MARCEL MARCEAU, MEESTER VAN HET KRIJTWITTE MASKER Het jong talent en de grijze eminentie PAPIEREN ZOLDER' L. W. DE BREE: ïaterdag 30 november 1968 EENMALIGE VOORSTELlING IN MIDDELBURG Marcel Marceau komt maandag 2 december in Middelburg en geeft jr in de schouwburg de laatste voorstelling van zijn Nederlandse tournee, die dan niet meer dan vijf fen plaatsen zal hebben aange daan. Aangezien Marceau niet elke dag in Middelburg speelt en zij- optreden, naam en faam allesbe halve alledaags zijn, kan men zeg gen op 2 december met een bijzon dere voorstelling te doen te heb ben. Marcel Marceau is niet minder dari een begrip, een unieke belevenis in de wereld van de podiumkunst, waar bij het woord .uniek' nu eens niet verkeerd wordt gebruikt. Zijn creatie ,Bip' is een mannetji geworden dat veel wereldreizen ach ter de rug heeft en haast onverbre kelijk met Marceau verbonden is De 'algemeen ais 's werelds grootste pantomimespeler genoemde Marceau werd geboren in de buurt van Straatsburg. Marcel Marceau: .Straatsburg be leefde drie oorlogen in zeventig jaar Misschien hebben wij daardoor ge leerd ons geestelijk snel om te scha kelen. Van mijn kindertijd af imi teerde ik Charley Chaplin en ik ont plooide dat zeggen ze tenminste dezelfde energie als Napoleon voor de slag bij Austerlitz'. De oorlogen lieten ook de jonge Marceau niet onberoerd. .Na mijn eindexamen, toen wij in 1940 geëvacueerd werden naar Dor- dogne, werd ik leerling aan een kunstacademie, maar al gauw was k volledig in beslag genomen dooi le verzetsbeweging. Toen mijn va ler was weggevoerd, mijn broer ais illegaal ondergedoken en ikzelf opge jaagd door de gestapo. week ik uit naar Sèvres tin het niet-bezette deel van Frankrijk I, waar ik leerling werd van Charles Dullin en van Etienne Decroux. Dik aangekleed in de stukken van Dullin en naakt als een Grieks beeld bij de mime-op- leiding van Decroux, leerde ik bij mijn eerste leermeester improvise ren en declameren en bij de tweede het trainen en beheersen van mijn lichaam. Bij de bevrijding, trok ik met het eerste leger mee over de Rijn. direct achter de stoottroepen ran generaal De Lattre'. ,Toen ik in 1946 gedemobiliseerd werd, stond mijn besluit om mime- meler te worden vast en, na enkele rollen in Par.js, onder anderen mei Madeleine Renaud en Jean-Louis Barrault, vond in 1947 in het Thé&- tre de Poche de geboorte plaats van Bip'. Vis kleinzoon van Pierrot bleef Bip trouw aan het krijtwitte gezicht van de 19de-eeuwse traditie, die zijn lieveling Pierrot zag als bakker, als soldaat of als beschermer van we duwen en wezen, de romantische Pierrot, gevangen tussen het stokje van Harlekijn, de zuchten van Co- lombine en de grootspraak van Pan- talone. Zijn nazaat Bip groeide uit tot vlindervanger, dierentemmer, schaatsenrijder of kinderoppasser, stierenvechter of Don Juan; in een moderne wereld vocht hij tegen spo ken en, zoals Don Qulchotte; tegen windmolens. Tot 1959 vertoonde Bip zich in com binatie met vele grote artiesten in de Parïjse theaters en werkte er aan de grote naam van Marceau. Daarna ging Marceau drie jaar lang op reis met Bip en zijn assistent Pierre Verry. Marceau: .Van Parijs naar Tokio, van New York naar Bombay, van Londen naar Melbourne, van Rome naar Moskou en Leningrad, van Rio de Janeiro naar Tel Aviv, van Stock holm en Berlijn naar Kaap de Goe de Hoop. Na Budapest, Wenen, Bra tislava. Polen en Griekenland de ont- moeting met de oorsprong van de mime-kunst, het