VEERTIG JAAR GELEDEN VERGING
REDDINGSBOOT VAN DE HOEK
Een lepel vol herinne
Adriaan Brouwer
ringen -
BEMANNING (8 KOPPEN) KWAM OM IN KOKENDE ZEE
FELIX TIMMERMANS:
Zaterdag 18 januari 1969
zaterdagnummer
Zelden heeft een scheepsramp Nederland zo
geschokt als het vergaan van da Hoekse stoom-
reddïngsboot ,Prins Nederlanden', op 16
januari a.s. veertig jaar geleden. Uitgevaren in
een noordooster sneeuwstorm om de beman
ning van het op de Maasvlakte gestrande Let
landse stoomschip ,Valka' te redden, kap
seisde de boot in een grondzee. De acht op
varenden hadden geen kans op redding, wat er
ook direct werd ondernomen om hen te hulp
te komen. In het verlammend-ijskoude water
moet hun laatste strijd kort zijn geweest.
Diep geschokt was heel Nederland. En het
toonde de wil om in elk geval de nagelaten be
trekkingen van de omgekomen redders te be
hoeden voor gebrek. Het was een actie die uit
groeide tot een groots gebeuren de stich
ting van het helden der zee-fonds Prins der
Nederlanden.' Nederland toonde zich in die
dagen op zijn best.
Onze Rotterdamse correspondent Kees Borst
lap maakte deze ramp als jong verslaggever
van nabij mee. Hij trok met een reddingsploeg
mee naar het onherbergzame, verlaten strand
van De Beer en stond een dag later bij het
wrak van de reddingsboot, aangespoeld op het
strand van Rockanje.
Zijn herinnering aan dit dramatische gebeuren
gaat hierbij.
De twee laatste boeken van Felix Timmermans (1886-1947) zijn herdrukt
en hoe graag grijpen we de gelegenheid aan er iets over te vertellen.
Vooral ten gerieve van een groep jonge lezers, opgegroeid sedert
Timmermans' dood, die de meesterverteller uit Lier dus slechts uit het
verleden, letterlijk als ,dode' schrijver, kennen. Timmermans' verhalen
zijn springlevend gebleven, ze hebben nog niets aan frisheid ingeboet
door de tijd. Vergeleken bij zijn rijke, warme, volbloedige werk komt
het overgrote deel van de hedendaagse literaire produkfie ons wel
bijzonder mager en slap voor.
We zaten eerst wat te lezen in diverse pas verschenen verhalenbundels
van jonge Nederlandse en Vlaamse schrijvers die allen op de flap van
hun boeken door hun uitgever of door zichzelf en elkaar erg worden
opgehemeld. Namen noemen, heeft niet veel zin, het hadden er ook
andere kunnen zijn. Het ene boek na hef andere legden we na twee,
drie verhalen verveeld uit handen. Viel niets over te zeggen, nakaartsel,
surrogaatjes. toen grepen we van een ander stapeltje pockets „Een
lepel herinneringen" (oorspronkelijk uit 1943) van Felix Timmermans, en
direct bij de eerste bladzij waren we verrast, geboeid/ en heel onze
oude liefde en bewondering voor Timmermans vlamde weer op, want
Timmermans is een van de zeldzame schrijvers van wie je houdt en
die je tevens bewondert, Timmermans is een werkelijk groot schrijver
die ook de massa v/eet te bereiken. Wat zelden voorkomt, en hem wel
eens door highbrows aangewreven wordt alsof het een tekort zou zijn.
