AFBRAAK EN OPBOUW VOLKEREN EN MENSEN IN NOOD De kans grijpen KERK EN TOEKOMST Zaterdag 1 februari 1969 zaterdagnummer Het aantal hervormde predikantsplaatsen in Middel burg wordt met één verminderd. Een ontwerp-rap- port voor het bisdom Breda adviseert het aantal parochies terug te brengen tot een kwart, dat be tekent bijvoorbeeld voor Zeeuwsch-Vlaanderen in de toekomst nog maar vier r.k. parochies. Op Schou- wen-Duiveiand wordt gedacht en gewerkt aan hoog nodige combinaties van hervormde gemeenten. El ders in Zeeland komen streekgemeenten in zicht- Plannen worden momenteel alweer gemaakt voor zomerwerk van de kerken in de Zeeuwse recreatie gebieden. Plannen liggen te wachten op geld om ten minste een industriepredikant aan te trekken voor Zeeland, beslist geen overbodige luxe. In Terneuzens binnenstad is een kerk afgebroken. Plannen, gedachten, ideeën, schetsen, toekomstvisies, ge- ent op de huidige situaties. In enkele kerken in Zeeland wordt op plaatselijk of provinciaal vlak, in classikaal ver band of in dekenaten, gewerkt aan en gedacht over de toekomst. ,Wat de toekomst brenge mogenatuur lijk: men zal er zich zélf mee moeten bezighouden. Met nieuwe strukturen en organisatievormen. De kerken wor den er of ze willen of niet mee geconfronteerd: met een veranderende samenleving, een veranderende mens. Wil de kerk nog iets te betekenen hebbben, nog een teken zijn, dan zullen nieuwe vormen en nieuwe inhouden voor dat teken moeten worden gevonden. Voortdurend blijkt dat bepaalde nog bestaande strukturen niet meer blijkt HlJade- quaat zijn, er wordt gevraagd om nieuwe, vanuit de samenleving, vanuit de geseculariseerde samenleving. De theologie meende altijd pasklare antwoorden te hebben, passende en oppassende antwoorden voor de wereld. Maar nu wordt de theologie op de feiten gedrukt, die feiten kunnen we de secularisatie noemen. De kerk was, conform aan de theologische inzichten onaantastbaar, noem het heilig' Maar de kerk, het sociale instituut kerk, is bepaald wél aantastbaar gebleken Naarmate wetenschappen als, vooral, de sociologie, een menswetenschap, vorderen, kwam men hier in de kerken ook meer en meer achter. Het is natuurlijk niet alleen een wetenschappelijke conclusie geweest. Gelijk daarmee waren er de duidelijke ontwikkelingen in de wereld, wereldoorlogen, technologische evolutie. In ieder geval: leken' en theologen gaan zien, dat de kerk geen intro verte aangelegenheid meer is, maar dat zij, wil zij een functie hebben, die functie ook moet willen aanvaarden: verantwoordelijkheid nemen; meebouwen aan een ver antwoordelijke samenleving. Dat is de samenleving dicht bij en de samenleving veraf. De theologen, de dominee in het dorp, de priester in zijn parochie, heeft het niet (meer) alleen voor het zeggen. Hij is niet meer de alles weter met pasklare antwoorden. Hij zal mét andere des kundigen samen, van binnen of van buiten de kerk, moe ten samenwerken bi| de opbouw van die verantwoordelijke maatschappij, dat wil dus ook zeggen aan de opbouw van verantwoordelijke kerkstrukturen, hoe die er ook zullen uilzien. Kort gezegd: de mens moet niet naar de kerk komen, maar de kerk moet daar zijn, waar de mens is en haar (eventueel) nodig heeft. Het betekent bijvoorbeeld dat de kerk als instituut ge bruik zal moeten maken van de sociologie, een weten schap, die vooral na de oorlog tot ontwikkeling is ge komen en die daar is men het toch wel langzamerhand over eens een aanzienlijke rol speelt bij de vormgeving van het maatschappelijk leven, van een voortdurend ver anderende