DE VLOOT VAN
EMMAHAVEN
30 november '1968
zaterdagnummer
DE VLOOT van Emmahaven is sinds lang
niet meer uitgevaren. Meeuwen krijsen
boven het verval van twee schepen, wan
den van rottend, aangevreten hout in een
rimpelloze poel, waaruit een vreemd, plui-
mig onkruid omhoog schiet. In de verte
lost het schor zich op in de kille mist van
deze novemberdag. Het Is windstil. Maar
over de poel drijft een ellendige stank,
een geur van verval, van roest en rottenis.
alsof de tijd zelf tot ontbinding is overge
gaan.
De tijd heeft de vloot van Emmahaven ge
vangen, toen de geul naar de Schelde
dichtslibte, langzaam verminkt. Twee mos
selschepen en wat kleinere boten, restan
ten hout althans, liggen langzaam te ver
gaan in een droefgeestig schilderij, op
gezet in de vale kleuren van een totale
ontluistering.
Emmahaven is niet triest. Er hangt een
sfeer van bizarre, onwerkelijke me
lancholie. van weldadige berustig met een
kleine lach naar het verleden: uit het water
rijst een bord omhoog, met de resten van
een vermaning het Is verboden in de
haven te zwemmen. Geen tragiek. Mis
schien komt het. omdat men de plaats
schijnt te mijden. Alleen een Antwerpenaar
heeft het enige huis aan de haven ver
bouwd om er recreatie in te vieren Een
huis aan de oever van het verval, met uit
zicht op twee dode schepen De luiken zijn
gesloten. Onder een nieuwe laag witte
verf slaapt het, Ingedommeld, toen de be
drijvigheid uit het haventje week. Aan de
haven laat niemand zich zien. Niemand
heeft er iets te zoeken. Of zou deze mid
dag de oude schipper De Kever nog
komen, per rijwiel uit Nieuw-Namen, om,
zoals hij vaak schijnt te doen, nog even
naar zijn mosselschip te kijken? Tien,
misschien vijftien jaar geleden liet hij het
hier achter. Hij had geen fidutie meer in
de mosselen. En het schip verkopen
nee, dat zou geen pas geven, het had hem
al die jaren gediend, nu diende hij het
schip, dagelijks gaat hij even kijken, een
klein saluut,' een groet vol eerbied aan
een oude vriend.
Langzaam verviel het schip. Roest be
sprong de lieren, al het ijzerwerk: het
stuurhuis vie' langzaam uiteen, water
drong het ruim binnen, tastte nu ook het
hout van binnen aan, dat traag en weer
barstig toegaf aan het verval.
Maar nog altijd Is het zijn schip. Alle lijnen
zijn nog herkenbaar, zoals het daar ligt.
monument voor een afgesloten tijdperk. En
de stank, die over de oude haven ligt,
komt niet uit het wrak van zijn schip. Aan
het eind van de geul door de schorren,
waar die zich verbreedt tot de Emma
haven, zijn grote hopen garnalen gestort,
door Belgen, zo zegt men althans in het
dorp. De stank is verpletterend.
Hoe ver is het eigenlijk van hier tot Bel
gië Er is een grens, maar er is geen
afstand. Op de kaart is een lijn getrokken,
dwars door Nleuw-Namen, zo langs Pros-
perdorp tot aan de Schelde. Maar in de
polder vervaagt alles. Zware klei, bieten-
land, gaat van het ene land over in het
andere, alleen de Schelde is een grens,
waar het water begint.
Emmadorp alleen de kaart produceert
die naam, de mensen spreken over Emma
haven, de wegwijzers van Emmapolder
is de laatste Nederlandse nederzetting
Daarna loopt de kust, vage lijn langs het
Verdronken land van Saaftinge, België in
We zijn In het uiterste oosten van ooste
lijk Zeeuwsch-Vlaanderen, Oostelijk van
Perkpolder zijn er nog allerlei nederzet
tingen. Walsoorden, Baalhoek, Kruis
polder-Haven. Paal en, veel verderop, In
een vergeten hoek van morsige wegen
vol bietenslik, Emmadorp. Een ordeloze
groep huizen. Een oude boerenwoning.
Vlaams, een bungalow, wat nieuwbouw
met een benzinepomp, het café ,De Weeg
brug', dat alleen 's zomers, als de Belgen
met hun vistuig toestromen, enige omzet
bereikt.
Het is nauwelijks een gehucht. Zomaar
wat huizen, slordig bljeengegoold langs
de weg naar de verzande haven. De
laatste Nederlanders. De eerste Vla
mingen.
