NEDERLANDS LEGER WAS NIET VOORBEREID OP BLITZKRIEG Tegenstellingen en gebrek aan visie bij legerleiding en regering Men geloofde nauwelijks in oorlog 14 PROVINCIAL E ZEEUWSE COURANT WOENSDAG 12 FEBRUARI 1969 Izaak Herman Reynders was een Groninger. In 1879 was hij geboren in Stadskanaal, in de gemeente Onstwedde waar zijn vader burge meester was. HiJ werd beroepsoffi cier bij het wapen der infanterie. Toen hij in de eerste wereldoorlog de Hogere Krijgsschool volgde, was hij de op na beste leerling van zijn jaar. Na '18 zaten ,de nationale ontwapena.a-s' hem danig dwars, zij lieten, erke-de hij bijna veertig jaar later, .een blijvende wrok in mij achter'. Want Reynders (slank en klein van stuk, maar met een opval lend groot hoofd) was het tegendeel »n wat men zich gemeenlijk onder een rustige, gesloten Groninger voorstelt. Hij was een buitengewoon levendig en emotioneel man: opval lend hartelijk (zijn stafofficieren lie pen met hem weg), maar door de daaruit blijkende gevoeligheid ook in hoge mate kwetsbaar. Aan Neder landse maatstaven gemeten, was hij een zeer capabel opper off icier: werkzaam, toegewijd en intelligent misschien zelfs wel te vlug van geest. Voor het rustig doordenken van bepaalde situaties gunde hij zich soms te weinig tijd; gekoppeld aan een zeker gemis aar wat wij, bij ge breke aan een betere term, stoer heid zouden willen noemen, had zijn emotionele kwetsbaarheid twee schijnbaar tegengestelde, maar in werkelijkheid bij elkaar passende gevolgen: liepen de conflicten hoog op, dan viel het hem moeilijk, een vaste koers te bepalen en had hij die vaste koers uitgezet, dan klamp te hij er zich aan vast, ook als de omstandigheden drastisch veranderd Uit het boek van dr L. de Jong ,Het koninkrijk der Ne derlanden in de tweede wereld oorlog* publiceren wij vandaag het hoofdstuk .Het debat over het krijgsbeleid'. waren. Naturen als de zijne x toeschietelijk als zij zijn, steeds de aanhankelijkheid van ondergeschik ten, maar slagen er in kritieke fasen niet in, hoger-geplaatsten het nodige vertrouwen in te boezemen. Dat zou, wat Reynders betrof, kort na het uitbreken van de tweede wereldoor log blijken. Andere man De commandant van het veldleger, tevens commandant van de Vesting Holland, Jan Joseph Godfried baron van Voorst tot Voorst, was een ge heel andere persoonlijkheid. Hy was ruim anderhalf jaar jonger dan Reynders: een Gelders edelman uit een oud katholiek geslacht, ook al met hart en ziel militair, verzot op paardrijden, jagen, schermen en zwemmen wjj zouden hem een romanticus met feodale inslag wil len noemen. By die inslag paste een fabelachtig geheugen voor mensen die ooit onder hem gediend hadden. Kwamen we in Assen en ontmoetten we daar een seigeant-majoor die hij twintig jaar tevoren gekend had. dan wist hij nog precies zijn naam. Dat maakt altijd veel indruk op de mensen' aldus, veel later, een van zijn stafofficieren. Hij was zeer vor melijk. tegelijk ook zeer strijdvaar dig en bij tijd en wijle zeer impulsief - alle irie dc eigenschappen pasten bij de instelling van deze 'ridder zonder vrees of blaam' die een trouw dienaar was van de Slaat der Neder landen en zich in bijzondere male verknocht voelde aan koningin Wil- helmina wier ordonnans-officier hij nog vóór de eerste wer Idoorlog ge weest was. wier adjudant in buiten gewone dienst hij in '33 werd. Generaal Godfried van Voorst tot Voorst was een groot kenner van de militaire ge hiedenis, in de veld tochten van Hannibal, Scipio en Na poleon had hij zich in het bijzonder verdiept. Het kan Stimulerend wer ken wanneer een opperofficier de standigheden hangt hier als een noodlot boven. Van vernietigen van de vijand is geen sprake.' Neen, dan had Koning-Stadhouder Willem III zich in 1672 aan IJsel en Rijn beter opgesteld! Hij had Lodewijk XIV kostbare tijd doen