samen-leving De kerken kunnen de socio logen in feite niet meer missen, zij zullen ermee moeten samenwerken bij het bepalen van een beleid. Het beleid ten aanzien van planning, niet alleen van kerken, maar ten aanzien van talloze activiteiten waarmee de kerken zich bezighouden De kerken zullen de inzichten en studie- stof, die de sociologen aandragen de ene keer overi gens beter leesbaar dan een ander maal moeten ver werken in dat beleid Dat geldt overigens niet alleen voor de sociologie. Ook voor andere moderne wetenschappen, disciplines, gaat dit voor een deel op. Het betekent ook dat de vorming en opleiding van predikanten en andere full-timers deze en andere wetenschappen mede moet verwerken Een kerk zou zich er ook bepaald niet voor behoeven te schamen bi|voorbeeld wanneer een bureau voor bedrijfs organisatie eens duidelijk het geheel zou doorlichten. In de Verenigde Staten van Amerika is dat al gebeurd bij kerken ter linker en ter rechter zi|de. Zi| lieten zich con sulleren op het gebied van moderne praktijkwetenschap pen. De Dutch Reformed Church in de V.S. zette enkele laren geleden een bureau op de eigen organisatie en er kwamen heel interessante zaken te voorschijn ten aan- zien van bijvoorbeeld selectievragen wat betreft predi kanten. Maar het kan natuurlijk ook op andere manieren door teams van deskundigen uit de eigen kerk aan het werk te zetten. Die deskundigen mogen overigens ook uit andere kerken of van buiten de kerk afkomstig zijn. Ze kunnen op velerlei wijzen de kerken van dienst zijn met hun eigen specialisme. Wat de sociologen betreft; in de nieuwe kerkorde van 1951 van de Ned. Hervormde Kerk stond overduidelijk te lezen: ,ln elk geval zal er ten behoeve van de kerk in haar geheel zulk een instituut zijn voor sociologische onderzoekingen ten dienste van de kerk en voor de ker kelijke statistiek'. Er kwam een sociologisch Instituut, waarmee men duidelijk blijk gaf van een nieuw besef. De nieuwe kerkorde was ook een duidelijk vervolg op hetgeen theologisch en praktisch al voor, maar vooral tijdens de oorlog, aan de orde was gekomen. Maar per 1 juli vorig jaar is dat instituut opgeheven, omdat men er geen geld meer voor kon uittrekken. Het sociologisch instituut van de Gereformeerde Kerken in Nederland is eveneens opgeheven. Beide kerken hebben thans alleen een socioloog in dienst. Bij de r.k. kerk is men wat deze zaken betreft meer geëmancipeerd. Daar is het pastoraal instituut voor de Ned. kerkprovincie, beleidsvoorbereidend voor de pastoraal, voor alle vor men van zielzorg, de territoriale en de categorale. Dan is er als communicatieniveau het pastoraal concilie landelijk en zijn er per bisdom, dekenaat en per parochie de no dige beraden. Voorts is er het katholiek sociaal-kerkelijk instituut, het KASKI, dat op brede terreinen wordt inge schakeld bij de beleidsvoorbereiding tan aanzien van bijvoorbeeld planologische kerkbouw, voor statistieken, e.d. De universiteit van Nijmegen heeft voorts nog een eigen waardevol sociologisch instituut, dat zich overigens op breder vlak dan alleen de r.k. kerk beweegt. Voor de gereformeerde kerken geldt hetzelfde met het sociologisch instituut van de vrije universiteit. De ge reformeerde kerk heeft voor planologische adviezen, statistiek e.d. een bureau Kerkopbouw. Dat de hervormde kerk wel een socioloog in dienst heeft, maar weinig of geen relaties heeft met een sociologisch instituut, zoals de beide andere genoemde kerken wel hebben met die van Nijmegen en de VU, bleek onlangs bij het verschijnen van een uitvoerige studie