deels onvervreemdbaar met het doek, deels ingevuld. Het gaf het doel vaak een voornaam karakter, maar bij strikt absolute beschouwing ook aanwijzin gen in de richting van het decoratieve en dat niet eens In de meest plezierige zin. Het werk van Heeren uit die peri ode we bedoelen vóór ongeveer 1963 was gebouwd op een verinnerlijking, een schilderen vanuit de geest. Het was een doordacht, weloverwogen schilderen met op de achtergrond een christelijke mystiek, met dienend maar dwingend. De expositie waar we nu mee te maken hebben, mist dit dwangidee-van-buiten af volledig. Het schilderen van Heeren is echter doordacht en weloverwogen ge bleven. Voor een niet onbelangrijk ge deelte zal dat gelegen zijn in het vak manschap van deze kunstenaar. Tege lijkertijd heeft zijn schilderkunst een vlucht genomen en is terecht aan het komen bij een volle, brede openheid, een uitbundig kleurgebruik, een vrijere com positie: er is een stijging van tempera tuur te constateren. Heeren is zeer dui delijk toe aan de overtuiging dat de geest van vroeger de met- geest is. dat er veel meer geest in de natuurlijke dingen zit dan in de gee« zelf. zijn werk, ontkomen aan een beklemmende versobering wint er aanzienlijk door. De grote olieverven kunnen in de overigens goed ingerichte expositie ruimten van Van Benthem en Jutting hun draai niet helemaal vinden. Dat ie jammer. De werken uit 1967-'68-'69 (uit an dere jaren is niets opgenomen) geven zeer goed aan waar Hans Heeren op dit moment staat. Het is een goede top maar blijkbaar geen eindpunt. Zijn jongste werken Duinen (12) en Duintop (13) duiden al op een nog lossere hantering van de middelen dan de laatste jaren werd toegepast. Van zijn olieverfschil derijen konden ons het schilderkunstig van grote waarden getuigende .Café' (9), het in één ononderbroken beweging de beschouwer afkomende .Schepen' (10) het dynamisch diepe .Huizen' (11) en het ronduit prachtig in kleur en compositie doorgewerkte .Landschap" (14) boeien. Bijzondere aandacht ook voor de uitbundige kleuren en de spits uitgewerkte thematiek van .Schiettent". .Circus' en .Walletjes' (24, 25 en 26). Ook (en vooral) in het aquarel en de penseeltekening komen de kwaliteiten van Heeren naar voren. De reeks aqua rellen die Heeren uit zijn collectie in deze expositie heeft gestopt, vormt een aardig beeld van hoe hét aquarel als dat althans absoluut te bepalen ie in opzet en uitwerking moet zijn. Deze in mogelijkheidsgraad vaak onder schatte klassieke techniek vindt bil Heeren door zijn dwingend opgelegd meewerken van papier, wit en licht een hoogtepunt In een speelse uitwerking, die uitbundig en ingehouden tegelijk elk blad tot een belevenis maken. Wat Heeren op het gebied van krijtte kening en de penseeltekening presteert (men zou eens goed naar de penseelte kening .Joost' moeten kijken) maakt de expositie alleen al meer dan een bezoek waard. Hans Heeren staat nog niet op zijn eind station. (Gelukkig). De aangename her nieuwde kennismaking op deze tussen- halte maakt de volgende al by voorbaat interessant. André Oosthoek. En °f ANDERE manier heeft Jac. van Hattum Irani genen met een gedicht dat beqint 'Ik ben van naltum en ik weet/ dat 140 pond zo heef en eindigt: Van ïï'u' J*""'' k°e meer ik eet/hoe meer gewicht t« ha J-LUm L"! een wa' dubieuze onsterfelijkheid J..J l' "I3' oudere generaties. Zo'n vers iwaan. L1 Larhet vooroorlogse Nederland, men vraagt zich thans licht verbaasd af waarom en hoe, aehtin ®.ec!IC ,ussen de 'spottende' en waar- •nksl «li j 9 ..ende aanvanas- en eindragols u" ü00r een bijzondere banaliteit: 140 Pond ft ben v°n Hottum en ik weet flat 140 pond zo heet, T,al fV de naam direct vervalt w net levm wijkt uit d> Gestalt. °"der de van lijk, honderdveerlig pond te kijk: Z'1 lle* défilé misschien, ikzelf zal het niet zien. vremd: ik zie icat gij niet