(BEGIN BIJ JEZELF)
HANS HEEREN
'O!
eerste festival
jongereninspraakkommissie zvu
(be<
ei 1969
'ontbrak'.
gen
j)t ZVU-kliek zat bij elkaar, de jeugd
Aldus omschrijft initiatiefne
mer Wim Meulmeester (21, kweek-
fcéhoolleerling, Middelburg) de periode
vóór het ontstaan van de Jongeren
Inspraak Kommissie van de ZVU, de
JUL De ZVU heeft gepraat ,de jonge
ren hebben gepraat. Resultaat: de jon-
ren zitten met de ZVU aan een tafel
met hun adviezen en wensen kan re
kening gehouden worden.
Woelen de Jrlckers zich nu opgenomen in de
Kliek?' .Neen', zegt Meulmeester. ,We zijn
geen lid én ik ben persoonlijk ook tegen elke
n van vereniging als het gaat om alge-
i culturele voorzieningen voor een hele
ncie. We kunnen geschikt praten en dat
s ai erg meegevallen. Het ZVU-besrtuur
1 was meteen voor en heeft ons gewezen op
een aantal zeer belangrijke feiten, die ons be
kend waren en ons daarom misschien wel eens
wat ongegronde bedenkingen tegen de ZVU-
I 'politiek in de mond hebben gelegd. Dat Is een
1 oploas ng naar één zijde, maar ik ben er ge
rust op dat we als de JIK eenmaal een paar
5 draait, ook zoveel naar onze zijde
n zullen hebben dat nut en genoegen
zullen zijn'. Ds H. M. Strating.
n de ZVU: .Toen er protest van
de scholieren kwam bij die beroemde voor
stelling van De Spaanse Brabander, heb ik
de jongelui achteraf een briefje geschreven
zo in de trant van: jongens, wat doen we er
aan. Dit is het resultaat. Ik vind het goed, ik
vind het best. Ze moeten het nu wel zelf doen.
Pas als het mislukt vind ik het nodig om me
er mee te bemoeien. Dat lijkt me voor beide
groepen het best. En daarom heb ik gezegd:
je gaat je gang maar. We moeten ze de ruim
te geven'.
Tweede pinksterdag, 26 mei, komt de JIK voor
het eerst, en naar men hoopt op haar best,
naar voren tijdens het grote echouwburgfes-
üvai dat die dag wordt gehouden. Wenkkreet:
.Democratiseer de schouwburg".
Wim Meulmeester. die samen met de Axelse
scholier Matthieu Schonis, de inspirator en
eerste uitvoerder van JIK is: ,We willen de
jongeren de schouwburg in hebben. Je kunt ze
we! warm proberen te maken, komen doen
ze toch niet. Dat warm maken van boven af
blijkt geen enkele zin te hebben, dus proberen
wij het vanuit de jeugd zelf.'
Het is een plan waar wel enige zegen op mag
rusten ai moet niet vergeten worden dat de
jeugd die zegt namens de jeugd op te treden
in JIK met zijn breedste gezicht Iaat zien.
De JIK is en wordt namelijk louter en alleen
samengesteld uit leerlingen van wat men vroe
ger de hbs, het gymnasium en de kweek
school noemde. AJ met al een klein groepje
(min of meer opgegroeid met wat kunst en
cultuur aan overgeleverde vormen kennen)
dat een andere veel gevarieerder samengestelde
en ook veel grotere groep over de drempel
vrees ten aanzien van schouwburg en theater
heen wil helpen. Afgezien nog van de vraag ol
die grote groep een werkelijke vrees heeft
voor die drempel, afgezien nog van de vraag
of die groep daarover heen geholpen wil wor
den. staat vast dat .Democratiseer de schouw
burg voorlopig nog veranderd zou dienen te
worden door .Democratiseer de JIK'.
Ds Strating over de samenstelling van de JIK
,Ik heb daar ernstige bezwaren tegen. Ik heb
het ze ook gezegd'. Ha, ha kale kak' hebben
ze tegen ons geroepen. Misschien hebben ze
daar gelijk in. Maar nu komen ze zelf met
een selecte, groep. Ik hoop dat ze het des
ondanks beter doen, anders komt de werkende
jeugd weer niet aan bod. Als ze maar één
ding goed voor ogen houden: hun protest is
tegen de ZVU-elite gericht geweest. Ik hoop
niet dat ze een nieuwe elite kweken, maar dat
zullen we dan moeten afwachten. Het is ge
zond dat er wat gebeurt'.