Timmermans vervult je met een soort geluk, lezers- en leefgeluk, maar
toch is hij allesbehalve een oppervlakkig auteur. Hij brengt volheid en
ronding, kent de misères en tekorten van het leven even goed als het
blijde en stille, hij weet van het zware zwoegen van de kleine mensen,
de ellende en de uitzichtloosheid. Maar bitter is hij nooit, wel vaak
schokkend, onthutsend, uiterst reëel. Zijn kunst gaat van sprookjesachtig,
van dolzinnig blij en gelukkig het hele scala van gevoelens door tot
de grauwste ellende en het zieligste getob. Het Vlaamse leven heeft
hem gevoed en gekleurd, maar hij heeft op zijn beurt heel het Vlaamse
leven weerspiegeld en gekleurd. Kom in net Vlaamse land (verder be
doeld dan Vlaanderen, ook het Antwerpse, en dan natuurlijk Lier, met
de Nethe die men niet kan zien zonder aan Pallieter te denken, we
bedoelen dus het Vlaamssprekende deel van België) en u ziet het altijd
een tikje mede door de ogen van Brueghel en door die van Timmer
mans. Zij hebben het Vlaamse leven waaruit ze ontstonden, dat hen
vormde, zo intens ondergaan dat ze het op hun beurt met hun kunst
een stempel hebben opgezet. Hef is dan ook niet te verwonderen dat
de ontmoeting van Timmermans met het werk ven Brueghel onmiddellijk
raak was. Later zou hij aan Pieter Brueghel een boek wijden.
In ,Een lepel herinneringen', waarvan het eerste stuk, de titelgever,
een brok eerlijke autobiografie bevat, vertelt hij hoe hij als teken-
lustige jongen van twaalf jaar met een vriendje stiekum op de kettingen
van een wagen meereed naar Antwerpen om er de schilderijen van
Rubens te gaan bekijken. Het was donderdag, vrije toegang in de
musea, en het vriendje had ergens een tante wonen, waar ze wel een
hap eten zouden krijgen. Ze zagen Rubens, overweldigend was hel
Met vage idee van ooit zo iets als een Rubens te kunnen worden spoelde
voor eeuwig weg. Maar daar zag ik in een andere zaal, de werken van
Pieter Breugel, waar ik nog nooit één woord had horen over zeggen. Een
vreemde aandoening greep mij aan. liet was nu niet meer alsof ik tegenover
een koning stond, maar als een kind, dat plotseling zijn ouders weervindt.
Geen verbazing maar een diep geluk doorvloeide mij. Het kwam mij voor
alsof ik daar al jaren naar gezocht had. Daar hingen: ,De opschrijving te
Betlehem', ,De moord der Onnozele Kinderen, ,Het Bezoek der Drie Ko
ningen'. alles gezien in het kader van onze Vlaamse landschappen, van ons
volk, ons land en onze zeden. Juist zoals mijn vader, vroeger al zijne ver
telsels had verteld. Alles van het Evangelie was bij hem ook in ons land
voorgevallen. Die schilderijen, dat waren zijne vertelsels, die ik vergeten
was, en die nu terug in mijn geheugen opkleurden. Ik was overgelukkig.
Maar mijn vriend had een berenlwnger en wou naar zijn tante. Ik had een
berenhonger, maar geen tante. Wij zijn dan toch te saam naar zijn tante
gegaan. Maar zij teas niet thuis. Wij slenterden langs de koekenwinkels,
maar de koeken bleven liggen. Het wierd stilaan donker, en hol van den
honger stapten wij terug naar Lier. Drie uren te voet. Onderweg trokken
wij rapen uil, om den honger te stillen. Het was zeer laat als wij t'huis
kwamen, waar ik een goede afschrabatie kreeg. Het was er aan verdiend.
Ik had Breugel gevonden!'
We hebben dit citaat speciaal afgerond om te laten zien hoe levens
echt Timmermans zoiets uitbeeldt. De schok der herkenning is
nummer een, maar heel nuchter herinnert hij zich hoe 'n honger zij
nadien kregen.
Verder vertelt Timmermans in ,Een lepel' over allerlei mensen en
dingen thuis (hij was het dertiende kind van een kanthandelaar uit
Lier, en het was vaak geen vetpot thuis) die van veel betekenis zijrf
gebleken voor zijn latere werk.
