CULTUUR ,ZIOP EEN DYNAMISCH STOELTJE N WERELD ALFRED LEONARD VAN GEESBERGEN Zaterdag 26 april 1969 zaterdagnümmer INVULLEN TUSSEN VANDAAG EN MORGEN Cultuur in Zeeland is een zaak van amateurs. Het zal dat ook nog wel even zijn. Ik ben daar niet ontevreden mee, hoewel we al moeten denken aan wat onze naaste toekomst is. De prognoses uit de eco nomische ontwikkelingsschets geven een verdubbeling van het in wonertal te zien. Als die voorspellingen uitkomen zullen er beroeps mensen op de stoelen van de amateurs moeten komen. Dat is onvermijdelijk. De overgangssituatie staat voor de deur. Cultuur in Zeeland is momenteel een boeiend bedrijf. Er gebeurt wat en er staat enorm veel te gebeuren.' Alfred Leonard van Geesbergen, sinds 1966 als gedeputeerde onder meer speciaal belast met de Zeeuwse cultuurportefeuille, is een van de nog weinige mensen, die zich beroepshalve bezighouden met an dermans vrije tijd. Hij is de man door wie het provinciaal cultuur beleid zijn gezicht moet laten zien. In deze op tempo komende pro vincie betekent het voeren van een ter zake doend cultuurbeleid, behalve scherp vooruitzien, in- en aanvüllen, aansluiting zoeken en (straks) gelijke tred houden met die andere (economisch-industriële) ontwikkeling. Het is ook zoiets als het voeren van een leefbaarheids- politiek, die verder gaat dan alleen maar het op de tenen rookjes uit hoge schoorstenen staan weg te blazen. Alfred Leonard van Geesbergen praat beslist niet ln de toekomst maar vanuit het pijnlijk hiaat van .vandaag de dag' als hij zegt: ,Het evenwicht tus sen de verschillende sectoren van het Zeeuwse maat- «happehjk leven is nog lang niet gevonden. We zijn aan het herstel bezig, het is zelfs al een eind ge vorderd. De cultuur heeft duidelijk aan de verkeer de kant gezeten. De droeve werkelijkheid zegt dat cultuur voor heel veel overheden een moeilijke zaak en zelfs een sluitpost is geweest. We zijn daar nu zo'n beetje overheen, gelukkig'. De heer Van Geesbergen is zich bewust van de dientengevolge wat moeilijke positie waarin de cultuur, de leefbaarheidssector, zich be vindt. ,We staan momenteel op het keerpunt. Ener zijds schade inhalen, in en aanvullen, anderzijds vooruitlopen. De moeilijkheidsfactor lijkt groot, is dat ook. Het is bij dat alles echter een vehheugend en ook wel bemoedigend verschijnsel, dat de sector leefbaarheid zich in een sterk groeiende belangstel ling mag verheugen. Ik bedoel: niet alleen van de mensen die er beroepsmatig of bestuurlijk iets mee te maken hebben maar vooral van de mensen voor wie het op de eerste plaats bestemd is. Ik geloof met dat op welk gebied dan ook het directe con tact zo levendig is als in deze hoek. Dat is ge zien de geschiedenis begrijpelijk, maar het geeft je als bestuurder voldoende houvast om te kunnen zeg gen dat we goed, althans in de goede richting zit- ten. We gaan dan ook door'. De belangstelling voor culturele zaken in Zeeland staat letterlijk in de versnelling. Tijd voor tussen gas ontbreekt. Het schouwbungrapport, het cultuur plan, de nota's van de Zeeuwse raden liggen niet alleen op het bureau van gedeputeurde Van Gees bergen; de provinciale cultuurpolitiek komt ter spra ke binnen politieke partijen, culturele raden, komt verder dan de provincie, de discussie is alom. Zater dag 10 mei draait de oulturele dag, waarvan men redelijkerwijze mag verwachten dat ze verder komt dan het opmaken van een balans, over '69, verder ook dan het opmaken van een begroting voor 2000. De tussentijd zal van duidelijke noemers moeten worden voorzien. Van Geesbergen: ,Ja, die herstelperiode. ik geloof dat de Zeeuwse culturele raad, net als trouwens de andere raden, met het cultuurplan, daarvoor een