AFBRAAK EN OPBOUW
VOLKEREN
EN MENSEN
IN NOOD
De kans grijpen
KERK EN
TOEKOMST
Zaterdag 1 februari 1969
zaterdagnummer
Het aantal hervormde predikantsplaatsen in Middel
burg wordt met één verminderd. Een ontwerp-rap-
port voor het bisdom Breda adviseert het aantal
parochies terug te brengen tot een kwart, dat be
tekent bijvoorbeeld voor Zeeuwsch-Vlaanderen in de
toekomst nog maar vier r.k. parochies. Op Schou-
wen-Duiveiand wordt gedacht en gewerkt aan hoog
nodige combinaties van hervormde gemeenten. El
ders in Zeeland komen streekgemeenten in zicht-
Plannen worden momenteel alweer gemaakt voor
zomerwerk van de kerken in de Zeeuwse recreatie
gebieden. Plannen liggen te wachten op geld om ten
minste een industriepredikant aan te trekken voor
Zeeland, beslist geen overbodige luxe. In Terneuzens
binnenstad is een kerk afgebroken.
Plannen, gedachten, ideeën, schetsen, toekomstvisies, ge-
ent op de huidige situaties. In enkele kerken in Zeeland
wordt op plaatselijk of provinciaal vlak, in classikaal ver
band of in dekenaten, gewerkt aan en gedacht over de
toekomst. ,Wat de toekomst brenge mogenatuur
lijk: men zal er zich zélf mee moeten bezighouden. Met
nieuwe strukturen en organisatievormen. De kerken wor
den er of ze willen of niet mee geconfronteerd: met een
veranderende samenleving, een veranderende mens. Wil
de kerk nog iets te betekenen hebbben, nog een teken
zijn, dan zullen nieuwe vormen en nieuwe inhouden voor
dat teken moeten worden gevonden. Voortdurend blijkt
dat bepaalde nog bestaande strukturen niet meer
blijkt
HlJade-
quaat zijn, er wordt gevraagd om nieuwe, vanuit de
samenleving, vanuit de geseculariseerde samenleving. De
theologie meende altijd pasklare antwoorden te hebben,
passende en oppassende antwoorden voor de wereld.
Maar nu wordt de theologie op de feiten gedrukt, die
feiten kunnen we de secularisatie noemen. De kerk was,
conform aan de theologische inzichten onaantastbaar,
noem het heilig' Maar de kerk, het sociale instituut kerk,
is bepaald wél aantastbaar gebleken
Naarmate wetenschappen als, vooral, de sociologie, een
menswetenschap, vorderen, kwam men hier in de kerken
ook meer en meer achter. Het is natuurlijk niet alleen
een wetenschappelijke conclusie geweest. Gelijk daarmee
waren er de duidelijke ontwikkelingen in de wereld,
wereldoorlogen, technologische evolutie. In ieder geval:
leken' en theologen gaan zien, dat de kerk geen intro
verte aangelegenheid meer is, maar dat zij, wil zij een
functie hebben, die functie ook moet willen aanvaarden:
verantwoordelijkheid nemen; meebouwen aan een ver
antwoordelijke samenleving. Dat is de samenleving dicht
bij en de samenleving veraf. De theologen, de dominee
in het dorp, de priester in zijn parochie, heeft het niet
(meer) alleen voor het zeggen. Hij is niet meer de alles
weter met pasklare antwoorden. Hij zal mét andere des
kundigen samen, van binnen of van buiten de kerk, moe
ten samenwerken bi| de opbouw van die verantwoordelijke
maatschappij, dat wil dus ook zeggen aan de opbouw
van verantwoordelijke kerkstrukturen, hoe die er ook
zullen uilzien. Kort gezegd: de mens moet niet naar de
kerk komen, maar de kerk moet daar zijn, waar de mens
is en haar (eventueel) nodig heeft.
