NEDERLANDS LEGER WAS NIET
VOORBEREID OP BLITZKRIEG
Tegenstellingen en gebrek aan
visie bij legerleiding en regering
Men geloofde
nauwelijks
in oorlog
14
PROVINCIAL E ZEEUWSE COURANT
WOENSDAG 12 FEBRUARI 1969
Izaak Herman Reynders was een
Groninger. In 1879 was hij geboren
in Stadskanaal, in de gemeente
Onstwedde waar zijn vader burge
meester was. HiJ werd beroepsoffi
cier bij het wapen der infanterie.
Toen hij in de eerste wereldoorlog
de Hogere Krijgsschool volgde, was
hij de op na beste leerling van
zijn jaar. Na '18 zaten ,de nationale
ontwapena.a-s' hem danig dwars, zij
lieten, erke-de hij bijna veertig jaar
later, .een blijvende wrok in mij
achter'. Want Reynders (slank en
klein van stuk, maar met een opval
lend groot hoofd) was het tegendeel
»n wat men zich gemeenlijk onder
een rustige, gesloten Groninger
voorstelt. Hij was een buitengewoon
levendig en emotioneel man: opval
lend hartelijk (zijn stafofficieren lie
pen met hem weg), maar door de
daaruit blijkende gevoeligheid ook
in hoge mate kwetsbaar. Aan Neder
landse maatstaven gemeten, was hij
een zeer capabel opper off icier:
werkzaam, toegewijd en intelligent
misschien zelfs wel te vlug van
geest. Voor het rustig doordenken
van bepaalde situaties gunde hij zich
soms te weinig tijd; gekoppeld aan
een zeker gemis aar wat wij, bij ge
breke aan een betere term, stoer
heid zouden willen noemen, had zijn
emotionele kwetsbaarheid twee
schijnbaar tegengestelde, maar in
werkelijkheid bij elkaar passende
gevolgen: liepen de conflicten hoog
op, dan viel het hem moeilijk, een
vaste koers te bepalen en had hij
die vaste koers uitgezet, dan klamp
te hij er zich aan vast, ook als de
omstandigheden drastisch veranderd
Uit het boek van dr L. de
Jong ,Het koninkrijk der Ne
derlanden in de tweede wereld
oorlog* publiceren wij vandaag
het hoofdstuk .Het debat over
het krijgsbeleid'.
waren. Naturen als de zijne x
toeschietelijk als zij zijn, steeds de
aanhankelijkheid van ondergeschik
ten, maar slagen er in kritieke fasen
niet in, hoger-geplaatsten het nodige
vertrouwen in te boezemen. Dat zou,
wat Reynders betrof, kort na het
uitbreken van de tweede wereldoor
log blijken.
Andere man
De commandant van het veldleger,
tevens commandant van de Vesting
Holland, Jan Joseph Godfried baron
van Voorst tot Voorst, was een ge
heel andere persoonlijkheid. Hy was
ruim anderhalf jaar jonger dan
Reynders: een Gelders edelman uit
een oud katholiek geslacht, ook al
met hart en ziel militair, verzot op
paardrijden, jagen, schermen en
zwemmen wjj zouden hem een
romanticus met feodale inslag wil
len noemen. By die inslag paste een
fabelachtig geheugen voor mensen
die ooit onder hem gediend hadden.
Kwamen we in Assen en ontmoetten
we daar een seigeant-majoor die hij
twintig jaar tevoren gekend had.
dan wist hij nog precies zijn naam.
Dat maakt altijd veel indruk op de
mensen' aldus, veel later, een van
zijn stafofficieren. Hij was zeer vor
melijk. tegelijk ook zeer strijdvaar
dig en bij tijd en wijle zeer impulsief
- alle irie dc eigenschappen pasten
bij de instelling van deze 'ridder
zonder vrees of blaam' die een trouw
dienaar was van de Slaat der Neder
landen en zich in bijzondere male
verknocht voelde aan koningin Wil-
helmina wier ordonnans-officier hij
nog vóór de eerste wer Idoorlog ge
weest was. wier adjudant in buiten
gewone dienst hij in '33 werd.
