CULTUUR ,ZIOP EEN
DYNAMISCH STOELTJE
N WERELD
ALFRED LEONARD VAN GEESBERGEN
Zaterdag 26 april 1969
zaterdagnümmer
INVULLEN TUSSEN VANDAAG EN MORGEN
Cultuur in Zeeland is een zaak van amateurs. Het zal dat ook nog
wel even zijn. Ik ben daar niet ontevreden mee, hoewel we al moeten
denken aan wat onze naaste toekomst is. De prognoses uit de eco
nomische ontwikkelingsschets geven een verdubbeling van het in
wonertal te zien. Als die voorspellingen uitkomen zullen er beroeps
mensen op de stoelen van de amateurs moeten komen. Dat is
onvermijdelijk. De overgangssituatie staat voor de deur. Cultuur in
Zeeland is momenteel een boeiend bedrijf. Er gebeurt wat en er
staat enorm veel te gebeuren.'
Alfred Leonard van Geesbergen, sinds 1966 als gedeputeerde onder
meer speciaal belast met de Zeeuwse cultuurportefeuille, is een van
de nog weinige mensen, die zich beroepshalve bezighouden met an
dermans vrije tijd. Hij is de man door wie het provinciaal cultuur
beleid zijn gezicht moet laten zien. In deze op tempo komende pro
vincie betekent het voeren van een ter zake doend cultuurbeleid,
behalve scherp vooruitzien, in- en aanvüllen, aansluiting zoeken en
(straks) gelijke tred houden met die andere (economisch-industriële)
ontwikkeling. Het is ook zoiets als het voeren van een leefbaarheids-
politiek, die verder gaat dan alleen maar het op de tenen rookjes
uit hoge schoorstenen staan weg te blazen.
Alfred Leonard van Geesbergen praat beslist niet
ln de toekomst maar vanuit het pijnlijk hiaat van
.vandaag de dag' als hij zegt: ,Het evenwicht tus
sen de verschillende sectoren van het Zeeuwse maat-
«happehjk leven is nog lang niet gevonden. We zijn
aan het herstel bezig, het is zelfs al een eind ge
vorderd. De cultuur heeft duidelijk aan de verkeer
de kant gezeten. De droeve werkelijkheid zegt dat
cultuur voor heel veel overheden een moeilijke zaak
en zelfs een sluitpost is geweest. We zijn daar nu
zo'n beetje overheen, gelukkig'.
De heer Van Geesbergen is zich bewust van
de dientengevolge wat moeilijke positie
waarin de cultuur, de leefbaarheidssector, zich be
vindt. ,We staan momenteel op het keerpunt. Ener
zijds schade inhalen, in en aanvullen, anderzijds
vooruitlopen. De moeilijkheidsfactor lijkt groot, is
dat ook. Het is bij dat alles echter een vehheugend
en ook wel bemoedigend verschijnsel, dat de sector
leefbaarheid zich in een sterk groeiende belangstel
ling mag verheugen. Ik bedoel: niet alleen van de
mensen die er beroepsmatig of bestuurlijk iets mee
te maken hebben maar vooral van de mensen voor
wie het op de eerste plaats bestemd is. Ik geloof
met dat op welk gebied dan ook het directe con
tact zo levendig is als in deze hoek. Dat is ge
zien de geschiedenis begrijpelijk, maar het geeft je
als bestuurder voldoende houvast om te kunnen zeg
gen dat we goed, althans in de goede richting zit-
ten. We gaan dan ook door'.
De belangstelling voor culturele zaken in Zeeland
staat letterlijk in de versnelling. Tijd voor tussen
gas ontbreekt. Het schouwbungrapport, het cultuur
plan, de nota's van de Zeeuwse raden liggen niet
alleen op het bureau van gedeputeurde Van Gees
bergen; de provinciale cultuurpolitiek komt ter spra
ke binnen politieke partijen, culturele raden, komt
verder dan de provincie, de discussie is alom. Zater
dag 10 mei draait de oulturele dag, waarvan men
redelijkerwijze mag verwachten dat ze verder komt
dan het opmaken van een balans, over '69, verder
ook dan het opmaken van een begroting voor 2000.
De tussentijd zal van duidelijke noemers moeten
worden voorzien.
