VEERTIG JAAR GELEDEN VERGING REDDINGSBOOT VAN DE HOEK Een lepel vol herinne Adriaan Brouwer ringen - BEMANNING (8 KOPPEN) KWAM OM IN KOKENDE ZEE FELIX TIMMERMANS: Zaterdag 18 januari 1969 zaterdagnummer Zelden heeft een scheepsramp Nederland zo geschokt als het vergaan van da Hoekse stoom- reddïngsboot ,Prins Nederlanden', op 16 januari a.s. veertig jaar geleden. Uitgevaren in een noordooster sneeuwstorm om de beman ning van het op de Maasvlakte gestrande Let landse stoomschip ,Valka' te redden, kap seisde de boot in een grondzee. De acht op varenden hadden geen kans op redding, wat er ook direct werd ondernomen om hen te hulp te komen. In het verlammend-ijskoude water moet hun laatste strijd kort zijn geweest. Diep geschokt was heel Nederland. En het toonde de wil om in elk geval de nagelaten be trekkingen van de omgekomen redders te be hoeden voor gebrek. Het was een actie die uit groeide tot een groots gebeuren de stich ting van het helden der zee-fonds Prins der Nederlanden.' Nederland toonde zich in die dagen op zijn best. Onze Rotterdamse correspondent Kees Borst lap maakte deze ramp als jong verslaggever van nabij mee. Hij trok met een reddingsploeg mee naar het onherbergzame, verlaten strand van De Beer en stond een dag later bij het wrak van de reddingsboot, aangespoeld op het strand van Rockanje. Zijn herinnering aan dit dramatische gebeuren gaat hierbij. De twee laatste boeken van Felix Timmermans (1886-1947) zijn herdrukt en hoe graag grijpen we de gelegenheid aan er iets over te vertellen. Vooral ten gerieve van een groep jonge lezers, opgegroeid sedert Timmermans' dood, die de meesterverteller uit Lier dus slechts uit het verleden, letterlijk als ,dode' schrijver, kennen. Timmermans' verhalen zijn springlevend gebleven, ze hebben nog niets aan frisheid ingeboet door de tijd. Vergeleken bij zijn rijke, warme, volbloedige werk komt het overgrote deel van de hedendaagse literaire produkfie ons wel bijzonder mager en slap voor. We zaten eerst wat te lezen in diverse pas verschenen verhalenbundels van jonge Nederlandse en Vlaamse schrijvers die allen op de flap van hun boeken door hun uitgever of door zichzelf en elkaar erg worden opgehemeld. Namen noemen, heeft niet veel zin, het hadden er ook andere kunnen zijn. Het ene boek na hef andere legden we na twee, drie verhalen verveeld uit handen. Viel niets over te zeggen, nakaartsel, surrogaatjes. toen grepen we van een ander stapeltje pockets „Een lepel herinneringen" (oorspronkelijk uit 1943) van Felix Timmermans, en direct bij de eerste bladzij waren we verrast, geboeid/ en heel onze oude liefde en bewondering voor Timmermans vlamde weer op, want Timmermans is een van de zeldzame schrijvers van wie je houdt en die je tevens bewondert, Timmermans is een werkelijk groot schrijver die ook de massa v/eet te bereiken. Wat zelden voorkomt, en hem wel eens door highbrows aangewreven wordt alsof het een tekort zou zijn. Timmermans vervult je met een soort geluk, lezers- en leefgeluk, maar toch is hij allesbehalve een oppervlakkig auteur. Hij brengt volheid en ronding, kent de misères en tekorten van het leven even goed als het blijde en stille, hij weet van het zware zwoegen van de kleine mensen, de ellende en de uitzichtloosheid. Maar bitter is hij nooit, wel vaak schokkend, onthutsend, uiterst reëel. Zijn kunst gaat van sprookjesachtig, van dolzinnig blij en gelukkig het hele scala van gevoelens door tot de grauwste ellende en het