Het betekent bijvoorbeeld dat de kerk als instituut ge
bruik zal moeten maken van de sociologie, een weten
schap, die vooral na de oorlog tot ontwikkeling is ge
komen en die daar is men het toch wel langzamerhand
over eens een aanzienlijke rol speelt bij de vormgeving
van het maatschappelijk leven, van een voortdurend ver
anderende samen-leving De kerken kunnen de socio
logen in feite niet meer missen, zij zullen ermee moeten
samenwerken bij het bepalen van een beleid. Het beleid
ten aanzien van planning, niet alleen van kerken, maar
ten aanzien van talloze activiteiten waarmee de kerken
zich bezighouden De kerken zullen de inzichten en studie-
stof, die de sociologen aandragen de ene keer overi
gens beter leesbaar dan een ander maal moeten ver
werken in dat beleid
Dat geldt overigens niet alleen voor de sociologie. Ook
voor andere moderne wetenschappen, disciplines, gaat
dit voor een deel op. Het betekent ook dat de vorming
en opleiding van predikanten en andere full-timers deze
en andere wetenschappen mede moet verwerken Een
kerk zou zich er ook bepaald niet voor behoeven te
schamen bi|voorbeeld wanneer een bureau voor bedrijfs
organisatie eens duidelijk het geheel zou doorlichten. In
de Verenigde Staten van Amerika is dat al gebeurd bij
kerken ter linker en ter rechter zi|de. Zi| lieten zich con
sulleren op het gebied van moderne praktijkwetenschap
pen. De Dutch Reformed Church in de V.S. zette enkele
laren geleden een bureau op de eigen organisatie en er
kwamen heel interessante zaken te voorschijn ten aan-
zien van bijvoorbeeld selectievragen wat betreft predi
kanten. Maar het kan natuurlijk ook op andere manieren
door teams van deskundigen uit de eigen kerk aan het
werk te zetten. Die deskundigen mogen overigens ook
uit andere kerken of van buiten de kerk afkomstig zijn.
Ze kunnen op velerlei wijzen de kerken van dienst zijn
met hun eigen specialisme.
Wat de sociologen betreft; in de nieuwe kerkorde van
1951 van de Ned. Hervormde Kerk stond overduidelijk te
lezen: ,ln elk geval zal er ten behoeve van de kerk in
haar geheel zulk een instituut zijn voor sociologische
onderzoekingen ten dienste van de kerk en voor de ker
kelijke statistiek'. Er kwam een sociologisch Instituut,
waarmee men duidelijk blijk gaf van een nieuw besef.
De nieuwe kerkorde was ook een duidelijk vervolg op
hetgeen theologisch en praktisch al voor, maar vooral
tijdens de oorlog, aan de orde was gekomen. Maar per
1 juli vorig jaar is dat instituut opgeheven, omdat men er
geen geld meer voor kon uittrekken. Het sociologisch
instituut van de Gereformeerde Kerken in Nederland is
eveneens opgeheven. Beide kerken hebben thans alleen
een socioloog in dienst. Bij de r.k. kerk is men wat deze
zaken betreft meer geëmancipeerd.
Daar is het pastoraal instituut voor de Ned. kerkprovincie,
beleidsvoorbereidend voor de pastoraal, voor alle vor
men van zielzorg, de territoriale en de categorale. Dan is
er als communicatieniveau het pastoraal concilie landelijk
en zijn er per bisdom, dekenaat en per parochie de no
dige beraden. Voorts is er het katholiek sociaal-kerkelijk
instituut, het KASKI, dat op brede terreinen wordt inge
schakeld bij de beleidsvoorbereiding tan aanzien van
bijvoorbeeld planologische kerkbouw, voor statistieken,
e.d. De universiteit van Nijmegen heeft voorts nog een
eigen waardevol sociologisch instituut, dat zich overigens
op breder vlak dan alleen de r.k. kerk beweegt.
Voor de gereformeerde kerken geldt hetzelfde met het
sociologisch instituut van de vrije universiteit. De ge
reformeerde kerk heeft voor planologische adviezen,
statistiek e.d. een bureau Kerkopbouw.
Dat de hervormde kerk wel een socioloog in dienst heeft,
maar weinig of geen relaties heeft met een sociologisch
instituut, zoals de beide andere genoemde kerken wel
hebben met die van Nijmegen en de VU, bleek onlangs
bij het verschijnen van een uitvoerige studie over en
enquête naar functies, e.d. van gereformeerde predikanten
en r.k. geestelijken, uitgevoerd door de Nijmeegse en
Amsterdamse instituten sómen. De hervormden deden
niet mee.
