HET .GROOT GRC
DLLENBOEK'
VAN POGGIO DE
FLORENTIJN
r
Zaterdag 14 december 1968
r V -
Een Oudhollands decor, zoalï we dat van pentekeningen kennen, kan
niet mooier zijn geweest, dan de winterse weelde, die de december
maand anno 1968 ons brengtMist en vorst vormen een ideale com
binatie, zoals we de afgelopen dagen op vele plaatsen in Zeeland heb
ben kunnen constateren. Bomen en struiken buigen diep door onder een
zware lading rijp of ruim, waarvan Van Dale (van het woordenboek)
al zei: ,rijp of ruim is een witte aanslag van ijskristallen aan vaste voor
werpen, zoals gras en takken'. Aan de juistheid van deze definitie valt
niet te twijfelen als men de hier afgedrukte winterse foto's bekijkt. Op
de foto rechts de molen van Kloetinge, gevat in een bizar decor van
zwaar gerijpte bomen en berijmd gras. Foto links boven: ergens in de
buurt van Nïsse, een met witte ijskristallen getooid hek, terwijl een trek
ker met biefenwagens (de laatste van het seizoen?) passeert- Links on
der: een stil hoekje tussen Nisse en Heinkénszand, waar de winter zijn
fraaie kleed over land, bomen en opstallen heeft gelegd.
POGGIO DE FLORENTIJN, .der Florentiner'; Ie Pogge', volgens de
Fransen met hun gewoonte alle namen te annexeren en te verfransen:
Gian Francesco Poggio Bracciolini heette hij voluit.
Hij leefde van 11-2-1380 tof 30-10-1459, lang dus; diende acht pausen als
apostolisch secretaris, was staatskanselier van Florence. Theoloog, taai
en handschriftkundige, filosoof, archaeoloog, etnograaf, veriaier, kortom
een veelzijdig geleerde, en daarbij bovenal: humanist. Was hij
Het valt te betwijfelen. Ondanks zijn geestelijk ambt in elk geval vader
van drie kinderen, als oudere man genuwd met een piepjong meisje
het was geen uitzondering in zijn tijd en hij vermeldt vrouw en kinaeren
onbezorgd in zijn geschriften. ,lk heb dat of dat gewaagde mopje met
smaak aan mijn vrouw verleid', of ,lk verlangde er naar, mijn kinderen
weer eens te zien'.
Hij vergezelde Paus Johannes 23 in 1414 naar dat wonderlijke, licht
zinnige concilie van Konstanz, keek er zijn ogen uit en maakte in
Zwitserland nog vlottere uitstapjes. Hij bereisde Europa, vooral Duitsland
en Frankrijk, en later ook Engeland, en hij wist er in allerlei klooster
bibliotheken manuscripten met nog onbekende antieke teksten te ont
dekken (b.v. de ,Argonautica' van Valerius Flaccus, de eerste boeken
van Tacitus en meer) die hij voor hef eerst uitgaf. Hij schreef zelf tame
lijk veel in zijn lange leven, onder andere een Geschiedenis van Flo
rence, die onvoltooid bleef, en allerlei andere boeken, alle in het latijn,
waarvan wordt beweerd dat ze geen onderhoudende lectuur vormen
Een paar van zijn tractaten echter, en zijn tafelgesprekken bleven
bekend, maar zijn roem heeft hij te danken aan zijn in 1455 verschenen
,Liber Facetiarum', zijn Grollenboek, terwijl verder zijn brieven van het
allergrootste belang zijn voor de kennis van zijn persoon en zijn ti|d
Eén van die brieven, ,De baden van Baden' over het vijftiende eeuwse
bedvermaak is meermaals apart uitgegeven.
"LTet ,Liber facetiarum', Boek der Boertigheden of Grollenboek dankt
zijn ontstaan aan de gewoonte die de medewerkers van de Paus
hadden om ergens in het pauselijke paleis bijeen te komen en te
babbelen. Er zal ook wel eens iets anders besproken zijn, maar men
krijgt de idee dat het er gezapig toeging, leder vertelde wat hem ter
ore was gekomen, moppen, anecdotes, wonderlijke voorvallen. Hef ge
beurde in de ,Bugiale' waarvan Poggio zelf schrijft:.