over en enquête naar functies, e.d. van gereformeerde predikanten en r.k. geestelijken, uitgevoerd door de Nijmeegse en Amsterdamse instituten sómen. De hervormden deden niet mee. Als men hiernaar vraagt in de kring van hervormde so ciologen, krijgt men wel eens te hpren: ,dat de hervormde .kerk daarin niet participeerde duidt op géén fondsen en géén belangstelling. Toch had de know how van de hervormde kerk moeten worden ingebracht.' De opheffing van het hervormde sociologische instituut kwam vorig jaar in de hervormde kerk bij sommigen nogal hard aan. Tegenstanders van de opheffing wezen er op, dat er geen zakelijke discussie is gevoerd ter ver vanging van hetgeen werd opgeheven. Er waren enkele motieven: het instituut betekende al niet veel meer en nu had men meer interpretatie-functies nodig van het geen al door andere onderzoekingen was gedaan. Eigen onderzoekingen kwamen dus op de tweede plaats of nog verder op. Er was geen geld meer voor en na afweging van prioriteiten kwam men tot de opheffing van Tiet sociologisch instituut. De directeur Drs. W. Eichholtz heeft thans een studie- en adviesfunctie binnen de hervormde kerk en is tevens secretaris van de synodale commissie gemeentevormen en opbouw. Deze commissie werkt aan een rapport dat zich zal bezighouden met herstructurenngsvragen ten aanzien van de plattelands- en stedelijke hervormde gemeenten. Dat rapport zal ingaan op de conceptie: wat is de gemeente, op de struktuur en op de methode. Men mag verwachten dat daarin gewezen zal worden op de nieuwe vormen van gemeente-zijn, op het tegemoet komen aan de werke lijke behoefte van de mensen. De kerkstrukturen moeten flexibel zijn. Daarom vindt men ook studentengemeen schappen, speciale gemeenschappen in de industrie, huis gemeenten zijn in ontwikkeling, er ontstaan broeder schappen. Het heeft ook allemaal te maken met de mis sionaire struktuur van de gemeente, die momenteel onder andere onderwerp is van een studieprojekt van de We reldraad van kerken. Gemeente is daarbij méér dan wat men er thans veelal nog onder verstaat. Het is in deze studie over evangeüsafievragen elke vergadering van christenen en struktuur moet daarbij eveneens dynamisch worden gezien als de vraag naar een dusdanige organi satie dat zo'n vergadering ven christenen de ,blik naar buiten' richt. Over dit projekt kan men bijvoorbeeld lezen in het speciale Heerbaan-nummer over nieuwe ver- kondigingsvormen als levensruimte voor de kerk. Rap porteur Dr. Margull schrijft onder andere dat hef hierom gaat: ,Aen de ene kant, op welke wijze kunnen wij ons begeven in de veranderende vormen van menselijk leven en vermijden dat wij de noodzakelijke continuïteit van geloof, leven en kerkorde verkiezen, die alleen de zen ding van de Kerk waarlijk christelijk kunnen doen zijn Aan de andere kant: op welke wijze kunnen wij de ware kenmerken van de Kerk behouden en het statische con servatisme vermijden, dat ons verhindert om naar de ver anderende vormen van menselijk leven uit te gaan als getuigen van Christus, onze Levende Heer De leek zal de meest handelende figuur zijn in deze missionaire struktuur, de predikanten zullen aan speciali sering doen zelfs kan de vraag opkomen of er nog wel echte theologen zullen zijn, men zal werken in teams, waarbij ieder een deelfunctie heeft van hetgeen thans nog zo dikwijls door één predikant of geestelijke zelf wordt gedaan of moet worden gedaan. De gespecialiseerde leken worden meer en meer in het kerkelijk werk betrokken en de ontwikkelingen gaan meer en meer in andere