Als men hiernaar vraagt in de kring van hervormde so
ciologen, krijgt men wel eens te hpren: ,dat de hervormde
.kerk daarin niet participeerde duidt op géén fondsen en
géén belangstelling. Toch had de know how van de
hervormde kerk moeten worden ingebracht.'
De opheffing van het hervormde sociologische instituut
kwam vorig jaar in de hervormde kerk bij sommigen
nogal hard aan. Tegenstanders van de opheffing wezen
er op, dat er geen zakelijke discussie is gevoerd ter ver
vanging van hetgeen werd opgeheven. Er waren enkele
motieven: het instituut betekende al niet veel meer en
nu had men meer interpretatie-functies nodig van het
geen al door andere onderzoekingen was gedaan.
Eigen onderzoekingen kwamen dus op de tweede plaats
of nog verder op. Er was geen geld meer voor en na
afweging van prioriteiten kwam men tot de opheffing
van Tiet sociologisch instituut. De directeur Drs. W.
Eichholtz heeft thans een studie- en adviesfunctie binnen
de hervormde kerk en is tevens secretaris van de synodale
commissie gemeentevormen en opbouw.
Deze commissie werkt aan een rapport dat zich zal
bezighouden met herstructurenngsvragen ten aanzien van
de plattelands- en stedelijke hervormde gemeenten. Dat
rapport zal ingaan op de conceptie: wat is de gemeente,
op de struktuur en op de methode. Men mag verwachten
dat daarin gewezen zal worden op de nieuwe vormen
van gemeente-zijn, op het tegemoet komen aan de werke
lijke behoefte van de mensen. De kerkstrukturen moeten
flexibel zijn. Daarom vindt men ook studentengemeen
schappen, speciale gemeenschappen in de industrie, huis
gemeenten zijn in ontwikkeling, er ontstaan broeder
schappen. Het heeft ook allemaal te maken met de mis
sionaire struktuur van de gemeente, die momenteel onder
andere onderwerp is van een studieprojekt van de We
reldraad van kerken. Gemeente is daarbij méér dan wat
men er thans veelal nog onder verstaat. Het is in deze
studie over evangeüsafievragen elke vergadering van
christenen en struktuur moet daarbij eveneens dynamisch
worden gezien als de vraag naar een dusdanige organi
satie dat zo'n vergadering ven christenen de ,blik naar
buiten' richt. Over dit projekt kan men bijvoorbeeld
lezen in het speciale Heerbaan-nummer over nieuwe ver-
kondigingsvormen als levensruimte voor de kerk. Rap
porteur Dr. Margull schrijft onder andere dat hef hierom
gaat: ,Aen de ene kant, op welke wijze kunnen wij ons
begeven in de veranderende vormen van menselijk leven
en vermijden dat wij de noodzakelijke continuïteit van
geloof, leven en kerkorde verkiezen, die alleen de zen
ding van de Kerk waarlijk christelijk kunnen doen zijn
Aan de andere kant: op welke wijze kunnen wij de ware
kenmerken van de Kerk behouden en het statische con
servatisme vermijden, dat ons verhindert om naar de ver
anderende vormen van menselijk leven uit te gaan als
getuigen van Christus, onze Levende Heer
De leek zal de meest handelende figuur zijn in deze
missionaire struktuur, de predikanten zullen aan speciali
sering doen zelfs kan de vraag opkomen of er nog
wel echte theologen zullen zijn, men zal werken in teams,
waarbij ieder een deelfunctie heeft van hetgeen thans nog
zo dikwijls door één predikant of geestelijke zelf wordt
gedaan of moet worden gedaan.
De gespecialiseerde leken worden meer en meer in het
kerkelijk werk betrokken en de ontwikkelingen gaan meer
en meer in andere richtingen dan misschien ooit is ver
moed. Wat er precies voor kerk en wereld uit de bus
zal komen is een open vraag. Alles is in beweging. Aan
de universiteiten vragen de studenten om een herstruktu-
rerina van het universitair onderwijs. Het betekent ook
dat de theologiestudies duidelijker ,op de wereld' moeten
worden gericht.