reeks uitstekende aanbevelingen geeft. Het is een de gelijk plan waar we hier blij mee kunnen zijn. Ik hoop ook dat het stevig in discussie komt, want er zit stellig winst in. Daarnaast geloof ik dat we als provinciale overheid al aan de .herstelbetalingen' bezig zijn. Voor 1969 Is per hoofd van de bevol king zes gulden op de begroting van cultuur uitge trokken. Dat is bepaald veel meer dan ooit tevo ren is uitgegeven'. De heer Van Geesbergen is vooral geboeid door de gedachten die dn het cultuurplan ten aanzien van de kunstzinnige vorming worden ontplooid. Br wordt dan gesprokén over creativiteitscentra, waarin Zeeuwse muziekschool en het Zeeuws Instituut voor kunstzinnige vorming samenwerken. Die integratie, hoewel voordehandliggend, is er nog steeds niet. Er is erg veel belangstelling, ook en zeker vanuit de scholen. Vrijblijvende acties als bijvoorbeeld die speeldag Schouwen, blijken door de jeugd niet als vrijblijvend ervaren te worden en dat is een goede zaak. Kijk, als je nou zegt: vorming binnen de scholen, dan ben Ik daar wel voor. Ronduit. Ook het onderwijs kan op dat stuk van zaken nog wel wat meer doen. Maar, en dat is de grote moeilijk heid, de wet op het voortgezet onderwijs voorziet er niet in, sterker: geeft ook de middelen niet aan. Ik ben persoonlijk erg gelukkig met het werk van het Zeeuws Instituut en de Zeeuwse muziekschool. De kunstzinnige vorming heeft van de algehele achterstand een gevoelige tik meegekregen. Dus ook hier een hiaat. Ik vind het zo belangrijk omdat een goede kunstzinnige vorming het zelfdoen uiter mate goed stimuleert, en vaak ook een springplank is naar een actieve of passieve beleving van de be roepskunst'. ,Wat de integratie van instituut en muziekschool betreft: er zijn nogal wat moeilijkheden. Die moeten niet langer in Den Haag worden gezocht. Ze zijn er wel degelijk binnen de provincie. Op het personele vlak géén moeilijkheden, op het bestuurlijk vlak te over. Kijk, het instituut is een louter provinciale aangelegenheid, de muziekschool een gemeenschap pelijke regeling tussen de verschillende gemeenten. En, laten we de dingen maar zeggen zoals ze zijn: nu is het geen geheim dat er in Zeeland nog altijd een aantal gemeenten zijn die zaken als ballet en Individuele expressie niet willen subsidiëren. Mu ziek is dan een vorm van cultuur die men nog bui ten de sfeer van het vermaak kan denken. Derge lijke opvattingen staan een totale integratie ln de weg. Voorlopig nog, wil ik, hopen'. De eventuele Inbreng van beroepsensembles als de toneelwerlcgroep .Proloog' ende balletgroep .Scaplno' aan de kunstzinnige vorming ln Zeeland, kan hierbij van groot belang zijn. ,Over dat subsi dieverzoek van .Proloog" kan ik nog zonder aan bevelingen van de Zeeuwse Culturele Raad uiter aard niets zeggen. Ik wil zeggen dat we bepaald erg sympathiek tegenover de activiteiten en (de hier en vooral tot nu toe: elders) bereikte resulta ten staan. Hetzelfde geldt dan voor .Scapino'. Na tuurlijk moet er iets op dat gebied gebeuren. Ik zou alleen graag zien dat er een manier werd gevonden om deze activiteiten onder de algemene vlag van een als één eenheid optredend Zeeuws instituut voor kunstzinnige vorming te brengen. Dat zou ge weldige voordelen opleveren en van het instituut een krachtig apparaat maken. Ik geloof dat er aan de kant van het provinciaal bestuur ter zake van .Proloog* geen verschil van mening met de uitge sproken voorstanders kan bestaan. De in het cultuurplan met nadruk naar voren ge brachte wenselijkheid van de oprichting van creati viteitscentra, een wenselijkheid al eerder ten depar- temente van erm uitgesproken, is officieel nog niet verder dan dit stadium. ,Er is nog een enkele