Hollywood van de stomme film: Buster Keaton, Stan Laurel, de kostelijke Harpo Marx en Mack Sennett, allen nu behorend tot het verleden. Toen ik een paar jaar later in de sombere straten van Kensington in Londen zocht naar herinneringen aan de jeugd van Dic kens. vond ik die van Cnaplin... en die van Bip. dichtbij een door de tijd vergeelde straatlantaarn. Als Klein Duimpje vervolgde ik mijn weg'. Sinds 1964 is Marceau weer op tour nee en zijn mime-mannetje Bip is inmiddels twintig jaar geworden. Middelburg is één van de plaatsen die de tournee van 1968 besluiten. Het is in elk geval de stad waar de overal zo bejubelde Nederlandse tour nee van Marcel Marceau haar einde vindt. Het mannetje Bip is hetzelfde gebleven. Daarnaast is- er een ken nismaking mogelijk met een char mant nieuw programma. Marcel A - ceau, die door zijn éénmalige optre dens per plaats overal honderden mensen heeft moeten teleurstellen kan de honderden mensen, die meer geluk hebben, een onvergetelijke avond bezorgen. De voorstelling van Marcel Marceau (Bip) en Verry begint onder or ganisatie van de te Middelburg sa menwerkende culturele instellingen om acht uur. Metsers laat .OchtendbaacLf.er' en .Nachtbaadster' zien. een beter ge luid dan hij tijdens zijn twee laatste Zeeuwse exposities horen liet, al kun nen de kleurtjes, behalve de blauwen en paar «en ons maar moeilijk beko ren. Wc geloven beslist dat Metsers meer en beter kan en hebben hier jammer genoeg -niet de hele in zending voor ogen gekregen. Van Gerrit Dekker en Ben d' Armagnac zijn er een ets cn collage, die ons niet anders als zeer neutraal kun nen stemmen en Henny Wcyerman is vertegenwoordigd met twee onin teressante linoleumsneden, met tege lijk zwakke en sterke kanten in de compositie, en een schilderij dat om voor ons totaal onbekende redenen tot de expositie is doorgedrongen. Al met al een tentoonstelling, waar enkele boeiende aspecten te noteren vielen, waar verder weinig nieuws te zien valt en waar de .overwegend hoge kwaliteit' ons nic-t zó treffen kon als de jury. D. O. tje. (Let eens op de gezichten daarin de ogen en de mond. In .Vrouw en witte wolk' is de witte wolk zelfs nog grijs van Fastenhout maakt van uit een scherpe goede vlakverdeling de ingang van de ene wereld naai de andere mogelijk. Werelden dan die liggen binnen de mogelijkheden van het verhaal. Zijn werken zijn alle van dit jaar. Dat Van Fasten- hout op dit beginpunt (hij sprak im mers over .zijn reis' I wordt aange moedigd kan voor zijn werk. da: mogelijkheden naar beter biedt, gun stige gevolgen hebben. Van Nico van den Boezem, tweed' in de waardering van de jury staat slechts één beeld, .Mastaba' opgesteld. Het andere aangekondigde werk. .Veeg teken', werd enige tïjo" geleden aan de wal hardhandige on bewuste censuur van de burger on derworpen en omgegooid en bescha digd tijdens de opstelling in de kloos tergang van de Abdij, oktober 1968. 0->: z"l een bepaald soort burgc j^e jury van de provinciale aanmoedigingsprijs jong Zeeuws talen» op het gebied van kunsten en wetenschappen 1968 heeft in enkele opmer kingen bij het advies en de voordracht aan g s de wenselijkheid van een lentoonstelling .geselecteerd uit het ingezonden werk, duidelijk gemaakt De jury en de volgen; haar vooi een dergelijke expositie in aanmer king komende kunstenaars hebben die tentoonstelling gekregen en dat is niet meer dan reëel. Men kan ken nis nemen van de inzendingen en. voor zover dat mogelijk