Maar op weg daarheen is er Paal, dat met
wel veertig huizen op een kleine landtong
ligt, die eigenwijs de Schelde Inpriemt
Bovenop de dijk langs de haven, onder het
uithangbord van het café ,ln 't zicht der
Schelde', volgen oude vissers de geringe
gebeurtenissen van de waterkant. Nog
één schip is er over. Eén van de honderd.
De GR 13, naar Graauw, dat even land
inwaarts ligt.
.Vroeger waren hier zeker honderd vissers
en nu nog één', verduidelijkt een oude
schipper het verval, ,het dorp Is ook veel
groter geweest. Allemaal afgebroken, 't Is
oud en versleten, net als wij.'
Maar de haven van Paal is open. Tien
tallen pleziervaartuigjes hebben de open
gevallen plaatsen ingenomen en 's zomers
zijn er de Belgen, die de jukebox van ,!n
't zicht der Schelde' opporren en van
Paal ineens een dorp vol vertier maken.
En hebben we wel de dam In de haven
gezien De oude vissers stoten elkaar
gniffelend aan: over acht dagen hebben
we nog een feestje van dien damAf
gelopen zomer hebben ze, om het va
kantievolk te gerieven, achterin de haven
een dam gelegd, om een dreigende ver
zanding tegen te gaan. Telkens na hoog
water, als de haven leegstroomt, blijft
achter die dam het water staan. Een bas
sin. En wou men zo de verzanding tegen
gaan Opnieuw stoten de vissers elkaar
aan, gnuiven: dat is te simpel om ineens
te kunnen begrijpen. Er zit een klep in
die dam, leggen ze uit, en op het laagste
van de eb trekken wij ineens die klep
open dan stroomt mét dat water al het
zand weer naar bulten.
Op amper een kilometer van Paal: Kruis
polderhaven, eenzelfde haventje, een
zelfde aanzien. Jachten, een scheeps
werfje en nog meer Belgen in de zomer
Hier heet het café in de dijk alleen maar
De Schelde' en de waardin verzekert, dat
het er In 't seizoen barstens vol is. Nu het
wintert, ontvangt men koude reizigers met
hartelijke aanbevelingen als ,Hebt U het
kaud Drink dan Oxo met selderzaut.' In
de gelagkamer, een mooie, holle ruimte
met uitzicht op het vertier in de haven,
geven vier deuren toegang tot allerlei
noodzakelijke appartementen en een eigen
woongedeelte: dames, heren, telefoon en
privaat. De wanden zijn behangen met
grote, felrode rozen.
Wat noordelijker ligt Baalhoek, van het
kanaalplan. Een langgerekt gehucht, al
weer op een punt van het land. Buiten
dijks. direct aan het water, staan de bouw
vallige resten van een pand, waarin tot de
ramp van '53 een kruidenierswinkel annex
café gevestigd was. Een oud hoofd loopt
nog een eindje de rivier In. verdwijnt dan
met verbrokkeld hout in de grijze water
spiegel. Alles is hier restant van een be
drijvig verleden. Een oude vlet. half op de
kant getrokken, tonnen en ankers ligger
roestig bijeen, in de dijk zit nog het be-
wegingswerk van een doelloos geworden
uitwateringssluisje. Een verweerde tele
foonpaal met afhangende draden en een
paar aan het zout gestorven bomen vol
tooien het decor een voltooid verleden,
zonder enige actie of beklemming. In de
verte trekken schepen traag voorbij.
Is dit Baalhoek, waar het verlossende ka
naal in de Schelde moet monden, kortere
verbinding van Antwerpen naar zee
Een vriendelijke vrouw bevestigt de naam
van de plaats: Baalhoek.
.Maar het kanaal, da's nog niks officieel
hé. M'n man eit van kindsafin gevaren en
die is nou 74, dus die is er wel mee op de
hoogte hé. Nou en die zegt dat ze er niks
mee opschieten.'
Dat klinkt vernietigend. Moet Baalhoek
dan altijd het Baalhoek van de vergetel
heid blijven Ze kan er geen antwoord op
geven. We moeten voort, naar Emmadorp.
.Emmadorp', zegt ze nog, ,da's helemaal
niks meer
Maar Emmadorp houdt in zijn haven twee
schepen gevangen. Vervallen tot spoken
van het verleden, een sprookjesachtig,
ongewoon fraai verval zonder veel wee
moed. Er is alleen de oude schipper De
Kever die zijn schip niet wilde verkopen
en nu nog wel eens bij de haven zou
worden gezien, waar hij, wie zal zeggen
of het waar is. zijn handen strelend over
het oude hout laat gaan.
Hij moet in Nieuw-Namen wonen.
Hij Is thuis.
.Nooit verkocht, waaröm nooit verkocht
herhaalt hij, ,'t was gewoon een ouwe
schuit Niemand wilde 'm hebben.'