verliezen: zo had hij Holland gered. Memorie Dat alles legde de commandant van het veldleger op 11 juli '37 in een memorie vast. Vijf dagen later ge bruikte h(j die memorie als grondslag voor een brief aan generaal Reyn ders waarin hij, dc boven weerge geven argumenten samengevat heb bend, in het bijzonder nog bezwaar maakte tegen de .aanvankelijke taak' van het - Idleger die aangegeven was als .hardnekkige verdediging'. Hy achtte .operatief en offensief op treden' .mogelyk en zelfs noodzake lijk' en drong dus op een andere for mulering aan: .Wordt als formu lering gekozen: .doordringen in Ne derlands grondgebied op dc krach tigst mogelijke wijze tegengaan', ,dan', schreef hy. .bljjft voldoende ruimte over voor het voeren van de noodzakelijke operation' wélke operation dat zouden worden, zou hij (maar dat schreef hy er niet bij) in zijn kwaliteit van commandant van het veldleger bepalen. Generaal Reynders ging op die brief niet in. Werd het verschil in visie grondig doorgesproken? Trachtte hij het generaal van Voorst tot Voorst duidelijk te maken dat die .noodza kelijke operatiën' evenzovele fanta sieën waren Wij vrezen van niet. In april '38 werd generaal van Voorst tot Voorst door de Koningin ontvangen. Wij citeren uit zijn aan tekeningen: .H.M. begon met te zeggen, heb u zo'n lange tijd niet gezien en wil gaarne uw oordeel over politieke quaesties en concentraties. Medege- deeld: niet eens (met) chef generale staf over concentraties. Wil dichter bij grensBij vertrek: .Dank u zeer voor uw zeer Interessante mede delingen.' Met de klacht van de commandant van het veldleger (want een klacht was het) kon de Koningin weinig be ginnen: .Blauw' was door de chef van de generale staf vastgesteld, door zijn officieren uitgewerkt en door de verantwoordelijke minister goedgekeurd maar ze vergat de ,zeer interessante mededelingen' niet. Ook generaal van Voorst tot Voorst had voorlopig geen keus. Hij aan vaardde de stelling in de Gelderse Vallei, maar de .hardnekkige ver dediging' bleef hij afwijzen. In fe bruari '39 schreef hij een nieuwe me morie waarin hij berekende dat het veldleger, om de inundatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie te waarborgen, de stelling minstens zeven dagen verdedigen moest; die verdediging diende evenwel .offen sief gevoerd te worden: rukten Duitse troepen naar de Gelderse Val lei op. dan moesten Nederlandse troepen ze via de Betuwe in de lin kerflank aanvallen, ja .Ook in andere zin kan een krachtig en met een viertal reserve-divisiën versterkt veldleger zich de Vallei stelling operatief ten nutte maken nL gedekt door deze stelling met een belangrijk gedeelte op te rukken langs de as Utrecht-Vianen-Zalt- bommel-'s-Hertogenbosch (zie Prim Willem III 1672'1673) en te opereren in Noord-Brabant en in België, hetzi: onverwacht uitbrekend voor een of fensief. hetzij ter versterking van dc verdediging aldaar.' Bondgenotr Toen generaal van Voorst tot Voorsi nog geen maand na het opsteller van dit stuk opnieuw door de Ko ningin werd ontvangen, schetste hi.i haar welke gelegenheden voor of fensief optreden de Grebbelinic bood; .Grebbelinie' was de bena ming geworden van de versterkingen die hij in de Gelderse Vallei wilde gaan aanleggen. ,H.M. meent', tekende hij aan, ,dat niet alleen moet worden standgehouden In Grebbelinie, maai zo mogelijk naar voren moet worden opgerukt.' Hij had er dus een strijd lustige bondgenote bij gekregen, daardoor gesterkt, ging hij aan de Grebbelinie bijzondere aandacht be steden. In juni '39 hield hij er een grote kaderoefening .met alle gene- raals-legerkorpscommandanten en kolonels-divisiecommandanten' die waarden te verbinden. Weer citeren wij generaal van Voorst tot Voorsts aantekeningen 11 juli. 9.30-10.30 Majoor Phal, deelt mij mede dat H.M. wenst inge Hier het Centraal Station