VROUWEN IN (POLITIE) UNIFORM EERSTE TONEELSTUK VAN MARNIX GIJSEN HET PAARD UGO' MARNIX GIJSEN: lalerdag 23 november '68 DEN HAAG (GPD) Vijftien jaar geleden zijn de eerste vrouwelijke politieagenten in het Nederlandse straatbeeld ver benen. Het waren er drie en ze werden onlangs, in een radio- nfcending over het werk van de politie, de ,drie dames van het eerste uurgenoemd. Sinds dat eerste uur is het aantal vrouwelijke politieagenten in Nederland niet bepaald specta- aiair, maar toch wel gestadig gegroeid. Op het ogenblik zijn er honderdvijftig vrouwen-in-uniform bij de politie, verdeeld over zesentwintig korpsengemeentepolitie. Bovendien zijn er momenteel zestig vrouwelijke adspiranten in opleiding. (Minister Beernink van binnenlandse alten vindt dat aantal nog aan de ;Uge kant. Hij heeft het dezer da- jgen duidelijk gezegd: de Nederland- Itiekorpsen zouden nog veel vrouwelijke politieagenten tonnen inschakelen, ook al omdat ihet personeelstekort bij de politie Ivoorlopig nog wel een probleem zal blijven. In de historie van de Ne derlandse politie hebben vrouwen ïvankelijk vooral het .politiewerk t een bij uitstek sociaal karak ter' gedaan: de eerste vrouw op dit terrein werd in 1911 bij de Rotter damse zedenpolitie aangesteld. Ook bij de kinderpolitie vond (en vindt) de vrouw dankbaar werk. Zoals in veel andere beroepen ztjn ook bij de politie de grenzen tussen de typisch- mannelljke en de typisch-vrouwelij- ka teken verschoven en vervaagd, al zal men de vrouwelijke politieagent gauw aantreffen op een pluis waar .opgelegde conflictsitua tie" te verwachten zijn en het wel- ïdt op mankracht aan zal komen. VERLOOP Z: Wijven echter genoeg taken over de vrouwelijke politieagent even jped kan verrichten als haar man lijke collega. Er zijn ook werk zaamheden die zij beter doet dan de en er zullen altijd bepaalde ta ken blijven waarvoor men uitslui tend vrouwen Inschakelt. In elk ge ul lijkt het erop dat Nederland de jowelijke politieagent wel voor inderd procent heeft geaccepteerd. Bt revolutionaire' van de vrouw-ln- taform is eraf, in het straatbeeld van diverse gemeenten (en zeker in dat van de grote steden) is ze een vertrouwde verschijning geworden, en op de afdeling politie van het ministerie van binnenlandse zaken heeft men niets dan goeds over de vrouwelijke politieagent. De praktijk heeft geleerd dat vrouwen bij de po litie veel meer kunnen doen dan men aanvankelijk dacht, al is er nog wel verschil van inzicht over de vraag ,hoe ver men kan gaan'. Zelf hebben de vrouwelijke politieagenten daar ook verschillende meningen over. IJet werk dat vrouwelijke agenten in de diverse politiekorpsen doen loopt dan ook vrij sterk uiteen. Voorlichting, verkeer en het werk met de jeugdverkeersbrlgadiers wor den vaak genoemd als terreinen die bij uitstek geschikt zijn voor de vrouwelijke politieagent. Vooral voor het werk van de verkeersregeling blijken vrouwen soms bijzonder ge schikt te zijn, evenals voor het sur- veillancewerk met betrekking tot jeugdigen. De helft van de vrou welijke agenten die op het ogen blik in dienst zijn, is nog geen eenentwintig jaar oud. Eén van de problemen bij het aantrekken van vrouwelijk personeel is dan ook het sterke verloop door het huwelijk. De vrouw die in geüniformeerde politie dienst is en op zeker ogenblik trouwt, krijgt namelijk eervol ont slag .op datum, volgend op die van het huwelijk.' Een bepaling waaraan men desgewenst kan ontsnappen, want er is een mogelijkheid om de minister om ontheffing te verzoe ken. Van deze gelegenheid is echter nog nooit gebruik gemaakt. Mis schien zal deze situatie binnenkort