zieligste getob. Het Vlaamse leven heeft hem gevoed en gekleurd, maar hij heeft op zijn beurt heel het Vlaamse leven weerspiegeld en gekleurd. Kom in net Vlaamse land (verder be doeld dan Vlaanderen, ook het Antwerpse, en dan natuurlijk Lier, met de Nethe die men niet kan zien zonder aan Pallieter te denken, we bedoelen dus het Vlaamssprekende deel van België) en u ziet het altijd een tikje mede door de ogen van Brueghel en door die van Timmer mans. Zij hebben het Vlaamse leven waaruit ze ontstonden, dat hen vormde, zo intens ondergaan dat ze het op hun beurt met hun kunst een stempel hebben opgezet. Hef is dan ook niet te verwonderen dat de ontmoeting van Timmermans met het werk ven Brueghel onmiddellijk raak was. Later zou hij aan Pieter Brueghel een boek wijden. In ,Een lepel herinneringen', waarvan het eerste stuk, de titelgever, een brok eerlijke autobiografie bevat, vertelt hij hoe hij als teken- lustige jongen van twaalf jaar met een vriendje stiekum op de kettingen van een wagen meereed naar Antwerpen om er de schilderijen van Rubens te gaan bekijken. Het was donderdag, vrije toegang in de musea, en het vriendje had ergens een tante wonen, waar ze wel een hap eten zouden krijgen. Ze zagen Rubens, overweldigend was hel Met vage idee van ooit zo iets als een Rubens te kunnen worden spoelde voor eeuwig weg. Maar daar zag ik in een andere zaal, de werken van Pieter Breugel, waar ik nog nooit één woord had horen over zeggen. Een vreemde aandoening greep mij aan. liet was nu niet meer alsof ik tegenover een koning stond, maar als een kind, dat plotseling zijn ouders weervindt. Geen verbazing maar een diep geluk doorvloeide mij. Het kwam mij voor alsof ik daar al jaren naar gezocht had. Daar hingen: ,De opschrijving te Betlehem', ,De moord der Onnozele Kinderen, ,Het Bezoek der Drie Ko ningen'. alles gezien in het kader van onze Vlaamse landschappen, van ons volk, ons land en onze zeden. Juist zoals mijn vader, vroeger al zijne ver telsels had verteld. Alles van het Evangelie was bij hem ook in ons land voorgevallen. Die schilderijen, dat waren zijne vertelsels, die ik vergeten was, en die nu terug in mijn geheugen opkleurden. Ik was overgelukkig. Maar mijn vriend had een berenlwnger en wou naar zijn tante. Ik had een berenhonger, maar geen tante. Wij zijn dan toch te saam naar zijn tante gegaan. Maar zij teas niet thuis. Wij slenterden langs de koekenwinkels, maar de koeken bleven liggen. Het wierd stilaan donker, en hol van den honger stapten wij terug naar Lier. Drie uren te voet. Onderweg trokken wij rapen uil, om den honger te stillen. Het was zeer laat als wij t'huis kwamen, waar ik een goede afschrabatie kreeg. Het was er aan verdiend. Ik had Breugel gevonden!' We hebben dit citaat speciaal afgerond om te laten zien hoe levens echt Timmermans zoiets uitbeeldt. De schok der herkenning is nummer een, maar heel nuchter herinnert hij zich hoe 'n honger zij nadien kregen. Verder vertelt Timmermans in ,Een lepel' over allerlei mensen en dingen thuis (hij was het dertiende kind van een kanthandelaar uit Lier, en het was vaak geen vetpot thuis) die van veel betekenis zijrf gebleken voor zijn latere werk. Het is, zoals gezegd, een brokje autobiografie; de andere verhalen zijn echte novellen. Eén daarvan, de langste ook, ,De Kerstmissater', behoort tot het beste wat Timmermans ooit schreef en het is tevens wel een van de allermooiste Vlaamse verhalen die bestaan, wat nog al wat zeggen