Het universitaire instituut vormingswerk bedrijfsleven, zo
als da» is ontstaan, is een duidelijk teken van vernieuwing.
Een differentiatie en een specialisatie komen thans wel
duidelijk al in zicht naar de gemeente toe, maar nog
niet naar de opleiding van predikanten.
Een voorbeeld van het betrekken van het KASKI in or-
ganisatievragen van de r.k. kerk is een recent rapport
over de bestaande pastorale organisaties in parochies en
dekenefen in het bisdom Breda. Het KASKI stelt voor het
aantal parochies terug te brengen van 175 tot omstreeks
veertig. De zielzorg moet principieel anders worden op
gezet. Gedacht wordt aan een team van pastoraal ge
specialiseerde priesters. Op enkele punten, zoals in de
Zak van Zuid-Beveland, waar een priesterteam werkt in
samenhang met de parochie Goes, wordt al iets ge
realiseerd van dit rapport. Deze organisatievorm voor net
bisdom Breda staat niet alleen.De hele r.k. kerk in ons
land tendeert naar grotere eenheden, evenals trouwens
ook de hervormde en de gereformeerde kerk. Behartigens
waardige zaken hierover kan men bijvoorbeeld lezen in
de belangwekkende serie Terzake (Ambo-reeks), waarin
gesprekken van sociologen en theologen over kerkver
nieuwing.
De .schaalvergrotingsplannen' voor Zeeuwsch-Vlaanderen
tenderen naar vier r.k. parochies in de toekomst. Als men
Ds. H Ruis, hervormd predikant in Sluiskil en voorzitter
van de classis IJzendijke, vraagt naar dergelijke ideeën
voor hervormd Zeeuwsch-Vlaanderen, dan moet hij ,nee'
verkopen Men weet dat het anders moet in de her
vormde kerk, ,maar er word» geen beleid gevoerd met
betrekking tot predikantsplaatsen, samenstelling en om
vang gemeenten'. Hij heeft nogal wat kritiek op de op
heffing van het sociologisch instituut van de hervormde
kerk, dat naar hij meent, juist goed werk zou kunnen
doen. ,Er moet een apparaat zijn, dat de veranderingen
bekijkt. Professioneel sociologisch veldwerk voor de kerk
(voor de gezamenlijke kerken) is een levensnoodzaak.
Er moet een landelijke deskundige staf zijn met beroeps
krachten. Provinciaal zou er ook een .braintrust' van des
kundige liefhebbers moeten komen, die de beleidsorganen
van de kerk ook inderdaad helpt een beleid te bepalen
en te voeren, op hoog en laag niveau. Een beleid met
betrekking tot de maatschappelijke ontwikkelingen en de
aangepaste gemeentevormen ontbreekt momenteel, dacht
ik. Bovendien moet een dergelijk professioneel toporgaan
en amateur-provinciaal orgaan gemeenten, classes, kerke
raden (daaronder niet in de laatste plaats de predikanten)
de maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen, de
consequenties daarvan voor het kerkelijk leven, doen zien
en begrijpen', aldus Ds. Ruis.
Ds. Ruis, die zelf over enige tijd naar Utrecht vertrekt om
daar in de nieuwe wijk Overvecht zelf deel te gaan uit
maken van een predikantenteam, waarbij hij de studie
opdracht krijgt te zoeken naar nieuwe gemeentevormen,
acht een kerkelijk streekplan voor Zeeuwsch-Vlaanderen
noodzakelijk.