veranderen, want de minister van binnenlandse zaken vindt dat in le der geval bekeken moet worden, of vrouwelijke agenten ook na het hu welijk dienst kunnen blijven doen als zij dat willen. GELIJKE RECHTEN Voor het overige wordt het begrip .gelijke rechten voor man en vrouw' consequent in de praktijk gebracht. De vrouwelijke agent krijgt dezelfde opleiding als haar mannelijke colle ga, haar salaris wordt met gelijke maat gemeten, ze heeft dezelfde be vorderingsmogelijkheden en moet bij haar sollicitatie aan dezelfde ei sen voldoen. De eisen zijn, evenals de opleiding, vrij zwaar en na de se lectie blijft dan ook hoogstens tien procent van de gegadigden over. Wie naar een van de zeven Nederlandse opleidingsscholen wil, moet in elk geval over het volgende beschikken: een mulodiploma of gelijkwaardige opleiding, een perfecte lichamelijke gezondheid, de Nederlandse nationa liteit, een lichaamslengte van min stens 1.72 meter, onbesproken ge drag, en een leeftijd die tussen ze ventien en vijfentwintig jaar ligt. Plus nog een aantal aangeboren hoe danigheden en eigenschappen die voor het politiewerk onmisbaar zijn. Een paar stemmen uit de praktijk over het werk van de vrouwelijke politieagent in Nederland: Vrouwen kunnen heel goed werk doen waar het de verhouding met de burgerij betreft. In situaties waarin het pu bliek tegenover mannelijke agenten waarschijnlijk een minder prettige houding zou aannemen, staat het vaak welwillend, hulpvaardig en po sitief tegenover het optreden van de vrouwelijke politieagent. Als rege- laarsters van het verkeer blijken vrouwen goed en snel te reageren, terwijl ze ook een goede .wissel werking" met de wegverbruiker heb ben. We zeiden het al: niets dan goeds over de vrouwelijke politie agent in Nederland! ,£'r is alle reden om een zo flatteus mogelijk uniform ontwerpen dat regel matig aan de mode wordt getoetst', zo luidt een van de aanbevelingen in een rapport over de vrouw bij de politie. Bet resultaat van die bemoeienisseneen memo .werkkostnum' (links), dat al aanzienlijk minder streng is dan het oude uniform met de opgestikte zakken en apauletten (rechtsJ. Een van de vele taken die de vrouwelijke politieagent kan verrichten. Snelle e zakelijke informatie aan het publiek in het stadsverkeer. (Van onze correspondent) BRUSSEL In de Kon. Vlaamse Schouwburg in Brussel is donderdaga\ond het eerste toneeLstuk van de Vlaamse schrijver Marnix Gijsen in première ge gaan. Helena op Ithaka is de titel en de thans 69- jarige auteur heeft het stuk ,een opera zonder muziek' genoemd. ruggekeerd naar I'ttyaka waear Penelopeia op hem heeft ge wacht. Helena en Menelaos komen op bezoek, hetgeen na tuurlijk een conflict tot gevolg heeft. Odysseus bekent dat hij zich dood verveelt en dat hij weer op reis wil gaan. Wan neer hij is vertrokken komt Telegonos, de zoon van Odysseus en Kirke naar Ithaka om zijn vader, die hij niet kent, te zien. Hij vertelt Penelopeia die hém als een onbekende rei ziger ontvangt, hoe hij die ochtend een grijsaard heeft ge dood. Deze ging hem te lijf nadat hij diens hond. .een lelijk dier met grote slagtanden' dat hem naar de keel sprong, een speer in de muil had gestoken. Stervend vraagt de man hem hoe hij heet. ,Ik ben Telegonos, ik kom van Ajax, Kirke was mijn moeder', zegt hij Op een vraag van Penelopeia of hij van de man .die hij dood de de naam kent, antwoordt hij: .Neen. Die heeft hij mij niet gezegd. Het enige dat ik weet is de naam van het beest. De man noemde hem Argos, zijn lieve Argos'. En dat is het slot van het stuk, dat donderdagavond door een tot de laatste plaats bezette