wil. We kennen geen modern verhaal waarin het oude germeanse en eventueel nog oudere heidendom zo sterk en overtuigend leeft als een tegenkracht naast het Christendom (het laatste in de vorm van een soort gezapig Vlooms-Rooms-bijgeloof). In de liefde van het ganzenhoedstertje voor de jonge sater leeft heel het heimwee van de onbedorven mens near een blijheid en een geluk die verloren zijn gegaan. Huiveringwekkend is de geboorte van de sater uit een boeren vrouw. Met zeldzame gevoeligheid is het bestaan van de jonge bos god getekend. Zonder spot en toch erg scherp do uitdrijving van 'de bosgeesten door de plaatselijke geestelijkheid. Het Christendom is hier in de twintigste eeuw eigenlijk nog maar een vernisje over het aloude heidendom heen. Huiveringwekkend weerom is de klopjacht die zo ellendig eindigen zal met het doden van de bosgod. Het meisje, zogezegd van de duivel die zij liefheid bevrijd, keert terug naar het dorp, de gemeenschap. Zot geworden, beweert men. Ze gaat weer ganzen hoeden, vlecht kroont|es van wilde bloemen voor naar dode geliefde, ,maar heur arm was niet sterk genoeg om de kroontjes op den overkant te krijgen. Ze kwamen telkens in de Nethe terecht en dreven met den loop van 't brede water mee' Werkelijk een prachtig verhaal, dat hoog stijgt en diep raakt en dat vreemde werelden opent, waar maakt. Daarbij zo beeldend geschreven, dat men alles haarscherp voor zich ziet. Trouwens: dit bijzondere beel dende vermogen (en toch is het geen schilderen in woorden, zoals men Letterkundige kroniek door H^NS WARREN mogeii|k verwachten zou, Timmermans was ook kunstschilder) is een van de meest karakteristieke eigenschappen van Timmermans' stijl. Een voortreffelijk verhaal is ook ,O.L. Vrouw der Vissen', een heden daags mirakelverhaal over een arme visser, Vettigen Teen bijgenaamd, die een zilveren Mariabeeldje uit een kapel steelt, niet weet wat er mee te beginnen en het dan maar onder een paar populieren diep in de Nethe verstopt. Daar was nog nooit een vis van betekenis gezien, maar plotseling is die plek nu zo onuitputtelijk rijk aan vis dat er uit eindelijk een naamloze vennootschap moet worden opgericht om al die weelde uit te baten. Ondertussen zoekt men overal naar het Maria beeldje, en Vettigen Teen komt in steeds groter zielsconflict. Een dra matische en toch licht komische ontknoping lost deze knappe vertelling heel bevredigend op. ,De moedwillige verkenskop' is ook een tragi-komisch verhaal over een arme sloeber die erg onder de plak van zijn vrouw zit en die een varkenskop aan St. Antonius gaat offeren in een naburige kerk Hij drinkt vele borrels onderweg, raakt de kop uiteindelijk niet kwijt en durft er niet meer mee aan te komen bij zijn vrouw. Ten einde raad plaatst hij hem op een knotwilg nabij zijn huis, een boom waarvoor zijn vrouw bang is, hi| is behekst beweert ze. 's Nechts sneeuwt het en de volgende dag ziet men niets ven de kop. Zodra het gao» dooien ontdekt de vrouw de kop en gilt dat er een spook met een verkenskop in de boom zit. En Tist, zo heet de sukkelaar, speelt voor held, be wonderd door zijn bibberende vrouw. Hij onthoofdt het spook en brengt schielijk de kop nog mear near St. Antonius. Een kostelijk ver haal, vol humor. ,Het Masker' tenslotte is een knap kort verhaal over twee hartsvrien dinnen, waarvan de een de onder onder een masker vreselijk sort. Pas op het doodsbed van de kwatong komt het uit en een lugubere wreek is het gevolg. Al deze