is, het ei gen oordeel toetsen aan dat van de jury. Die waarderingsvergelijking is overigens een zeer betrekkelijke zaak. Er hangt immers een ons in ziens nogal scherpe selectie van slechts negen van de vijftien inzen ders en die negen moeten dan met uitzondering van de prijswin naar Van Fastenhout volstaan met twee, in het gunstigste geval drie werken. Toch laat deze kleine tentoonstelling in het Zeeuws Muse um te Middelburg al zoveel zien dal we wat moeite hebben met de uit spraak van de jury (in haar geheel zonder veel kans op tegenspraak een .eminence grise' te noemen) dat ze .bijzonder getroffen is door de over wegend hoge kwaliteit van het inge zonden werk van deze toch betrek kelijk kleine groep Zeeuwse kunste naars'. Dat het werk .in het alge meen een fris en hier en daar zelfs experimenteel karakter draagt, dat waardering verdient' is een kwalifi catie die minder bezwaar oproept; als absoluut oordeel zegt ze niet zo veel. Maar dan die overwegend hoge kwa liteit. De expositie geeft ons weinig aanleiding die terminologie zonder meer over te nemen. Als we er van uit mogen gaan dat de door de jury toegepaste selectie de wat mindere werken voorlopig terzijde heeft ge schoven, moeten we ons in het expo- sitiezaaltje van het Zeeuws Museum geconfronteerd weten met het puikje van de inzending. Zelfs dat puikje geeft al aanleiding om vraagtekens te zetten bij een zo algemeen waar derende uitspraak als boven werd aangehaald. Van Van Fastenhout hangen er de vijf doeken die hem de Zeeuwse aanmoedigingsprijs hebben bezorgd. Het toekennen van de prijs aan de maker van dit werk roept een inte ressante vraagstelling op. Drie van de vijf ingezonden schilderijen wer den immers zonder meer afgekeurd door de commissie sociale kunstop- drach.en (contraprestatie) Men heeft Van Fastenhout naar aanleiding van hetzelfde werk bovendien al eens ernstig in overweging gegeven maar een rustig kantoorbaantje te zoeken en dan is er nu plotseling die jury van de Zeeuwse aanmoedigingsprijs, die zeer nadrukkelijk met andere ge luiden kom:: .Het werk van Geert van Fastenhout heeft op ons een diepe indruk gemaakt door»de »oon- sequent doordachte en op zeer per soonlijke wijze uitgewerkte ruimte lijke visie. Hij weet zijn gedachten en bedoelingen gaaf en direct in en kele elementen met een hechte struc tuur uit te drukken. Er gaat daar door van zijn werk een sterke span ning uit welke nog wordt versterkt door het bijzondere kleurgebruik. Van Fastenhout blijkt uit zijn impulsen bijzonder zuiver en persoonlijk te kunnen realiseren'. De vraagstelling: .Heeft deze jury de commissie sociale kunstopdrach ten een onbewuste maar stevige cor rectie gegeven of is deze grijze emi nentie danig ontspoord?' Het zal wel weer zitten in het ver schil in maatstaven. liet betrekkelij ke antwoord dat de tentoonstelling geven kan, zegt (ons althans) dal Van Fastenhout in zijn uiterst so bere werk tot verrassende medede lingen komt. De soberheid aan heel wat .schilderkunstigst' laat ruimte voor evocatie. Van Fastenhout geeft een kort verhaal, een momentopna me met achtergrond, een verhaal anders dan literair (gelukkig). Het verhaal moet men ook niet ergens buiten gaan zoeken. Het is gewoon aanwezig. Als zodanig is deze Van Fastenhout, we kenden hem van vo rige exposities totaal anders, een verrassing. Van Fastenhout heeft een kleurgebruik waarin de wat donkere ondertoon af en toe zeer nadrukke lijk naar voren komt. Het verhaal is