Meulmeester is zich daarvan bewust als hdj
zegt: .Het zal er op neer moeten komen dat
we eerst onze eigen elite moeten doorbreken,
willen we ooit aan een doorbreking van de
bestaande ZVTJ-eiite komen.' Het doorbreken
van de elite wordt door de JIK voorlopig nog
achter de hand gehouden. Eerst wil men
drempels slechten. De middelen daartoe heeft
men ondergebracht In een festival dat zo
mogelijk acht uur lang moet weten te
boeien. Het wordt een doorlopende voorstel
ling met een beatband, muzikale virtuozen,
lezende dichters, experimenteel toneel, mode
shows, demonstraties kleurentv, café chantant.
exposities van foto's, beelden en schilderijen,
films van Joris Ivens en Joan van der Keu
ken. Een leuk boeketje al met al. maar weJ
een boeketje, waar de grote enthousiastma
ker in ontbreekt.
Het zijn namelijk stuk voor stuk over
geleverde vormen die op de een of andere
manier allo met het grote theater, de con
certzaal en de expositieruimten te maken
hebben. De jeugd kan binnen komen, er kennis
van nemen en er in het gunstigste geval iets
mee doen. Zélf doen, de enthousiastmaker,
ontbreekt en zou noodzakelijkerwijs aan het
programma moeten worden toegevoegd. Beat-
bands, de kennelijke lokker van ,het grote
publiek' kan datzelfde publiek ook in andere
gelegenheden beluisteren, men kan er daar bo
vendien nog bij dansen en dat zegt heel wat
meer. Het simpele zélf doen ligt veel directer
aan de basis van een persoonlijkheidsontwik-
keling dan het moeten kijken en horen, omdat
het diohter bij voelen staat. Het zal op de
wat langere duur ook meer sporen achterla
ten. Zelfs in knusse maar deftige schouw
burgjes als de Middelburgse.
Waar de JIK wel duidelijk democratiseert
komt het hoofdstuk .prijzen' aan bod. Drie he-
le guldens voor een festival (van zes tot twee
uur) Is namelijk met een dergelijk gevarieerd
programma nog minder dan de schijn van
een schijntje. Meulmeester .Het komt ons op
zo'n vierduizend gulden te staan. Dat is na
tuurlijk niet gering. We krijgen vijftienhon
derdgulden van de ZVU. Dat is al een heel
mooi bedrag. De rest hopen we aan te vul
len met giften van het bedrijfsleven. Er kan
natuurlijk best kritiek op dit festival komen
en die kritiek kan dan de opzet en ook de
uitvoering betreffen. Men moet echter niet
vergeten dat dit de eerste aanloop is. Men
moet ons kennen en weten dat we er gerust
heel hard voor willen werken om er iets van
te maken. We gaan heus verder dan alleen
dit festival.'
Wim Meulmeester licht nog toe dat die ac
tiviteiten verder zullen gaan dan het zelf iets
organiseren en bijvoorbeeld betrekking
zulllen hebben op de hele ZVU-programme-
ring. .Er wordt wat gedaan aan schooltoneel.
De ZVU heeft zich daar zelfs zeer voor in
gespannen. Nu lijkt het gezien de resultaten
van de programmakeus zoals die tot nu
toe is verlopen niet meer dan wenselijk
dat de JIK daar eens een woordje in mee
spreekt. Over het algemeen dacht ik dat we
over wat de ZVU In een heel seizoen aan to
neel doet geen klachten kunnen hebben. Dat
is goed en gevarieerd. Voor een organisatie als
Jeugd Muziek ligt dat bijvoorbeeld al weer
stukken slechter. Jeugd Muziek mist de
aansluiting met de jeugd. Men zou dan ook
het best kunnen komen tot een hecht samen
werkingsverband van ZVU en Jeugd Mu
ziek. Op die manier zouden wij ook wat kun
nen doen.'
Meulmeester, Schonis en hun beider JIK wij
len de inspraak van het pure mee-organiseren
verleggen naar heit programma. Hun werk en
hun inspraak zal moeten resulteren in een
grotere, of zoals de JIK wil, volledig vrije
distributie van de plaatskaarten, een distri
butie d:e niet meer gebonden zal zijn aan het
lidmaatschap van welke vereniging dan ook.