Koninklijke Vlaamse Schpuwburg langdurig is toegejuicht. Marnix Gijsens .Helena' is namelijk een wonderlijke mengeling van drama en blijspel geworden. Op een wijze die men evengoed Shakespeariaans als Anou- ilh's kan noemen, heeft de auteur zijn heldenfiguur vermen selijkt door ze als gewone mensen te laten praten. Hij heeft ze het onmenselijke, het heldhaftige, het klassiek-doe- nerige ontnomen. Ook al blijft hun levenshouding van de .eenvoud en stille grootheid' die Winckelmann als criterium heeft gesteld. ,Er is', zo heeft Marnix Gijsen gezegd, .geen enkel gewich tig onderwerp dat ln dit stuk niet wordt aangeraakt. Het is boordevol wijsheid en kolder. Grootse uitspraken lopen er hand in hand met gemeenplaatsen. De auteur een debu tant, een erg late roeping meent dat het toch theater is'. Nu, dat is het ook wat bij de opvoering wel is gebleken. Maar het Is, ondanks het feit dat het boeit, toch ook hier en daar teveel redeneerstuk geworden. Zeggen we liever nog een babbelstuk. Hoe amusant er ook wordt gepraat. Wat de ondertitel opera zonder muziek' betreft, die schijnte Ook niet gerechtvaardigd, want Helena op Ithaka is allesbe halve een melodrama geworden. Wij zien het er tenminste niet in. Het doet wat pedant aan wanneer men zegt van een werk van een schrijver die zoveel goeds, om niet te zeg gen geniaals, heeft geschreven. Maar dit toneelstuk heeft de kenmerken van een eersteling. Daar kunnen we a! direct bij zeggen: laat Gijsen in hemelsnaam doorgaan met voor het toneel te schrijven want ondanks tekortkomingen is zijn He lena meer waeard dan veal van hetgeen we tegenwoordig tea zien krijgen. Het gezelschap van de KVS heeft het stuk redelijk, behoor lijk gebracht. De reagie had men merkwaardigerwijs toever trouwd aan Anton Peters, zelf een acteur van alle markten thuis en regisseur van tv-komedies en drama's van Shake- spaere zowel als leider van de Belgische ploeg voor het song festival in Knokke. Hij heeft zijn acteurs en actrices goed in de hand gehouderi. Sen paar rollen zijn opmerkelijk bezet. Zo die van Odysseus 3oor de Antwerpse toneelspeler Ward de Ravet, van Penelo peia door Helene van Herk, die prachtig de gelatenheid van ie vrouw op leeftijd, die zich weer het burgerlijk huiselijk geluk ziet ontglippen, heeft uitgebeeld, van Eurykleia, de .oedster, door Nann Petersen en die van Helena door Yvon- ae Lex, zij heeft haar te lange tekst telkens weer opnieuw impulsen van menselijkheid gegeven Er was een mooi abstract decor van Jan Beekman. iCHRIJVERS ZIJN SOMS net als vrienden: die men het meeste prijs op stelt blijven weg, W«re, waaraan men minder gehecht is, komen M vervelens toe. Of als geliefden: men valt zelf 'sl'9r of wordt lastig gevallen, zodat men met Is dichter gaat verzuchten: minnen is beter dan *roind te worden. Was er ook niet een dichteres kde spijker heel raak sloeg met: ,lk wil heb- *nwat ik niet kan krijgen en wat ik heb, dat a'kt mij ziek'. Kortom: iedereen weet het. Deze Wfweging dringt zich altijd sterk bij ons op kcr wéér een nieuwe Marnix Gijsen arriveert, "wéér geen Raymond Bruiez. Lézen we dan niet "'gvan Gijsen, zeker meestal wel, maar hij zo vaak en zijn zang is als die van de toekoek, aangenaam, maar verschrikkelijk mono- ton. Hij is de vriend die werkelijk wel eens te "k komt, wiens verhalen we nu wel kennen, "I brengt haast nooit iets nieuws. Waarom moest tot Paard Ugo' geschreven worden ur? kn had kunnen hopen dat Gijsens terugkeer naar *0pa (hij woonl weer al een jaar in België) een flinke tok betekend zou hebben waaruit nieuwe vonken dongen. Negen en twintig jaar heeft Gijsen in Wrika gewoond, en