in Amster dam, waar de mannen zich verdrin- gen voor hun bestemmingen binnen de stelling-Den Helder. licht te worden over stand van zaken Grebbelinie. Deel mede dat ik nood zakelijk acht: 1. kanaalaanleg be spoedigen; 2. geen kazematten schrappen; 3. electrisch bomvrij ge maal bij de Grebbe; 4. opwerken en in orde maken (van) dijken, werken en kom-afscheidingen. Maj. Phaff deelt mij 12 juli mede dat H.M. mi- in de Grebbelinie in stelling zouden moeten gaan; vier dagen lang wer den er de mogelijkheden tot verster king en tot inundatie verkend, en op 11 juli kreeg de generaal opnieuw gelegenheid, zijn desiderata aan de Koningin kenbaar te maken, ditmaal via een van haar adjudanten. Men lette op die datum: het vierde mi- nisterie-Colijn was demissionair; In zulk een periode was het de Ko ningin mogelijk, aan de verlening van de opdracht tot formatie van een nieuw kabinet bepaalde voor- nister Colijn zou verzoeken, mij hier over te ontbieden. H.M. liet mij zeg gen dat een-en-ander niet het gevolg was van .klikken', maar omdat H.M. zelf het uitspreken had uitgelokt.' Helaas: de commandunt van hef veldleger werd niet door minister Colijn ontboden. Tot een uitspraak met generaal Reynders kwam het evenmin. Zes weken later werd de algemene- mobilisatie afgekondigd, gevolgd door de conccntratie-.BIauw* en daarmee stond achter de Grebbe linie een veldleger opgesteld dat de chef van de generale staf, nu tot opperbevelhebber van land- en zee macht gepromoveerd, in geval van oorlog zo spoedig mogelijk achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie wilde terugnemen, terwijl de commandant van dat veldleger onder geen beding de Grebbelinie wilde prijsgeven en daarmee alle mogelijkheden tot de offensieve operaties die by tijd en wyle zijn geest vervulden. Er was eenheid van bevelvoering einde lijk. Er was geen eenheid van beleid. Het. is 23 augustus 1939, de interna tionale spanning is hoog gestegen. Foto: minister-president jhr. De Geer, die later uit- Londen naar het bezette Nederland, zou ontsnappen, beent zich driftig een weg naar de rgadering maar zij werd niet in het oog ge houden; niet door de legerleiding en niet door de ministers, met uitzonde ring van de economische sector waar men (dat krijgen wij nog te schetsen) aan het eind van de jaren '30 met grote ijver voorraden ging inslaan. Ons is niet gebleken dat op het ni veau van de ïinisterraad, ja op welk niveau ook, ooit, wat die moge lijke oorlog betrof, sprake geweest is van goed doordacht en gecoördi neerd beraad over alle aspecten van de landsverdediging. Men had van '33. men had van 6 af (Rijnland- crisis!) kunnen redeneren: Mocht Duitsland ons aanvallen, dan zullen wij trachten, ons in het westen des lands drie maanden, één r .aand des noods, te handhaven wat hebben we in dat geval nodig?' Ons is niet gebleken dat die vraag in c'ie jaren ooit duidelijk gesteld, ooit uitputtend doorgesproken is. Wat de beveili gingsmaatregelen (de O- en de F-Q- regeling) inhielden, slorpte aan mili taire kant de energie al goeddeels op. Men nam daar voorts aan, dat de troepen a.,n de grens enkele dagen weerstand konden bieden: twee da gen, dacht generaal Reynders begin '39, 'langer dan twee dagen', dacht minister Van Dijk april '39 ('Ik zeg, dit optimisme niet te delen', aldus generaal van Voorst tot Voorst) d; ->rna ou men dan aan de IJsel en, in de Gelderse vallei, aan de Greb belinie moeten standhouden, en ver volgens zou (dat was althans de op vatting van eneraal Reynders) het veldleger moeten terugtrekken ach ter de inundaties van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Wat dan? Daar verdiepte men zlr.h niet in, en zo was het beleid van re gering en legerleiding in feite een dubbele speculatie: een speculatie dat "Duitsland niet tot een groot scheeps offensief tegen Nederland