Een dergelijk plan zou misschien wel voor elk deel van
Zeeland en voor alle kerken op zijn plaats zijn.
te 4 - WILL. J. VERKERK
In de komende weken zal via de kerken weer een bijdrage worden gevraagd ten behoeve
van hulp aan de ontwikkelingslanden. Wie de statistieken nagaat, kan met eigen ogen con
stateren dat verreweg het grootste gedeelte van de drie en een half miljard bewoners van
onze aarde het bijzonder krap heeft en dat wij in ons land, vergeleken bij deze woestenij,
leven als in een oase. Er mag met alle recht een beroep op ons worden gedaan en dit be
roep mag zeker gehoord worden vanuit de kerk die zich, als hoedster van het Evangelie,
moet ontfermen over hongerigen en dorstigen, over mensen die geen onderdak en geen kle
ding hebben en dat zijn er miljoenen en nog eens miljoenen.
De diaconie is altijd een onmisbaar bestanddeel
van de kerk geweest. Al mag het in ons land nu
zó zijn dat er door de sociale maatregelen geen
of weinig traditionele hulp meer behoeft geboden
te worden in eigen omgeving, dit wil nog niet
zeggen dat er geen mensen in nood meer zijn.
Wie bijv. het rapport gelezen heeft over de ouden
van dagen in Amsterdam, zal weten hoeveel nood
er nog kan zijn in dit deel van onze bevolking,
ook al is de beurs beter gevuld dat vroeger het
geval was. Ook in de grootste welvaartsstaat
zullen er mensen in nood zijn en blijven en deze
nood neemt menigmaal veel schrijnender vormen
aan dan dit vroeger het geval was. Meerdere wel
vaart brengt nu niet altijd mee dat we meer aan
anderen zullen gaan denken. Het tegendeel is
misschien eerder het geval. Hoe makkelijker wij
ons bewegen, hoe meer we van anderen onaf
hankelijk zijn, hoe makkelijker we langs anderen
heenlopen en dit zeker langs degenen die een
beroep mogen doen op ons geweten. Ieder moet
z'n eigen boontjes maar doppen, is een bekende
slagzin, alsof daarmee het laatste woord ge
zegd is.
Ook al zouden we in eigen naaste omgeving geen
enkel mens in directe menselijke nood meer kun
nen ontdekken (maar dan moeten we onze ogen
wel sluiten) dan nog komen we met hen in aan
raking en hun getal is eigenlijk onvoorstelbaar
groot. Door de massa-media, de krant, de radio,
de televisie, worden ze voor ons geplaatst en tel
kens wanneer dat gebeurt, is het niet om een
zekere nieuwsgierigheid te bevredigen, maar de
achtergrond van wat men ons vertelt en laat zien
is toch eigenlijk altijd weer de vraag: en wat doen
wij er aan Wie het stuk krant dat in deze weken
door de kerken verspreid is of nog verspreid zal
worden doorleest, vindt hier reeds genoeg om
over na te denken. En waf ons hier geboden
wordt, is nog slechts een heel kleine bloemlezing,
een heel klein artikeltje van alle nood die er
op onze aarde is; het is die nood waarvoor dit
jaar speciaal de aandacht wordt gevraagd in
ons land. Het is een stukje van het wereld-dia-
conaat dat onder onze aandacht wordt gebracht.
Latijns-Amerika, Biafra natuurlijk, de landen tussen
Soedan en Beiroet, Vietnam en Ghana enz. Soms
is er directe nood waarin moet worden voorzien.
Soms wordt gevraagd de helpende hand te bieden
opdat naar men hoopt in de toekomst
hongersnoden en pestilentiën en andere ziekten
die reeds miljoenen hebben weggemaaid, voor
komen kunnen worden. Het is alles samen te vat
ten onder de naam ,ontwikkelingshulp'.
Nu is gedurende de laatste maanden die ont
wikkelingshulp wel eens in het geding geweest en
met name heeft prof. dr. J. Brugman uit Leiden
er een vraagteken achter geplaatst. Het ging bij
hem niet direct om het stukje werk dat vanuit de
kerken geschiedt (dat is betrekkelijk een klein
stukje) als wel om de ontwikkelingshulp die door
regeringen wordt gefinancierd en waarvoor men
in de toekomst 1 tot 2 pet van ons nationale in
komen wil besteden. In het kort komt zijn klacht
hierop neer: als de volken voor wie de ont
wikkelingshulp bestemd is er zelf nog niet rijp
voor zijn, is alles wat er gedaan wordt niet meer
dan een lapmiddel. Ze kan zelfs schadelijk zijn,
omdat er .verkeerde verhoudingen worden ge
schapen. Zelf is hij gedurende tien jaar in Egypte
werkzaam geweest en heeft aldaar mét eigen
ogen kunnen zien dat de economische hulp welke
dit land, zowel vanuit het Oosten als vanuit het
Westen heeft ontvangen, niet op de juiste wijze
is gebruikt. Dit land heeft een politiek gevoerd
die het op verlies van miljarden is komen te staan.