richtingen dan misschien ooit is ver moed. Wat er precies voor kerk en wereld uit de bus zal komen is een open vraag. Alles is in beweging. Aan de universiteiten vragen de studenten om een herstruktu- rerina van het universitair onderwijs. Het betekent ook dat de theologiestudies duidelijker ,op de wereld' moeten worden gericht. Het universitaire instituut vormingswerk bedrijfsleven, zo als da» is ontstaan, is een duidelijk teken van vernieuwing. Een differentiatie en een specialisatie komen thans wel duidelijk al in zicht naar de gemeente toe, maar nog niet naar de opleiding van predikanten. Een voorbeeld van het betrekken van het KASKI in or- ganisatievragen van de r.k. kerk is een recent rapport over de bestaande pastorale organisaties in parochies en dekenefen in het bisdom Breda. Het KASKI stelt voor het aantal parochies terug te brengen van 175 tot omstreeks veertig. De zielzorg moet principieel anders worden op gezet. Gedacht wordt aan een team van pastoraal ge specialiseerde priesters. Op enkele punten, zoals in de Zak van Zuid-Beveland, waar een priesterteam werkt in samenhang met de parochie Goes, wordt al iets ge realiseerd van dit rapport. Deze organisatievorm voor net bisdom Breda staat niet alleen.De hele r.k. kerk in ons land tendeert naar grotere eenheden, evenals trouwens ook de hervormde en de gereformeerde kerk. Behartigens waardige zaken hierover kan men bijvoorbeeld lezen in de belangwekkende serie Terzake (Ambo-reeks), waarin gesprekken van sociologen en theologen over kerkver nieuwing. De .schaalvergrotingsplannen' voor Zeeuwsch-Vlaanderen tenderen naar vier r.k. parochies in de toekomst. Als men Ds. H Ruis, hervormd predikant in Sluiskil en voorzitter van de classis IJzendijke, vraagt naar dergelijke ideeën voor hervormd Zeeuwsch-Vlaanderen, dan moet hij ,nee' verkopen Men weet dat het anders moet in de her vormde kerk, ,maar er word» geen beleid gevoerd met betrekking tot predikantsplaatsen, samenstelling en om vang gemeenten'. Hij heeft nogal wat kritiek op de op heffing van het sociologisch instituut van de hervormde kerk, dat naar hij meent, juist goed werk zou kunnen doen. ,Er moet een apparaat zijn, dat de veranderingen bekijkt. Professioneel sociologisch veldwerk voor de kerk (voor de gezamenlijke kerken) is een levensnoodzaak. Er moet een landelijke deskundige staf zijn met beroeps krachten. Provinciaal zou er ook een .braintrust' van des kundige liefhebbers moeten komen, die de beleidsorganen van de kerk ook inderdaad helpt een beleid te bepalen en te voeren, op hoog en laag niveau. Een beleid met betrekking tot de maatschappelijke ontwikkelingen en de aangepaste gemeentevormen ontbreekt momenteel, dacht ik. Bovendien moet een dergelijk professioneel toporgaan en amateur-provinciaal orgaan gemeenten, classes, kerke raden (daaronder niet in de laatste plaats de predikanten) de maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen, de consequenties daarvan voor het kerkelijk leven, doen zien en begrijpen', aldus Ds. Ruis. Ds. Ruis, die zelf over enige tijd naar Utrecht vertrekt om daar in de nieuwe wijk Overvecht zelf deel te gaan uit maken van een predikantenteam, waarbij hij de studie opdracht krijgt te zoeken naar nieuwe gemeentevormen, acht een kerkelijk streekplan voor Zeeuwsch-Vlaanderen noodzakelijk. Een dergelijk plan zou misschien wel voor elk deel van Zeeland en voor alle kerken op zijn plaats zijn. te 4 - WILL. J. VERKERK In de komende weken zal via de kerken weer een bijdrage worden gevraagd ten behoeve van hulp aan de ontwikkelingslanden. Wie