Generaal Godfried van Voorst tot
Voorst was een groot kenner van de
militaire ge hiedenis, in de veld
tochten van Hannibal, Scipio en Na
poleon had hij zich in het bijzonder
verdiept. Het kan Stimulerend wer
ken wanneer een opperofficier de
standigheden hangt hier als een
noodlot boven. Van vernietigen van
de vijand is geen sprake.' Neen, dan
had Koning-Stadhouder Willem III
zich in 1672 aan IJsel en Rijn beter
opgesteld! Hij had Lodewijk XIV
kostbare tijd doen verliezen: zo had
hij Holland gered.
Memorie
Dat alles legde de commandant van
het veldleger op 11 juli '37 in een
memorie vast. Vijf dagen later ge
bruikte h(j die memorie als grondslag
voor een brief aan generaal Reyn
ders waarin hij, dc boven weerge
geven argumenten samengevat heb
bend, in het bijzonder nog bezwaar
maakte tegen de .aanvankelijke taak'
van het - Idleger die aangegeven
was als .hardnekkige verdediging'.
Hy achtte .operatief en offensief op
treden' .mogelyk en zelfs noodzake
lijk' en drong dus op een andere for
mulering aan: .Wordt als formu
lering gekozen: .doordringen in Ne
derlands grondgebied op dc krach
tigst mogelijke wijze tegengaan',
,dan', schreef hy. .bljjft voldoende
ruimte over voor het voeren van de
noodzakelijke operation' wélke
operation dat zouden worden, zou
hij (maar dat schreef hy er niet bij)
in zijn kwaliteit van commandant
van het veldleger bepalen.
Generaal Reynders ging op die brief
niet in. Werd het verschil in visie
grondig doorgesproken? Trachtte hij
het generaal van Voorst tot Voorst
duidelijk te maken dat die .noodza
kelijke operatiën' evenzovele fanta
sieën waren Wij vrezen van niet.
In april '38 werd generaal van
Voorst tot Voorst door de Koningin
ontvangen. Wij citeren uit zijn aan
tekeningen:
.H.M. begon met te zeggen, heb u
zo'n lange tijd niet gezien en wil
gaarne uw oordeel over politieke
quaesties en concentraties. Medege-
deeld: niet eens (met) chef generale
staf over concentraties. Wil dichter
bij grensBij vertrek: .Dank u
zeer voor uw zeer Interessante mede
delingen.'
Met de klacht van de commandant
van het veldleger (want een klacht
was het) kon de Koningin weinig be
ginnen: .Blauw' was door de chef
van de generale staf vastgesteld,
door zijn officieren uitgewerkt en
door de verantwoordelijke minister
goedgekeurd maar ze vergat de
,zeer interessante mededelingen' niet.
Ook generaal van Voorst tot Voorst
had voorlopig geen keus. Hij aan
vaardde de stelling in de Gelderse
Vallei, maar de .hardnekkige ver
dediging' bleef hij afwijzen. In fe
bruari '39 schreef hij een nieuwe me
morie waarin hij berekende dat het
veldleger, om de inundatie van de
Nieuwe Hollandse Waterlinie te
waarborgen, de stelling minstens
zeven dagen verdedigen moest; die
verdediging diende evenwel .offen
sief gevoerd te worden: rukten
Duitse troepen naar de Gelderse Val
lei op. dan moesten Nederlandse
troepen ze via de Betuwe in de lin
kerflank aanvallen, ja
.Ook in andere zin kan een krachtig
en met een viertal reserve-divisiën
versterkt veldleger zich de Vallei
stelling operatief ten nutte maken
nL gedekt door deze stelling met een
belangrijk gedeelte op te rukken
langs de as Utrecht-Vianen-Zalt-
bommel-'s-Hertogenbosch (zie Prim
Willem III 1672'1673) en te opereren
in Noord-Brabant en in België, hetzi:
onverwacht uitbrekend voor een of
fensief. hetzij ter versterking van dc
verdediging aldaar.'