Hun werk zal er ook toe moeten bijdragen
dat meer jongeren (en: uit alle milieus) de
schouwburg als een huis gaan zien waar op
staat .binnen zonder bellen'. In deze tijd waar-
In men culturele ruimten liefst mede inricht
en wil zien als c reativiteitsruimten, waarin
de schouwburg en de concertzaal op de eerste
plaats een gemeenschapshuis is en geen club
gebouw van een zich om dikwijls bedenkelijke
redenen .culturele elite' noemende bevolkings
laag, kan de JIK sympathiek werk verrich
ten. Het vuistregeltje: ,de schouwburg is een
sociaal gebeuren' wordt immers nog te vaak
tactisch omgedacht naar .de schouwburg is
een society gebeuren'. Een veel breder sa
mengestelde JIK, met inspraak van jongens
en meisjes die die inspraak op de eerste
plaats móeten hebben, kan er voor de jeugd
iets beters aan doen. Het gemeengoed cul
tuur verdraagt voor jong noch oud een dubbele
boekhouding.
ANDRfi OOSTHOEK
Tot 27 mei exposeert Hans Heeren bij Van Benthem en Jutting te Mid
delburg. Olieverven, aquarellen, krijt- en penseeltekeningen, in totaal
32 werken, bepalen de plaats waar de Middelburger Heeren momen
teel staat. Een momentopname dus: de expositie laat duidelijk zien dat
Heeren maar moeilijk sur place kan staan. Waar de keuze van onder
werpen praktisch geen enkele wijziging of aanvulling heeft ondergaan,
is Heeren toegekomen aan een volledig ander totaalbeeld dan men tot
nu toe van hem kon hebben. Dat beeld is oneindig veel meer uitgeba
lanceerd, tegelijkertijd boeiender en rijker geworden. ,Ziet de dag komt
aan', een oud zinnetje, blijkt uitstekend van toepassing te zijn op deze
nieuwste expositie.
Hans Heeren heeft de laatste jaren in
stilte gewerkt. Elf academiejaren en een
voortdurend zoeken naar zichzelf hebben
hem. zeker de laatste tijd op de achter
grond gehouden. Een enkele maal expo
seerde hij samen met (in volgorde van
opkomst) de Zeeuwse kunstenaarskring
en de stichting Zeeuwse Beeldende kun
stenaars. Heeren, nu 42, is sinds zijn
negentiende jaar professioneel in de
kunst. Na 23 jaar is hij toe aan zijn
eerste eenmansexpositie. Druk van
buitenaf heeft er geen enkel jaartje aan
af kunnen doen.
Een schilder moet voldoende geschil
derd hebben om te kunnen exposeren.
Dat is simpel en duidelijk, maar 't wordt
vaak vergeten. Een schilder moet ook
voldoende geschilderd hebben om zijn el-
gen wereld te kunnen ontdekken. Pas
als je daair aan toe geweest bent, kun
je er buiten alle getheoriseer om
in je werk mededeling van doen.' ,lk ge
loof nog wel in de kunst. Ik geloof ook
nog wel in schilderen. Anders zou ik het
natuurlijk niet doen. Het is modern om
tegen dit soort dingen heel hard neen te
roepen, maar ik geloof niet dat ik er aan
mee moet doen. Met de modernen te vol
gen plaats je jezelf in de tros. Een kun
stenaar mag zelfstandig werken. En dan
weet ik best dat het schilderij al jaren
lang een enorm bourgeois artikel is.
maar er zijn altijd al goede schilderijen
gemaakt. Dus waarom niet. De nieuwe
kunst, de nieuwe wereld? Ik weet het
allemaal niet zo. Kijk, de wereld is niet
zo als iemand hem denkt, of hij nou een
kunstenaar is of niet. Er bestaat gewoon
geen ,de' wereld. Er is alleen maar een
zeer persoonlijk wereldbeeld. Zo kan bij
voorbeeld de mens uit de 21-ste eeuw
veel nader staan tot mijn wereldbeeld
dan tot dat van bijvoorbeeld Jan
Maastricht
ncviou vuiguc u
ieopleldmgen vi
iht en Tilburg,
drachten zijn 'n
Zijn bekendste
Munster. Het kan ook omgekeerd zijn.'