de statistieken nagaat, kan met eigen ogen con stateren dat verreweg het grootste gedeelte van de drie en een half miljard bewoners van onze aarde het bijzonder krap heeft en dat wij in ons land, vergeleken bij deze woestenij, leven als in een oase. Er mag met alle recht een beroep op ons worden gedaan en dit be roep mag zeker gehoord worden vanuit de kerk die zich, als hoedster van het Evangelie, moet ontfermen over hongerigen en dorstigen, over mensen die geen onderdak en geen kle ding hebben en dat zijn er miljoenen en nog eens miljoenen. De diaconie is altijd een onmisbaar bestanddeel van de kerk geweest. Al mag het in ons land nu zó zijn dat er door de sociale maatregelen geen of weinig traditionele hulp meer behoeft geboden te worden in eigen omgeving, dit wil nog niet zeggen dat er geen mensen in nood meer zijn. Wie bijv. het rapport gelezen heeft over de ouden van dagen in Amsterdam, zal weten hoeveel nood er nog kan zijn in dit deel van onze bevolking, ook al is de beurs beter gevuld dat vroeger het geval was. Ook in de grootste welvaartsstaat zullen er mensen in nood zijn en blijven en deze nood neemt menigmaal veel schrijnender vormen aan dan dit vroeger het geval was. Meerdere wel vaart brengt nu niet altijd mee dat we meer aan anderen zullen gaan denken. Het tegendeel is misschien eerder het geval. Hoe makkelijker wij ons bewegen, hoe meer we van anderen onaf hankelijk zijn, hoe makkelijker we langs anderen heenlopen en dit zeker langs degenen die een beroep mogen doen op ons geweten. Ieder moet z'n eigen boontjes maar doppen, is een bekende slagzin, alsof daarmee het laatste woord ge zegd is. Ook al zouden we in eigen naaste omgeving geen enkel mens in directe menselijke nood meer kun nen ontdekken (maar dan moeten we onze ogen wel sluiten) dan nog komen we met hen in aan raking en hun getal is eigenlijk onvoorstelbaar groot. Door de massa-media, de krant, de radio, de televisie, worden ze voor ons geplaatst en tel kens wanneer dat gebeurt, is het niet om een zekere nieuwsgierigheid te bevredigen, maar de achtergrond van wat men ons vertelt en laat zien is toch eigenlijk altijd weer de vraag: en wat doen wij er aan Wie het stuk krant dat in deze weken door de kerken verspreid is of nog verspreid zal worden doorleest, vindt hier reeds genoeg om over na te denken. En waf ons hier geboden wordt, is nog slechts een heel kleine bloemlezing, een heel klein artikeltje van alle nood die er op onze aarde is; het is die nood waarvoor dit jaar speciaal de aandacht wordt gevraagd in ons land. Het is een stukje van het wereld-dia- conaat dat onder onze aandacht wordt gebracht. Latijns-Amerika, Biafra natuurlijk, de landen tussen Soedan en Beiroet, Vietnam en Ghana enz. Soms is er directe nood waarin moet worden voorzien. Soms wordt gevraagd de helpende hand te bieden opdat naar men hoopt in de toekomst hongersnoden en pestilentiën en andere ziekten die reeds miljoenen hebben weggemaaid, voor komen kunnen worden. Het is alles samen te vat ten onder de naam ,ontwikkelingshulp'. Nu is gedurende de laatste maanden die ont wikkelingshulp wel eens in het geding geweest en met name heeft prof. dr. J. Brugman uit Leiden er een vraagteken achter geplaatst. Het ging bij hem niet direct om het stukje werk dat vanuit de kerken geschiedt (dat is betrekkelijk een klein stukje) als wel om de ontwikkelingshulp die door regeringen wordt gefinancierd en waarvoor men in de toekomst 1 tot 2 pet van ons nationale in komen wil besteden. In het kort komt zijn klacht hierop neer: als de