Bondgenotr
Toen generaal van Voorst tot Voorsi
nog geen maand na het opsteller
van dit stuk opnieuw door de Ko
ningin werd ontvangen, schetste hi.i
haar welke gelegenheden voor of
fensief optreden de Grebbelinic
bood; .Grebbelinie' was de bena
ming geworden van de versterkingen
die hij in de Gelderse Vallei wilde
gaan aanleggen. ,H.M. meent', tekende
hij aan, ,dat niet alleen moet worden
standgehouden In Grebbelinie, maai
zo mogelijk naar voren moet worden
opgerukt.' Hij had er dus een strijd
lustige bondgenote bij gekregen,
daardoor gesterkt, ging hij aan de
Grebbelinie bijzondere aandacht be
steden. In juni '39 hield hij er een
grote kaderoefening .met alle gene-
raals-legerkorpscommandanten en
kolonels-divisiecommandanten' die
waarden te verbinden. Weer citeren
wij generaal van Voorst tot Voorsts
aantekeningen
11 juli. 9.30-10.30 Majoor Phal,
deelt mij mede dat H.M. wenst inge
Hier het Centraal Station in Amster
dam, waar de mannen zich verdrin-
gen voor hun bestemmingen binnen
de stelling-Den Helder.
licht te worden over stand van zaken
Grebbelinie. Deel mede dat ik nood
zakelijk acht: 1. kanaalaanleg be
spoedigen; 2. geen kazematten
schrappen; 3. electrisch bomvrij ge
maal bij de Grebbe; 4. opwerken en
in orde maken (van) dijken, werken
en kom-afscheidingen. Maj. Phaff
deelt mij 12 juli mede dat H.M. mi-
in de Grebbelinie in stelling zouden
moeten gaan; vier dagen lang wer
den er de mogelijkheden tot verster
king en tot inundatie verkend, en op
11 juli kreeg de generaal opnieuw
gelegenheid, zijn desiderata aan de
Koningin kenbaar te maken, ditmaal
via een van haar adjudanten. Men
lette op die datum: het vierde mi-
nisterie-Colijn was demissionair; In
zulk een periode was het de Ko
ningin mogelijk, aan de verlening
van de opdracht tot formatie van
een nieuw kabinet bepaalde voor-
nister Colijn zou verzoeken, mij hier
over te ontbieden. H.M. liet mij zeg
gen dat een-en-ander niet het gevolg
was van .klikken', maar omdat H.M.
zelf het uitspreken had uitgelokt.'
Helaas: de commandunt van hef
veldleger werd niet door minister
Colijn ontboden. Tot een uitspraak
met generaal Reynders kwam het
evenmin. Zes weken later werd de
algemene- mobilisatie afgekondigd,
gevolgd door de conccntratie-.BIauw*
en daarmee stond achter de Grebbe
linie een veldleger opgesteld dat de
chef van de generale staf, nu tot
opperbevelhebber van land- en zee
macht gepromoveerd, in geval van
oorlog zo spoedig mogelijk achter de
Nieuwe Hollandse Waterlinie wilde
terugnemen, terwijl de commandant
van dat veldleger onder geen beding
de Grebbelinie wilde prijsgeven en
daarmee alle mogelijkheden tot de
offensieve operaties die by tijd en
wyle zijn geest vervulden. Er was
eenheid van bevelvoering einde
lijk. Er was geen eenheid van beleid.
Het. is 23 augustus 1939, de interna
tionale spanning is hoog gestegen.
Foto: minister-president jhr. De
Geer, die later uit- Londen naar het
bezette Nederland, zou ontsnappen,
beent zich driftig een weg naar de
rgadering
maar zij werd niet in het oog ge
houden; niet door de legerleiding en
niet door de ministers, met uitzonde
ring van de economische sector waar
men (dat krijgen wij nog te schetsen)
aan het eind van de jaren '30 met
grote ijver voorraden ging inslaan.