wel al een jaar of twintig levert 1 au van die boeken waarin op een toon die iets 8r> zachtzinnig gemeier heeft voornamelijk wordt be- dal voor in de oeroude Europese cultuur ge tokte lieden de barbaarse Amerikaanse samenleving '6i ie ware is. Of wel hi| mijmerde, op ongeveer «zelfde toon, maar wat dierbaarder en ook wat beter, over het eigen Vlaamse verleden, al dan niet in bij belse of antieke vermommingen. Vermomming is echter nooit zijn grootste kracht geweest, al heeft hij het soms wel eerlijk gepoogd. Mogelijk is het ogenblik voor de hernieuwde confrontatie met het land van herkomst nog niet aangebroken, mogelijk ook heeft het oude thema zich zo vastgezet, dat hij er pas ge leidelijk van af kan raken, maar in ieder geval is ,Het Paard Ugo' weer een variatie op het bekende lied: de intellectuele Europeaan die niet went in Amerika, waarschi|nlijk nooit wennen zal, maar zeker niet onder de druk van de oorlogsomstandigheden. We hadden nog al verwachtingen van het boek, want het wordt aangekondigd als het eerste deel van een trilogie waarvan het derde deel Har- mógedon' drie jaar geleden verscheen (PZC 27 nov 1965) We hadden dit .Harmógedon' een der beste romans die Gijsen ooit schreef genoemd, en kon digen, terloops, met genoegen het verschijnen van de derdo druk aan, bij dezelfde uitgever. Laten we voorop stellen dat ook ,Het Paard Ugo' in zijn soort een goed boek is (Dat was ,De Parel der Diplomatie' beslist met). Het Paard Ugo', kroniek uit een beloken tijd 10 mei 19407 december 1941, geeft een mooi voorbeeld van Gijsens gebruikelijke schrijftrant, waar van het voornaamste kenmerk wel iseen zeer sterk understatement Dit understatement wordt in feite af en toe zo groot, dat het kan overslaan naar een terrein waar het geen effect meer sorteert en niet meer te onderscheiden is van doodgewone, werkelijke banaliteit De hoofdpersoon uit ,Het Paard Ugo', dat dus in 1940-'41 in New York speelt, leent zich daarvoor Hij is een ondergeschikt ambtenaar aan een onduidelijk bureau, een soort consulaat, waar men, vooral in het begin, nog wel eens te maken heeft met in moeilijk heden geraakte landgenoten, uit België (het land wordt niet met name genoemd, maar de toespelingen zijn, als altijd, glashelder; vanzelfsprekend heeft de ,ik' ook weer geen naam). Hij beweert van zichzelf: ,ik ben een banaal mens en heb banale gevoelens'. Hij heeft geen leeftijd, geen gezicht, geen verleden en ook geen duidelijke structuur, want af en toe, of liever gezegd: meestal, verliest Gijsen helemaal uit het oog dat,deze in alle opzichten ondergeschikte en banaal gewilde figuur een eigen leven zou moeten leiden en nij stopt er dan zoveel van zichzelf in, dat hij een soort bastaard-intellectueel wordt, weliswaar niet meer banaal, maar ook niet interessant en als romanfiguur nog al een onmogelijkheid. Waarom en hoe is die ik in New York gekomen De man haaf zijn vrouw Bé- rénice, met wie hi| in een te kleine ruimte samen moet hokken. Kinderen zijn er niet. Moeder leeft nog, vader is dood, kortom: het bekende patroon waar Gijsen-zelf telkens weer doorheen schemert. Hoewel Gijsen vaak met grote afstand tot zijn onder werp staat en bijna altijd zijn beelden en omschrij vingen voorziet van een ironische omzwachteling, is hij net niet bitter genoeg om een satiricus te zijn. In plaats van een striemende, onvergetelijke satire krijgt men bij hem een goedmoedig, ironisch spotten. De ,ik' leeft in een haast wurgende greep van talloze compromissen Laten we aannemen (hef is uit de tekst af fe leiden) dat hij een veertiger is, wat buikig, met een defectueus gebit. Ongelukkig