TONEEL IS GEEN ZAAK OM GERUST OP TE ZIJN ALBERT VAN DER BAAN: OM EN BI] DE KLEINE ANGLO, DOOR VILMA zaterdagnummer stimuleren continu school Zaterdag 22 februari 1969 De lange donkere jongeman op het toneel zegt net genoeg. Als het doek achter hem opgaat, weet het jonge publiek wat toneelwerkgroep .Proloog' wil doen. Toch is Albert van der Baan meer dan een levend programmafolder. Hij hoort bij toneel, theater, jeugd en vorming zo als .Proloog' dat doet en is in de bijna twee jaar van zijn bepaald niet stille aanwezigheid van een vreemde eend in het bijtje van het Neder lands toneel een vreemde eend met snel bekender veren geworden. De man vóór het doek is vooral bij jeugdvoorstellingen geen onbeken de verschijning. Nederland kent op dat punt het optreden van Tom de Graaf bij het Scapïnoballet en heeft weinig moeite met de figuur. Al- bert van der Baans eerste schreden zijn echter kritischer gevolgd. ,De wat oudere toneelmensen hebben er nog steeds wat moeite mee. Toneel moet voor zichzelf spreken, vinden ze. Ze hebben gelijk. Ik laat het toneel ook voor zichzelf spreken, maar dat neemt niet weg dat je wel enkele aspecten van dat gesprek bepalen kunt en volgens mij en .Proloog' zelfs moet bepalen.' Van der Baan gaat daarbij uit van het toneel, maar evenzoveel van het publiek. De ervaring heeft inmiddels geleerd wat hij van beide verwachten kan. De basis is gevonden. Het is dezelfde basis die .Pro loog' het werken mogelijk maakt en de jeugd van Zeeland, Brabant en Limburg in staat stelt iets met .Proloog' en Van der Baan te doen. Albert van der Baan heeft achter zijn naam de fraaie term .sociaal pedagoog* staan. Dat is meteen ook de weinig hippe benaming van zijn functie bij .Pro loog', waar hij zich bezig houdt met de vorming van de jeugd door middel van toneel en toneelbege leiding. Waarom toneei? .Toneel is in zijn algemeen heid het vormingsmiddel bij uitstek. Mens en tijd, de mens in zijn tijd zijn er zo duidelijk in aanwezig dat daar geen misverstand over kan bestaan. Ver geet'dan met dat ik met vorming bedoel: de mens van zichzelf bewust maken. De jeugd en er is op dit punt best een uitbreiding naar andere cate- goriën van de maatschappij te maken verarmt de eigen werkelijkheid dikwijls door onvermogen om te kijken en te luisteren. Vaak kunnen ze ook zichzelf niet horen en zien handelen. Dat is je reinste ver arming.' Albert van der Baan krijgt voor het doek. tijdens nabesprekingen in de zaal en voor de klas de kans om ten strijde tegen die verarming te trekken en na twee jaar heeft het hem zelf rijker gemaakt, De re acties wijzen er overigens op dat dat niet voor hem alleen geldt. .Proloog' is onder de jeugd, en jammer genoeg alleen onder de zuidelijke, een begrip ge worden. ,Ik heb er geen spijt van dat lk ermee begonnen ben. Weet je, voordat ik er instapte, was er nog nooit een dergelijke functie vervuld. Alles was dus nieuw. Het was echter te verwachten dat .Proloog" met een uitbreiding op dit terrein van de vorming zou komen. Ik kende .Proloog" en wilde de functie beslist hebben. Ik had me er mentaal helemaal op voorbereid. Het kon bij wijze van spreken niet anders of ik zou dat gaan doen. Voor mij behoorde een andere werkkring eenvoudig niet meer tot de mogelijkheden'. Albert van der Baan ontwikkelt deze doelgerichte interesse tijdens zijn studie aan de sociale acade mie te Eindhoven. Van de drie richtingen waartus sen hij kan kiezen, neemt hij de culturele en daar voor specifiek de toneelkant. Hij houdt zich zo in tensief met toneel bezig dat men op de academie wat bedenkelijk met de wenkbrauwen gaat spelen. Hij stelt. Limburger (Tegelen) van geboorte, het rapport .Amateurtoneel in Limburg' op en komt la ter met de scriptie .Enkele aspecten van het ama teurtoneel' waarin