zou overgaan én een speculatie dat, mocht zich dat geval tóch voordoen (Colyn geloofde er niet in), Engeland en Frankrijk de Vesting Holland met voldoende krachten te hulp zouden komen. Beide speculaties bleken onjuist te zijn. Blitzkrieg Daar kwam dan nog bij, dat men, voorzover men over die mogelijker wijs komende oorlog dacht, zulks deed in voorstellingen die uit de eer -> wereldoor' ,g dateerden. Hit- Iers Blitzkrieg zou als een complete verrassing komen. Niet alleen voor de Nederlandse generaals overigens ook voor hun Poolse, Deense, Noorse, Franse, Engelse en Belgische collega's. Opzettelijke nalatigheid (het zij ten overvloede verklaard) hebben wij bü dat alles aan Nederlandse kant niet kunnen ontdekken, wel een gebrek aan visie. Wy nemen aan, dat er hier of daar in het beroeps- of reserve kader wel officieren waren die, zich voor de geest halend welke eisen de eerste wereldoorlog gesteld had, zich met diepe bezorgdheid afvroe gen, wat die rommelige, slecht-uit- geruste en slechl-ingespeelde Neder landse landmacht in een tweede wereldoorlog presteren zou, maar veel verder dan tot die bezorgdheid kwamen ook zy niet. Er was nu een maal geen geld voor modernisering, men moest roeien met de riemen die men had en als er geen ai te zware storm opstak, zou het wrakke bootje het misschien nog wel houden. Wie het opbracht, de Nederlandse land macht kritisch te bezien, wist dat men van haar niet al te veel mocht verwachten en dus evenmin al te hoge eisen aan haar kon stellen. In dat opzicht was generaai Reyn ders een realist. April 1939, de tijd van de voor-mo bilisatie. Bij de Waalbrug in Nijme gen staat een soldaat op wacht voor de asperge-versperring; 29 augustus 19.39, de eerste dag van de volledige mobilisatie van land-, zee- en luchtmacht in Nederland. Honderdduizenden mannen viorden in werkelijke dienst geroepen om de li nies te bemannen en de stellingen te bezetten. Het gewone treinverkeer is stilgelegd, heel het spoorwegenmate- rieel dient, voor vervoer van troeven het verleden bestudeert, maar wan neer de betrokkene het tot comman dant van het Nederlandse veldleger brengt, kan die studie er licht toe leiden dat hij, met de voorbeelden uit het verleden voor ogen, op de kaart grandioze manoeuvres gaat ontwerpen die van een alleszins te waarderen aanvalslust getuigen maar de beperkte capaciteiten van dat arme veldleger ver te boven gaan. Realistischer dan generaal Reynders wat zijn kijk op het Derde Rijk en een mogelijk Duits offensief betrof, was generaal van Voorst tot Voorst minder realistisch dan deze. wanneer hij zich afvroeg hoe dat offensief opgevangen moest worden: hieruit vloeide dus al een dubbele tegenstelling in opvattingen voort tussen persoonlijkheden, die uit ge heel andere kringen van het volk af komstig waren en elkaar ook slecht lagen. Reynders was ,een burger jongen', van Voorst tot Voorst, als zijn voorganger Röell, een aristo craat. Luitenant-generaal Röell was het als commandant van het veldleger en commandant van de Vesting Holland al niet eens geweest met de ver schillende concentratie-plannen die generaal Reynders als chef van de generale staf in '34 en '35 min of rr^er had laten uitwerken. Daarmee legde men zich, vond iiij, teveel vast Zoals hij begin '36 betoogde op een bijeenkomst van twee vlagofficieren van de marine en zeven opperoffi- cieren van de landmacht die de Ko ningin belegd had ter voorlichting van haarzelf en van de zes-en-twin tigjarige Kroonprinses, was hij, Röell, ,een overtuigd aanhanger van dé noodzakelijkheid van een of an dere afwachtingsopstelling, vooraf gaand aan een concentratie.' Gene- raal-majoor Fabius, hoofd van de inlichtingendienst i" de eerste we reldoorlog, was hem toen bijgeval len: Fabius wenste ,met nadruk vast te stellen dat het wederom invoeren van een afwach