ziet. Rnfin u :'e!' ~'e ik Weer nict- de honderdveerlig pond T» nog springlevend en gezond én ïae"iet,?Taag 's levens gunst il l vz?f èn om de kunst- le ,Z,T 'k dTink' hoe meer lk «t, hoe meer gewicht Van Hattum heet. tkieeelblV.enS n°9,al Bekende, hoewel nooit her- (1936) is -elfs nltar ^e' '^e PotBoofdplant' voor w éns ^pk 'J0l9enS Th" °e9ema van der Wal, hier uw aandark,80 °ve.r Jac van Ha,,um' we der met Maar hii TT3980'nu ook weer zo Bijzon- was de kunst om j tl 8.en Puns,i9 ogenbik. Men valse sentimentaliteit vl beuho°rliik Beu, verwierp de dichters van kot Hattum was één van de deel wel aan op dtp"8 woord- Ze sl°ten voor een eerstqenoemde Haar T ei\ Greshoff, al heeft de hii er ook ni!t 1 .n00lt veel van geloofd en was Het oewónp woo 0VeLr' Wanf de dichtkunst ontaarden in de Ivrfu 9®.vaar a' gauw te duivel met de enïno Van levensliedje. En naar de (paa.77nr„„.?al dat er ook niet achter?' I c bnCST"1, 5a,!,daf er °°k "iat Khle'?' 0 PotSoofrfnl i Óeaema portéé van het ijtoidelijk (onder pag j)ga 8al doorheeft i, niet erq foonjit.trevend lerae, maakten wij op de middelbare school al direct kennis met de 140 pond van Van Hattum, maar waarschijnlijk waren we te jong om het fijne van die poëzie toen te kunnen waarderen, en het is met onze waardering van Van Hattums oeuvre later ook nooit bijzonder veel geworden. Met Gerard den Brabander, Eric van der Steen, Han G. Hoekstra, Halbo Kool en nog enkele van die wel tot de 'Amster damse School' gerekende anecdotisch-cynische dich ters, schreef hij een soort poëzie die, als zij in het mid delmatige steken blijft, en dat is bij de genoemden vrijwel altijd het geval, heel beperkt is en Beslist niet datgene biedt wat poëzie groot kan maken. Du Perron, Greshoff, Hoornik, Marja, Achterberg konden soms uit hetzelfde vaatje tappen maar dan was de kwaliteit toch wel wat anders. Ook aan het proza van Van Hattum, - zijn vaak ge prezen sprookjes en fabels, hadden we geen onver deeld plezierige herinnering. Ze waren toch wel héél vaak erg naar, wat onfris. En dan die ontstellende in zinkingen. Kortom, de duim had als we Van Hattum lazen altijd neiging omlaag te gaan, en juist daarom grepen we met enige verwachting naar het boekje van Oegema van der Wal; we hoopten in hem een goede gids te vinden. In de eerste plaats schrijft men meestal niet over iemand waar men geen bijzondere waarde ring voor koestert, en dat zou Oegema dus wel voor Van Hattum doen, in de tweede plaats is Oegema psycholoog en hoopten we op wat licht in de Van Hattumse kronkelpaden en duisternissen, in de derde plaats belooft hij in zijn nog geen honderdvijftig pagina's tellende werk: het beste uit heel van Hat tums oeuvre. Het typerendste en het persoonlijkste, zowel uit de gepubliceerde bundels als uit volkomen onbekende, want nimmer uitgegeven geschriften van de dichter en de prozaist. Zo werd het, behalve een bloemlezing, tevens een levensbeschrijving, waarvoor psycholoog en schrijver Th. Oegema van der Wal vele bronnen heeft aangeboord. Veel dankt hij ook aan de gesprekken met de dichter zelf te Amsterdam ge voerd.' Niets minder. En al fluisterde een duiveltje onmiddel lijk: 'wat zou je, als je het slechtste uit Van Hattums oeuvre ging verzamelen een lekker dik boek krijgen', toch is dit meer dan faire kans. Wie is er zo vriende lijk een boek, een soort biografie, samen te stellen, overvloedig gelardeerd met enkel 'het beste', wie doet er zo welwillend zijn ogen dicht voor de afgrijselijkste misgrepen? Th. Oegema van der Wal. psycholoog en schrijver. TZooropgesteld dat hel best een leesbaar en aardig boekje geworden is waar'a we Jac. Hatum echt op zijn paasbest ontmoeten, (en dan is hij soms indruk wekkend) moeten we toch bekennen dat de vrij onge nuanceerde, rechtlijnige psychologische ontledingen die Oegema op zijn slachtoffer toepast weinig 