Van Geesbergen: ,Ja, die herstelperiode. ik geloof
dat de Zeeuwse culturele raad, net als trouwens
de andere raden, met het cultuurplan, daarvoor een
reeks uitstekende aanbevelingen geeft. Het is een de
gelijk plan waar we hier blij mee kunnen zijn. Ik
hoop ook dat het stevig in discussie komt, want
er zit stellig winst in. Daarnaast geloof ik dat we
als provinciale overheid al aan de .herstelbetalingen'
bezig zijn. Voor 1969 Is per hoofd van de bevol
king zes gulden op de begroting van cultuur uitge
trokken. Dat is bepaald veel meer dan ooit tevo
ren is uitgegeven'.
De heer Van Geesbergen is vooral geboeid door de
gedachten die dn het cultuurplan ten aanzien van
de kunstzinnige vorming worden ontplooid. Br wordt
dan gesprokén over creativiteitscentra, waarin
Zeeuwse muziekschool en het Zeeuws Instituut voor
kunstzinnige vorming samenwerken.
Die integratie, hoewel voordehandliggend, is er nog
steeds niet.
Er is erg veel belangstelling, ook en zeker vanuit
de scholen. Vrijblijvende acties als bijvoorbeeld
die speeldag Schouwen, blijken door de jeugd niet
als vrijblijvend ervaren te worden en dat is een
goede zaak. Kijk, als je nou zegt: vorming binnen
de scholen, dan ben Ik daar wel voor. Ronduit. Ook
het onderwijs kan op dat stuk van zaken nog wel
wat meer doen. Maar, en dat is de grote moeilijk
heid, de wet op het voortgezet onderwijs voorziet
er niet in, sterker: geeft ook de middelen niet aan.
Ik ben persoonlijk erg gelukkig met het werk van
het Zeeuws Instituut en de Zeeuwse muziekschool.
De kunstzinnige vorming heeft van de algehele
achterstand een gevoelige tik meegekregen. Dus
ook hier een hiaat. Ik vind het zo belangrijk omdat
een goede kunstzinnige vorming het zelfdoen uiter
mate goed stimuleert, en vaak ook een springplank
is naar een actieve of passieve beleving van de be
roepskunst'.
,Wat de integratie van instituut en muziekschool
betreft: er zijn nogal wat moeilijkheden. Die moeten
niet langer in Den Haag worden gezocht. Ze zijn er
wel degelijk binnen de provincie. Op het personele
vlak géén moeilijkheden, op het bestuurlijk vlak
te over. Kijk, het instituut is een louter provinciale
aangelegenheid, de muziekschool een gemeenschap
pelijke regeling tussen de verschillende gemeenten.
En, laten we de dingen maar zeggen zoals ze zijn:
nu is het geen geheim dat er in Zeeland nog altijd
een aantal gemeenten zijn die zaken als ballet en
Individuele expressie niet willen subsidiëren. Mu
ziek is dan een vorm van cultuur die men nog bui
ten de sfeer van het vermaak kan denken. Derge
lijke opvattingen staan een totale integratie ln de
weg. Voorlopig nog, wil ik, hopen'.
De eventuele Inbreng van beroepsensembles als
de toneelwerlcgroep .Proloog' ende balletgroep
.Scaplno' aan de kunstzinnige vorming ln Zeeland,
kan hierbij van groot belang zijn. ,Over dat subsi
dieverzoek van .Proloog" kan ik nog zonder aan
bevelingen van de Zeeuwse Culturele Raad uiter
aard niets zeggen. Ik wil zeggen dat we bepaald
erg sympathiek tegenover de activiteiten en (de
hier en vooral tot nu toe: elders) bereikte resulta
ten staan. Hetzelfde geldt dan voor .Scapino'. Na
tuurlijk moet er iets op dat gebied gebeuren. Ik zou
alleen graag zien dat er een manier werd gevonden
om deze activiteiten onder de algemene vlag van
een als één eenheid optredend Zeeuws instituut
voor kunstzinnige vorming te brengen. Dat zou ge
weldige voordelen opleveren en van het instituut
een krachtig apparaat maken. Ik geloof dat er aan
de kant van het provinciaal bestuur ter zake van
.Proloog* geen verschil van mening met de uitge
sproken voorstanders kan bestaan.
De in het cultuurplan met nadruk naar voren ge
brachte wenselijkheid van de oprichting van creati
viteitscentra, een wenselijkheid al eerder ten depar-
temente van erm uitgesproken, is officieel nog niet
verder dan dit stadium.