Het is, zoals gezegd, een brokje autobiografie; de andere verhalen
zijn echte novellen. Eén daarvan, de langste ook, ,De Kerstmissater',
behoort tot het beste wat Timmermans ooit schreef en het is tevens
wel een van de allermooiste Vlaamse verhalen die bestaan, wat nog
al wat zeggen wil. We kennen geen modern verhaal waarin het oude
germeanse en eventueel nog oudere heidendom zo sterk en overtuigend
leeft als een tegenkracht naast het Christendom (het laatste in de vorm
van een soort gezapig Vlooms-Rooms-bijgeloof). In de liefde van het
ganzenhoedstertje voor de jonge sater leeft heel het heimwee van
de onbedorven mens near een blijheid en een geluk die verloren zijn
gegaan. Huiveringwekkend is de geboorte van de sater uit een boeren
vrouw. Met zeldzame gevoeligheid is het bestaan van de jonge bos
god getekend. Zonder spot en toch erg scherp do uitdrijving van 'de
bosgeesten door de plaatselijke geestelijkheid. Het Christendom is
hier in de twintigste eeuw eigenlijk nog maar een vernisje over het
aloude heidendom heen. Huiveringwekkend weerom is de klopjacht
die zo ellendig eindigen zal met het doden van de bosgod. Het meisje,
zogezegd van de duivel die zij liefheid bevrijd, keert terug naar het
dorp, de gemeenschap. Zot geworden, beweert men. Ze gaat weer
ganzen hoeden, vlecht kroont|es van wilde bloemen voor naar dode
geliefde, ,maar heur arm was niet sterk genoeg om de kroontjes op
den overkant te krijgen. Ze kwamen telkens in de Nethe terecht en
dreven met den loop van 't brede water mee'
Werkelijk een prachtig verhaal, dat hoog stijgt en diep raakt en dat
vreemde werelden opent, waar maakt. Daarbij zo beeldend geschreven,
dat men alles haarscherp voor zich ziet. Trouwens: dit bijzondere beel
dende vermogen (en toch is het geen schilderen in woorden, zoals men
Letterkundige kroniek
door H^NS WARREN
mogeii|k verwachten zou, Timmermans was ook kunstschilder) is een
van de meest karakteristieke eigenschappen van Timmermans' stijl.
Een voortreffelijk verhaal is ook ,O.L. Vrouw der Vissen', een heden
daags mirakelverhaal over een arme visser, Vettigen Teen bijgenaamd,
die een zilveren Mariabeeldje uit een kapel steelt, niet weet wat er
mee te beginnen en het dan maar onder een paar populieren diep in
de Nethe verstopt. Daar was nog nooit een vis van betekenis gezien,
maar plotseling is die plek nu zo onuitputtelijk rijk aan vis dat er uit
eindelijk een naamloze vennootschap moet worden opgericht om al
die weelde uit te baten. Ondertussen zoekt men overal naar het Maria
beeldje, en Vettigen Teen komt in steeds groter zielsconflict. Een dra
matische en toch licht komische ontknoping lost deze knappe vertelling
heel bevredigend op.
,De moedwillige verkenskop' is ook een tragi-komisch verhaal over een
arme sloeber die erg onder de plak van zijn vrouw zit en die een
varkenskop aan St. Antonius gaat offeren in een naburige kerk Hij
drinkt vele borrels onderweg, raakt de kop uiteindelijk niet kwijt en
durft er niet meer mee aan te komen bij zijn vrouw. Ten einde raad
plaatst hij hem op een knotwilg nabij zijn huis, een boom waarvoor
zijn vrouw bang is, hi| is behekst beweert ze. 's Nechts sneeuwt het en
de volgende dag ziet men niets ven de kop. Zodra het gao» dooien
ontdekt de vrouw de kop en gilt dat er een spook met een verkenskop
in de boom zit. En Tist, zo heet de sukkelaar, speelt voor held, be
wonderd door zijn bibberende vrouw. Hij onthoofdt het spook en
brengt schielijk de kop nog mear near St. Antonius. Een kostelijk ver
haal, vol humor.
,Het Masker' tenslotte is een knap kort verhaal over twee hartsvrien
dinnen, waarvan de een de onder onder een masker vreselijk sort. Pas
op het doodsbed van de kwatong komt het uit en een lugubere wreek
is het gevolg.