Al mag het dan bij hem gaan om ontwikkelings
hulp in het groot, die van regeringen uitgaat, zijn
woord dwingt toch ook tot bezinning voor de
ontwikkelingshulp in het klein, zoals die door de
kerken word» beoefend Wordt er geholpen op
de rechte wijze De kerken hebben hier enkele
voordelen boven de regeringen. In de eerste
plaats kan de hulp van de kerken aan de ontwik
kelingslanden niet zo groot zijn dat men daarmee
gekke dingen kan gaan doen. In de tweede
plaats behoeft men niet naar bepaalde projecten
te zoeken. Door contacten die men kerkelijk in die
landen heeft; zijn deze vanzelf voor de dag ge
komen. In de derde plaats hebben de kerken
veel minder met politiek uit te staan dan dit met
de regeringen het geval is Men mag dan politiek
niet helemaal vrij staan Indonesië ligt er als
een voorbeeld het ontwikkelingswerk zoals dat
vanuit de kerken geschiedt, heeft nu zeker geen
politieke achtergrond. Hoogstens kan er worden
verondersteld dat het om zieltjes-winnen gaat,
maar daarvoor wordt het kerkelijk ontwikkelings
werk te algemeen gehouden. En in de vierde
plaats hebben de kerken er blijk van gegeven dat
ze met dit werk direct weten aan te sluiten bij
de bevolking of een deel er van, dat vraagt om
een bepaalde hulp en dat van het begin af aan
wordt ingeschakeld.
Onlangs is uitgekomen het officiële verslag van
de 4e assemblée van de Wereldraad van Kerken
die in juli van het vorige jaar te Uppsala is ge
houden. Het is verschenen in de Engelse en Duitse
taal. In onze faal zal dit omvangrijke boek (ruim
400 bladzijden) wel niet verschijnen. In dit boek
vinden we ook de ontwerpen, protocollen en be
sluiten ven de zes secties die er waren en dus
ook van sectie III, die tot onderwerp had de eco
nomische en sociale ontwikkeling in de wereld.
Daaronder valt ook hetgeen de kerken, in ver
band met de Wereldraad, denken en doen aan
ontwikkelingshulp. Bijna alles wat er vanuit de
kerken in ons land wordt gedaan, geschiedt in
overleg en samenwerking met de betreffende af
deling ven de Wereldraad van Kerken. Wanneer
we ib doorlezen wat er gezegd is, kernen we
volop in aanraking met de enorme problemen die
STEMMEN UIT
DE KERKEN
er hier liggen. Een van de belangrijkste is wel
dat de kerken mede de schuld dragen van het
geen door de regeringen van hun landen wordt
gedaan. En voorts blijkt daaruit dat de voordelen
die we hierboven voor de kerken hebben opge
somd wat betreft het kerkelijk ontwikkelingswerk,
iets is waf WIJ zien, doch dit houdt geenszins in
dat het ook zo gezien wordt in de ontwikkelings
landen zelf. Daar acht men de kerken maar al
te vaak verantwoordelijk voor hetgeen de re
geringen van hun landen doen. JAet het probleem
van de wereldwijde economische en politieke ge
rechtigheid staan we voor een centraal oecume
nisch vraagstuk van onze tijd, oecumenisch in de
wijdste wereld-betekenis.' We worden er voluit
met de neus opgedrukt dat ontwikkelingshulp,
ook vanuit de kerk, geen gemakkelijke zaak is.