volken voor wie de ont wikkelingshulp bestemd is er zelf nog niet rijp voor zijn, is alles wat er gedaan wordt niet meer dan een lapmiddel. Ze kan zelfs schadelijk zijn, omdat er .verkeerde verhoudingen worden ge schapen. Zelf is hij gedurende tien jaar in Egypte werkzaam geweest en heeft aldaar mét eigen ogen kunnen zien dat de economische hulp welke dit land, zowel vanuit het Oosten als vanuit het Westen heeft ontvangen, niet op de juiste wijze is gebruikt. Dit land heeft een politiek gevoerd die het op verlies van miljarden is komen te staan. Al mag het dan bij hem gaan om ontwikkelings hulp in het groot, die van regeringen uitgaat, zijn woord dwingt toch ook tot bezinning voor de ontwikkelingshulp in het klein, zoals die door de kerken word» beoefend Wordt er geholpen op de rechte wijze De kerken hebben hier enkele voordelen boven de regeringen. In de eerste plaats kan de hulp van de kerken aan de ontwik kelingslanden niet zo groot zijn dat men daarmee gekke dingen kan gaan doen. In de tweede plaats behoeft men niet naar bepaalde projecten te zoeken. Door contacten die men kerkelijk in die landen heeft; zijn deze vanzelf voor de dag ge komen. In de derde plaats hebben de kerken veel minder met politiek uit te staan dan dit met de regeringen het geval is Men mag dan politiek niet helemaal vrij staan Indonesië ligt er als een voorbeeld het ontwikkelingswerk zoals dat vanuit de kerken geschiedt, heeft nu zeker geen politieke achtergrond. Hoogstens kan er worden verondersteld dat het om zieltjes-winnen gaat, maar daarvoor wordt het kerkelijk ontwikkelings werk te algemeen gehouden. En in de vierde plaats hebben de kerken er blijk van gegeven dat ze met dit werk direct weten aan te sluiten bij de bevolking of een deel er van, dat vraagt om een bepaalde hulp en dat van het begin af aan wordt ingeschakeld. Onlangs is uitgekomen het officiële verslag van de 4e assemblée van de Wereldraad van Kerken die in juli van het vorige jaar te Uppsala is ge houden. Het is verschenen in de Engelse en Duitse taal. In onze faal zal dit omvangrijke boek (ruim 400 bladzijden) wel niet verschijnen. In dit boek vinden we ook de ontwerpen, protocollen en be sluiten ven de zes secties die er waren en dus ook van sectie III, die tot onderwerp had de eco nomische en sociale ontwikkeling in de wereld. Daaronder valt ook hetgeen de kerken, in ver band met de Wereldraad, denken en doen aan ontwikkelingshulp. Bijna alles wat er vanuit de kerken in ons land wordt gedaan, geschiedt in overleg en samenwerking met de betreffende af deling ven de Wereldraad van Kerken. Wanneer we ib doorlezen wat er gezegd is, kernen we volop in aanraking met de enorme problemen die STEMMEN UIT DE KERKEN er hier liggen. Een van de belangrijkste is wel dat de kerken mede de schuld dragen van het geen door de regeringen van hun landen wordt gedaan. En voorts blijkt daaruit dat de voordelen die we hierboven voor de kerken hebben opge somd wat betreft het kerkelijk ontwikkelingswerk, iets is waf WIJ zien, doch dit houdt geenszins in dat het ook zo gezien wordt in de ontwikkelings landen zelf. Daar acht men de kerken maar al te vaak verantwoordelijk voor hetgeen de re geringen van hun landen doen. JAet het probleem van de wereldwijde economische en politieke ge rechtigheid staan we voor een centraal oecume nisch vraagstuk van onze tijd, oecumenisch in de wijdste wereld-betekenis.' We worden er voluit met de neus opgedrukt dat ontwikkelingshulp, ook vanuit de kerk, geen gemakkelijke zaak is. En dit temeer niet omdat de kerken er