Ons is niet gebleken dat op het ni
veau van de ïinisterraad, ja op
welk niveau ook, ooit, wat die moge
lijke oorlog betrof, sprake geweest
is van goed doordacht en gecoördi
neerd beraad over alle aspecten van
de landsverdediging. Men had van
'33. men had van 6 af (Rijnland-
crisis!) kunnen redeneren: Mocht
Duitsland ons aanvallen, dan zullen
wij trachten, ons in het westen des
lands drie maanden, één r .aand des
noods, te handhaven wat hebben
we in dat geval nodig?' Ons is niet
gebleken dat die vraag in c'ie jaren
ooit duidelijk gesteld, ooit uitputtend
doorgesproken is. Wat de beveili
gingsmaatregelen (de O- en de F-Q-
regeling) inhielden, slorpte aan mili
taire kant de energie al goeddeels
op. Men nam daar voorts aan, dat de
troepen a.,n de grens enkele dagen
weerstand konden bieden: twee da
gen, dacht generaal Reynders begin
'39, 'langer dan twee dagen', dacht
minister Van Dijk april '39 ('Ik zeg,
dit optimisme niet te delen', aldus
generaal van Voorst tot Voorst)
d; ->rna ou men dan aan de IJsel en,
in de Gelderse vallei, aan de Greb
belinie moeten standhouden, en ver
volgens zou (dat was althans de op
vatting van eneraal Reynders) het
veldleger moeten terugtrekken ach
ter de inundaties van de Nieuwe
Hollandse Waterlinie.
Wat dan? Daar verdiepte men zlr.h
niet in, en zo was het beleid van re
gering en legerleiding in feite een
dubbele speculatie: een speculatie
dat "Duitsland niet tot een groot
scheeps offensief tegen Nederland
zou overgaan én een speculatie dat,
mocht zich dat geval tóch voordoen
(Colyn geloofde er niet in), Engeland
en Frankrijk de Vesting Holland met
voldoende krachten te hulp zouden
komen.
Beide speculaties bleken onjuist te
zijn.
Blitzkrieg
Daar kwam dan nog bij, dat men,
voorzover men over die mogelijker
wijs komende oorlog dacht, zulks
deed in voorstellingen die uit de
eer -> wereldoor' ,g dateerden. Hit-
Iers Blitzkrieg zou als een complete
verrassing komen. Niet alleen voor
de Nederlandse generaals overigens
ook voor hun Poolse, Deense,
Noorse, Franse, Engelse en Belgische
collega's.
Opzettelijke nalatigheid (het zij ten
overvloede verklaard) hebben wij bü
dat alles aan Nederlandse kant niet
kunnen ontdekken, wel een gebrek
aan visie. Wy nemen aan, dat er hier
of daar in het beroeps- of reserve
kader wel officieren waren die, zich
voor de geest halend welke eisen de
eerste wereldoorlog gesteld had,
zich met diepe bezorgdheid afvroe
gen, wat die rommelige, slecht-uit-
geruste en slechl-ingespeelde Neder
landse landmacht in een tweede
wereldoorlog presteren zou, maar
veel verder dan tot die bezorgdheid
kwamen ook zy niet. Er was nu een
maal geen geld voor modernisering,
men moest roeien met de riemen die
men had en als er geen ai te zware
storm opstak, zou het wrakke bootje
het misschien nog wel houden. Wie
het opbracht, de Nederlandse land
macht kritisch te bezien, wist dat
men van haar niet al te veel mocht
verwachten en dus evenmin al te
hoge eisen aan haar kon stellen.
In dat opzicht was generaai Reyn
ders een realist.
April 1939, de tijd van de voor-mo
bilisatie. Bij de Waalbrug in Nijme
gen staat een soldaat op wacht voor
de asperge-versperring;
29 augustus 19.39, de eerste dag van
de volledige mobilisatie van land-,
zee- en luchtmacht in Nederland.