vonm van overleg tussen het departement en het provinciaal bestuur ge weest. We onderstrepen de aanbeveling uit het cul tuurplan natuurlijk graag en stellen ons voor Zee land één vaste Instelling voor, eventueel een admi nistratief centrum ln Middelburg metevenwaardi. ge vestigingen ln de verschillende grote en middel grote centrumplaatsen. Dat houdt nauw verband met het streven naar Integratie van Instituut en muziekschool, natuurlijk. Op dat punt dus geen moeilijkheden. Die zullen eerder liggen op het vlak van de accommodatie, hoewel ik daar en dan moet ik al weer teruggrijpen op het cultuur plan wel gunstige vooruitzichten zie als een Al gemeen Zeeuwse Cultuurfonds wordt gesticht. Het lijkt me overigens wel erg prematuur om daar (het fonds) nu al op in te gaan. ACTIVITEITEN De heer Van Geesbergen voelt zich gelukkig het droef gemurmereer .Hiervalt nooit iets te beleven' naar wat hij noemt ,eer en geweten' niet te hoeven beamen. ,Er blijft altijd Iets te wensen over. De begrotingen stijgen, er is een jaarlijkse toeneming van het aan tal evenementen. Er komt nog meer uitbreiding. Op enkele plaatsen wordt iets aan de accommodatie ge daan. Te weinig? Akkoord. Maar we werken. In en kele jaren is hier al Iets bereikt wat niet best moge lijk werd geaoht. De grote verenigingen, die nu sa men in de stichting cultuurspreiding zitten, hebben daar ln niet onbelangrijke mate aan bijgedragen. Ik heb al gezegd: cultuur is in Zeeland een zaak van amateurs. Als we deze amateurs ln de werkja ren, die achter ons liggen, door dure bureaus had den moeten vervangen, waren we nog nergens ge weest. In algemeen Sleeuws en plaatselijk verband hebben deze mensen veel goed werk verzet. De kan het verenigingensysteem dan ook alleen maar toe juichen. Het wordt graag gesubsidieerd, van twee kanten'. .Nogmaals ik ben erg blij met de stijging van het beroepspakket. Daarnaast hebben we aanvulling uit de eigen amateursector die de toets der kritiek zeer wel kan doorstaan'. STUT De heer Van Geesbergen bedrijft ln Zeeland (mede) cultuur. Hij is, afkomstig uit de bankwereld, op dat punt geen uitgesproken .vakman*. Het steuntje in de rug van de Zeeuwse culturele raad, is een niet-oribe- langrijke stut ln de stroomversnelling. JDe culturele raad is een lichaam van uitzonderlijk grote betekenis voor het Zeeland van nu. Hij ls ook bereid zichzelf, zijn functie in deze snél veranderende samenleving te bezien en eventueel te herzien. Dat ls belangrijk, want dat schept kansen, kansen voor nieuwe inzichten. Of de raad zich vanuit het adviee meer ln het actieve beleid moet plaatsen? Moeilijk. We kennen die figuur niet. Dat wil niet zeggen dat daar niet over gesproken zal moeten worden. De raad kan al zeer actief zljn. Kijk bijvoorbeeld maar naar de culturele dag. Het lijkt me dat het hele op treden, het functioneren van de culturele raad nog eens bekeken zal moeten worden in samenhang met de sportraad, de jeugdraad, de raad voor maatschap pelijk werk. Niet al te eng dus. De cultuur moet achterstand inhalen, maar de cultuur niet alleen. Het lijkt me beter om te zeggen dat de leefbaar heidssector in zijn totaal optimale aandacht moet krijgen. Dat klinkt absoluut, zo is het ook bedoeld'. Gedeputeerde Alfred Leonard van Geesbergen zegt dat hij in het provinciaal bestuur op ,een dyna misch stoeltje' zit. Dynamiek is een in het Zeeland van nu met betrekking tot het Zeeland van de toe komst vaak gehoord woord. Cultuurpolitiek moet voor een dergelijk gewest per definitie dynamisch zijn temeer waar een stuk geschiedenis mede ter behouding van het goede afdoend door de wringer moet worden gehaald. De records van mor gen zijn op velerlei gebied vandaag al gebroken. De