,Er is nog een enkele vonm van overleg tussen
het departement en het provinciaal bestuur ge
weest. We onderstrepen de aanbeveling uit het cul
tuurplan natuurlijk graag en stellen ons voor Zee
land één vaste Instelling voor, eventueel een admi
nistratief centrum ln Middelburg metevenwaardi.
ge vestigingen ln de verschillende grote en middel
grote centrumplaatsen. Dat houdt nauw verband
met het streven naar Integratie van Instituut en
muziekschool, natuurlijk. Op dat punt dus geen
moeilijkheden. Die zullen eerder liggen op het
vlak van de accommodatie, hoewel ik daar en
dan moet ik al weer teruggrijpen op het cultuur
plan wel gunstige vooruitzichten zie als een Al
gemeen Zeeuwse Cultuurfonds wordt gesticht. Het
lijkt me overigens wel erg prematuur om daar (het
fonds) nu al op in te gaan.
ACTIVITEITEN
De heer Van Geesbergen voelt zich gelukkig het
droef gemurmereer .Hiervalt nooit iets te beleven'
naar wat hij noemt ,eer en geweten' niet te hoeven
beamen.
,Er blijft altijd Iets te wensen over. De begrotingen
stijgen, er is een jaarlijkse toeneming van het aan
tal evenementen. Er komt nog meer uitbreiding. Op
enkele plaatsen wordt iets aan de accommodatie ge
daan. Te weinig? Akkoord. Maar we werken. In en
kele jaren is hier al Iets bereikt wat niet best moge
lijk werd geaoht. De grote verenigingen, die nu sa
men in de stichting cultuurspreiding zitten, hebben
daar ln niet onbelangrijke mate aan bijgedragen.
Ik heb al gezegd: cultuur is in Zeeland een zaak
van amateurs. Als we deze amateurs ln de werkja
ren, die achter ons liggen, door dure bureaus had
den moeten vervangen, waren we nog nergens ge
weest. In algemeen Sleeuws en plaatselijk verband
hebben deze mensen veel goed werk verzet. De kan
het verenigingensysteem dan ook alleen maar toe
juichen. Het wordt graag gesubsidieerd, van twee
kanten'.
.Nogmaals ik ben erg blij met de stijging van het
beroepspakket. Daarnaast hebben we aanvulling uit
de eigen amateursector die de toets der kritiek
zeer wel kan doorstaan'.
STUT
De heer Van Geesbergen bedrijft ln Zeeland (mede)
cultuur. Hij is, afkomstig uit de bankwereld, op dat
punt geen uitgesproken .vakman*. Het steuntje in de
rug van de Zeeuwse culturele raad, is een niet-oribe-
langrijke stut ln de stroomversnelling.
JDe culturele raad is een lichaam van uitzonderlijk
grote betekenis voor het Zeeland van nu. Hij ls ook
bereid zichzelf, zijn functie in deze snél veranderende
samenleving te bezien en eventueel te herzien. Dat
ls belangrijk, want dat schept kansen, kansen voor
nieuwe inzichten. Of de raad zich vanuit het adviee
meer ln het actieve beleid moet plaatsen? Moeilijk.
We kennen die figuur niet. Dat wil niet zeggen
dat daar niet over gesproken zal moeten worden. De
raad kan al zeer actief zljn. Kijk bijvoorbeeld maar
naar de culturele dag. Het lijkt me dat het hele op
treden, het functioneren van de culturele raad nog
eens bekeken zal moeten worden in samenhang met
de sportraad, de jeugdraad, de raad voor maatschap
pelijk werk. Niet al te eng dus. De cultuur moet
achterstand inhalen, maar de cultuur niet alleen.
Het lijkt me beter om te zeggen dat de leefbaar
heidssector in zijn totaal optimale aandacht moet
krijgen. Dat klinkt absoluut, zo is het ook bedoeld'.
Gedeputeerde Alfred Leonard van Geesbergen zegt
dat hij in het provinciaal bestuur op ,een dyna
misch stoeltje' zit. Dynamiek is een in het Zeeland
van nu met betrekking tot het Zeeland van de toe
komst vaak gehoord woord. Cultuurpolitiek moet
voor een dergelijk gewest per definitie dynamisch
zijn temeer waar een stuk geschiedenis mede
ter behouding van het goede afdoend door de
wringer moet worden gehaald. De records van mor
gen zijn op velerlei gebied vandaag al gebroken. De
oulturele records van gisteren moeten vandaag nog
gevestigd worden.