verhalen zijn door en door Vlaams, en ondanks de vaak fan tastische gegevens ook door en door waar, en heel wijs. Ze zijn ge spannen van levens- en mensenkennis. ,Adriaan Brouwer' is posfhuum, een jear na Timmermans' dood, dus in 1948, voor het eerst verschenen. Het boek heeft als hoofdfiguur de vroeg 17de eeuwse Vlaamse bohémien-schilder Adriaen Brouwer, (1606- 1638) geboortig uit Oudenaerde. Over Brouwer is niet zo veel bekend Hij is leerling geweest van Frans Hals, bij wie hij reeds omstreeks 1621 in huis was, maar hoe deze Vlaming in het Geuzenland verzeild ge raakte is niet bekend. Houbraken, in zijn ,Groote Schouburgh', eerste deel, vertelt nog al heel wat over hem, stof die Timmermans wel onge veer allemaal gebruikt heeft, maar naar het hem goeddocht, en even tueel in omgekeerde volgorde. Het boek is dan ook meer een evocatie van Brouwers woelige tijd dan een exacte biografie van deze merk waardige schilder. "Drouwer was een peintre maudit, zoals Villon een poète maudit wes. Hij heeft een wild, ros en ongebreideld leven geleid en was op 32-jarige leeftijd opgebrand, kapot. Men hoeft zijn schilderijen (kleine panelen, meest van herbergscènes) maar te vergelijken met werk yen anderen die iets dergelijks uitbeelden, hoe verdienstelijk ook (Teniers b.v. of Van Ostade, Miense Molenaar) om te zien hoe echt het bij hem is. Zijn gevechten zijn allesbehalve bekoorlijke of geestige (genre tafereeltjes' het zijn angstaanjagende uitingen van menselijke woest heid en geweld in een spelonkachtig licht. Men voelt: hij heeft zélf die bierpul zo op iemands kop geslagen en het flitsende mes in zijn lijf gevoeld, zijn tanden uitgespuwd na een slag op de mond. Zijn compositie, zijn kleur, het is alias even geniaal, een ander woord is er niet voor. En alles verspild, weggegooid, verzopen. "PVt ongrijpbare leven heeft Timmermans willen vangen, hij heeft geprobeerd het gestalte te geven, gedreven door begrip en op rechte bewondering, en, wie weet, want wie kent een ander, door een zekere verwantschap, hoe zwak ook. Een onmogelijke opgave. Toch heeft Timmermans er iets goeds van gemaakt. Hij is er in geslaagd met woorden een man op papier te zetten die op Adriaan Brouwer zei lijken. Een herschepping vanuit zijn werk, geen historische werkelijkheid. Een levende kerel in een fel tijdsgewricht, en bovenal: een boeiend, onderhoudend boek. Het zijn twee nietige pocketboekjes, moer koopt u die eens, zij be vatten werkelijk een schat. Felix Timmermans: Een lepel herinneringen en AdriMn Brouwer, MantMU. Brussel/ Den Haag, Marnlx-pocketa. ROTTERDAM GPDHet was op die woensdag 16 januari 1929 koud en guur. Een harde noord ooster joeg langs de kust. De temperatuur was even beneden het vriespunt. Sneeuwbuien maak ten het zicht kort, maar in enkele opklaringen scheen soms de zon. Voor de waterweg was de zee hol. Er stond vooral op de beruchte Maas vlakte een helse branding. Een gevaarlijke toe stand voor de scheepvaart, vooral voor de sche pen met een minder krachtige machine. Toch voeren heel wat schepen nog het zeegat uit on danks da waarschuwing van de loodsen. Het spande de hele morgen voor de hoek. Het uit gaande Britse tankschip ,EI Oco' liep, nog binnen de pieren, uit zijn roer en raakte de grond. De sleepboot ,Ganges' kwam te hulp, maar na een half uur kwam het schip op eigen kracht vlot en het wist in noorde lijke richting zee te kiezen. Minder fortuinlijk verging het het Letlandse s.s. ,Valka', met een