hij zijn gedachten over verschil en verhouding van creatief spel en amateurtoneel kan ventileren. In, Nijmegen volgt hij de cursus journalistiek van Jan Nieuwenhuys en bij toneel groep .Studio' maakt hij een oriëntatieperiode van een half jaar mee. waarin hij toekomt aan de be studering van met name het aspect publiekswerving. In Eindhoven leert hij de jonge tone el werkgroep .Proloog" kennen. Het werken met en voor voorna melijk jonge mensen boeLt hem bijzonder. .Proloog' gaat met hem aan het werk. .Proloog' had aanvankelijk de bedoeling een nieuw publiek te werven en dat dan via publieksorganisa- tie en voorlichting met een reclame-effect. We zijn daar maar gauw vanaf gestapt omdat een goed be ginpunt alleen is te zetten bij de vorming van de jeugd, die straks het nieuwe theaterpubliek moet worden'. ,Die vorming van de jeugd, noem het voor mijn part kunstzinnige of musische vorming, moet de basis zijn en moet zo verantwoord mogelijk gebeu ren. Daar begint mijn werk, het werk van de peda goog, hoe geleerd dat ook moge klinken. Ik ben geen bureaupedagoog, mag dat ook niet zijn. Eén van de eerste voorwaarden die het werk mij stelt is namelijk een zeer intensief persoonlijk contact, alleen of samen met .Proloog'. Alleen door steeds weer met een nieuw interessant verhaal te komen en telkens je neus én de neus van de groep te laten zien met steekhoudende voorstel lingen, stimuleer je een nieuw theaterpubliek. Dat ligt aanzienlijk breder en anders als het werven van een nieuw publiek aUeen'. zélf maar ook de stimulans en de begeleiding een continuebedrijf moeten zijn. ,De jeugd moet en ik ben me er van bewust dat het wat bevoogdend klinkt, maar dat is dan onge wild de jeugd moet verschillende malen per Jaar geconfronteerd worden met toneel, als de voorstel lingen waarmee dat gebeurt maar eenzelfde achter- grondslijn hebben. Dat is onder meer nodig om het schoolse idee kwijt te raken. Toneel wordt nu vaak aan scholieren opgelegd als iets speciaals, dat om een vreemde reden toch wel weer met de school te maken kan hebben. Toneel wordt dan meteen ook iets buitengewoons. Een schoolvoorstelling is een middagje uit. Kijk, var. dat idee moeten we af. To neel is een gewone zaak, hoort er net zo natuurlijk bij als de rest van de vormingszaken'. ,Als je het zo bekijkt en je houdt wat overzicht op wat door heel Nederland gebeurt, weet Je ook dat er veel en veel te weinig op dit gebied gebeurt. Er zijn nagenoeg geen gezelschappen die zich hier mee bezig willen houden. .Proloog' wordt ook te vaak als een stelletje Idealisten gezien. Dat zijn we misschien ook wel, maar we hebben degelijke uit gangspunten. Er is wel enig verschil tussen dit soort idealisme dat wij, de acteurs, het bureau en ik moeten opbrengen en dat van de halfzachte eifc- Jes'. Daarmee heeft Van der Baan al een enkele aanwij- sing gegeven in de richting van de gelukkig meer en meer Ingang vindende mening dat het toneel Albert van de Baan komt met .Proloog* ln Zeeland, Brabant en Limburg. Brabant, de provincie van ves tiging ziet hem behalve voor en na de voorstellin gen ook vaak op school. Zeeland heeft alleen de voorstellingen en de instructieprogramma's voor het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs. Voor die lagere scholen doet Arena/De Nieuwe Komedie hier het nodige (goede) werk. Deze groep richt zich overigens ook tot het vhmo. Aan de Zeeuwse scholen komt men echter niet of zeer zelden toe. Van der Baan: ,Dat is jammer. Een toneelgroep als de onze kan zich ter verwezenlijking van de eerste doelstel ling, de vorming, meestal alleen maar werkzaam vertonen op de school. Dat betekent al lang niet Albert van der Baan ,publiekprater' (foto Hana Joachim Schröler) meer dat we alleen naar het middelbaar onderwijs moeten