Honderdduizenden mannen viorden in
werkelijke dienst geroepen om de li
nies te bemannen en de stellingen te
bezetten. Het gewone treinverkeer is
stilgelegd, heel het spoorwegenmate-
rieel dient, voor vervoer van troeven
het verleden bestudeert, maar wan
neer de betrokkene het tot comman
dant van het Nederlandse veldleger
brengt, kan die studie er licht toe
leiden dat hij, met de voorbeelden
uit het verleden voor ogen, op de
kaart grandioze manoeuvres gaat
ontwerpen die van een alleszins te
waarderen aanvalslust getuigen
maar de beperkte capaciteiten van
dat arme veldleger ver te boven
gaan. Realistischer dan generaal
Reynders wat zijn kijk op het Derde
Rijk en een mogelijk Duits offensief
betrof, was generaal van Voorst tot
Voorst minder realistisch dan deze.
wanneer hij zich afvroeg hoe dat
offensief opgevangen moest worden:
hieruit vloeide dus al een dubbele
tegenstelling in opvattingen voort
tussen persoonlijkheden, die uit ge
heel andere kringen van het volk af
komstig waren en elkaar ook slecht
lagen. Reynders was ,een burger
jongen', van Voorst tot Voorst, als
zijn voorganger Röell, een aristo
craat.
Luitenant-generaal Röell was het als
commandant van het veldleger en
commandant van de Vesting Holland
al niet eens geweest met de ver
schillende concentratie-plannen die
generaal Reynders als chef van de
generale staf in '34 en '35 min of
rr^er had laten uitwerken. Daarmee
legde men zich, vond iiij, teveel vast
Zoals hij begin '36 betoogde op een
bijeenkomst van twee vlagofficieren
van de marine en zeven opperoffi-
cieren van de landmacht die de Ko
ningin belegd had ter voorlichting
van haarzelf en van de zes-en-twin
tigjarige Kroonprinses, was hij,
Röell, ,een overtuigd aanhanger van
dé noodzakelijkheid van een of an
dere afwachtingsopstelling, vooraf
gaand aan een concentratie.' Gene-
raal-majoor Fabius, hoofd van de
inlichtingendienst i" de eerste we
reldoorlog, was hem toen bijgeval
len: Fabius wenste
,met nadruk vast te stellen dat het
wederom invoeren van een afwach
tingsopstelling, uiteraard meer be
veiligd dan in 1914, een besliste
noodzakelijkheid is om als het ware
eerst de kat uit de boom te kunnen
kijken.'
Afwachten
Die afwachtingsopstelling moest, al
dus weer luitenant-generaal Röell,
.aangezien het luchtgevaar het con-
centratie-spoorwegr ervoer zeer
twijfelachtig maakt', ,te voet en
steeds strijdvaardig* ingenomen wor
den. En behield de legerleiding dan
.bruggehoofden op de grote rivieren',
dan zou men .een herhaling' krijgen
.van hetgeen Prins Willem I van
Oranje deed. toen deze door de ves
tingen aan Maas en IJsel .de tuin
van Holland sloot'
Men mag zich afvragen of het In
onze verhoudingen veel zin had, te
rug te grijpen op militaire gebeurte
nissen die 350 jaar in het verleden
lagen.