,Ik schilder, waarom? Het optische is
voor mij erg belangrijk. Beeldende
kunst en dat is niet door mij maar
door een heldere geest gezegd ls een
vorm van het absoluut zichtbare. Voor
mijn vorm van het absoluut zichtbare
wil ik de waarneming als bron gebrui
ken.' ,Ik heb weinig geëxposeerd, erg
weinig. Behalve mijn bezigheden met
wat grote opdrachten is daarop mede
van invloed geweest dat ik nog altijd
op de betere Heeren wacht. Deze exposi
tie is eigenlijk nog lang niet wat ik wil. Ik
heb nog grote verwachtingen. Er is nog
veel te doen. De werkelijkheid plaatst je
voor zoveel dingen die nooit veroude
ren. Vroeger maakte ik er mijn eigen
verhaaltje van. Dat ls nu niet meer no
dig. Theorie wordt zo vaak achteraf in
de kunst gelogen. Kunst kan best zon-
Eindhoven (1954),
een wandschildering... in de foyer
van het Ledeltheater in Oostburg
(1956), glas in loodramen in villa's
in Eindhoven en Waalre (1956), een bak
steenmozaïek in r-k hbs te Oostburg
(1958), glas In loodramen
terschool te Heinkenszand (1959), wind
wijzer idem (1959), glas in loodraam
middelbare landbouwschool te Schoon-
dijke (1959), metaalfiguur kleuterschool
Hansweert (1959), wandschildering in
het verpleegtehuis .Maria Terweel' te
Goes (1963) en een groot olieverfschil
derij voor het gemeentehuis van Bres-
kens in 1965.
EXPOSITIE
De tentoonstelling bij Van Benthem
en Jutting geeft zoals we boven
reeds zeiden Boeiende beelden van het
en Jutting geeft zoals we boven
:ds zeiden Boeiende beelden van
vollere, rijkere, rijpere wereldbeeld
Hans Heeren. Wie ondanks de kleine in
zendingen, d:e deze schilder voor groeps
tentoonstellingen afstond, een indruk
van zijn vroegere werk behouden heeft,
zal veel herkenbaars ervaren maar boven
dien mee moeten met een totaal nieuwe
sfeer. Veel moeite kan dat niet kosten:
de ontwikkeling van Heeren heeft posi
tief plezierige kanten. De sombere don
kere toon van zijn vroegere werk we
herinneren ons een groot doek van Maas
tricht onheilspellend donker en barstend
vol drukkende dredging is verdwenen. Het
strakke accent, doorgevoerd in style-
ring en kleur (soms zelfs met de waar
de van een absolute zwart-wit-schei-
ding). heeft plaats gemaakt voor een veel
oagebondener wijze van schilderen. De
kleur leeft zijn functie in het doek mee
en is niet langer ondergebracht, in zeke
re zin ook .ondergeschikt' aan een idee,
een filosofie. Het vroegere strakke schil
deren van Heeren had namelijk alles te
maken met zijn wereldbeeld van toen.
Naar dat wereldbeeld liepen duidelijk
herkenbare lijnen die duidden op een
mystiek weten, leven, aanvoelen, begrij
pen. De daarbij behorende symboliek
stond in het werk zeer centraal, deels
onvervreemdbaar met het doek, deels
ingevuld. Het gaf het doel vaak een
voornaam karakter, maar bij strikt
absolute beschouwing ook aanwijzin
gen in de richting van het decoratieve
en dat niet eens In de meest plezierige
zin. Het werk van Heeren uit die peri
ode we bedoelen vóór ongeveer 1963
was gebouwd op een verinnerlijking,
een schilderen vanuit de geest. Het was
een doordacht, weloverwogen schilderen
met op de achtergrond een christelijke
mystiek, met dienend maar dwingend.
De expositie waar we nu mee te maken
hebben, mist dit dwangidee-van-buiten
af volledig. Het schilderen van Heeren
is echter doordacht en weloverwogen ge
bleven. Voor een niet onbelangrijk ge
deelte zal dat gelegen zijn in het vak
manschap van deze kunstenaar. Tege
lijkertijd heeft zijn schilderkunst een
vlucht genomen en is terecht aan het
komen bij een volle, brede openheid, een
uitbundig kleurgebruik, een vrijere com
positie: er is een stijging van tempera
tuur te constateren. Heeren is zeer dui
delijk toe aan de overtuiging dat de
geest van vroeger de met- geest is. dat
er veel meer geest in de natuurlijke
dingen zit dan in de gee« zelf. zijn
werk, ontkomen aan een beklemmende
versobering wint er aanzienlijk door.