'ver klaren'. Van Halturn lijkl ons een buitengewoon gecom pliceerde figuur, - of het de moeite loont het allemaal uit te pluizen, is punt twee. Hij werd in 1900 te Wommels in Friesland geboren, als zoon van de tuinman op de 'nieuwe' Sminia-state, eigendom van de Buma's, een huis dat later wonderlij- kerwijs steen voor steen afgebroken is om te worden herbouwd nabij Haarlem. Oegema beweert (zonder het te bewijzen dat het ge slacht Van Hattum van oude Gelderse adel is (vroeg 15e-eeuws notabene). We zouden het niet graag ont kennen, maar zo'n eventuele, al dan niet gefundeerde familielegende is wel funest voor een arbeidersjongen en de latere (slechte beweert men) onderwijzer en (op pervlakkige) socialist uit zal hangen. Inverted snobism mogelijk, om ook eens te schemati seren. Daarbij kwam dat de jongen kunstzinnig be gaafd en homosexueel bleek, allemaal redenen om in het begin van deze eeuw in een Fries dorp zich een volkomen outcast te voelen en te weten. Van Hattum moge dan geleden hebben aan 'publicitis', een over dreven drang om zich te bevestigen door publiceren, hij zal toch niet vaak de dupe van zichzelf zijn ge weest. Want hij bezit een borende, haast vernietigen de zelfkennis, een vermogen zo diep ert genadeloos in zichzelf te schouwen dat het benaderen van Oege ma maar ondiep putten lijkt uit schijnbronnen. Van het Friese land en van huis uit kreeg Van Hattum mee een oog voor natuurschoon en vooral voor bloe men, planten, een enorme afkeer voor alles wat 'het dorp' inhoudt aan achterklap en bemoeizucht, en het blijkbaar onvermijdelijke complex vaderhaat - over dreven moederliefde dat kenmerkend is voor zovele homosexuelen, of liever 'lijkt', want wie gaat het na voor heterosexuelen en de 1001 overgangen daartus sen? Maar enfin, voor Van Hattum gaat het weer wel op, en vanzelfsprekend komt het Zwelvoetcomplex van stal, rijden we weldra de bekende route van de psy chologische eenrichtingswegen en merkt men pas dat er ergens een bordje 'doodlopende weg' gestaan moet hebben als het te laat is. "VJa het afbreken van de Sminiastate bleef de vader van Jac. Hattum nog enige tijd als zelfstandig tuinman in Womes gevestigd, doch toen zijn oude broodheer later weer 'n beroep op her deed, volgde hij hem in 1913 naar Elspee! Van daaruit bezocht Van Hattum de normaalschool te Harderwijk, hij heeft daar blijkbaar nog al lang over cedaan, want hij behaalde in 1922 pas zijn (enige) ac e. Een goed onderwijzer is hij blijkbaar nooit gewor en (daar getuigt ook zijn werk hier en daar wel van); het was een middel om, in die jaren heel karig, het brood te verdienen (zo karig da» het een fraai voorwendsel bleef voor de on gehuwde staat), en na een paar dorpsbetrekkingen kwam Van Hattum tenslotte voorgoed naar Amsterdam. In 1956, toen hij 56 was dus, hield hij het niet meer uit, hij vroeg een jaar verlof, ging bij vriend en uitgever Van Oorschot werken (een nog groter flop) en daarna bespoedigde een hartinfarct (te veel verdovende mid delen o.m.) een vervroegd pensioen. Als begeleiding van dit weinig opvaende bestaan zijn van 1936 (in 1932 zijn er, privé, 'Baanbrekertjes' ge weest waar thans de mantel der liefde dicht overheen ligt) tot 1965, dus een kleine dertig jaar, verzen en proza verschenen, alles bij elkaar, met afzonderlijk verschenen verzen, talloze reprises van dezelfde ver zen en verhalen, verzamelbundels, etc. een vijftig titels, die Van Hattum zijn bescheiden plaats als poëet en prozaist in onze Nederlandse letteren hebben ver schaft. Als prozaist heeft hij zich nooit aan een roman of zelfs aan echte novellen gewaagd. Hij condenseerde zijn vaak bittere en cynische levenswijsheid meestal in sprookjes en parabelen. Die zijn een enkele keer van een enorme felheid en directheid. Vaak tonen ze, net als zijn enkele 'schoolvertellingen' masochistische Letterkur