Generaal Reynders had er maar het
z,vijgen toe gedaar. Beter dan een
Röell en een Fabius besefte hij, dat
men in een radicaal andere tijd leef
de en dat men anno 1936 met de Ne
derlandse landmacht niet teveel ka
priolen kon uithalen; tot meer dan
een passieve verdediging achtte hij
haar niet capabel. Daarmee hield hij
bij h opstellen van .Geval Blauw'
ook rekening; hier kreeg het veld
leger niet tot taak, na ingewikkelde
manoeuvres in het vrije veld een
zwaar gevecht aan te gaan (in be
wegingen met grote eenheden had
men geen enkele ervaring en voor
een klassieke veldslag ontbrak al het
geschut) het veldleger moest zich
louter .erdedigen: eerst in de Gel
derse Vallei, daarna achter dc
Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Generaal Röell had zich tenslotte,
maar tegenstribbelend, bij de con
centratie voor 'Geval Blauw' neer
gelegd; moeten leerleggen, want ge
neraal Reynders had, zoals wij al
zagen, de bevoc ,dheïd veroverd om
als chef van de generale staf het
mobilisatie- en concentratieplan te
bepalen, desnoods tegen de inzichten
van de ""•erigens aan hem gelijkge
stelde commandant van het veld
leger in. Maar generaal Röell gaf
niet op en toen hij op 1 april '37
zijn functie overdroeg aan generaal
van Voorsl tot Voorst, bleek al spoe
dig dat deze zich evenmin als zijn
voorganger verenigen kon met de
relatief passieve rol die generaal
Reynders aan het veldleger toege
dacht had. B* gin juli ontving de ge
neraal van Voorst tot Voorst dc
ijlannen voor .Geval Blauw', Hij haci
er veel. zo niet alles op tegen. Hij
geurde af. dat ,uit eigen beweging,
geheel nodeloos' heel noord- en oost-
'.'ederlanc. prijsgegeven werd. ter
wijl daar toch 'bijzondere mogelijk
heden' waren voor .operatief optre-
len'. (,Men bedenke hoe Napoleon
1814 op de binnenlijnen Centraal
Frankrijk verdedigde'); .geval
Blauw' achtte hij .ontmoedigend, zo
niet demoraliserend voor de volks
geest'. .zeer belangrijk-1 centra als
Arnhem en Nijmegen, de gehele Be-
luwe werden voetstoots prijsgege
ven'; van de Gelderse Vallei-stelling
waar hij zich dan in eerste instantie
•noest inrichten, was de linkervleu
gel (die aan het IJselmeer) onge
schikt voor de verdediging achtei
iie stelling zou het veldleger mei
indere eenheden opgepropt komen
e zitten hij zou als commandani
van dat veldleger een taak krijgen
':e hem in zijn operatievrijheid bin-
ïen zijn open tlegebied aan handen
;n neten bindt':
uit de gekozen opstelling is geen
operatieplan dat redding kan bren
gen, mogelijk Terugtocht naar de
vesting Holland onder moeilijke om
Wij kunnen van de militaire aspecten der vooroorlogse defensie nog geen
afscheid nemen. Integendeel: een uiterst belangrijk aspect valt nog te
behandelen. Laat ons het formuleren in de vorm van een vraag: hoe
stelde men zich eigenlijk voor, de verdediging te voeren indien Duits
land inderdaad tot een grootscheepse aanval zou overgaan Want wat
wij tot dusver aan maatregelen beschreven (bezetting van de grote
bunkers door politietroepen, verplaatsing van de llde bataljons, mobili
satie van de grensbataljons alsmede van het z.g. Peeldetachement), had
als voornaamste functie, de algemene mobilisatie en de concentratie der
op te roepen lichtingen te dekken: de strijd van al die aan en achter
de grenzen opgestelde bataljons en ook de verdediging van de over
gangen over de rivieren werden gezien als inleiding tot de eigenlijke
verdediging die verder westelijk gevoerd zou worden- Waar en hoe lang
Generaals hebben behoefte aan vast
heid: zij moeten weten wat van hen
verwacht wordt, men kan een zo in-
mens gecompliceerd proces als de
verdediging van een geheel land of
van grote gedeelten daarvan niet
improviseren. Dat was, wat ons land
betrof, ook daarom niet mogelijk om
dat die landsverdediging in hoofd
zaak gevoerd zou moeten worden
door troepen die men eerst bij drei
gend oorlogsgevaar zou mobiliseren.