'Mo.n zou het een soorl leugen-laboratorium kunnen noemen, eer
tijds door de secretarissen opgericht om zich er te amuseren. Immers,
mij hadden de gewoonte, lol de tijd van paus Martinus, om een
bepaalde afgelegen plaats aan hel hof uit te zoeken, waar wij zowel
onze nieuwtjes konden vertellen, als konden converseren over aller
lei aangelegenheden, meestal om daarmee onze geest te ontspannen,
maar soms toch ook wel over serieuze zaken. Niemand werd daar
gespaard, en wij stortten er onze gal uil over alles wat ons niet
beviel, waarbij dikwijls de paus zelf de eerste teas die de klappen
kreeg: zodoende kwam het ook dat er een grote toeloop van mensen
was, want iedereen was bang dat hij als eerste onder miur genomen
zou worden'.
Poggio vertelt dan wie de bekendste vertellers waren, geeft ook
zijn eigen bescheiden aandeel toe en eindigt iaat ontmoedigd:
Heden ten dage, nu deze mannen naar andere en betere oorden zijn
vertrokken, bestaat de Bugiale niet meer, hetzij door de schuld van
de tijd, hetzij door die van de mensen en heel de goede gewoonte
van scherts en conversatie is ter ziele'.
XZele honderden anecdotes moeten er in de loop der |aren zo zijn
verteld. Later, tijdens een pestepidemie, ontvluchtte Poggio voor
enige tijd Florence, en in de afzondering op het platteland begon hi|
aan het teboekstellen van zijn Facetiae. Hij gebruikte daarbij aanteke
ningen en herinneringen, en kwam in totaal tot 273 anecdotes en ver
haaltjes. Hij heeft er vele jaren aan gewerkt voor ze alle de uiteinde
lijke, volmaakte vorm kregen.
De vijftiende-eeuwse heren namen geen blad voor de mond, ze hadden
geen last van preutsheid, integendeel, ze genoten vaak van dubbel
zinnigheden, en met religieuze zaken durfden ze ook al ongenadig de
draak te steken. Er heerste in dat opzicht een vrijheid die men zich in
latere tijden moeilijk voor kon stellen. Kardinalen schreven in zijn tijd
toneelstukken, die onze Engelse .avant-garde' zouden doen blozen.
En kennen we niet de bibliographie cléricogalante, ouvrages ècrils par
des abbés, préfres, chanoines, évèques, archevéques, cardinaux et
papes schrijft en citeert Gerrif Komrij, aan wie we de vertaling van
de eerste Nederlandse editie van het Grollenboek van Poggio te danken
hebben.
Inderdaad is pas thans, nu de vrijmoedigheid, vooral op sexueel gebied
weer veel groter is geworden, een vertaling van Poggio's Boerfenboek
in een voor ieder toegankelijke editie weer mogelijk. Niet dat dit werk
in de eerste plaats op menige plaats obsceen of iels dergelijks zou zijn.
Er komen veel platte woorden en ongegeneerde situaties in voor, maar
die voorvallen zijn vaak bijzonder geestig, en ze zijn niet ,erger' dan wal
voordien Boccaccio en nadien La Fontaine te berde brachten. Trouwens,
m onze eigen vijftiende eeuwse letteren nam men hel in dit opzicht ook
niet zo nauw. En laten we eerlijk zijn: wanneer iemand de taak op
zich nam 273 anecdotes en moppen van heden op te schrijven in de
smeuïge terminologie waarin ze aan de stamtafel of in het onderonsje
worden verteld, dan zouden de honden er ook geen brood van lusten
In dat opzicht is er beslist niets veranderd, en zeker niet .verbeterd',
trouwens, wat valt er te verbeteren, de fijnste humor en de scherp
zinnigste opmerkingen kunnen best een erg obscene grap kruiden
anecdotes werkelijk plaf-boertig zijn, leest men ze toch monkelend en
vaak zelfs proestlachend, doordat ze zo geestig, juist gedoseerd worden
verteld.