oulturele records van gisteren moeten vandaag nog gevestigd worden. ANDRE OOSTHOEK jrJJj. WLIOOS ZIJN DE ROMANS EN VERHALEN ov.r N.d.rland tijden, uitse inval en bezetting; schaars daarentegen de boeken waaruit een beeld kunnen krijgen van Indonesië in de Japanse tijd. Wanneer en even nadenkt weet men waarom, maar die tijd blijft toch een W waaraan grote stukken ontbreken. Beb Vuyck heeft met haar h>» t i 6 ^'?en were'd en die andere' weer een paar fragmenten in net tafereel ingelast. Doch ze geeft méér: haar werk houdt tevens een en jm' benadering in van het aloude probleem .blank en bruin', e Kleuren daartussenin, vooral niet te vergeten. Hoe kan het anders, m-ilr l i V6" waar Vuyk (thans 64) haar hele leven mee te hel» 9#t?d door agonist, huwelijk en verdere levensloop. Haar nala j au,0'3,09rafische oeuvre, zeer bescheiden van omvang, om gekeerd evenredig belangrijk, getuigt er van. Jn de Iwee vertellingen uit ,De eigen wereld en die andere' ontmoeten ta„ u'l? t pers°nen twee vrouwen, Etta, Hollandse, getrouwd met zodat J .man' en Emie, een Indische, getrouwd met een Hollander, mpn in»6 ei?efl were'd en die andere wisselen al naar de plaats die halen h!? P® omsla3 sPreek' een kruisstelling in de beide ver- ODvatten JS j 'n dan één opzicht. De eigen wereld kan men aMe andnr wereld van de eigen groep, de eigen clan, tegenover anderen, maar ook non ciorlmr „i. wereld. ,i,ren' maa( °°k nog sterker individualiserend als de eigen schannil 'LVan 16 mens afzonderlijk, éénling in groep, clan, maat- elkaar at»^S' n°iem maar op' fegenover alle anderen, Men kan dit Xfï"' ;Pelc.n me' ,al.loz<! Ïï"fg«n9«n tuRRpnufA.rv. """"wen, men Kan spelen met talloze overgangen en dat 7ii d.Tdii'-L0 ^uyk °ok we' gedaan. De enige maal Sonia no «I' ?Pj,aa.r titel zinspeelt is in de eerste vertelling, Huize cersonn 9'na dertien, wanneer zij de positie van Etta, de hoofd- getrouw'd me»3/! \/,S*Lzoa's reeds Qezegd, een volbloed Hollandse, rrir Har? Verb°eken. Zij woont op Banda. Harry stamt uit tiende eeuw !f P^'ersfamilies. Dal zijn families die vanaf de zeven kerken' ln ,anda wonen. De stamvaders hadden er nootmuskaat- ,oeoarifip-eord^ n °m 9®kregcn van Coen nadal hij de Molukken had «achten W a 6Ze <?,ude. farnil,es, van gemengd bloed en van ge- Molukken 7ii h$ 9J0 ,l,ters' v.°.e'den zich een soort ,adel' van de en de rlèn ,?ddfn s,erke tradities en codes, vormden echte clans, In d l er"oeken was wel een van de mees! geprononceerde eze c an, beheerst door de oude schoonmoeder mevrouw Verhoeken geboren Verhoeken was de Hollandse Etta ingebouwd. Alles waf achter de horizon van de Banda-zee lag was voor deze eilandelite uit ,die andere wereld', ook Etla dus, hoewel ze heimelijk een wil voetje had bij schoonmama: ze schonk het leven aan erg blanke en bijna blonde Verboekens, en dat was wel plezierig als ze zich verder dan schikken wilde. Etta is verder maar een nuchter vrouwtje. Ze assimileert slecht, de grootste natuur schijnt geen indruk op haar te maken, de vreemde wereld waarin haar knappe man haar binnenleidt trekt haar niet erg aan. Ze kan er blijkbaar niets mee beginnen, blijft buiten staan. Zij blijft hel typisch-Hollandse vrouwtje dat heel beperkt naar de stugge overgeleverde tradities van thuis blijtf haken, naar een man waar ze op z n Hollands vat op heeft, een wereld waar je met beide benen op de grond staat. Ze heeft geen enkele gave om zich te verdiepen in de ongelooflijke boeiende wereld, ze sluit er eerder de ogen voor, en probeert Harrv los te maken uit zijn omgeving, zogezegd om hem voor zichzelf te hebben. En dan? Het lukt haar even, en het zich uitbreiden van de oorlog tot in die contreien komt haar een handje helpen. Ze weet