lading kolen op weg naar Riga. Direct buiten de pieren kreeg de noordooster vat op het schip dat wanhopig poogde vrij te blijven van de Maasvlakte, waarheen het door da horde wind werd gedrongen. Grondzeeën sloegen over de deklast cokes op het achterdek. Tot overmaat van ramp brak de stuurketting en daarmee was het lot van het schip bezegeld. Het kon geen roer meer houden, dreef snel af naar het zuidwesten en liep omstreeks 10 uur op de uiterste rand van de Maas- vlakt* aan de grond. In de zware branding werd het direct overspoeld. Op de Hoekse seinpost, waar men de ,Valka' door de kijker had gevolgd, was de stranding waargenomen. Hoewel het schip nog geen noodsein gaf, greep men direct in. De reddingsmaatschappij werd gewaar schuwd en de Hoekse loodscommissaris liet de be manning van de stoomreddingboot Prins der Neder landen' alarmeren. Direct werd stoom gestookt wat snel kon gebeuren omdat de boot steeds met ,opge- bankte' vuren gereed lag. Om 11 uur 20 stuurde schipper Van der Klooster de ,Prins der Nederlanden' de berghaven uit. Met hem waren nog aan boord zeven bemanningsleden onder wie een opstapper die inviel voor eqn matroos, die buiten Hoek van Holland aan het werk was. Op da seinpost volgde men de reddingboot door de kijker. In de felle sneeuwjachten die regelmatig uit zee kwamen opzetten, verloor men de boot dikwijls uit het zicht, maar als een bui over was, kon men de ,Prins' weer waarnemen, moeizaam zijn weg nemend rond de Maasvlakte om later vanuit zee de gestrande „Valka" te kunnen naderen. Na een uur verloor men de reddingboot uit het oog. De afstand was te groot geworden. Het was 2 uur in de middag toen van Scheveningen Radio de onheilsboodschap in de Hoek binnenkwam. De Valka' had geseind: Lifeboat capsized. Men sinking' (.Reddingboot gekapseisd. De Mannen ver drinken'). De marconist van Scheveningen Radio greep toen zelf in en seinde terug: ,Can you lower your own boet?' (kunt u uw eigen boot strijken Hij wilde de Letten aanzetten alles te proberen om de bemanning van de reddingboot te hulp te komen. Even was het stil in de ether. Toen kwam het korte antwoord van de Letten dat het lot van de redders be zegelde: .impossible' (onmogelijk). Dan zelf doen werd in De Hoek besloten. Naar Stellendam ging het telefonische alarm: ,Onze boot is omgeslagen; stuur direct jullie boot uit'. Een half uur later joeg schipper Willem de Jager de motorreddingboot .Koningin Wilhelmina' de haven uit, het Goereese gat in, koers op de Maasvlakte. De Hoekse medicus, Dr. Knip, leider van de reddingbri gade, alarmeerde zijn mannen en een motqrvlet bracht hen met draagbaren, zuurstofapparaat en medicamen ten naar de steiger van Rozenburg. De expeditie trok direct dwars door het ruige duinterrein naar het strand, wadend dwars door half ondergesneeuwde moerassen heen tot zij de kustlijn bereikten. Kleine patrouilles werden direct naar de zuidpunt van De Beer gezonden om het strand af te zoeken. Mis schien dat de schipbreukelingen daar aankwamen. Ze hadden immers zwemvesten aan. Dat de kans vrijwel nihil was dat ze nog in leven zouden zijn onder de heersende barre omstandigheden, speelde geen rol. Men kon nooit weten. Maar er werd niets gevonden. Wel stuitte men op het vrijwel tot een geraamte ver gane lijk van een jonge man, waarschijnlijk één van de slachtoffers van de ramp van het Noorse s.s. ,Chris- tion Michelsen' die enkele maanden daarvoor voor de waterweg was vergaan. Dat hét zo lang