kijken. Het werk ligt er net zo goed en met stapeltje tegelijk voor de vijfde en zesde klassen van het lager onderwijs, de onder-, boven- en midden bouw van alle vormen van voortgezet onderwijs en evenzogoed voor de huishoudscholen. We bekijken dat per groep. Elke categorie eist natuurlijk een speciale benadering". .Vroeger was het zo dat ik als ik een klas bin nenstapte als een vreemde vogel, een indrin ger werd beschouwd. Het is nu al zo dat ze vinden dat ik bij de familie hoor. Dat is nodig. Het werkt prettiger, naar twee kanten geloof ik'. We zouden ook in Zeeland met een gedegen voor bereiding op de scholen zélf, dus gewoon voor de klas, al een eind verder komen. Ik moet zeggen dat ik en de rest van de groep graag in Zeeland kom. Vroeger was het zo dat mén dacht dat wij alleen aan Brabant moesten denken. Tegenwoordig is het aantal bezoeken aan Zeeland al zo groot dat we ons sen Zuid-Westelijks groep durven noemen. De scholen zouden er nog bij moeten. Dat zou flja zijn, want daar begint de hele zaak voor ons eigen lijk te draalen. En als je daar begint over toneel, modern toneel, .ouderwets toneel' praat je niet lang alleen. Toneel is geen zaak om gerust op te zijn. Toneel is nog lang niet uitgepraat. Toneel is geen deftige meneer maar een alledaagse verschijning die vragen stelt en antwoord verwacht'. Albert van der Baan (26) is nog lang niet uit gepraat. Zijn verschijning op het toneel voegt een interessant aspectje toe aan een (toch nog te vaak) deftige verschijning die in versneld tempo op weg is naar een meer alledaagse verschijning. Hij is bij Proloog" en de jeugd nog lang niet aan een epiloog toe. ANDRÊ OOSTHOEK EEN PAAR JAAR geleden schreef de Indische Kulturele Kring een literaire prijsvraag uit, die toen gewonnen werd door Lin Scholte met ,Anak Kom- penie', een boek waarvoor we destijds uw bijzondere aandacht hebben gevraagd en dat thans, tussen haakjes, herdrukt weer verkrijgbaar is. Een van de andere, niet bekroonde manuscripten was dat van de hand van mevrouw Vilma van Zadelhoff-van Heemskerck, getiteld: .Jeugdherinne ringen'. Deze Jeugdherinneringen' zijn het vorige jaar door het dagblad ■Het Vaderland' als feuilleton gepubliceerd onder de titel ,Om en bij de kleine anglo', en thans ook in boekvorm in de Moesson-reeks' van uitgeverij Tong Tong, Den Haag, verkrijgbaar. Beide titels, Jeugdherinneringen' en .Om en bij de kleine anglo' zijn even juist. Het zijn jeugdherinneringen van Vilma, die allen op een of andere manier met de kleine anglo te maken hebben. Alleen behoeft die titel enige uitleg, daar met de .kleine' anglo niet het gewone keukenoventje is bedoeld, maar het veel kleinere, aarden oventje, een soort komfoortje van ongeveer een decimeter hoog, dat ge bruikt wordt om er wierook op te branden, terwijl er naast een gewijd open pakje met bloemen ligt. Deze kleine anglo, dat wierookkomfoortje dus. neemt in alle afdelingen waarin deze jeugdherinneringen zijn onderverdeeld, een plaatsje in. Maai deze anglo is in wezen nog veel belangrijker: de wierook was, zoals de schrijfster het zelf ergens uitdrukt, altijd weer de brug van het zichtbare naar het onzichtbare. En juist dat raakt de kern van dit fijnzinnige boekje en raakt ook de kern van het hele en grote probleem van haast alle Indische mensen al dan niet verenigd rond Jong Tong'. ,het enige Indische blad ter wereld'. Dit tijdschrift, waarvan Tjalie Robinson de ziel en de motor is, is een van de merkwaardigste en sympathiekste tijdschriften die in ons land ver schijnen, mogelijk wel .het' sympathiekste. Het is als een groot familieblad voor con groot familieverband, waarin evenwel ook niet-lndischgasten zich volkomen thuis kunnen voelen. Het is een tijdschrift dat we vrijwel altijd van A tot Z lezen, en dat ons