op een heel handige manier een logeerpartij op Java te arrangeren, die past in de Molukse tradities, en waartegen niemand dan ook bezwaar heeft. Met hun zoontje en dochtertje en enkele bedienden gaan ze erheen, en ze neemt zelfs voor lief dat Harry, op Banda een aristocraat', op Java voor een Indo wordt aangezien, en dat haar status als vrouw van een Indo er navenant is. Maar dan breidt de tweede wereldoorlog zich ook tot Java uit. Harry wordt opgeroepen, en zij blijft alleen met de kinderen en de bedienden in Huize Sonja', een wonderlijk, met veel verve ge tekend bouwsel, achter. Zonder haar man, in een steeds meer ,vreemde' omgeving, strijdt zij haar striid, wordt zij als een eiland in een vreemde zee. Ze hoort nergens bij, niet bij de Chinezen, nief bij de Europeanen, niet bij de Indo's, en eigenlijk ook niet bij de Verboekens. Doch ze heef! alle bitterheid nog niet geproefd. Na een heel moeizame voettocht tijdens de Japanse invasie, op louw gezel om een bediende die mei een ver keerde koffer gevlucht is in een afgelegen desa op te sporen, merkt ze dat ze ook van haar kinderen vervreemden zal. Haar zoontje van een jaar of tien, al een echte Verhoeken, peilt haar afkeurend: mama is een echte totok (volbloed Hollander), zij, de kinderen, zijn Banda- nezen, die niet zullen worden vermoord door de Japanners. Huize Sona' is een mooie vertelling, maar de probleemstelling is niet zo helder, omdat Etta toch wel te vaag getekend is. We weten weinig van haar af en leren haar ook slecht kennen. De eindindruk die hel verhaal nalaat is dan ook wat onbevredigend. TJTet tweede verhaal daarentegen, ,Ngawang', is heel wat solider op- gebouwd, alle figuren komen er beter uit de verf, en de probleem stelling is er veel overtuigender. In dit verhaal liggen de zaken anders om: een Hollander, kapitein van een vrachtschip, die vertrekt in de oorlogstijd en verder ook geen enkele rol meer speelt, is getrouwd met een halfbloed, Ernie, die de hoofdpersoon van dit verhaal is. De enige zoon, Rik, is op school in Amsterdam. Ernie, eenzaam, angstig en stuurloos geworden verlangt opeens terug naar haar oude Javaanse moeder in Ngawang, een desa in de buurt van Soekaboemi. In Ernie voltrekt zich een ommekeer. Zij is Europees opgevoed, voor een operatie als kind in Holland geweest, ze heeft geruime tijd gewoond bij een Hollandse oma in Velp, is laler onderwijzeres geworden. Maar zij groeit terug naar het oude Javaanse milieu, de rijke groene wereld van de kampong. Haar zuster Deetje daarentegen, die nooit in Holland is geweest, heeft het afschuwelijkste kleurlingencomplex dat men zich voor kan stellen. Zij wil Europeser zijn dan Europees, hoewel ze met een Indo getrouwd is, en ze komt nooit meer bij haar moeder in Ngawang omdat zij zich voor haar afkomst schaamt. Letterkundige kroniek doorHANSWARREN Tijdens de Japanse bezetting spitsen de zaken zich toe. Ernie zit vrij veilig in het Soekaboemische, haar moeders sawahs en tuinen leveren voldoende op om hen te voeden. Bezoeken van Japanners zijn soms eerder koddig dan angstaanjagend (al heeft ze ook wel nare ervaringen). Waarschijnlijk naar het leven getekend is deze scène, wanneer ze over peinst dat de Japanners hier wel niet zouden komen.