De grote olieverven kunnen in de
overigens goed ingerichte expositie
ruimten van Van Benthem en Jutting
hun draai niet helemaal vinden. Dat ie
jammer.
De werken uit 1967-'68-'69 (uit an
dere jaren is niets opgenomen) geven
zeer goed aan waar Hans Heeren op dit
moment staat. Het is een goede top maar
blijkbaar geen eindpunt. Zijn jongste
werken Duinen (12) en Duintop (13)
duiden al op een nog lossere hantering
van de middelen dan de laatste jaren
werd toegepast. Van zijn olieverfschil
derijen konden ons het schilderkunstig
van grote waarden getuigende .Café'
(9), het in één ononderbroken beweging
de beschouwer afkomende .Schepen'
(10) het dynamisch diepe .Huizen' (11)
en het ronduit prachtig in kleur en
compositie doorgewerkte .Landschap"
(14) boeien. Bijzondere aandacht ook
voor de uitbundige kleuren en de spits
uitgewerkte thematiek van .Schiettent".
.Circus' en .Walletjes' (24, 25 en 26).
Ook (en vooral) in het aquarel en de
penseeltekening komen de kwaliteiten
van Heeren naar voren. De reeks aqua
rellen die Heeren uit zijn collectie in
deze expositie heeft gestopt, vormt een
aardig beeld van hoe hét aquarel als
dat althans absoluut te bepalen ie in
opzet en uitwerking moet zijn. Deze
in mogelijkheidsgraad vaak onder
schatte klassieke techniek vindt bil
Heeren door zijn dwingend opgelegd
meewerken van papier, wit en licht een
hoogtepunt In een speelse uitwerking,
die uitbundig en ingehouden tegelijk
elk blad tot een belevenis maken.
Wat Heeren op het gebied van krijtte
kening en de penseeltekening presteert
(men zou eens goed naar de penseelte
kening .Joost' moeten kijken) maakt de
expositie alleen al meer dan een bezoek
waard.
Hans Heeren staat nog niet op zijn eind
station. (Gelukkig). De aangename her
nieuwde kennismaking op deze tussen-
halte maakt de volgende al by voorbaat
interessant.
André Oosthoek.
En °f ANDERE manier heeft Jac. van Hattum
Irani genen met een gedicht dat beqint 'Ik ben van
naltum en ik weet/ dat 140 pond zo heef en eindigt:
Van ïï'u' J*""'' k°e meer ik eet/hoe meer gewicht
t« ha J-LUm L"! een wa' dubieuze onsterfelijkheid
J..J l' "I3' oudere generaties. Zo'n vers
iwaan. L1 Larhet vooroorlogse Nederland, men
vraagt zich thans licht verbaasd af waarom en hoe,
aehtin ®.ec!IC ,ussen de 'spottende' en waar-
•nksl «li j 9 ..ende aanvanas- en eindragols
u" ü00r een bijzondere banaliteit:
140 Pond
ft ben v°n Hottum en ik weet
flat 140 pond zo heet,
T,al fV de naam direct vervalt
w net levm wijkt uit d> Gestalt.
°"der de van lijk,
honderdveerlig pond te kijk:
Z'1 lle* défilé misschien,
ikzelf zal het niet zien.
vremd: ik zie icat gij niet ziet.
Rnfin u :'e!' ~'e ik Weer nict-
de honderdveerlig pond
T» nog springlevend en gezond
én ïae"iet,?Taag 's levens gunst
il l vz?f èn om de kunst-
le ,Z,T 'k dTink' hoe meer lk «t,
hoe meer gewicht Van Hattum heet.
tkieeelblV.enS n°9,al Bekende, hoewel nooit her-
(1936) is -elfs nltar ^e' '^e PotBoofdplant'
voor w éns ^pk 'J0l9enS Th" °e9ema van der Wal,
hier uw aandark,80 °ve.r Jac van Ha,,um' we
der met Maar hii TT3980'nu ook weer zo Bijzon-
was de kunst om j tl 8.en Puns,i9 ogenbik. Men
valse sentimentaliteit vl beuho°rliik Beu, verwierp de
dichters van kot Hattum was één van de
deel wel aan op dtp"8 woord- Ze sl°ten voor een
eerstqenoemde Haar T ei\ Greshoff, al heeft de
hii er ook ni!t 1 .n00lt veel van geloofd en was
Het oewónp woo 0VeLr' Wanf de dichtkunst
ontaarden in de Ivrfu 9®.vaar a' gauw te
duivel met de enïno Van levensliedje. En naar de
(paa.77nr„„.?al dat er ook niet achter?'