tingsopstelling, uiteraard meer be veiligd dan in 1914, een besliste noodzakelijkheid is om als het ware eerst de kat uit de boom te kunnen kijken.' Afwachten Die afwachtingsopstelling moest, al dus weer luitenant-generaal Röell, .aangezien het luchtgevaar het con- centratie-spoorwegr ervoer zeer twijfelachtig maakt', ,te voet en steeds strijdvaardig* ingenomen wor den. En behield de legerleiding dan .bruggehoofden op de grote rivieren', dan zou men .een herhaling' krijgen .van hetgeen Prins Willem I van Oranje deed. toen deze door de ves tingen aan Maas en IJsel .de tuin van Holland sloot' Men mag zich afvragen of het In onze verhoudingen veel zin had, te rug te grijpen op militaire gebeurte nissen die 350 jaar in het verleden lagen. Generaal Reynders had er maar het z,vijgen toe gedaar. Beter dan een Röell en een Fabius besefte hij, dat men in een radicaal andere tijd leef de en dat men anno 1936 met de Ne derlandse landmacht niet teveel ka priolen kon uithalen; tot meer dan een passieve verdediging achtte hij haar niet capabel. Daarmee hield hij bij h opstellen van .Geval Blauw' ook rekening; hier kreeg het veld leger niet tot taak, na ingewikkelde manoeuvres in het vrije veld een zwaar gevecht aan te gaan (in be wegingen met grote eenheden had men geen enkele ervaring en voor een klassieke veldslag ontbrak al het geschut) het veldleger moest zich louter .erdedigen: eerst in de Gel derse Vallei, daarna achter dc Nieuwe Hollandse Waterlinie. Generaal Röell had zich tenslotte, maar tegenstribbelend, bij de con centratie voor 'Geval Blauw' neer gelegd; moeten leerleggen, want ge neraal Reynders had, zoals wij al zagen, de bevoc ,dheïd veroverd om als chef van de generale staf het mobilisatie- en concentratieplan te bepalen, desnoods tegen de inzichten van de ""•erigens aan hem gelijkge stelde commandant van het veld leger in. Maar generaal Röell gaf niet op en toen hij op 1 april '37 zijn functie overdroeg aan generaal van Voorsl tot Voorst, bleek al spoe dig dat deze zich evenmin als zijn voorganger verenigen kon met de relatief passieve rol die generaal Reynders aan het veldleger toege dacht had. B* gin juli ontving de ge neraal van Voorst tot Voorst dc ijlannen voor .Geval Blauw', Hij haci er veel. zo niet alles op tegen. Hij geurde af. dat ,uit eigen beweging, geheel nodeloos' heel noord- en oost- '.'ederlanc. prijsgegeven werd. ter wijl daar toch 'bijzondere mogelijk heden' waren voor .operatief optre- len'. (,Men bedenke hoe Napoleon 1814 op de binnenlijnen Centraal Frankrijk verdedigde'); .geval Blauw' achtte hij .ontmoedigend, zo niet demoraliserend voor de volks geest'. .zeer belangrijk-1 centra als Arnhem en Nijmegen, de gehele Be- luwe werden voetstoots prijsgege ven'; van de Gelderse Vallei-stelling waar hij zich dan in eerste instantie •noest inrichten, was de linkervleu gel (die aan het IJselmeer) onge schikt voor de verdediging achtei iie stelling zou het veldleger mei indere eenheden opgepropt komen e zitten hij zou als commandani van dat veldleger een taak krijgen ':e hem in zijn operatievrijheid bin- ïen zijn open tlegebied aan handen ;n neten bindt': uit de gekozen opstelling is geen operatieplan dat redding kan bren gen, mogelijk Terugtocht naar de vesting Holland onder moeilijke om Wij kunnen van de militaire aspecten der vooroorlogse defensie nog geen afscheid nemen. Integendeel: een uiterst belangrijk aspect valt nog te behandelen. Laat ons het formuleren in de vorm van een vraag: hoe stelde men zich eigenlijk voor, de verdediging te voeren indien Duits land inderdaad tot een grootscheepse aanval zou overgaan Want wat wij tot dusver aan maatregelen beschreven (bezetting van de grote bunkers door politietroepen, verplaatsing van de llde bataljons, mobili satie van de grensbataljons alsmede van het z.g. Peeldetachement), had