ook niet zomaar een licht verhaal- wel weer de nodige moed geven, maar het ontneemt zijn medebur gers wel de kans kennis te maken met wat Van den Boezem te vertel len heeft. Dat is nog altijd heel wat. Van den Boezem verrast niet zo zeer. blijft in de eigen persoonlijke stijl en komt in de uitbouw daarvan toe aan een vormgeving, die karak ter heeft, een karakter dat gedeger is gevormd. De rest van de tentoonstelling geef: weinig nieuws te zien. ,'t Meer van Georges Degenhart treft onmiddel lijk als een van de betere tentoon gestelde werken. De poëzie, die hi* noteert in .Stoet', blijft wat vlak. Het is niettemin een plezierig open schilderij. Jan Haas is vertegenwoor digd met twee sterke reeds bekende etsen en de roll-it-ons van Jan Juf- termans. die Terneuzen inmiddels voor Utrecht heeft geruild, wijken weinig af van wat we op dit gebied al in zijn eigen galerie zagen. De echniek van Juffermans is overigens boeiend, maar moet hem toch ook in staat stellen van heel veel doods iets goed levends te maken. Guido .Sfoef, Georges Degenhart (1968). 'Je- nacht', Geert van Fastenhout (19 68 DE ROMANS VAN L. W. de Bree lezen waarschijn lijk zo plezierig omdar de auteur geen pretenties heeft. Hij ambieert een goed geschreven, verzorgd, historisch volkomen betrouwbaar en onderhoudend verhaal te brengen; hij weet dat inderdaad te rea liseren, en de rest is zogezegd meegenomen. Toch is die rest niet te verwaarlozen, want die bepaali uiteindelijk de waarde van zijn boeken. Ook al ca moufleert de schrijver het nog zo goed, er wordt in ieder werk van zijn hand een stuk eigen leven prijs gegeven, er is een eerlijke inzet, er wordt een over tuiging uitgedragen en strijd gevoerd om iets te bevechten op het leven, de eigen plaats te bepalen in het bestaan. De Bree's figuren, hoewel vaak aan de historische werkelijkheid ontleend, zijn echte .eigen kinderen' waarmee hij heeft geleefd, die hi: heeft bezield, die zelfs tot op zekere hoogte voor hem leven en handelen, complementair, een tikje geïdealiseerd. Doch dit alles, nogmaals, wordt ons niet opgedron- gen. men moet goed lezen om te ontdekken dat hier, licht vermomd, wel degelijk een tijdgenoot aan het (Voord is die ons in een ouderwetse spiegel zijn weerkaatsing van de werkelijkheid laat zien. De Bree's boeken zijn Zeeuws, maar we geloven niet dat zij daardoor voor ons, Zeeuwsen, een be langrijke méérwaarde krijgen. De waardering zal overal vrijwel gelijk zijn. al zal de Zeeuw natuurlijk dug thuis zijn in het speciale kimaat Laat iemand over de Dam in Middelburg uitkijken, ook al is het een eeuw geleden, en wê zien direct wat hij zag, of zo ongeveer- Een Groninger beslist niet, en hoewel dat er met zo heel veel toe doet, moet men de be tekenis van die vertrouwde achtergronden toch ook weer niet onderschatten. Zelfs als hij vertelt over het koolzaaddorsen: ,Hij stond aan de rand van de zaadvloer, handen op de rug. De inlegsters smeten hun bossen zowat op zijn voeten. De brandewijn- kom had de ronde al gedaan, het was te merken aan de schelle stemmen van de meiden, aan de oerklanken uit de kelen van de kerels. Verwoed stortten z(j zich met hun vlegels op de duizend bossen die samen een dagtaak vergden', dan zien we haast automatisch Zeeuwse meisjes en mannen in dracht (het speelt een eeuw geleden immers), een landschap op Walcheren met de duinenrfj als af sluiting, kortom: we zien ongeveer wat dé schrijver voor het geestesoog heeft gestaan. Doch 'wanneer