I
c
bnCST"1, 5a,!,daf er °°k "iat Khle'?'
0 PotSoofrfnl i Óeaema portéé van het
ijtoidelijk (onder pag j)ga 8al doorheeft i, niet erq
foonjit.trevend lerae, maakten wij op de
middelbare school al direct kennis met de 140 pond
van Van Hattum, maar waarschijnlijk waren we te jong
om het fijne van die poëzie toen te kunnen waarderen,
en het is met onze waardering van Van Hattums oeuvre
later ook nooit bijzonder veel geworden. Met Gerard
den Brabander, Eric van der Steen, Han G. Hoekstra,
Halbo Kool en nog enkele van die wel tot de 'Amster
damse School' gerekende anecdotisch-cynische dich
ters, schreef hij een soort poëzie die, als zij in het mid
delmatige steken blijft, en dat is bij de genoemden
vrijwel altijd het geval, heel beperkt is en Beslist niet
datgene biedt wat poëzie groot kan maken. Du Perron,
Greshoff, Hoornik, Marja, Achterberg konden soms uit
hetzelfde vaatje tappen maar dan was de kwaliteit
toch wel wat anders.
Ook aan het proza van Van Hattum, - zijn vaak ge
prezen sprookjes en fabels, hadden we geen onver
deeld plezierige herinnering. Ze waren toch wel héél
vaak erg naar, wat onfris. En dan die ontstellende in
zinkingen. Kortom, de duim had als we Van Hattum
lazen altijd neiging omlaag te gaan, en juist daarom
grepen we met enige verwachting naar het boekje van
Oegema van der Wal; we hoopten in hem een goede
gids te vinden. In de eerste plaats schrijft men meestal
niet over iemand waar men geen bijzondere waarde
ring voor koestert, en dat zou Oegema dus wel voor
Van Hattum doen, in de tweede plaats is Oegema
psycholoog en hoopten we op wat licht in de Van
Hattumse kronkelpaden en duisternissen, in de derde
plaats belooft hij in zijn nog geen honderdvijftig
pagina's tellende werk: het beste uit heel van Hat
tums oeuvre. Het typerendste en het persoonlijkste,
zowel uit de gepubliceerde bundels als uit volkomen
onbekende, want nimmer uitgegeven geschriften van
de dichter en de prozaist. Zo werd het, behalve een
bloemlezing, tevens een levensbeschrijving, waarvoor
psycholoog en schrijver Th. Oegema van der Wal
vele bronnen heeft aangeboord. Veel dankt hij ook aan
de gesprekken met de dichter zelf te Amsterdam ge
voerd.'
Niets minder. En al fluisterde een duiveltje onmiddel
lijk: 'wat zou je, als je het slechtste uit Van Hattums
oeuvre ging verzamelen een lekker dik boek krijgen',
toch is dit meer dan faire kans. Wie is er zo vriende
lijk een boek, een soort biografie, samen te stellen,
overvloedig gelardeerd met enkel 'het beste', wie doet
er zo welwillend zijn ogen dicht voor de afgrijselijkste
misgrepen? Th. Oegema van der Wal. psycholoog en
schrijver.
TZooropgesteld dat hel best een leesbaar en aardig
boekje geworden is waar'a we Jac. Hatum echt op
zijn paasbest ontmoeten, (en dan is hij soms indruk
wekkend) moeten we toch bekennen dat de vrij onge
nuanceerde, rechtlijnige psychologische ontledingen
die Oegema op zijn slachtoffer toepast weinig 'ver
klaren'. Van Halturn lijkl ons een buitengewoon gecom
pliceerde figuur, - of het de moeite loont het allemaal
uit te pluizen, is punt twee.
Hij werd in 1900 te Wommels in Friesland geboren, als
zoon van de tuinman op de 'nieuwe' Sminia-state,
eigendom van de Buma's, een huis dat later wonderlij-
kerwijs steen voor steen afgebroken is om te worden
herbouwd nabij Haarlem.