iedere keer weer treft en ontroert. Het treft door de kracht en het idealisme die er uit spreken, door de echte be schaving die het uitdraagt, een hoffelijke, veredelde geest die men in Nederland al te zelden aantreft. Het ontroert door de oosterse gulheid en hartelijkheid, het gevoel van gemeenschapezin die uit de meeste bijdragen spreken, en ook wegens dt heroïsche strijd die Tjalie Robinson en zijn naaste medewerkers voeren voor het in stand houden van de hoge morele waarden en de aparte cultuur van deze grote groep Indische Nederlanders een cultuur die verloren dreigt te gaan, steeds meer verwatert, steeds verder oplost in het algemeen-Nederlandse. Daar is niet veel tegen te doen het is een onvermijdelijke ontwikkeling, maar deze nivellering stemt, als alle nivelleringen, droef: er gaat veel aparts en eigens weg, en er komt niets of weinig voor in de plaats. De kleine anglo mogen we gerust als een symbool nemen voor dit elkaar raken van vreemde werelden, waaruit zoveel goeds en zoveel rijkdom voort kan vloeien. T"\e kleine anglo, het wierookkomfoortje, werd gebruikt door de Javanen. door het personeel, mogelijk nog door een enkel volbloed-groot moedertje in de familie. De wierook en het pakje gewijde bloemen ver dreven de boze geesten en al het kwaad. Op menig erf waar een grafje lag, bij menig beeld, bij heilige bomen, bij bronnen, voor een heilige kris, en op vele andere plaatsen brandde donderdagsavonds de wierook op de kleine aarden anglo. geurden de bloemen. Was er in een Indisch, of zelfs in een Europees gezin iemand ernstig ziek. dreigden er grote onheilen, dan kringelde weldra ergens de geurige wierook op. stilletjes, haast stiekum het persoonel bad, prevelde, en hoe vaak zal zo'n blijk van gelovig mede leven getroost hebben. Want ook al gelooft men er niet in, of zelfs al gelooft men totaal niet: ieder is er toch van overtuigd dat het oprechte geloof van een ander vaak het edelste is wat hij bezit, en men moet wel heel verstokt zijn om niet getroffen te worden door zulke stille geloofsdaden Er zullen dan ook niet veel Indische gezinnen, en zelfs Europese gezinnen m Indiè zijn geweest, waar de kleine anglo niet werd getolereerd Aan geraakt door de sterke, meeslepende magie van het Oosten, maar ook met de ruimere blik. het ruimere denken dat zijn invloed krijgt zodra men de eigen enge landsgrenzen overschreden heeft, stond menigeen open voor gevoelens die hem anders misschien volkomen vreemd gebleven zouden zijn. Zo hij niet zelf over de brug van het zichtbare naar het onzichtbare kon gaan. besefte hij toch op zijn minst het bestaan van die brug. en da' was op zichzelf al een verwijding van de horizon die men nooit vergeet. Vooral in de Indische families, gevoed door belde culturen, de Oosterse en de Europese, maar toch overheerst door de overweldigende Oosterse omgeving, moet die invloed heel groot zijn geweest. Vilma is een kind uit zo'n Indische familie, en zij vertelt van haar jeugd in de Vorstenlanden. Ze vertelt mijmerend, volkomen zuiver en mei een heel grote waardigheid. Zij vertelt over heerlijke kinderjaren In een sprookjesachtig mooi land in dat merkwaardige milieu dat zo moeilijk mei een paar woorden te schetsen is. het .Indische' waarvan men onmogelijk zeggen kan is het nu toch meer Europees dan Javaans, of .inheems' Deze verfijnde mengcultuur. voor het behoud waarvan mensen als Tjalie Robinson zich inzetten, een streven dat door zo weinigen, zelfs uit de eigen kring wordt begrepen, laat staan gewaardeerd, kan men uit elke bladzij van dit mooie boekje proeven. Een enkele maal bepaalt de schrijfster vrij scherp haar positie (zo bijvoorbeeld op pag. 52), waar ze zegt: .De betekenis van het woord adat traditie begon langzaam duidelijk voor mij te worden. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik begon In te zien, dat odat een opvatting was, innig verweven met het levenspatroon van het volkje te midden waar van wij leefden', of, nog sterker, op pag. 57, wanneer ze vertelt over een wajang-voorstelling In de sultansstad die ze bijwoonde met twee vrien dinnetjes, een tweeling, kinderen van de regentsvrouw: .Ook waren er drie potsierlijke narren, van wie een. een heel dikke buik had. Zij moesten wel bijzonder geestig zijn, want wanneer de dalang (poppespeler) hen ten tonele voerde, lachten de toeschouwers luidl En ik lachte met hen mee! Op zulke ogenblikken had Ik het gevoel bij de tweeling, het volk en de regentswoning te behoren'. Heel interessant is ook, dat dit boek ons in allerlei Indische levensgebieden binnenvoert. De familie, waartoe Vilma behoorde, was vrij welgesteld. Haar vader, scheikundige, maar stammend uit een oud officlersgeslacht, bezat een zeep- en eau-de-colognefabrtek. Het heel typische milieu, een dosis exotisch bloed van beide zijden, de oma, wonend in een paviljoen op het erf, veel personeel, een ouder zusje, een ouder en een jonger broertje, een huisjuffrouw, een eigengereide oude hulsjongen, de kindermeid Gemoek, die sirih-pruimend eindeloos verhalen kan vertellen, de oude Javaanse sprookjes en legenden waarmee Vilma's herinneringen telkens worden door vlochten. De feesten, vooral het in Indië zo eigenaardige Sinterklaasfeest, de kerstviering, alles komt ter sprake. Zij vertelt over de fabriek van haar vader, waar haar energieke moeder correspondente en administratrice was, en zelfs tijdens de Jaarlijkse jachtvakantie van haar vader het hele bewind wist over te nemen. (Voor zo'n lachtpartij moest dan weer een .goede dag' worden berekend, van zulke trekjes zit het boek vol!). Ze vertelt over dit familieleven, het paviljoen van oma. die zo heerlijk koken en bakken kon. en over de contacten met de kampong die via oma's achtermuur wel eens mogelijk waren, en die menige versnapering en menig avontuur opleverden Door de vele familieleden en de talrijke bezoeken die zij aflegden, is Vilma in staat allerlei milieus uit eigen aanschouwing te beschrijven. Zo bezoekt ze familieleden die thee-, tabak- en suikerondernemingen bezitten, en door dat zij alles wat zij zag. hoorde, rook. voelde, zo gretig in zich opnam, de fijnste trillingen registreerde, en dit alles in haar hart bewaarde, weet zij het nu, verpuurd door de tijd in een gelukkig en dankbaar, wat weemoedig terugblikken weer op te roepen. Ook allerlei takken van kunstnijverheid, als batikken, zilverdrijven, leerbewerken worden indringend beschreven, zó. dat men het alles mééziet Letterkundige kroniek door HANS WARREN Moe fraai wij het werk tan de zilversmeden overigens vonden, wij bleven toch altijd langer dralen bij de leerbewerkers in een ander gedeelte van dc werkplaats. Daar zat een man, die met een stuk bamboe steeds over een gedroogde karbouwenhuid wreef om het leer een bepaalde dikte te geven, terwijl verderop een oude man met een bril op de punt van zijn neus ijverig bezig was lampekappen, bladwijzers en zelfs damesceintuurs uit het voorbewerkte leer te snijden, waarbij ook hij steeds de lotus en de garuda mythische vogelals motief koos. Hif maakte ook wajangpoppen, zoals die bij een voorstelling werden gebruikt en daarvoor sneed een veel jongere man uit hoorn het heft en de klemlatjes waarmee de dalang de ledematen van zijn poppen bewoog, echter niet voordat deze van de schilder hun mooie kleren en hoofdtooisel hadden gekregen. Wanneer mama haar keus bepaald had en wij weer naar de andong (koetsje) terugkeerden, die door ons afgehuurd was, vonden wij geregeld een kleine zak rijst, die Mboh Int en van haat eigen sawahs geoogst had en een pak kroepoek koel