i GEBOREN IN HET SLOE l>'l Aiti /A K-lWfl&v* f"> <«siM yMi'ib 01* wkh0A<«l0»0p Ml* A A iHii'.AfA AAMttAritB J|U.i»< I"Ai" lift I 4i,f«|Wl ufrt&W.MMAl'friA i *#i .sM mmMnk0.itS vW mo*#»'»*# /mm 00^0 n 7* 0 m P nil 'In A HA wk- otmp *■010/1*0 Allllnillf* '.'«I Phii0'B 00*5"HM.illiiM 00'J vf mnuati Wie In het Sloe geboren Is, stelt dat niet zon der trots vast Lewedorp bestond nog niet eens, toen het Sloe er al was. .Weunen op het Sloe' dat betekende spreken over ,Het drietal' als Lewedorp werd bedoeld. Was het, met drie huisjes, niet altijd Het drietal geweest? Vergeleken met het Sloe, dat meer dan tien huizen telde, was Het drietal maar een onbe duidend gat. Op het Sloe bruiste het leven, daar kwamen, in het oude veerhuis, de spele- rijders uit Walcheren met rode koppen de laatste resten van hun pinksteren drie vieren. Op het Sloe gebeurde iedere dag wel wat. Marskramers bezochten het gehucht, 's zo mers brak je langs de dijk de benen ovei minzieke Middelburgers, die anonimiteit zoch- ,e" in de afzondering en toen het spoor de dam naar Walcheren legde, lag het gehucht Plotseling aan de grote weg tussen Middel burg en Goes. De eerste auto's daverden met veel koper en kabaal voorbij en dagelijks stop •e er wel een van de moderne vrachtwagens van het levensmiddelenbedrljf Duvekot, prach tlge wagens, vierkant en solide van bouw, dr aandrijving met kettingen op de achterwielen had het Sloe In de jaren voor em korl na de eerste wereldoorlog een eigen, pas sende bedrijvigheid. Een gehucht vol ver '0r, zoals vroeger, toen men, voor de be üijking van de Jacobspolder in 1856, van mer het veer op Amemuiden nam om Wal citeren te bereiken. Nu ligt het Sloe wat vergeten aan een een zame, met bomen beplante polderweg. Van a de rijksweg, die enkele honderden me- «s noordelijker ligt, is het gehuchrt nau- eiijks te onderscheiden. Het verkeer gaal. gelukkig aan het Sloe voorbij. Een paar oude, mooie boerderijen, beplanting wet. vruchtbomen rond schuur en woning, fnaeie arbeiderswoningen en een paar bun- s' resten uit de tweedie wereldoorlog, die twee keer de kleine gemeenschap ont wrichtte, toen ze kwamen en toen ze gin gen. Het oude veerhuis, later herberg, winkel en nog altijd in gebruik als woonhuis, staat wat hoger, op de dijk, waarin men de oude veerdam herkent. Tot hier liep, aan de Bevelandse wal, het Sloe. Maar dat was voor de bedijking van de Jacobspolder en de veel later op de schorren gewonnen Quarlespolder. Op een oude kaart (1832) van Dhaenens .schets van een gedeelte van het Sloe met de situatie der weder zijdse oevers en veerdammen, zoo als die zich thans bevinden, schaal van 50 ellen op den duim' is de toestand uit de tijd van het overzetveer naar Walcheren vastge legd. Er was in die tijd a.l vaak gesproken ovei de .toedijktng' van Walcheren en Zuid-Be veland. Later had Napoleon plannen in ,die richting, ,doch staatkundige gebeurtenis sen hielden de uitvoering tegen' zegt Nagt- glas in .Zelandia Hlustrata') ,In 1871 is voor den Zeeuwschen spoorweg het voorne men echter zonder veel bezwaren uitge voerd en op 13 januari 1872 was de dam voor het verkeer open.' Ln ,De afdamming van het Sloe' schreel P. J. Neljt over de voorgeschiedenis: ,Hei Sloe is een overblijfsel van den breeder) waterplas tusschen Walcheren, de Bevelan den, Borselen en St-Joosland, waaruit reed; sedert oude tijden uitgestrekte polders, zo ils de Kraaierts en Nieuwland, aangewon- reen zijn. In vroeger tijd werd het voor di icheepvaart onbruikbaar geacht, welke laarom doorgaans door het Arnemuidschc gat, tusschen Arnemuiden en St-Joosland plaats had. Den 18 november 1488 zeilde echter jonker Frans van Bred ei-ode, op weg om Rotterdam te gaan verrassen, met eene scheepsmacht van acht en veertig