Al deze verhalen zijn door en door Vlaams, en ondanks de vaak fan
tastische gegevens ook door en door waar, en heel wijs. Ze zijn ge
spannen van levens- en mensenkennis.
,Adriaan Brouwer' is posfhuum, een jear na Timmermans' dood, dus
in 1948, voor het eerst verschenen. Het boek heeft als hoofdfiguur de
vroeg 17de eeuwse Vlaamse bohémien-schilder Adriaen Brouwer, (1606-
1638) geboortig uit Oudenaerde. Over Brouwer is niet zo veel bekend
Hij is leerling geweest van Frans Hals, bij wie hij reeds omstreeks 1621
in huis was, maar hoe deze Vlaming in het Geuzenland verzeild ge
raakte is niet bekend. Houbraken, in zijn ,Groote Schouburgh', eerste
deel, vertelt nog al heel wat over hem, stof die Timmermans wel onge
veer allemaal gebruikt heeft, maar naar het hem goeddocht, en even
tueel in omgekeerde volgorde. Het boek is dan ook meer een evocatie
van Brouwers woelige tijd dan een exacte biografie van deze merk
waardige schilder.
"Drouwer was een peintre maudit, zoals Villon een poète maudit wes.
Hij heeft een wild, ros en ongebreideld leven geleid en was op
32-jarige leeftijd opgebrand, kapot. Men hoeft zijn schilderijen (kleine
panelen, meest van herbergscènes) maar te vergelijken met werk yen
anderen die iets dergelijks uitbeelden, hoe verdienstelijk ook (Teniers
b.v. of Van Ostade, Miense Molenaar) om te zien hoe echt het bij hem
is. Zijn gevechten zijn allesbehalve bekoorlijke of geestige (genre
tafereeltjes' het zijn angstaanjagende uitingen van menselijke woest
heid en geweld in een spelonkachtig licht. Men voelt: hij heeft zélf
die bierpul zo op iemands kop geslagen en het flitsende mes in zijn
lijf gevoeld, zijn tanden uitgespuwd na een slag op de mond. Zijn
compositie, zijn kleur, het is alias even geniaal, een ander woord is er
niet voor. En alles verspild, weggegooid, verzopen.
"PVt ongrijpbare leven heeft Timmermans willen vangen, hij heeft
geprobeerd het gestalte te geven, gedreven door begrip en op
rechte bewondering, en, wie weet, want wie kent een ander, door een
zekere verwantschap, hoe zwak ook. Een onmogelijke opgave. Toch
heeft Timmermans er iets goeds van gemaakt. Hij is er in geslaagd met
woorden een man op papier te zetten die op Adriaan Brouwer zei
lijken. Een herschepping vanuit zijn werk, geen historische werkelijkheid.
Een levende kerel in een fel tijdsgewricht, en bovenal: een boeiend,
onderhoudend boek.
Het zijn twee nietige pocketboekjes, moer koopt u die eens, zij be
vatten werkelijk een schat.
Felix Timmermans: Een lepel herinneringen en AdriMn Brouwer, MantMU. Brussel/
Den Haag, Marnlx-pocketa.
ROTTERDAM GPDHet was op die woensdag
16 januari 1929 koud en guur. Een harde noord
ooster joeg langs de kust. De temperatuur was
even beneden het vriespunt. Sneeuwbuien maak
ten het zicht kort, maar in enkele opklaringen
scheen soms de zon. Voor de waterweg was de
zee hol. Er stond vooral op de beruchte Maas
vlakte een helse branding. Een gevaarlijke toe
stand voor de scheepvaart, vooral voor de sche
pen met een minder krachtige machine. Toch
voeren heel wat schepen nog het zeegat uit on
danks da waarschuwing van de loodsen.