hij twee bejaarde tafelende mensen be schrijft op een winterdag, zittend in een hoog, sta- lig vertrek, en dan noteert: .Van de sneeuw in de tuin kaatste een gelijkmatig, heel apart licht tegen hot plafond, de rozet kwam zo mooi uit' dan is alle mogelijke couleur locale geëlimineerd. Overi gens: deze zin heeft ons bijzonder getroffen als voor beeld van de Bree's liefdevol Inleven. Er zijn niet veel historische romnns waarin men zulke verfijnde nuances aantreft. Doch het wordt nu tijd dat we van détails en detailkwesties afstappen om tot de kern van het boek te komen PAPIEREN ZOLDER speelt noofdzakelijk in Middelburg in het midden van de vorige eeuw. om precies te zijn: het boek begint op 28 januari 1857. Hoofdpersoon is burgemeester Paspoort van Grijpskerke. een adellijke schatrijke regent, zesti ger, vader van twee zoons van wie een ook reeds burgemeester is. Middelburg is allesbehalve een bloeiende stad in die tijd, (Paspoort zal later be weren dat hij twintig Jaar aan een dood paard heeft getrokken) en Paspoort is, ronduit een slechte bur gemeester. Er is veel decorum, fraaie faqade, en daarachter vindt men verwarring en janboel, hy pocrisie en kleinburgerlijkheid. Het boek begint met een bewogen raadsvergadering, waarin het onwillige en gemakzuchtige gemeentebestuur door het onverzettelijke raadslid Abraham Caland wordt geprest een gezondheidscommissie in te stellen. Ca land is levendig getekend, prachtig ingevoerd he laas heeft de auteur deze uitvoerig en Tnet verve getrokken arabeske nergens een tegenbeweging ge geven over de gezondheidscommissie wordt niet meer gerept) wat de enige kritiek is die we op de opbouw van deze roman hebben. Deze kwestie is aanvankelijk te uitvoerig uit de doeken gedaan om hem later zomaar blauw blauw te laten, het is alsof de schrijver even op twee gedachten heeft gehinkt: een sociaal bewogen inslag óf een privé- verwlkkellng? Het ls het laatste geworden. Het boek is. na die bredere opzei, een heel onder houdend, uitstekend gecomponeerd relaas over de ondergang van burgemeester Paspoort, een man die het slachtoffer wordt van zijn lichamelijke driften. Er was, in Middelburg, een heel groepje voorname heren dat gaarne de bloemetjes buiten zette, en de burgemeester was er één van. Meisjes van ple zier waren er genoeg, en ook juffertjes die zich graag lieten mainteneren of die op rendez-vous gingen in gesloten huizen bij kwasi-keurige wedu wen. Paspoort was een vrouwenliefhebber. Een tik je simplistisch suggereert De Bree dat dit kwam doordat zijn gemalin Dana het na de twee zoons welletjes had gevonden het ware ons liever ge weest als Paspoort doodgewoon als vrouwengek was getoond, want dat was hij. De moraal uit die dagen was helemaal (de katjes in het donker knijpen', de deftige schijn moest wor den opgehouden, en schandalen tot iedere prijs ver meden. Paspoort heeft evenwel een zeer gevaarlij ke vijand. Op een onbewaakt ogenblik is een zekere Hebbeling als politie-agent in Middelburg aange steld. Het is een doortrapt, gewetenloos individu. Hij heeft maar één verlangen: zo snel mogelijk rijk worden, en hij bereikt dat door machtsmisbruik, intrigeren en chanteren. In minimum van tijd is hij door chantage opgeklommen tot ondercommis saris, Hij heeft al heel wat mensen laten .bloeden', maar de goudfazant waar hij op loert is de bur gemeester. Helaas geeft deze door zijn levenswan del maar al te snel vat op zichzelf. Op uitstekende wijze zijn detwee