ANDRE OOSTHOEK
jrJJj.
WLIOOS ZIJN DE ROMANS EN VERHALEN ov.r N.d.rland tijden,
uitse inval en bezetting; schaars daarentegen de boeken waaruit
een beeld kunnen krijgen van Indonesië in de Japanse tijd. Wanneer
en even nadenkt weet men waarom, maar die tijd blijft toch een
W waaraan grote stukken ontbreken. Beb Vuyck heeft met haar
h>» t i 6 ^'?en were'd en die andere' weer een paar fragmenten in
net tafereel ingelast. Doch ze geeft méér: haar werk houdt tevens een
en jm' benadering in van het aloude probleem .blank en bruin',
e Kleuren daartussenin, vooral niet te vergeten. Hoe kan het anders,
m-ilr l i V6" waar Vuyk (thans 64) haar hele leven mee te
hel» 9#t?d door agonist, huwelijk en verdere levensloop. Haar
nala j au,0'3,09rafische oeuvre, zeer bescheiden van omvang, om
gekeerd evenredig belangrijk, getuigt er van.
Jn de Iwee vertellingen uit ,De eigen wereld en die andere' ontmoeten
ta„ u'l? t pers°nen twee vrouwen, Etta, Hollandse, getrouwd met
zodat J .man' en Emie, een Indische, getrouwd met een Hollander,
mpn in»6 ei?efl were'd en die andere wisselen al naar de plaats die
halen h!? P® omsla3 sPreek' een kruisstelling in de beide ver-
ODvatten JS j 'n dan één opzicht. De eigen wereld kan men
aMe andnr wereld van de eigen groep, de eigen clan, tegenover
anderen, maar ook non ciorlmr „i.
wereld. ,i,ren' maa( °°k nog sterker individualiserend als de eigen
schannil 'LVan 16 mens afzonderlijk, éénling in groep, clan, maat-
elkaar at»^S' n°iem maar op' fegenover alle anderen, Men kan dit
Xfï"' ;Pelc.n me' ,al.loz<! Ïï"fg«n9«n
tuRRpnufA.rv. """"wen, men Kan spelen met talloze overgangen en
dat 7ii d.Tdii'-L0 ^uyk °ok we' gedaan. De enige maal
Sonia no «I' ?Pj,aa.r titel zinspeelt is in de eerste vertelling, Huize
cersonn 9'na dertien, wanneer zij de positie van Etta, de hoofd-
getrouw'd me»3/! \/,S*Lzoa's reeds Qezegd, een volbloed Hollandse,
rrir Har? Verb°eken. Zij woont op Banda. Harry stamt uit
tiende eeuw !f P^'ersfamilies. Dal zijn families die vanaf de zeven
kerken' ln ,anda wonen. De stamvaders hadden er nootmuskaat-
,oeoarifip-eord^ n °m 9®kregcn van Coen nadal hij de Molukken had
«achten W a 6Ze <?,ude. farnil,es, van gemengd bloed en van ge-
Molukken 7ii h$ 9J0 ,l,ters' v.°.e'den zich een soort ,adel' van de
en de rlèn ,?ddfn s,erke tradities en codes, vormden echte clans,
In d l er"oeken was wel een van de mees! geprononceerde
eze c an, beheerst door de oude schoonmoeder mevrouw Verhoeken
geboren Verhoeken was de Hollandse Etta ingebouwd. Alles waf achter
de horizon van de Banda-zee lag was voor deze eilandelite uit ,die
andere wereld', ook Etla dus, hoewel ze heimelijk een wil voetje had
bij schoonmama: ze schonk het leven aan erg blanke en bijna blonde
Verboekens, en dat was wel plezierig als ze zich verder dan schikken
wilde. Etta is verder maar een nuchter vrouwtje. Ze assimileert slecht,
de grootste natuur schijnt geen indruk op haar te maken, de vreemde
wereld waarin haar knappe man haar binnenleidt trekt haar niet erg
aan. Ze kan er blijkbaar niets mee beginnen, blijft buiten staan. Zij
blijft hel typisch-Hollandse vrouwtje dat heel beperkt naar de stugge
overgeleverde tradities van thuis blijtf haken, naar een man waar ze
op z n Hollands vat op heeft, een wereld waar je met beide benen op
de grond staat. Ze heeft geen enkele gave om zich te verdiepen in de
ongelooflijke boeiende wereld, ze sluit er eerder de ogen voor, en
probeert Harrv los te maken uit zijn omgeving, zogezegd om hem voor
zichzelf te hebben. En dan?