als voornaamste functie, de algemene mobilisatie en de concentratie der op te roepen lichtingen te dekken: de strijd van al die aan en achter de grenzen opgestelde bataljons en ook de verdediging van de over gangen over de rivieren werden gezien als inleiding tot de eigenlijke verdediging die verder westelijk gevoerd zou worden- Waar en hoe lang Generaals hebben behoefte aan vast heid: zij moeten weten wat van hen verwacht wordt, men kan een zo in- mens gecompliceerd proces als de verdediging van een geheel land of van grote gedeelten daarvan niet improviseren. Dat was, wat ons land betrof, ook daarom niet mogelijk om dat die landsverdediging in hoofd zaak gevoerd zou moeten worden door troepen die men eerst bij drei gend oorlogsgevaar zou mobiliseren. Het vooroorlogse leger was een oefenschool en een depot; oefen school voor lichtingen die na hun eerste oefening met groot verlof gin gen en daarna voor herhalingsoefe ningen opgeroepen werden; depot van wapenen die na mobilisatie aan al die groot-verlofgangers uitgereikt zouden worden. Op die mobilisatie zou, wij stipten dat al aan, concen tratie dienen te volgen, d.w.z. dat men de gevormde eenheden met hun wapenen uit de mobilisatie-centra moest overbrengen naar concentra tiegebieden die pasten in een te voren opgesteld verdedigingsplan. Mobilisatie zowel als concentratie dienden dus nauwkeurig voorbereid te worden. Beide processen vergden zeer omvangrijke transporten, in de eerste plaats door middel van hon derden treinen; in de concentratie gebieden uitgestapt, zouden de troe pen veelal lange marsen moeten af leggen, Dat alles moest (vooral gold dat voor treintransporten) ,op de minuut nauwkeurig verlopen; elk onderdeel moest dus op de hoog te zijn van plaats en tijd van in lading of afmars, plaats en tijd van ontlading of aankomst, plaats van de legering na de verplaatsing, de aldaar noodzakelijke veiligheids maatregelen, opstelling en legering van troepen in de omgeving, enz. enz.' Al die transporten moesten in vre destijd door het bureau van de gene rale staf voorbereid en vastgelegd worden, dat laatste in de vorm van z.g. marsgrafieken en van ,spoor- boekjes' die hoofdzakelijk in samen werking met de Nederlandse Spoor wegen in elkaar gezet werden. Afstemmen Dan moesten mobilisatie en concen tratie op elkaar afgestemd zyn: het was aanbevelenswaardig, de mobili satie-centra zoveel mogelyk binnen de concentratiegebieden te laten val len of althans niet te ver daarbuiten. Een moeilijkheid daarby was, dat men tevoren niet met volstrekte zekerheid kon welen, in welke inter nationale constellatie o. s land zich zou moeten verdedigen. Wy haalden al enkele stukken aan, die aantoon den dat de lege leiding althans in het midden van de jaren '30 nog rekening hield mr' de mogelykhcid van een Frans-Belgische opmar% te gen Duitsland door Noord-Brabant en Limburg. Toen generaal Reynders in '34 chef van de generalestaf werd, bleek hem dat in de voorafgaandj jaren con centratie-opstellingen .voor een aan tal denkbare oorlogsgevallen ont wonen (waren) e' dat een enkele, de z.g. neutraliteitsopstelling welke als de meest waarschijnlijke werd beschouwd, uitgewerkt' was. Het leek hem niet praktisch, al die op stellingen verder uit te werken en bij te houden en hij besloot dus, .een zodanige aanvangsopstelling voor onze weermacht te kiezen dat vanuit die opstelling zowel front naar het oosten als naar het zuiden of westen zou kunnen worden ge maakt.' Zijn o-. .rweging was döar- b.dat geenszins van te voren zou va tstaan, aan welke zijde wij in een Europese oorlog zouden moeten strijden.' Generaal Reynders zal dat wel gemeend hebben, maar in wer- keb ':heid nam zijn als het ware alzijdige aanvangsopstelling (die d.