Het spande de hele morgen voor de hoek. Het uit
gaande Britse tankschip ,EI Oco' liep, nog binnen de
pieren, uit zijn roer en raakte de grond. De sleepboot
,Ganges' kwam te hulp, maar na een half uur kwam
het schip op eigen kracht vlot en het wist in noorde
lijke richting zee te kiezen. Minder fortuinlijk verging
het het Letlandse s.s. ,Valka', met een lading kolen
op weg naar Riga. Direct buiten de pieren kreeg de
noordooster vat op het schip dat wanhopig poogde
vrij te blijven van de Maasvlakte, waarheen het door
da horde wind werd gedrongen. Grondzeeën sloegen
over de deklast cokes op het achterdek. Tot overmaat
van ramp brak de stuurketting en daarmee was het
lot van het schip bezegeld. Het kon geen roer meer
houden, dreef snel af naar het zuidwesten en liep
omstreeks 10 uur op de uiterste rand van de Maas-
vlakt* aan de grond. In de zware branding werd het
direct overspoeld.
Op de Hoekse seinpost, waar men de ,Valka' door de
kijker had gevolgd, was de stranding waargenomen.
Hoewel het schip nog geen noodsein gaf, greep men
direct in. De reddingsmaatschappij werd gewaar
schuwd en de Hoekse loodscommissaris liet de be
manning van de stoomreddingboot Prins der Neder
landen' alarmeren. Direct werd stoom gestookt wat
snel kon gebeuren omdat de boot steeds met ,opge-
bankte' vuren gereed lag.
Om 11 uur 20 stuurde schipper Van der Klooster de
,Prins der Nederlanden' de berghaven uit. Met hem
waren nog aan boord zeven bemanningsleden onder
wie een opstapper die inviel voor eqn matroos, die
buiten Hoek van Holland aan het werk was.
Op da seinpost volgde men de reddingboot door de
kijker. In de felle sneeuwjachten die regelmatig uit
zee kwamen opzetten, verloor men de boot dikwijls uit
het zicht, maar als een bui over was, kon men de
,Prins' weer waarnemen, moeizaam zijn weg nemend
rond de Maasvlakte om later vanuit zee de gestrande
„Valka" te kunnen naderen.
Na een uur verloor men de reddingboot uit het oog.
De afstand was te groot geworden.
Het was 2 uur in de middag toen van Scheveningen
Radio de onheilsboodschap in de Hoek binnenkwam.
De Valka' had geseind: Lifeboat capsized. Men
sinking' (.Reddingboot gekapseisd. De Mannen ver
drinken').
De marconist van Scheveningen Radio greep toen zelf
in en seinde terug: ,Can you lower your own boet?'
(kunt u uw eigen boot strijken Hij wilde de Letten
aanzetten alles te proberen om de bemanning van de
reddingboot te hulp te komen.
Even was het stil in de ether. Toen kwam het korte
antwoord van de Letten dat het lot van de redders be
zegelde: .impossible' (onmogelijk). Dan zelf doen werd
in De Hoek besloten.
Naar Stellendam ging het telefonische alarm: ,Onze
boot is omgeslagen; stuur direct jullie boot uit'. Een
half uur later joeg schipper Willem de Jager de
motorreddingboot .Koningin Wilhelmina' de haven uit,
het Goereese gat in, koers op de Maasvlakte. De
Hoekse medicus, Dr. Knip, leider van de reddingbri
gade, alarmeerde zijn mannen en een motqrvlet bracht
hen met draagbaren, zuurstofapparaat en medicamen
ten naar de steiger van Rozenburg. De expeditie trok
direct dwars door het ruige duinterrein naar het strand,
wadend dwars door half ondergesneeuwde moerassen
heen tot zij de kustlijn bereikten.
Kleine patrouilles werden direct naar de zuidpunt van
De Beer gezonden om het strand af te zoeken. Mis
schien dat de schipbreukelingen daar aankwamen. Ze
hadden immers zwemvesten aan. Dat de kans vrijwel
nihil was dat ze nog in leven zouden zijn onder de
heersende barre omstandigheden, speelde geen rol.
Men kon nooit weten. Maar er werd niets gevonden.