Het lukt haar even, en het zich uitbreiden van de oorlog tot in die
contreien komt haar een handje helpen. Ze weet op een heel handige
manier een logeerpartij op Java te arrangeren, die past in de Molukse
tradities, en waartegen niemand dan ook bezwaar heeft. Met hun
zoontje en dochtertje en enkele bedienden gaan ze erheen, en ze neemt
zelfs voor lief dat Harry, op Banda een aristocraat', op Java voor een
Indo wordt aangezien, en dat haar status als vrouw van een Indo er
navenant is. Maar dan breidt de tweede wereldoorlog zich ook tot
Java uit. Harry wordt opgeroepen, en zij blijft alleen met de kinderen
en de bedienden in Huize Sonja', een wonderlijk, met veel verve ge
tekend bouwsel, achter.
Zonder haar man, in een steeds meer ,vreemde' omgeving, strijdt zij
haar striid, wordt zij als een eiland in een vreemde zee. Ze hoort
nergens bij, niet bij de Chinezen, nief bij de Europeanen, niet bij de
Indo's, en eigenlijk ook niet bij de Verboekens. Doch ze heef! alle
bitterheid nog niet geproefd. Na een heel moeizame voettocht tijdens
de Japanse invasie, op louw gezel om een bediende die mei een ver
keerde koffer gevlucht is in een afgelegen desa op te sporen, merkt
ze dat ze ook van haar kinderen vervreemden zal. Haar zoontje van
een jaar of tien, al een echte Verhoeken, peilt haar afkeurend: mama
is een echte totok (volbloed Hollander), zij, de kinderen, zijn Banda-
nezen, die niet zullen worden vermoord door de Japanners.
Huize Sona' is een mooie vertelling, maar de probleemstelling is niet
zo helder, omdat Etta toch wel te vaag getekend is. We weten weinig
van haar af en leren haar ook slecht kennen. De eindindruk die hel
verhaal nalaat is dan ook wat onbevredigend.
TJTet tweede verhaal daarentegen, ,Ngawang', is heel wat solider op-
gebouwd, alle figuren komen er beter uit de verf, en de probleem
stelling is er veel overtuigender. In dit verhaal liggen de zaken anders
om: een Hollander, kapitein van een vrachtschip, die vertrekt in de
oorlogstijd en verder ook geen enkele rol meer speelt, is getrouwd
met een halfbloed, Ernie, die de hoofdpersoon van dit verhaal is. De
enige zoon, Rik, is op school in Amsterdam. Ernie, eenzaam, angstig
en stuurloos geworden verlangt opeens terug naar haar oude Javaanse
moeder in Ngawang, een desa in de buurt van Soekaboemi. In Ernie
voltrekt zich een ommekeer. Zij is Europees opgevoed, voor een operatie
als kind in Holland geweest, ze heeft geruime tijd gewoond bij een
Hollandse oma in Velp, is laler onderwijzeres geworden. Maar zij
groeit terug naar het oude Javaanse milieu, de rijke groene wereld
van de kampong. Haar zuster Deetje daarentegen, die nooit in Holland
is geweest, heeft het afschuwelijkste kleurlingencomplex dat men zich
voor kan stellen. Zij wil Europeser zijn dan Europees, hoewel ze met
een Indo getrouwd is, en ze komt nooit meer bij haar moeder in
Ngawang omdat zij zich voor haar afkomst schaamt.
Letterkundige kroniek
doorHANSWARREN
Tijdens de Japanse bezetting spitsen de zaken zich toe. Ernie zit vrij
veilig in het Soekaboemische, haar moeders sawahs en tuinen leveren
voldoende op om hen te voeden. Bezoeken van Japanners zijn soms
eerder koddig dan angstaanjagend (al heeft ze ook wel nare ervaringen).
Waarschijnlijk naar het leven getekend is deze scène, wanneer ze over
peinst dat de Japanners hier wel niet zouden komen.-
,Het was niet helemaal waar. Eén keer, maar dat was nu al maanden
geledenwaren ze er, hoewel heel kort, in doorgedrongen. Twee Japanners,
ze kwamen niet langs het pad, maar vanuit het ravijn dat de achtertuin
begrensde. Ze bekeken het huis van buiten en van binnen, de meubelen
in alle kamers en de portretten aan de wand in de binnengalerijDaarna
amuseerden ze zich met de wc., om beurten stak er een zijn hoofd in de
pot en moest de andere doortrekken. Als er geen water neerstortte, omdat
het reservoir nog niet was volgelopen, maakten ze zich daar boos over en
begonnen hard tegen elkaar te schreeuwen. Het duurde een poosje voor
ze door hadden dat ze pas trekken moesten als het ruisen had opgehouden.