hoofdfiguren tegenover elkaar geplaatst. Aan de ene kant de welgemanierde, nog al geborneerde en erg slappe aristocraat, aan de mdere de crapuleuze streber die hondsbrutaal en volkomen meedogenloos zijn slachtoffers het mes op de keel zet. (Onvergetelijk en werkelijk koste lijk is de scène wanneer hij voor het eerst de bur gemeester chanteert Hij krijgt zijn grote kans wanneer Paspoort de gro te stommiteit begaat, een amourette op te vatten met Fransje, de dienstmaagd van een van zijn vrienden. Die omgang blijft niet zonder gevolgen. Fransje legt het kind op een -Belgische akker nabij Antwerpen te vondeling, en Hebbeling weet letter lijk alles, maar wacht met toeslaan tot er geen enkele ontsnappingsmogelijkheid meer is. Hij brengt Paspoort ten val, doch in die val word* hij zelf ook meegesleurd, al houdt hij er een aantrekkelijk kapitaaltje van over waardoor hij gerieflijk kan gaan leven. Hoewel .tout Middelburg' de toedracht wel weef. worden de ontslagen van burgemeester en commissaris van politie zonder commentaar be kend gemaakt. Het is alsof de schrijver het grootste Letterkundige kroniek doorHANS WARREN kwaad nog eens extra heeft willen straffen: Pas poort, wat tot inkeer gekomen, leeft nog wat vredig voort in Brussel en later, na de dood van zijn vrouw, in Amsterdam, maar Hebbeling. nu Hebbe- lynck Hennefreund. weet van geen ophouden en eindigt in de gevangenis. Triest maar heel realistisch ls het lot van Fransje. Paspoort, hoewel totaal geen inhumaan man, laat haar rustig aan haar lot over. Hij steekt geen hand uit om haar te helpen, en het maandgeld- je waarop ze had gehoopt, krijgt zij nimmer. Frans je wordt veroordeeld, en het laatste wat we van haar horen :s dat ze bier tapt in een zeemanskroeg in Ostende. Ze is handig genoeg geweest om te vluchten. De bijfiguren zijn. zoals altijd in de Bree's boeken, bijzonder goed uit de verf gekomen, we wijzen bijvoorbeeld op het gezinnetje waaruit Fransje komt De titel, zo aardig gevonden en tekenend voor de hoofdpersoon Paspoort, is weer tvpisch- Zeeuws. al zou men dat zo op het eerste gezicht niet vermoeden. Paspoort had als jongen op zijn vaders bureau een kaart van de duinen in het noorden van Walcheren zien liggen, en daarop na- mëï» gelezen als Oranjebossen, Eerste Blinkert, Schelpgat, Papieren Zolder. De jongen had om uit leg van die wonderlijke naam gevraagd, en de vader had verteld: Er was daar duinzand over een kleilaag gestoven, bij zware regenval bleef het water als rn een leemput staan. Zon en wind vormden aan de opper- i lakte een hard korstje, daaronder was drijfzand. Stap je op die harde bovenlaag, dan hoor een zacht geruis en plotseling zak je er doorheen, tot je kuiten in het water'. Hij had een grimas getrokkeneen mengeling van overdreven schrik en plezier drukte het uit. Papa verbond aan zijn uiteenzetting een lesje, papa was een man van de Verlichting. ,Soms, rils ik je huiswerk overhoor, bekruipt mij de vrees dat je geest ook zo'n Papieren Zolder is. Aan de opper vlakte lijkt het wat, daaronder niets dan drijfzand'. Hij had geprotesteerd: onder het drijfzand lag immers wel degelijk een stevige bodetn f .Daar zal Ik dan mijn hoop maar op vestigen'. Doch het was een Papieren Zolder gebleven, be denkt hij, nu hij zo ongeveer aan het einde van zijn leven is gekomen. In het oeuvre van De Bree stellen we dit nieuwe werk bóven .Jacob Moens' en .Steen in de Vijver'.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 17