onontdekt kon blijven was begrijpelijk. Zelden kwam iemand in de winter op hef strand van bet afgesloten natuur reservaat. Intussen bleef De Hoek niet afwachten. Schipper Slis, wiens reddingboot .President van Heel' in reparatie lag, bemande direct een kleine roeivlef die door een motorboot door het kanaaltje van Rozenburg naar de Brielse Maas werd gesleept. Hij wilde trachten do Oude Maasmond uit te roeien, de Maasvlakte op. Een poging die weinig kans van slagen had. Maar het gebeurde. Niets wilde men nalaten om de mannen van de Prins der Nederlanden' te hulp te komen. Het was al don ker toen de vlet van Slis het Brielse Gat uitroeide, met hem de vrijwilligers H. Benard, A. Benard, A. van der Ster, A. Verwey en J. v. d. Vlies. Wat dit dappere ploegje te doorstaan kreeg was zwaar. Het bleek al spoedig dat het onbegonnen werk was in de sneeuw stormen de Maasvlakte op te roeien. In de loop van de avond keerde de vlet naar da kust terug en landde bij Oostvoorne. Schipper Slis ging op informatie uit of er iets bekend was van aanspoelen van slachtoffers. Geruchten bleken niet juist te zijn. Met zijn mannen zocht hij de hele nacht het strand van Voorne af maar zij vonden niets. Toen zij de vol gende morgen in De Hoek terugkeerden, kwam het bericht dat vijf lijken op het strand van Rockanje waren gevonden, nl. dat van schipper Van der Kloos ter en dat van de matrozen P. van Asperen, R. de Groot, A. Meuldijk en C Starrenburg. Vermist werden nog de beide machinisten Meyboom en Timmers en de matroos Verwey. Korte tijd later dreef ook de red dingboot ondersteboven op het strand van Rockanje ,aan. Terwijl Slis en zijn mannen op Voorne's strand naar de omgekomen kameraden zochten, patrouilleerde de reddingbrigade van Dr. Knip de hele nacht door op het strand van Rozenburg. In de duisternis zetten nieuwe sneeuwjachten in en de onrust in De Hoek groeide. Daar was ook reden voor. Sinds het vertrek van de Stellendamse reddingboot had men niets meer ver nomen. Was de boot ook het slachtoffer van de Maasvlakte geworden Wel werden lichten op de Garnalenplaat waargenomen maar de sleepboot .Kijk duin' en de bergingsblazer .Meermin' die op onder zoek werden uitgezonden, konden niets Vinden. De Prins' verongelukt, de Stellendamse boot zoek en de Valka', die bij het vallen van de nacht dringender om hulp ging seinen. Toen werd besloten de op Schouwen gestationeerde motorreddingboot .Prinses Juliana' te laten uitvaren. Telefonische verbinding bieek niet te krijgen. De lijn was door zware sneeuwval gestoord. Zierikzee was nog bereikbaar. Men beloofde een bode naar Burghsluis te zenden om het bevel tot uitvaren over te brengen. Te middernacht bleek ook Zierikiee niet meer telefonisch bereikbaar zodat men niet wist of de Burahsluise reddingboot was vertrokken om .bin nendoor'het Goereese Gat te bereiken en dan zee te kiezen. Over alles lag .een" martelende onzekerheid, mede te wijten aan de communicatiemiddelen die in die tijd snel gestoord konden zijn. De reddingboten beschikten toen ook niet over radio-telefonie. Alleen wist men dat de toestand aan boord van de Valka' snel slechter wer. De sleepboot .Ganges', die in de nabijheid was, maar niet dicht genoeg kon naderen, kon nog ean seinverbinding met het gestrande schip onderhouden en meldde dat de Letten regelmatig vuur pijlen als noodsein afstaken. Traag kroop de grauwe morgen van de 17e januari aan. De storm was in de loop van de nacht afgeno men. Het sneeuwen