idige kroniek doorHAfs vJS WARREN of sterk sadistische trekken. Oegema geeft daar menig voorbeeld van, bijvoorbeeld Opvoedkunde uit 'Mannen en Katten Enkele proeven: .Aan een katrol in het plafond hing een mand, dicht bij een toegeslagen luik. In de mand, waarmee des winters turf van de zolder we i neergelaten, stond nu het geraamte van een kind. De meester had een maal, in een boze bui, een stoute jongen opgehesen, het touw van de mand vastgezet en de knaap verder vergeten. Hij keek toevallig omhoog, zag het ge raamte en zei: ,Du is rijp voor de natuurkundekast'. Hij liet de mand zakken, tilde het geraamte er uit en leerde: .Kijk, dat zijn spaakbeen en ellepijp, dat is het borstbeen en dit zijn nu de staartwervels. Het is een zeldzaam gaaf geraamte' ,En toen kwam het kind tussen opgezette reigers in hoog riet te staan'. ,Af en toe mist er dus wel eens een kind en kwam men daarnaar informeren dan zei de meester: .Weest u maar dankbaar dat u het kind kwijt bent. Het is een hele zorg minder en u zou aan dat kind niet veel plezier hebben beleefd' ,Moet je moeder een dood zoontje thuis krijgen'" riep de meester tegen een draaiend knaapje. Hij zette het jongetje even onder stroom en aanstonds vulde een schroeilucht het lokaal'. Nog een proefje uit dit duivelse schooltje: .Wanneer tegen de winter de kachel voor het eerst weer brandde, lei de meester op het roodgloeiende deksel zelf een handvol gummetjes. In de dikke, verstik kende walm liet hij de lieve kleinen achter, terwijl hijzelf vrijwel de hele ochtend verzonnen bood schapjes afhandelde ii de andere klassen. Hij keerde meestal eerst weer terug wanneer er enige kinderen half bezwijmd in de bank hingen. Dan wierp hij alle ramen wagenwijd ope i en verbood onmiddellijk alle gehoest. Wie er wél hoestte werd onder stroom gezet1. ,Hij was e eerste pedagoog die het atoomtijdperk volledig doe -onddewerd er van deze man beweerd. Enzovoorts. Hoewel vlijmend-sarcastisch bedoeld, ade men zulke stukjes toch geen erg plezierige sfeer. Er is 'niet voldoende afstand, ze hebben iets geniepigs haast behouden, iets onoprechts en verdraaids. Nog minder prettig zijn de stukjes waarin Van Hattum later - toen het 'mocht', toen de tijden veranderd waren - zijn homosexuele fantasïën de vrije loop liet in een gênant exhibitionisme. Oegema heeft echter in zijn "t Beste vanbloem lezing ook enkele heel knappe verhalen opgenomen, als 'Spookjesachtig Avontuur', 'De Veertjes niet mee gerekend', 'Moederleed' en dergelijke. Óf er iets van zal blijven? Mogelijk enkele verzen, als het 'Modern schilderij van het Friese dorp Wommels', of een ongepubliceerd vers als het volgende, ontstaan na het lezen van eigen vroegere gedichten: Vreemd aan het vandaag en toch geschreven door dezelfde hand die ook dit schrijft, lees ik de historie van een leven, dat me even ver als het heden blijft. Turfrook speur ik van vergeten dorpen, achter heggen vlaagt een tweegesprek; in de winter-schaapskooi blaten worpen, hoog gaan stemmen in een vreemd vertrek. Sterrenhemel nooit daarna hervonden, en de zomer dan, van bloemen bont, de herinnering aan verkorste wonden en de groet uit een gestorven mond. Steden dan en weerom anC e steden en de zwerver die het ook daar niet vindt en vervlaagd op winden de gebeden, altijd angstig, als een weerloos kind. Door het landschap de rivieren- nten, 't rustloos zwaatlen van de populier, aan de verst oever nog de printen van de mens, Iet eeuwig jagend dier. In mij steeds de roep naar kloosterwanden, naar het kleinste en vertrouwdst vertrek; snippers verzen uit nerveuze handen: losgelaten vlagen zelfgesprek. Vreemd aan het vandaag en toch geschreven door dezelfde hand die ook dit schrijft; vreemd het meest nog aan zichzelf gebleven, één die gast aan eigen tafel blijft.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 19