heude- schepen, door dezen weg, om het geschut der blokhuizen van Middelburg en Arne muiden te vermijden, na welken tijd dit vaarwater het Jonker Fransengat genoemd wordt. Smallegange zegt, dat de Sloe door hare kromte en hooge dorpels, allenks on bekwamer tot de vaart werd, zoozeer ver- landende, dat men, eenige jaren geleden, op het laag water droogvoets daar door kon gaan, doch nu is die weder wat dieper ge worden. Doch het staat nog met er tijd te verwachten dat door het wangetij en aanwas van beide zijden, in t laatst die 't eenemaal zal verdroogen en dat eindelijk- de twee afgescheiden groote eilanden Wal cheren en Zuid-Beveland met elkander toe- gedijkt worden.' Opvallendste passage uit liet werk van Neijt is wel die over jonker Frans van Brederode, door het Sloe ,op weg om Rotterdam te verrassen.' De schrik heeft er al vroeg ingezeten. Terug naar het gehucht het Sloe, zoals het rond 1920, 'aan den groten weg' lag. Eer. gemeenschap van enkele boeren, landarbei ders en veelkinderen. Een gemeenschap vol verdraagzaamheid en standsverschil Boer en arbeider, dat was een duidelijk afgebakende zaak. Maar onder de arbeider? trof men verschillen, die men op het Sloe niet graag uit het oog zou verliezen. Was een paardeknecht niet hoger in aanzien dan een gewone knecht? Een paardeknbcht mocht de paarden veel van het werk ia- ten doen, een gewone knechrt deed dat zelf En dan had je natuurlijk ook nog de op oerpaardeknecht en de opper-gewone knecht. Zo wist Ieder zijn plaats, al wa? er dan gelijlcheid in het aanvangsuur var de arbeid: om drie uur liep overal de wek ker af. Niet te luid, want de boer, geef dt man eens ongelijk, wilde graag tot zeven uur ,van de dag een nacht maken'. En dan had je natuurlijk het verschil tussen le christelijken en de openbaren. Dat tekende zich af, als de kinderen de leef tijd hadden bereikt, dat ze te voet de drie kwartier naar een van de scholen in Nleuw- dorp mochten gaan. Ze liepen wel samen, maar in Nieuwdorp kozen ze voor verschil lende richtingen. De .openbaren' genoten een bijzonder voorrecht. Als het heel slecht weer was, wat wilde zeggen dat de regen harder moest vallen dan in pijpestelen, spande men het paard voor de tentwagen, een houten rijtuigje met een linnen kap. Als alle openbaren er in zaten, kon er geen kip meer bij. Maar het is nog altijd de vraag of, als er ruimte over zou zijn ge weest, de christelijken meegereden zouden hebben. Zo heeft ieder, het hoofd hoog Ln de regen, zijn waardigheid. Het leven op het Sloe was vooral een leven- van hoogtepunten naar hoogtepunt. Er was het kerstfeest ln de schuur van Van Gor- sel, waarbij ook de openbaren waren toe gelaten. Daarvoor, de slacht in november. De Jan Pleziera met de boeren en boere- knechts uit Walcheren op pinkster-drie. Het wassen van de paardepoten in het Sloe, dat toen nog reikte tot waar nu de Quar lespolder begint. Dat gebeurde in het na jaar en had niets van doen met het Schouw- se strarijden. Uit praktische overwegingen moesten die paardepoten na de bietencam pagne schoon. Functioneel, niet ritueel, Daarna, de kalender volgend, kwam ,de slacht'. Het varken, voedzaamste onder de tuisdieren, viel onder de hand van de eige- ïaar persoonlijk. Stevig voedsel voor de winter. Maar eigenlijk brak dan een bij zonder slechte tijd aan. Van ,de keu' acht- e men alles eetbaar. En eerst, mooie, oude gewoonte, werden de minder smakelijke leien geconsumeerd. Nieren, hart en tong naar ook de darmen. Aan de boorden van iet Sloe waste men die uit en dan werden ze gebakken. In zo'n hartig hapje trof men ,-iog wel eens een draadje hooi aan. Maar net scheen niemand te schaden. Zelfs de zou Ce groenten niet, die 's-zomers in grote potten werden ingemaakt. Kool en bonen, van