- ,Het was niet helemaal waar. Eén keer, maar dat was nu al maanden geledenwaren ze er, hoewel heel kort, in doorgedrongen. Twee Japanners, ze kwamen niet langs het pad, maar vanuit het ravijn dat de achtertuin begrensde. Ze bekeken het huis van buiten en van binnen, de meubelen in alle kamers en de portretten aan de wand in de binnengalerijDaarna amuseerden ze zich met de wc., om beurten stak er een zijn hoofd in de pot en moest de andere doortrekken. Als er geen water neerstortte, omdat het reservoir nog niet was volgelopen, maakten ze zich daar boos over en begonnen hard tegen elkaar te schreeuwen. Het duurde een poosje voor ze door hadden dat ze pas trekken moesten als het ruisen had opgehouden. Meer dan een uur bleven ze zo bezig, en dat gaf de oude vrouw gelegen heid haar juwelen te verstoppen. Achteraf was dat niet nodig geweest, ze waren niet op stelen uit, ze wilden alleen maar alles goed bezichtigen. Toen ze daar mee klaar waren vroegen ze beleefd of ze een paar bloemetjes mochten plukken en elk met een boeketje in de hand zijn ze toen weg gewandeld". Doch als de toestand ernstiger wordt, de honger gaat nijpen, komt duidelijker het conflict aan het licht. Ernie, die ziet dat Deetje (ook haar man is weg) het niet rooien zal (ze kookt jam, die ze verkoopt, om in leven te blijven), probeert haar zuster over te halen met haar zoontje Freddie ook naar Ngawang te komen. Doch Deetje, alleen maar bezeten door haar complex, wil geïnterneerd worden om veilig te zijn. De Japanners stopten echter alleen volbloed blanken en Indo's met minder dan vijftig procent Inlands bloed in de kampen. Deetje, die vindt dat ,die inlanders met de dag brutaler worden', ziet die kampen inderdaad als beschermingskampen. Ernie repliceert: ,Die be scherming is natuurlijk een voorwendsel van de Japanners, een excuusje van ze. Als je werkelijk bescherming nodig hebt, Deete, ga dan met me mee naar Soekaboemi. Ma's huis is groot genoeg en er is de sawah en ook nog de tuin. Jij kunt jam koken van onze eigen vruchten en ik kan Freddie les geven'. Haar zuster weigerde opnieuw. ,Neen, een keer ben ik zwak geweest en heb ik toegegeven, nu wil ik doorvechten. Ik loop er alle kantoren voor af en ben van plan het bij de hoogste Japanse instanties te zoeken. Ik ben tenslotte Leo's vrouw en hi| had maar vijf en twintig procent inlands bloed. Dat betekent dat Freddie minder dan vijftig procent heeft, alleen maar zevenendertig en een half procent en hij is mijn zoon en ze moeten ons samen opnemen'. ,lk vind die hele rekenarij walgelijk', zei Ernie, ,het lijkt wel of je het over een mengsel van een recept praat. Vijftig procent suiker en vijftig procent vruchten en dan heb je jam'. Het probleem dat Beb Vuyk hier aansnijdt is van een ontroerende zieligheid, evenals later het gesprek tussen de zusters, als Deetje rond uit uitroept: ,lk ga niet bij mijn inlandse moeder wonen'. Dan last Beb Vuyk in? ,Een inlandse vrouw als moeder, die erkende je niet. Je legde een rook gordijn over je afstamming, waardoor je moeder of soms je grootmoeder deformeerde tot een Spaanse of Italiaanse of minstens tot een prinses van vorstelijke Javaanse bloede. Inlandse moeders bestonden, want haar kinderen bestonden, die haar vervalsten, wegmoffelden, verzwegen en verloochenden, gehoorzamend aan de ongeschreven maar onverbiddelijke code van deze samenleving'. Deetje wil zelfs haar zoon Freddie niet meegeven naar het veilige Soekaboemi. Alleen op het laatste moment, wanneer Ernie onverrichter- zake vertrekt, belooft ze: ,Als alles verloren is en ik geen raad meer weet, zal ik Freddie naar je toesturen'. Een vreselijke tijd van hongersnood breekt aan, zelfs in dit weelderige land met zijn drie oogsten per jaar. Steeds gaat er voedsel van Soeka boemi naar Batavia, naar Deetje, hoe moeilijk het ook wordt. Dan stuurt ze Freddie, en Ernie weet wat dat inhoudt Het drama heeft zich tot het einde toe voltrokken, verscheurd tussen de eigen wereld en die andere is Deetje waarschijnlijk ten onder gegaan. Het is een prachtig verhaal, een der mooiste onder de vele mooie die Beb Vuyk schreef

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 19