principiêel van moeten uitgaan dat de mensheid een eenheid is. Doch iedere kerk behoort tof een land of een groep van landen die in de wereld, ieder op eigen wijze, hun politieke spel spelen. ,Het grootste deel der mensen, en daarmee ook van de christenen, zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid voor de medeleden van hun eigen nationale sa menleving wanneer deze in nood zijn. Doch slechts weinige hebben erkend dat wij tegenwoor dig in een wereld leven, waarin de mensen in nood, overal in de wereld, onze naasten zijn, voor wie wij een verantwoordelijkheid dragen.' Alleen omdat men bijbels vasthield aan de een heid der mensheid, kon men er toe komen uit te spreken dat alle mensen deel moeten kunnen hebben aan het rechte gebruik van de rijkdom men die onze aarde bezit en aan de technische mogelijkheden die er zijn om deze te ontplooien. Wat de kerken in ons land vragen is niet anders dan een klein steentje bij te dragen voor het ideaal waarover men in Uppsala heef» gesproken. En h|J riep en reide: Jezus, zoon van David, heb mede leden met my! Luc. 18 38. Eén bericht tussen vele be richten: onder de gemeente X is een ernstig ongeluk gebeurd. Eén van de ernstig gewonden is direct na aankomst in het ziekenhuis geopereerd. Door snel operatief ingrijpen konden de artsen zijn leven redden. De patiënt is nu buiten levensge vaar. Zo'n bericht kan het begin zgn van een volledige genezing. Redding en genezing gaan te- samen. De kans om reddend in te grijpen is benut. Bartimeiis, een blinde bede laar aan de weg van Jericho naar Jerusalem, hoort dat Jezus van Nazareth voorbij komt en begrijpt dat dat de kans van zijn leven is om van zijn blindheid te genezen. Hij neemt zich stellig voor deze unieke kans te benutten. Hij gelooft absoluut dat Jezus hem kan penezen. Daarom roept hij in plaats van de gebruikelijke icoorden: een aalmoes, een aal moes voor een arme blinde, de woorden: Jezus. Zoon ran Da- vid, heb medelijden met mij Maar nu komt het merkwaar dige. De mensen bestraffen Bartimeiis en zeggen dat hij moet zwijgen. Ze vinden goed dat hij om een aalmoes vraagt, maar met dat geroep aan Jezus moet hij ophouden. Ze ergeren zich aan hem en hij moet niet denken dat Jezus tijd voor hem heeft. Als Jezus zich met hen bemoeit, is dat te begrijpen. Ze vinden zich belangrijk genoeg en zo zal de Here Jezus ook wel denken. Een blinde bede laar evenwel zie je niet, als je dat wil. Nee, Bartimeiis, zwijg nu maar. Je dacht een kans te hebben, maar die is er niet. De Here Jezus zal wel langs je heen kijken. Zo staan in feite de mensen Bartimeüs in de u?ep om Chris tus te ontmoeten. Want ze eer pissen zich zeer. Jezus Christus heeft wel tpd voor Bartimeüs en Hij wil hem wel ontmoeten. Hij houdt stil bij hem en laat hem bij Zich brengen. Bartimeüs krijgt de kans om genezen en gered te worden. Wij mogen ook wel oppassen dat wij onze medemensen niet in de weg staan om Jezus Christus te ontmoeten. Wij geven hen soms heel geen kans om Christus te leren ker.nen. Hij is teel poor ons, maar niet voor hen. Tegen Bartimeüs zegt Jezus, ondanks dat de mensen hem geen schijn ran kans gaven: word ziende, uw geloof heeft u behouden. Bartimeüs zette door en kreeg de kans, waar door hij gered en genezen werd. Hij loofde God voor deze kans. Wat doet ols u de kans krjjgt, omdat Jezus Christus voorbij gaat Zegt u dat het toch niet de bedoeling tccs om Hem te ontmoeten of prbpt de kans met beide handen aan om Hem te leren kennen. Oudela nde. C. Hoogendoom.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 17