En dit temeer niet omdat de kerken er principiêel
van moeten uitgaan dat de mensheid een eenheid
is. Doch iedere kerk behoort tof een land of een
groep van landen die in de wereld, ieder op eigen
wijze, hun politieke spel spelen. ,Het grootste deel
der mensen, en daarmee ook van de christenen,
zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid
voor de medeleden van hun eigen nationale sa
menleving wanneer deze in nood zijn. Doch
slechts weinige hebben erkend dat wij tegenwoor
dig in een wereld leven, waarin de mensen in
nood, overal in de wereld, onze naasten zijn,
voor wie wij een verantwoordelijkheid dragen.'
Alleen omdat men bijbels vasthield aan de een
heid der mensheid, kon men er toe komen uit
te spreken dat alle mensen deel moeten kunnen
hebben aan het rechte gebruik van de rijkdom
men die onze aarde bezit en aan de technische
mogelijkheden die er zijn om deze te ontplooien.
Wat de kerken in ons land vragen is niet anders
dan een klein steentje bij te dragen voor het
ideaal waarover men in Uppsala heef» gesproken.
En h|J riep en reide: Jezus,
zoon van David, heb mede
leden met my!
Luc. 18 38.
Eén bericht tussen vele be
richten: onder de gemeente X
is een ernstig ongeluk gebeurd.
Eén van de ernstig gewonden
is direct na aankomst in het
ziekenhuis geopereerd. Door
snel operatief ingrijpen konden
de artsen zijn leven redden. De
patiënt is nu buiten levensge
vaar.
Zo'n bericht kan het begin zgn
van een volledige genezing.
Redding en genezing gaan te-
samen. De kans om reddend in
te grijpen is benut.
Bartimeiis, een blinde bede
laar aan de weg van Jericho
naar Jerusalem, hoort dat
Jezus van Nazareth voorbij
komt en begrijpt dat dat de
kans van zijn leven is om van
zijn blindheid te genezen. Hij
neemt zich stellig voor deze
unieke kans te benutten. Hij
gelooft absoluut dat Jezus hem
kan penezen. Daarom roept hij
in plaats van de gebruikelijke
icoorden: een aalmoes, een aal
moes voor een arme blinde, de
woorden: Jezus. Zoon ran Da-
vid, heb medelijden met mij
Maar nu komt het merkwaar
dige. De mensen bestraffen
Bartimeiis en zeggen dat hij
moet zwijgen. Ze vinden goed
dat hij om een aalmoes vraagt,
maar met dat geroep aan Jezus
moet hij ophouden. Ze ergeren
zich aan hem en hij moet niet
denken dat Jezus tijd voor hem
heeft. Als Jezus zich met hen
bemoeit, is dat te begrijpen. Ze
vinden zich belangrijk genoeg
en zo zal de Here Jezus ook
wel denken. Een blinde bede
laar evenwel zie je niet, als je
dat wil. Nee, Bartimeiis, zwijg
nu maar. Je dacht een kans te
hebben, maar die is er niet. De
Here Jezus zal wel langs je
heen kijken.
Zo staan in feite de mensen
Bartimeüs in de u?ep om Chris
tus te ontmoeten.
Want ze eer pissen zich zeer.
Jezus Christus heeft wel tpd
voor Bartimeüs en Hij wil hem
wel ontmoeten. Hij houdt stil
bij hem en laat hem bij Zich
brengen. Bartimeüs krijgt de
kans om genezen en gered te
worden.
Wij mogen ook wel oppassen
dat wij onze medemensen niet
in de weg staan om Jezus
Christus te ontmoeten. Wij
geven hen soms heel geen kans
om Christus te leren ker.nen.
Hij is teel poor ons, maar niet
voor hen.
Tegen Bartimeüs zegt Jezus,
ondanks dat de mensen hem
geen schijn ran kans gaven:
word ziende, uw geloof heeft
u behouden. Bartimeüs zette
door en kreeg de kans, waar
door hij gered en genezen
werd.
Hij loofde God voor deze kans.
Wat doet ols u de kans
krjjgt, omdat Jezus Christus
voorbij gaat Zegt u dat het
toch niet de bedoeling tccs om
Hem te ontmoeten of prbpt
de kans met beide handen aan
om Hem te leren kennen.
Oudela nde. C. Hoogendoom.