Wel stuitte men op het vrijwel tot een geraamte ver
gane lijk van een jonge man, waarschijnlijk één van
de slachtoffers van de ramp van het Noorse s.s. ,Chris-
tion Michelsen' die enkele maanden daarvoor voor de
waterweg was vergaan. Dat hét zo lang onontdekt
kon blijven was begrijpelijk. Zelden kwam iemand in
de winter op hef strand van bet afgesloten natuur
reservaat.
Intussen bleef De Hoek niet afwachten. Schipper Slis,
wiens reddingboot .President van Heel' in reparatie
lag, bemande direct een kleine roeivlef die door een
motorboot door het kanaaltje van Rozenburg naar de
Brielse Maas werd gesleept. Hij wilde trachten do
Oude Maasmond uit te roeien, de Maasvlakte op. Een
poging die weinig kans van slagen had. Maar het
gebeurde.
Niets wilde men nalaten om de mannen van de Prins
der Nederlanden' te hulp te komen. Het was al don
ker toen de vlet van Slis het Brielse Gat uitroeide, met
hem de vrijwilligers H. Benard, A. Benard, A. van der
Ster, A. Verwey en J. v. d. Vlies. Wat dit dappere
ploegje te doorstaan kreeg was zwaar. Het bleek al
spoedig dat het onbegonnen werk was in de sneeuw
stormen de Maasvlakte op te roeien.
In de loop van de avond keerde de vlet naar da kust
terug en landde bij Oostvoorne. Schipper Slis ging
op informatie uit of er iets bekend was van aanspoelen
van slachtoffers. Geruchten bleken niet juist te zijn.
Met zijn mannen zocht hij de hele nacht het strand
van Voorne af maar zij vonden niets. Toen zij de vol
gende morgen in De Hoek terugkeerden, kwam het
bericht dat vijf lijken op het strand van Rockanje
waren gevonden, nl. dat van schipper Van der Kloos
ter en dat van de matrozen P. van Asperen, R. de
Groot, A. Meuldijk en C Starrenburg. Vermist werden
nog de beide machinisten Meyboom en Timmers en
de matroos Verwey. Korte tijd later dreef ook de red
dingboot ondersteboven op het strand van Rockanje
,aan.
Terwijl Slis en zijn mannen op Voorne's strand naar
de omgekomen kameraden zochten, patrouilleerde de
reddingbrigade van Dr. Knip de hele nacht door op
het strand van Rozenburg. In de duisternis zetten
nieuwe sneeuwjachten in en de onrust in De Hoek
groeide.
Daar was ook reden voor. Sinds het vertrek van de
Stellendamse reddingboot had men niets meer ver
nomen. Was de boot ook het slachtoffer van de
Maasvlakte geworden Wel werden lichten op de
Garnalenplaat waargenomen maar de sleepboot .Kijk
duin' en de bergingsblazer .Meermin' die op onder
zoek werden uitgezonden, konden niets Vinden. De
Prins' verongelukt, de Stellendamse boot zoek en de
Valka', die bij het vallen van de nacht dringender om
hulp ging seinen. Toen werd besloten de op Schouwen
gestationeerde motorreddingboot .Prinses Juliana' te
laten uitvaren. Telefonische verbinding bieek niet te
krijgen. De lijn was door zware sneeuwval gestoord.
Zierikzee was nog bereikbaar. Men beloofde een bode
naar Burghsluis te zenden om het bevel tot uitvaren
over te brengen. Te middernacht bleek ook Zierikiee
niet meer telefonisch bereikbaar zodat men niet wist
of de Burahsluise reddingboot was vertrokken om .bin
nendoor'het Goereese Gat te bereiken en dan zee te
kiezen. Over alles lag .een" martelende onzekerheid,
mede te wijten aan de communicatiemiddelen die in
die tijd snel gestoord konden zijn. De reddingboten
beschikten toen ook niet over radio-telefonie. Alleen
wist men dat de toestand aan boord van de Valka'
snel slechter wer. De sleepboot .Ganges', die in de
nabijheid was, maar niet dicht genoeg kon naderen,
kon nog ean seinverbinding met het gestrande schip
onderhouden en meldde dat de Letten regelmatig vuur
pijlen als noodsein afstaken.