hield op. Tegen daglicht kwam de Stellendamse reddingboot de haven binnen. Zich slecht kunnende oriënteren in de sneeuwstormen was de boot op de Garnalenplaat vastgelopen en zij kon eerst tegen hoogwater vlotkomen. De boot nam brand stof in en vertrok onmiddellijk daarop weer naar de Maasvlakte. In twee tochten werden toen de opvaren den van de Valka' gered. Daarna concentreerde zich de aandacht op de aangespoelde reddingboot. Deze lag omgekeerd op het strond van Rockanje. De sleep boot .Kijkduin' bracht het wrak vlot en keerde het. Het bleek dat de mangatdeksels van stookplaat en ma chinekamer open stonden. De beide machinisten bevonden zich echter niet in deze ruimten, zodat aangenomen moet worden dat zij op het laatste moment nog kans hebben gezien aan dek te komen. Een nader onderzoek van het wrak dat zware beschadigingen aan de berghoutgang ver toonde, gevoegd bij de later afgelegde verklaringen van de opvarenden van de Valka', bracht met vrij grote zekerheid de oorzaak van de ramp aan het licht. De Letten vertelden dat de reddingboot enkeie keren langszij was gekomen maar door het breken van de tros weer van de Valka' was afgeslagen. Schipper van der Klooster, een uitermate kundig en voorzichtig zeeman, stoomde dan telkens weer naar zee, ging buiten de branding op tegenkoers, passeerde dan de Valka' om daarna achter de laatste bank, in wat minder ruw water, op te draaien en de .Valka' recht tegen de zee in weer te naderen. Bij de derde mael dat de reddingboot achter de bank zou opdraaien, zag men op de Valka' de boot nog in de felle branding plotseling dwarszee vallen en omslaan. Dit moet een technische oorzaak hebben gehod omdat Schipper Van der Klooster nooit een zo gevaarlijke manoeuvre zoo hebben gewaagd. Vrij zeker is dat plotseling de stoom druk is weggevallen, wet niet onmogelijk is, omdet bïf een onderzoek van de stookplaat bleek dat een petl- glas was gesprongen. Met deze ramp verloor Hoek van Holland acht vee zijn besta en meest ervaren redders. Acht vrouwen waren weduwe geworden en 38 kinderen wees. De grootste gezinnen hadden Starrenburg en De Groot (tien kinderen). Slechts verzekerd bij zeerisico zouden de achtergeblevenen van een minieme uitkering moe ten leven. De ramp, die dagenlang de voorpagina's van de kranten haalde, sprak Nederland echter sterk aan. Dagbladen openden inschrijvingen en weken lang stroomden de giften toe. Toneelgezelschappen stonden hun recettes af, sportverenigingen orgeni- seerden liefdadigheidswedstrijden. Heel Nederland, arm en rijk, offerde gul. Daarvan kon het helden der zeefonds .Prins der Nederlanden' wor den gesticht, dat in staat was door aanvullende uit keringen de achtergeblevenen voor gebrek te vrij waren. Het wrak van de reddingboot werd niet meer hersteld. Ruim een jaar later kwamen twee moderne motorreddingboten in dienst. Twee stoffelijke overschotten, die van de beide ma chinisten, heeft de zee nooit teruggegeven. Maanden later vond een kotter van Goeroe in hef Goereese Gat het stoffelijk overschot van een man, gekleed in olie goed en reddingvest. Uit papieren bleek dat het hier de matroos Verwey betrof. Hij werd in Hoek van Hol land naast zijn omgekomen vrienden ter ruste gelegd. De stoomreddingboot ,Prins der Nederlanden, terugkerend van een oefentocht. Het wrak van de Prins der Nederlanden zoals het ondersteboven op het strand van Rockanje aanspoelde.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1969 | | pagina 14