■\ll7eer andere anecdotes zijn kleine meesterwerkjes van vertelkunst.
Poggio heeft dan ook, zoals we reeds zeiden, vele jaren een dit
werk geslepen en gevijld tot alles er puntig en markant stond. Over
vijf eeuwen heen geeft hij nog steeds een malicieuze knipoog een de
goede verstaander. Hij was namelijk een man met een enorme mensen
kennis, en zijn wijsheid en geestigheid kruiden zelfs de meest obscene
grapjes meestal nog met een fijn bijsmaakje. Pikant entwoord, en vol
charme' luidt dan bijvoorbeeld net commentaar.
\X7at het anecdotenboek van Poggio thans natuurlijk nog een grote
extra-charme geeft, zijn de vijfhonderd jaren die sindsdien zijn
verstreken. We zijn terug midden in de Renaissance, en opeens krijgen
al die mensen vlees en bloed, ze worden tijdgenoten. Vanaf de simpele
boer tot de paus worden ze ongenadig met al hun zwak- en dwaas
heden aan de kaak gesteld. Vele van de anecdotes geven in een notedop
meesterlijk een situatie of intrigue weer, en latere schrijvers hebben
dan ook wel eens dankbaar uit Poggio's boek geput. Zijn werk was
direct een groot succes, vóór 1500 waren er al zes en twintig drukken en
drie Italiaanse vertalingen van verschenen.
Sommige anecdotes worden gekenmerkt door een grote waarachtigheid,
ze lijken naar hel leven getekend, zoals XLIV, waarin een predikende
monnik zich wal ongelukkig uitdrukt bij het laken van overspel, en be
weert dat hij liever tien keer met een jong meisje dan één keer met
een getrouwde vrouw te doen zou hebben, waarop Poggio droogjes be
sluit: Hieraan, denk ik, gaven ook velen van de aanwezigen de voor
keur".
Of het geval van de man die graag vreemde woorden waarvan hij de
betekenis niet kende gebruikte, en zich tot een gezelschap priesters
richtte met de aanspraak ,Uwe Imbeciliteiten'.
Voorbeelden van Poggio's genadeloze scherpte (hij was dus nota bene
secretaris van de Curie) vindt men in opmerkingen' als: ,ln de Romeinse
Curie heerst en verdeelt Vrouw Fortuna zeer zelden is er plaats
voor verstand, of deugd, door intrige en toeval verwerft men er zich alle
posities, om maar te zwijgen van net Geld, dat overal ter wereld heer
en meester schijnt te zijn'. Zo'n aanhef, van XXIII liegt er niet om Een
anecdote als LXX is ook niet mis:
.Een van onze mensen uit de Curie, een notoire gierigaard, kwam
herhaaldelijk kijken bij de maaltijd van zijn dienstpersoneel om te
proeven of er wel genoeg water bij de wijn gedaan was: hij deed
dan nel alsof hij kwam controleren of de wijn die ze gebruikten wel
goed was. Toen sommigen dit in de gaten gekregen hadden, hield
Herhaaldelijk ook gispt hij de ontstellende domheid en onweiendhtf
van vele hooggeplaatste geestelijken uit zijn dagen, tot kardinalen k'
de paus toe; vaak veroorlooft hij zich een vrij grove scherts met heilig*
zaken, zoals met het .levende' crucifix (XII), maar. hoewel somm:»i
Een genre anecdotes dat voor de moderne lezer hoogst merkvrasfci
is geworden, zijn de verhalen over wonderen en monsters Poggio toe'
in dezen een haast wetenschappelijke nauwkeurigheid. Bijna zou ra
willen zeggen: hij geloofde niet in wonderen en nij stond hoogst s«>
tisch tegenover monsters. Kalvers met twee koppen of vijf poten, bl«i
regens en dergelijke zaken, die hij mogelijk zelf gezien had, uitje
zonderd uiteraard.