Meer dan een uur bleven ze zo bezig, en dat gaf de oude vrouw gelegen
heid haar juwelen te verstoppen. Achteraf was dat niet nodig geweest, ze
waren niet op stelen uit, ze wilden alleen maar alles goed bezichtigen.
Toen ze daar mee klaar waren vroegen ze beleefd of ze een paar bloemetjes
mochten plukken en elk met een boeketje in de hand zijn ze toen weg
gewandeld".
Doch als de toestand ernstiger wordt, de honger gaat nijpen, komt
duidelijker het conflict aan het licht. Ernie, die ziet dat Deetje (ook
haar man is weg) het niet rooien zal (ze kookt jam, die ze verkoopt,
om in leven te blijven), probeert haar zuster over te halen met haar
zoontje Freddie ook naar Ngawang te komen. Doch Deetje, alleen
maar bezeten door haar complex, wil geïnterneerd worden om veilig
te zijn. De Japanners stopten echter alleen volbloed blanken en Indo's
met minder dan vijftig procent Inlands bloed in de kampen. Deetje,
die vindt dat ,die inlanders met de dag brutaler worden', ziet die
kampen inderdaad als beschermingskampen. Ernie repliceert: ,Die be
scherming is natuurlijk een voorwendsel van de Japanners, een excuusje
van ze. Als je werkelijk bescherming nodig hebt, Deete, ga dan met me
mee naar Soekaboemi. Ma's huis is groot genoeg en er is de sawah
en ook nog de tuin. Jij kunt jam koken van onze eigen vruchten en ik
kan Freddie les geven'.
Haar zuster weigerde opnieuw. ,Neen, een keer ben ik zwak geweest
en heb ik toegegeven, nu wil ik doorvechten. Ik loop er alle kantoren
voor af en ben van plan het bij de hoogste Japanse instanties te
zoeken. Ik ben tenslotte Leo's vrouw en hi| had maar vijf en twintig
procent inlands bloed. Dat betekent dat Freddie minder dan vijftig
procent heeft, alleen maar zevenendertig en een half procent en hij
is mijn zoon en ze moeten ons samen opnemen'.
,lk vind die hele rekenarij walgelijk', zei Ernie, ,het lijkt wel of je het
over een mengsel van een recept praat. Vijftig procent suiker en vijftig
procent vruchten en dan heb je jam'.
Het probleem dat Beb Vuyk hier aansnijdt is van een ontroerende
zieligheid, evenals later het gesprek tussen de zusters, als Deetje rond
uit uitroept: ,lk ga niet bij mijn inlandse moeder wonen'.
Dan last Beb Vuyk in?
,Een inlandse vrouw als moeder, die erkende je niet. Je legde een rook
gordijn over je afstamming, waardoor je moeder of soms je grootmoeder
deformeerde tot een Spaanse of Italiaanse of minstens tot een prinses van
vorstelijke Javaanse bloede. Inlandse moeders bestonden, want haar kinderen
bestonden, die haar vervalsten, wegmoffelden, verzwegen en verloochenden,
gehoorzamend aan de ongeschreven maar onverbiddelijke code van deze
samenleving'.
Deetje wil zelfs haar zoon Freddie niet meegeven naar het veilige
Soekaboemi. Alleen op het laatste moment, wanneer Ernie onverrichter-
zake vertrekt, belooft ze: ,Als alles verloren is en ik geen raad meer
weet, zal ik Freddie naar je toesturen'.
Een vreselijke tijd van hongersnood breekt aan, zelfs in dit weelderige
land met zijn drie oogsten per jaar. Steeds gaat er voedsel van Soeka
boemi naar Batavia, naar Deetje, hoe moeilijk het ook wordt. Dan stuurt
ze Freddie, en Ernie weet wat dat inhoudt Het drama heeft zich tot
het einde toe voltrokken, verscheurd tussen de eigen wereld en die
andere is Deetje waarschijnlijk ten onder gegaan.
Het is een prachtig verhaal, een der mooiste onder de vele mooie die
Beb Vuyk schreef