Traag kroop de grauwe morgen van de 17e januari
aan. De storm was in de loop van de nacht afgeno
men. Het sneeuwen hield op. Tegen daglicht kwam de
Stellendamse reddingboot de haven binnen. Zich
slecht kunnende oriënteren in de sneeuwstormen was
de boot op de Garnalenplaat vastgelopen en zij kon
eerst tegen hoogwater vlotkomen. De boot nam brand
stof in en vertrok onmiddellijk daarop weer naar de
Maasvlakte. In twee tochten werden toen de opvaren
den van de Valka' gered. Daarna concentreerde zich
de aandacht op de aangespoelde reddingboot. Deze
lag omgekeerd op het strond van Rockanje. De sleep
boot .Kijkduin' bracht het wrak vlot en keerde het. Het
bleek dat de mangatdeksels van stookplaat en ma
chinekamer open stonden.
De beide machinisten bevonden zich echter niet in
deze ruimten, zodat aangenomen moet worden dat
zij op het laatste moment nog kans hebben gezien aan
dek te komen. Een nader onderzoek van het wrak dat
zware beschadigingen aan de berghoutgang ver
toonde, gevoegd bij de later afgelegde verklaringen
van de opvarenden van de Valka', bracht met vrij
grote zekerheid de oorzaak van de ramp aan het licht.
De Letten vertelden dat de reddingboot enkeie keren
langszij was gekomen maar door het breken van de
tros weer van de Valka' was afgeslagen. Schipper
van der Klooster, een uitermate kundig en voorzichtig
zeeman, stoomde dan telkens weer naar zee, ging
buiten de branding op tegenkoers, passeerde dan de
Valka' om daarna achter de laatste bank, in wat
minder ruw water, op te draaien en de .Valka' recht
tegen de zee in weer te naderen. Bij de derde mael
dat de reddingboot achter de bank zou opdraaien, zag
men op de Valka' de boot nog in de felle branding
plotseling dwarszee vallen en omslaan. Dit moet een
technische oorzaak hebben gehod omdat Schipper Van
der Klooster nooit een zo gevaarlijke manoeuvre zoo
hebben gewaagd. Vrij zeker is dat plotseling de stoom
druk is weggevallen, wet niet onmogelijk is, omdet bïf
een onderzoek van de stookplaat bleek dat een petl-
glas was gesprongen.
Met deze ramp verloor Hoek van Holland acht vee
zijn besta en meest ervaren redders. Acht vrouwen
waren weduwe geworden en 38 kinderen wees. De
grootste gezinnen hadden Starrenburg en De Groot
(tien kinderen). Slechts verzekerd bij zeerisico zouden
de achtergeblevenen van een minieme uitkering moe
ten leven. De ramp, die dagenlang de voorpagina's
van de kranten haalde, sprak Nederland echter sterk
aan. Dagbladen openden inschrijvingen en weken
lang stroomden de giften toe. Toneelgezelschappen
stonden hun recettes af, sportverenigingen orgeni-
seerden liefdadigheidswedstrijden.
Heel Nederland, arm en rijk, offerde gul. Daarvan kon
het helden der zeefonds .Prins der Nederlanden' wor
den gesticht, dat in staat was door aanvullende uit
keringen de achtergeblevenen voor gebrek te vrij
waren. Het wrak van de reddingboot werd niet meer
hersteld. Ruim een jaar later kwamen twee moderne
motorreddingboten in dienst.
Twee stoffelijke overschotten, die van de beide ma
chinisten, heeft de zee nooit teruggegeven. Maanden
later vond een kotter van Goeroe in hef Goereese Gat
het stoffelijk overschot van een man, gekleed in olie
goed en reddingvest. Uit papieren bleek dat het hier
de matroos Verwey betrof. Hij werd in Hoek van Hol
land naast zijn omgekomen vrienden ter ruste gelegd.
De stoomreddingboot ,Prins der Nederlanden, terugkerend van een oefentocht.
Het wrak van de Prins der Nederlanden zoals het ondersteboven op het strand van Rockanje aanspoelde.