Doch waar houdt de waarheid op, waar begint overdrijving, fantwi
en waar bewust bedrog?
Eén keer eindigt hij (XCIX) een mirakelverhaal dat een collega-ser.ï.'o',1
Rollet, hem had verteld: Rollet vertelde dat dit in zijn eigen paroc1"
was voorgevallen en hij scheen er zo zeker van te zijn dat hij er 21
mij, ongelovig als ik was, nog enigszins in heeft doen geloven'.
1 meerman gaat, doodlr.L
afar
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
men krijgsraad en men besloot om wat verse urine in plaats van
wijn op tafel te zeilen, op het moment dat men verwachtte dat hij
weer zou komen. En hij kwam, gewoontegetrouw, maar toen hij een
slok van de urine geproefd had, rende, hij hals over kop de kamer
uit, walgend en de helft uitspugend. Ziedend gooide hij dreigementen
naar hel hoofd van Jien die hem dat gelapt hadden. Men beëindigde
mei veel plezier en gelach de maaltijd. De aanstoker van deze poets
heeft /iet me later zelf met een grote grijnslach verteld.'
Eerlijker kan het al niet
Een andere keer vermeldt hij, als het over
dat hij niet het monster zelf, maar een in hout gesneden afbeelding ent'
gezien heeft. En het zijn van die volkomen wilde wonder-en-monstt'
verhalen waarbij het einde helemaal zoek is die hij doorgeeft zonw'
enig commentaar, alsof hij weerom een knipoog geeft: lezer, zie nW
wat je er van gelooft.
Ergens in de buurt van deze wonderverhalen hoort anecdote CCXLtfo
,/ïi de maand april van het jaar 1451 had er een waarlijk nwnstv
achtige gebeurtenis plaats aan de grenzen van Gallië. en wel in dit
gebied dat men heden ten dage Bretagne noemt. Eksters en kramt*
stelden zich tn slagorde op in de lucht, en er ontstond een oorrff-
dovend gekrijs, waarbij ze gedurende de hele dag een cerbiftfd J
gevecht leverden. De overwinning werd behaald door de kraait
van deze vogels werden er bijna duizend, van de eksters bijna v'~
duizend dood op de grond aangetroffen. Wat dit wonder te hetekt
had zal ons de tijd moeten leren'.
De tijd zal zijn werk nog wel niet gedaan hebben, maar ieder die oi
lang stelt in vogelkunde staat hier voor een raadsel, althans, wannW
hij aanneemt dat er ook maar iets van dit verhaal op waarheid ben",
al zouden er dan bijvoorbeeld maar een paar honderd vogels do»
zijn gevonden Kraaien vliegen vaak in grote zwermen, eksters niet, dit
de eksters kan men er gevoeglijk zo goed als allemaal aftrekken, i*
zijn wel een toevoegsel van de verbeelding, evenals de .strijd' tusses n
die twee vogelsoorten. Maar hoe stierven er in april 1451 in BretaoM
met veel gefladder opeens een paar honderd kraaien en wat eksters'
Legde men toen ook al vergif Was het een natuurramp Vermoede^
zaf de tijd het nog steeds moeten leren.
Tenslotte nog een anecdote, Poggio waardig, al heeft hij hem niet :d'
verteld of opgeschreven:
In 1459 stierf hij dus en hij kreeg een standbeeld in het portaal
kerk Santa Maria del Fiore in Florence. Een hole eer Doch in Is®
lijden werd het portaal veranderd en de beelden werden verplaol-'-L ht'
beeld van de humanist Poggio is toen opgesteld in een groep die
Twaalf Apostelen uit moest beelden.
,De aanstoker van deze poets heeft het me later zelf met een gr
grijnslach verleid' zou ook dif verhaal kunnen eindigen.
Voor de waarheid ervan staan we persoonlijk niet in, maar men
de mededeling vinden in de uitgave ,Lcs Facóties de Pogge Florenfo
van Pierre des Brandes.
I i*r^