Het vooroorlogse leger was een
oefenschool en een depot; oefen
school voor lichtingen die na hun
eerste oefening met groot verlof gin
gen en daarna voor herhalingsoefe
ningen opgeroepen werden; depot
van wapenen die na mobilisatie aan
al die groot-verlofgangers uitgereikt
zouden worden. Op die mobilisatie
zou, wij stipten dat al aan, concen
tratie dienen te volgen, d.w.z. dat
men de gevormde eenheden met hun
wapenen uit de mobilisatie-centra
moest overbrengen naar concentra
tiegebieden die pasten in een te
voren opgesteld verdedigingsplan.
Mobilisatie zowel als concentratie
dienden dus nauwkeurig voorbereid
te worden. Beide processen vergden
zeer omvangrijke transporten, in de
eerste plaats door middel van hon
derden treinen; in de concentratie
gebieden uitgestapt, zouden de troe
pen veelal lange marsen moeten af
leggen, Dat alles moest (vooral gold
dat voor treintransporten)
,op de minuut nauwkeurig verlopen;
elk onderdeel moest dus op de hoog
te zijn van plaats en tijd van in
lading of afmars, plaats en tijd van
ontlading of aankomst, plaats van
de legering na de verplaatsing, de
aldaar noodzakelijke veiligheids
maatregelen, opstelling en legering
van troepen in de omgeving, enz.
enz.'
Al die transporten moesten in vre
destijd door het bureau van de gene
rale staf voorbereid en vastgelegd
worden, dat laatste in de vorm van
z.g. marsgrafieken en van ,spoor-
boekjes' die hoofdzakelijk in samen
werking met de Nederlandse Spoor
wegen in elkaar gezet werden.
Afstemmen
Dan moesten mobilisatie en concen
tratie op elkaar afgestemd zyn: het
was aanbevelenswaardig, de mobili
satie-centra zoveel mogelyk binnen
de concentratiegebieden te laten val
len of althans niet te ver daarbuiten.
Een moeilijkheid daarby was, dat
men tevoren niet met volstrekte
zekerheid kon welen, in welke inter
nationale constellatie o. s land zich
zou moeten verdedigen. Wy haalden
al enkele stukken aan, die aantoon
den dat de lege leiding althans in
het midden van de jaren '30 nog
rekening hield mr' de mogelykhcid
van een Frans-Belgische opmar% te
gen Duitsland door Noord-Brabant
en Limburg.
Toen generaal Reynders in '34 chef
van de generalestaf werd, bleek hem
dat in de voorafgaandj jaren con
centratie-opstellingen .voor een aan
tal denkbare oorlogsgevallen ont
wonen (waren) e' dat een enkele,
de z.g. neutraliteitsopstelling welke
als de meest waarschijnlijke werd
beschouwd, uitgewerkt' was. Het
leek hem niet praktisch, al die op
stellingen verder uit te werken en
bij te houden en hij besloot dus,
.een zodanige aanvangsopstelling
voor onze weermacht te kiezen dat
vanuit die opstelling zowel front
naar het oosten als naar het zuiden
of westen zou kunnen worden ge
maakt.' Zijn o-. .rweging was döar-
b.dat geenszins van te voren zou
va tstaan, aan welke zijde wij in
een Europese oorlog zouden moeten
strijden.' Generaal Reynders zal dat
wel gemeend hebben, maar in wer-
keb ':heid nam zijn als het ware
alzijdige aanvangsopstelling (die
d.- code-aanduiding .Geval Blauw'
kreeg) met name door de bunker
linies die aangelegd werden, meer en
meer het karakter aan van een op
stelling die in hoofdzaak rekening
hield met een mogelijk Duits offen
sief. .Chef stal heeft zich uitgelaten
dat "lauw enige geval dat mogelijk
was bij dreigende oorlog', tekende
generaal van Voorst tot Voorst
zomer '37 aan.