it, die een Irijprodukt was van de kunstnijverheid. Want zij werd gewonnen uit da karbouwenhuid en hoewel onze aesthetische gevoelens wel een beetje ge weld aangedaan werd door de wetenschap dat enerzijds een sierlijke lampe- kap uit de dierenhuid te voorschijn kwam en zij anderzijds 'n verrukkelijke spijs opleverde, konden wij de kroepoek toch niet afzweren, integendeel, wij konden er met onze vingers onderweg niet van af blifcen'. Het zou te ver voeren, al die onvergetelijke détails uit dit boekje te memo reren. we volstaan met een paar. Bij een bezoek aan een kerkhof leest men bijvoorbeeld: .Ik had gehoord, dat op oude verlaten dodenakker mannen begraven waren, die heel veel Jaren terug bij de benteng de vesting vóór het kerkhof hadden gevochten. En die nu in alle vergetel heid. ver weg van het vaderland, hier rustten. Op de kruispunten van de lange rijen graven strooide oma een handvol bloemen. Dat was voor de vergetenen. zei ze'. Prachtig is de grote optocht na de kermis in de Vorstenlanden getekend, men ziet het in alle pracht voor zich: .Aan de arm van de gouverneur schreed de sultan, onder de gouden pajong, langzaam naar de setinggll, gevolgd door keurig uitgedoste jonge vrouwen, die zijn sirihdoos, kwispe door, en andere kostbaarheden droegen. Hun cezicht was geel gepoeierd en hun haren waren gelakt, terwijl hun voorhoofd zwart beschilderd zag. Daarachter volgden de pangerans. de prinsen, die hetzelfde hoofddeksel hadden als hun vorst, maar dan in een andere kleur. Zij droegen prachtig gebatikte dodots. staatsiekleden, en kostbare krissen'. /"\nvergetelijk ook het .maalfeest' op de suikerfabriek van haar oom Har», die dansen kon als een volleerde wajang wong, en waar de nleuw- aangekomen Hollandse employés de lachlust opwekten als ze harkerige dansbewegingen maakten naar de ronggengs (dansmeisjes). Of zo'n aanhef van de mooie vakantietoc-ht met Mama naar de Preanger-, .ln de kleine binnenplaatsjes liet mama Wongso (de chauffeur) wel eens stoppen en dan dronken wij in een klein Chinees restaurant een glas heer lijke tjendol of wij deden een nette warong jacaans eethuisje aan. Dan namen wij op de van licht waroehout getimmerde stoelen plaats en haalden ons hart op aan een portie ketan item zwarte kleefrijst met geraspte klapper en stroop van javaanse suiker, een lekkernij die ons minstens zo goed smaakte als de rose-witte taartjes van de banketbakker. Wij keken de waronghoudster lief aan en vroegen om veel stroop en gul als ieder in het oosten, gaf ze een schepje toe en reikte ons lachend de pientjoek het tot schuitje gevormde stuk pisangblad, waarin de kleefrijst opgeschept lag'. Bij zo'n gelegenheid mochten wij kopi tubruk drinken net als mama, heerlijke in het kopje getrokken koffie. Fred een heel glas en Vonnie en ik een met ons beiden Zo'n passage is tekenend voor het hele boek.e: eenvoud, zuiver, goed. We wiiden wel ca: Tjalie Robinson, of iemand anders, nog eens goed naar de andere .afgevallen' inzendingen voor die prijsvraag van de I.K.K. keek. Wie weet welke Juweeltjes er nog tussen zitten! We wijzen bij deze ge legenheid ook nog eens op de hele .Moesson-reeks' van uitgeverij Tong long, en op het Indische tijdschrift van die naam zelf. Een twee-wekelijks blad. dat ook voor niet-lndische mensen, en we! speciaal voor Nederlanders, van belang is. omdat het ons een zielespiegel voorhoudt waarin ook wij onszelf beter kunnen leren kennen. Als we kijken kunnen, tenminste Hans Warren Om en bij de kleine anglo. door Vilma (5.90 Uitgeverij Tong Tong. Den Haag, Pr. Mauritslaan 36. Tong Tong. onafh. Ind Tijdichr. per nummer 1.—Abt. kwart, 5.—: halfl. (10.—: jaar f 20.-: zelfde adres en uitgever, verschijnt tweemaandelijks.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 15