- code-aanduiding .Geval Blauw' kreeg) met name door de bunker linies die aangelegd werden, meer en meer het karakter aan van een op stelling die in hoofdzaak rekening hield met een mogelijk Duits offen sief. .Chef stal heeft zich uitgelaten dat "lauw enige geval dat mogelijk was bij dreigende oorlog', tekende generaal van Voorst tot Voorst zomer '37 aan. De plannen voor .Blauw* werden door generaal Reynders. vermoede lijk in '36, aan minister Colijn voor gelegd; deze keurde ze goed. Hij vond het niet nodig, ze aan de mi nisterraad kenbaar te maken. Colijns opvolger als minister van defensie, Van Dijk, had volgens Reynders geen belangstelling voor die plannen Van Dijk zelf verklaarde na de oor log dat hy ze eerst na veel strubbe lingen te zien kreeg, dat er .ver schillende besprekingen' aan gewijd werden en dat daarbij bleek dat er ,geen gelijkheid van opvattingen' was tussen de chef van de generale staf en de commandant van het veldleger, generaal van Voorst tot Voorst waarover aanstonds meer. Die twee uitlatingen stemmen in zo verre overeen dat generaal Reynders blijkbaar weinig behoefte had, zijn civiele superieuren te kennen in het geen hij als militair voorbereid had en daarover valt óók meer te ver halen, maar eerst in het volgend deel. Het belangrijkste element in .Geval Blauw" was, dat het z.g. veldleger dat uit twee legerkorpsen zou komen te bestaan (elk korps met twee in fanteriedivisies als kern, elke divisie telde ca. 10.000 man) geconcentreerd zou worden in en bij de Gelderse vallei. Hier was Nederland benoor den de rivieren het smalst. Een van die twee legerkorpsen mobiliseerde in Amersfoort en omgeving, het an dere hoofdzakelijk in Ede, Arnhem en Doesburg. Voor beide legerkorp sen (het nde er. IVde) waren dus slechts geringe verplaatsingen nodig om de Gelderse vallei te bereiken. Het Iste legerkorps zou tot taak krij gen het oostfront van de Vesting Holland te dekken. Door het uitwerken en byhouden van dc concentratie-opstelling .Blauw* werd de zwakbezette gene rale utaf al In hoge mate in beslag genomen. Maar wat zou er op die concentrate moeten volgen? Welk krijgsbeleid moest men voeren als die snel groeiende Wehrmacht ooit tot het offensief zou overgaan? Onze algemene indruk is, dat men bij de beantwoording van die vraag niet ver vooruitgezien heeft. Van Dijk, minister van defensie van juli 21 tot augustus '25, had althans in d" periode een duidelijke richtlijn gegeven, en wel in een brief van 12 juli '24, gericht aan de chef van de generale staf. Daarin had hij ge steld dat als grondslag voor het de fensiebeleid aangenomen moest wor den dat .het Nederlandse leger ter sterkte van 300.000 man zi«-h gedurende drie maanden zelfstandig moet kunnen handhaven, terwijl bovendien ge rekend moet worden op een vol doende voorraad ter voorziening in de verpleging van de burgerbevol king in de Vesting Holland en in de de stelling van Den Helder, te stel le" op drie miljoen mensen gedu rende een gelijk tijdvak'. Krijgsplan Het krijgsplan hield dus in, dat het veldleger zich uiteindelijk zou terug trekken achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De chef van de generale staf stipuleerde negen maanden la ter, dat men in totaal in die drie maanden rekenen moest op zestien grote gevechtsdagen'. acht buiten, acht binnen de Vesting Holland. Van die situatie moest men uitgaan van 1930 af, de commandant van het veldleger, de che van de marinestaf en ertien at.dere militaire autori teiten waren al, eveneens op 12 juli '24 door minister Van Dijk uitgeno digd. gedetailleerd op te geven, ,op welke hoeveelheden krijgsmaterieel, wplegingsvoorraden, enz. naar uw oordeel moet worden gerekend. De antwoorden kwame binnen, zij zul len wel een dik dossier gevormd hebben. Dat dossier liet men verder rusten: er was toch geen geld. Een duidelijke richtlijn schreven wij

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 14