Oegema beweert (zonder het te bewijzen dat het ge
slacht Van Hattum van oude Gelderse adel is (vroeg
15e-eeuws notabene). We zouden het niet graag ont
kennen, maar zo'n eventuele, al dan niet gefundeerde
familielegende is wel funest voor een arbeidersjongen
en de latere (slechte beweert men) onderwijzer en (op
pervlakkige) socialist uit zal hangen.
Inverted snobism mogelijk, om ook eens te schemati
seren. Daarbij kwam dat de jongen kunstzinnig be
gaafd en homosexueel bleek, allemaal redenen om in
het begin van deze eeuw in een Fries dorp zich een
volkomen outcast te voelen en te weten. Van Hattum
moge dan geleden hebben aan 'publicitis', een over
dreven drang om zich te bevestigen door publiceren,
hij zal toch niet vaak de dupe van zichzelf zijn ge
weest. Want hij bezit een borende, haast vernietigen
de zelfkennis, een vermogen zo diep ert genadeloos
in zichzelf te schouwen dat het benaderen van Oege
ma maar ondiep putten lijkt uit schijnbronnen.
Van het Friese land en van huis uit kreeg Van Hattum
mee een oog voor natuurschoon en vooral voor bloe
men, planten, een enorme afkeer voor alles wat 'het
dorp' inhoudt aan achterklap en bemoeizucht, en het
blijkbaar onvermijdelijke complex vaderhaat - over
dreven moederliefde dat kenmerkend is voor zovele
homosexuelen, of liever 'lijkt', want wie gaat het na
voor heterosexuelen en de 1001 overgangen daartus
sen?
Maar enfin, voor Van Hattum gaat het weer wel op,
en vanzelfsprekend komt het Zwelvoetcomplex van
stal, rijden we weldra de bekende route van de psy
chologische eenrichtingswegen en merkt men pas dat
er ergens een bordje 'doodlopende weg' gestaan moet
hebben als het te laat is.
"VJa het afbreken van de Sminiastate bleef de vader
van Jac. Hattum nog enige tijd als zelfstandig
tuinman in Womes gevestigd, doch toen zijn oude
broodheer later weer 'n beroep op her deed, volgde
hij hem in 1913 naar Elspee! Van daaruit bezocht Van
Hattum de normaalschool te Harderwijk, hij heeft daar
blijkbaar nog al lang over cedaan, want hij behaalde
in 1922 pas zijn (enige) ac e. Een goed onderwijzer
is hij blijkbaar nooit gewor en (daar getuigt ook zijn
werk hier en daar wel van); het was een middel om,
in die jaren heel karig, het brood te verdienen (zo
karig da» het een fraai voorwendsel bleef voor de on
gehuwde staat), en na een paar dorpsbetrekkingen
kwam Van Hattum tenslotte voorgoed naar Amsterdam.
In 1956, toen hij 56 was dus, hield hij het niet meer uit,
hij vroeg een jaar verlof, ging bij vriend en uitgever
Van Oorschot werken (een nog groter flop) en daarna
bespoedigde een hartinfarct (te veel verdovende mid
delen o.m.) een vervroegd pensioen.
Als begeleiding van dit weinig opvaende bestaan zijn
van 1936 (in 1932 zijn er, privé, 'Baanbrekertjes' ge
weest waar thans de mantel der liefde dicht overheen
ligt) tot 1965, dus een kleine dertig jaar, verzen en
proza verschenen, alles bij elkaar, met afzonderlijk
verschenen verzen, talloze reprises van dezelfde ver
zen en verhalen, verzamelbundels, etc. een vijftig titels,
die Van Hattum zijn bescheiden plaats als poëet en
prozaist in onze Nederlandse letteren hebben ver
schaft.
Als prozaist heeft hij zich nooit aan een roman of zelfs
aan echte novellen gewaagd. Hij condenseerde zijn
vaak bittere en cynische levenswijsheid meestal in
sprookjes en parabelen. Die zijn een enkele keer
van een enorme felheid en directheid. Vaak tonen ze,
net als zijn enkele 'schoolvertellingen' masochistische
Letterkur
idige kroniek
doorHAfs
vJS WARREN
of sterk sadistische trekken. Oegema geeft daar menig
voorbeeld van, bijvoorbeeld Opvoedkunde uit 'Mannen
en Katten Enkele proeven:
.Aan een katrol in het plafond hing een mand, dicht
bij een toegeslagen luik. In de mand, waarmee des
winters turf van de zolder we i neergelaten, stond
nu het geraamte van een kind. De meester had een
maal, in een boze bui, een stoute jongen opgehesen,
het touw van de mand vastgezet en de knaap verder
vergeten. Hij keek toevallig omhoog, zag het ge
raamte en zei: ,Du is rijp voor de natuurkundekast'.