dag tot dag afwisseling voor de win terdag. En na nieren, hart en tong van de keu kwamen de andere verrukkingen los: reuzel en kaantjes voor op het brood, ge bakken spek, de worst en de hammen. De worst had al die tijd in kranten tegen de lage zoldering gehangen. Op die kranten stond nergens .vers tot. Men verwij derde ze zonder veel omhaal en stuitte dan op een centimeters dikke laag schimmel, die zich gemakkelijk liet wegpoetsen. De worst smaakte perfect en men heeft nooit een klacht vernomen. Het kerstfeest, Ln de schuur van Van Gor- sel, was voor de kinderen een hoogtepunt De dag na het eigenlijkekerstfeest brach ten enkele ouderlingen uit Nieuwdorp op een boerenwagen een grote kerstboom naar het Sloe. Aan de voet van de boom deed de dominee van NieuwÜorp z'n prevelemen- tje en dan was het toetasten geblazen: voor elk kind een presentje, een sinaasap pel .appelesien' en een kop warme chocolademelk. Gedronken, zittend op een zeil in de schuur van aVn Gorsel. Een hoogtepunt Ln het leven van hel gehuchl het Sloe. Pinksteren bracht nieuw vertier. Dc Jan Pleziers uit Walcheren, die overal in het naar bloesems geurende Zuid-Beveland had den aangelegd, hadden voor de oversteek van de Sloedam als laatste pleisterplaats de herberg, die eens veerhuis was. Met dikke, rode kloppen, zongen de pinkster-drie vier- ders hun lied, geen lied van verlangen, maat vet en uitbundig, een lied van de klei, zwaar, doortrokken met een sombere grondtoon: morgen wacht het werk, tram de Pr ester, d.e de herberg dreel had de handen vol. Het bier schuimde als een automobiel passeerde riep men met .epast vermaak en distantie, kiek, een di'enk zonder paerde' en gelaten wachtten buiten de paarden, die de Jan Pleziei nog het hele eind over de Sloedam en ver der, naar Middelburg moesten trekken. De pinkster-drie vierders waren gezien ir het Sloe. Dat was vrolijk volk, dat wist. hoever men de bloemen buiten kon zetten Meer wantrouwen was er als ander, han deldrijvend volk van over de Sloedam kwam. Daar was veel slecht volk onder. Was er niet een marskramer bij, die voor een kwartje goede guldens wilde kopen? De vrouw, die het zo slecht trof, was er helemaal beduusd van. Voor wat borstel werk wilde ze de man met een gulden be talen. De man liet het muntstuk vallen, trok de wenkbrauwen op: ,Hoor je dat? Vol lood. Alleen maar lood. Hardstikka vals mens. Daar mag je wel mee oppassen. k Zal 't goed met je maken, 'k geef er een kwartje voor". Maar goed, dat Lein, haar man, juist voor een bak koffie van het land kwam. Lein. noe zeit die vent dat die guide vals Na zijn voorstel ,Za'k die riek es in ja donder steken?' was het plotseling een echte gulden. Maar er was ook goed volk Kees-laat-je-scheren, een opgewekte mars kramer uit Middelburg, vond altijd wel klanten in het Sloe. Gekleed in zijn lange, donkere jas. het hoofd gesierd met een bolhoed, vond hij altijd gehoor als hij van ieur tot dei, z ui merkwaardige lied zong: Kees laat je scheren, Kees scheer je wat je kom en je kwastje en je scheert er je moetje maar glad. Er kwam vreemd volk uit Middelburg, en ook uit Goes. Met automobielen reden ze tot de eenzame dijken langs het Sloe, om daar, in de verborgenheid van het hoge gras wat te practiseren met wat de NVSH pas vijftig jaar later voorzichtig ,de nieu we moraal' zou noemen. Het Sloe haalde de schouders op. Er waren toevallige waar nemingen, men miste de mentaliteit van de opzettelijke voyeur. In de kreken van het Sloe zwommen de jongens van het ge hucht zonder zwembroek, want wie had daar geld voor. De meisjes zwommen er ook en die hadden eigenlijk nog minder aan. Ze droogden hun huid in de zon. Maar een paradijs is het nooit geweest.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 17