De plannen voor .Blauw* werden
door generaal Reynders. vermoede
lijk in '36, aan minister Colijn voor
gelegd; deze keurde ze goed. Hij
vond het niet nodig, ze aan de mi
nisterraad kenbaar te maken. Colijns
opvolger als minister van defensie,
Van Dijk, had volgens Reynders geen
belangstelling voor die plannen
Van Dijk zelf verklaarde na de oor
log dat hy ze eerst na veel strubbe
lingen te zien kreeg, dat er .ver
schillende besprekingen' aan gewijd
werden en dat daarbij bleek dat er
,geen gelijkheid van opvattingen'
was tussen de chef van de generale
staf en de commandant van het
veldleger, generaal van Voorst tot
Voorst waarover aanstonds meer.
Die twee uitlatingen stemmen in zo
verre overeen dat generaal Reynders
blijkbaar weinig behoefte had, zijn
civiele superieuren te kennen in het
geen hij als militair voorbereid had
en daarover valt óók meer te ver
halen, maar eerst in het volgend
deel.
Het belangrijkste element in .Geval
Blauw" was, dat het z.g. veldleger
dat uit twee legerkorpsen zou komen
te bestaan (elk korps met twee in
fanteriedivisies als kern, elke divisie
telde ca. 10.000 man) geconcentreerd
zou worden in en bij de Gelderse
vallei. Hier was Nederland benoor
den de rivieren het smalst. Een van
die twee legerkorpsen mobiliseerde
in Amersfoort en omgeving, het an
dere hoofdzakelijk in Ede, Arnhem
en Doesburg. Voor beide legerkorp
sen (het nde er. IVde) waren dus
slechts geringe verplaatsingen nodig
om de Gelderse vallei te bereiken.
Het Iste legerkorps zou tot taak krij
gen het oostfront van de Vesting
Holland te dekken.
Door het uitwerken en byhouden
van dc concentratie-opstelling
.Blauw* werd de zwakbezette gene
rale utaf al In hoge mate in beslag
genomen. Maar wat zou er op die
concentrate moeten volgen? Welk
krijgsbeleid moest men voeren als
die snel groeiende Wehrmacht
ooit tot het offensief zou overgaan?
Onze algemene indruk is, dat men
bij de beantwoording van die vraag
niet ver vooruitgezien heeft. Van
Dijk, minister van defensie van juli
21 tot augustus '25, had althans in
d" periode een duidelijke richtlijn
gegeven, en wel in een brief van
12 juli '24, gericht aan de chef van
de generale staf. Daarin had hij ge
steld dat als grondslag voor het de
fensiebeleid aangenomen moest wor
den dat
.het Nederlandse leger ter sterkte
van 300.000 man zi«-h gedurende drie
maanden zelfstandig moet kunnen
handhaven, terwijl bovendien ge
rekend moet worden op een vol
doende voorraad ter voorziening in
de verpleging van de burgerbevol
king in de Vesting Holland en in de
de stelling van Den Helder, te stel
le" op drie miljoen mensen gedu
rende een gelijk tijdvak'.
Krijgsplan
Het krijgsplan hield dus in, dat het
veldleger zich uiteindelijk zou terug
trekken achter de Nieuwe Hollandse
Waterlinie. De chef van de generale
staf stipuleerde negen maanden la
ter, dat men in totaal in die drie
maanden rekenen moest op zestien
grote gevechtsdagen'. acht buiten,
acht binnen de Vesting Holland. Van
die situatie moest men uitgaan van
1930 af, de commandant van het
veldleger, de che van de marinestaf
en ertien at.dere militaire autori
teiten waren al, eveneens op 12 juli
'24 door minister Van Dijk uitgeno
digd. gedetailleerd op te geven, ,op
welke hoeveelheden krijgsmaterieel,
wplegingsvoorraden, enz. naar uw
oordeel moet worden gerekend. De
antwoorden kwame binnen, zij zul
len wel een dik dossier gevormd
hebben. Dat dossier liet men verder
rusten: er was toch geen geld.
Een duidelijke richtlijn schreven wij