Hij liet de mand zakken, tilde het geraamte er uit
en leerde: .Kijk, dat zijn spaakbeen en ellepijp, dat
is het borstbeen en dit zijn nu de staartwervels.
Het is een zeldzaam gaaf geraamte' ,En toen kwam
het kind tussen opgezette reigers in hoog riet te
staan'.
,Af en toe mist er dus wel eens een kind en
kwam men daarnaar informeren dan zei de meester:
.Weest u maar dankbaar dat u het kind kwijt bent.
Het is een hele zorg minder en u zou aan dat kind
niet veel plezier hebben beleefd' ,Moet je
moeder een dood zoontje thuis krijgen'" riep de
meester tegen een draaiend knaapje. Hij zette het
jongetje even onder stroom en aanstonds vulde een
schroeilucht het lokaal'.
Nog een proefje uit dit duivelse schooltje: .Wanneer
tegen de winter de kachel voor het eerst weer
brandde, lei de meester op het roodgloeiende deksel
zelf een handvol gummetjes. In de dikke, verstik
kende walm liet hij de lieve kleinen achter, terwijl
hijzelf vrijwel de hele ochtend verzonnen bood
schapjes afhandelde ii de andere klassen. Hij
keerde meestal eerst weer terug wanneer er enige
kinderen half bezwijmd in de bank hingen. Dan
wierp hij alle ramen wagenwijd ope i en verbood
onmiddellijk alle gehoest. Wie er wél hoestte werd
onder stroom gezet1. ,Hij was e eerste pedagoog
die het atoomtijdperk volledig doe -onddewerd
er van deze man beweerd.
Enzovoorts. Hoewel vlijmend-sarcastisch bedoeld, ade
men zulke stukjes toch geen erg plezierige sfeer. Er is
'niet voldoende afstand, ze hebben iets geniepigs haast
behouden, iets onoprechts en verdraaids.
Nog minder prettig zijn de stukjes waarin Van Hattum
later - toen het 'mocht', toen de tijden veranderd waren
- zijn homosexuele fantasïën de vrije loop liet in
een gênant exhibitionisme.
Oegema heeft echter in zijn "t Beste vanbloem
lezing ook enkele heel knappe verhalen opgenomen,
als 'Spookjesachtig Avontuur', 'De Veertjes niet mee
gerekend', 'Moederleed' en dergelijke.
Óf er iets van zal blijven? Mogelijk enkele verzen, als
het 'Modern schilderij van het Friese dorp Wommels',
of een ongepubliceerd vers als het volgende, ontstaan
na het lezen van eigen vroegere gedichten:
Vreemd aan het vandaag en toch geschreven
door dezelfde hand die ook dit schrijft,
lees ik de historie van een leven,
dat me even ver als het heden blijft.
Turfrook speur ik van vergeten dorpen,
achter heggen vlaagt een tweegesprek;
in de winter-schaapskooi blaten worpen,
hoog gaan stemmen in een vreemd vertrek.
Sterrenhemel nooit daarna hervonden,
en de zomer dan, van bloemen bont,
de herinnering aan verkorste wonden
en de groet uit een gestorven mond.
Steden dan en weerom anC e steden
en de zwerver die het ook daar niet vindt
en vervlaagd op winden de gebeden,
altijd angstig, als een weerloos kind.
Door het landschap de rivieren- nten,
't rustloos zwaatlen van de populier,
aan de verst oever nog de printen
van de mens, Iet eeuwig jagend dier.
In mij steeds de roep naar kloosterwanden,
naar het kleinste en vertrouwdst vertrek;
snippers verzen uit nerveuze handen:
losgelaten vlagen zelfgesprek.
Vreemd aan het vandaag en toch geschreven
door dezelfde hand die ook dit schrijft;
vreemd het meest nog aan zichzelf gebleven,
één die gast aan eigen tafel blijft.