getrouwd, ontheemd en versukkelend in een baan waar, hoe concientieus hij ook zou willen zijn, allengs niets meer te doen is dan de schijn ophouden en boeken lezen in de bu reaulade die mei de buik dicht kan worden geduwd voor geval Waar was de verre droom van het oude Hellas, van jeugdidealen, van schoonheid, Europese waarden, geluk', harmonie, kortom, van alle plus zaken in het leven t Soms hoofdzakelijk om nog niet thuis te hoeven komen gaat hij zwemmen, ploeteren is een beter woord en dan ziet hij de nog sierlijke jongemannen, vol levensverwachting en schoonheid, maar hij is nau welijks afgunstig: straks worden ze geofferd in een oorlog of op zijn best zijn ze over een jaar of tien, twintig, zoals hij zelf nu is, geprangd in een helse wereld en onmachtig zich daar uit te bevrijden. Dn toch de illusies zijn nog niet allemaal vervlogen. *—J Diep in hem leeft er nog, haast in het onder bewustzijn, een verwachting dat er eens een uitkomst moet komen, dat zijn leven eens weer normaal zal zijn, in zijn eigen land, wanneer dat bevrijd zal zijn van de Duitse bezetting. Zonder deze strohalm kan hij niet leven. Niets dringt hem om carrière te maken in Amerika, te slagen; als een kind zoekt hij naar wijkplaatsen waar hij stil kan zitten en het leven kan zien voorbijsfromen tot het over zal zijn. Het lukt hem niet. Eerst schenkt hij zijn liefde aan het scharminkelige paard, Ugo geheten, van een Siciliaanse leurder. Het dier is op en de suikerklontjes die hij met grote moeite voor het dier weet te bemachtigen, betekenen niet veel meer, het dier sterft weldra. Een paar mooie, suggestieve bladzijden, maar de ironie vermoordt hier een beetje de sfeer. Na Ugo komt Raia Herrera, een sefardische joodse emigrante uit Nederland in zijn leven. Ugo en Raja hebben iets gemeen: skeletten met enorme ogen waar in het leven schijnt samengetrokken. Raja was vaag bevriend met Bérénice. Was Bèrérnice reeds jaloers op de genegenheid voor het paard, wanneer ze merkt dat haar man roekeloos verliefd is geworden op Raja kent haar woede geen grenzen meer. Hef huise lijke leven wordt nog helser dan voorheen. Teneinde zichzelf enigszins te sparen en ook wel om de vrede wat te bewaren doet de ik onmenselijke pogingen, zijn verliefdheid op Raja te overwinnen en weg te bran den. Hij onttakelt haar, stelt haar zich zo weerzin wekkend mogelijk voor (op zulke momenten is Gijsen beslist niet op zijn best, zijn werk heeft dan altijd iets onvolgroeids gehouden) maar dat helpt alle maal niet, hij blijft hunkeren. Ondertussen zijn er perikelen op zijn werk Zijn chef sterft plotseling, zelf moet hij al zijn tanden laten trekken, hij wordt door Raja op een manier die hij als vernederend ervaart .gebruikt' en in een bioscooD, tot overmaat van ramp, aangerand door een onguur individu dat hem later beschuldigt, zélf handtastelijk Ie zijn geweest, wat hem de helft van zijn spaar duitjes kost (een nog al vage geschiedenis Na dit alles voelt hij zich zó ellendig dat hij vrijwel rijp is voor Magere Hein: .Mijn vrije dag had me de helft van mijn kapitaal gekost en had me zo'n walg bezorgd dat ik moest de dood verschenen zijn, in welke gedaante ook (de Knekelman, de vent met de zeis) hem vol disci pline en opgeruimd zou gevolgd hebben, want ik had het gevoel sedert een half jaar te leven in slijk en modder, in de cloaca maxima die elke grote stad is' (pag. 126). Er volgt dan nog een zondagje in New York, 17 de cember 1941, met Bérénice, kousen breiend terwijl ze luisteren naar Beethovens Negende, die opeens onder broken wordt voor het nieuws dat de Japanners Pearl Harbor hebben aangevallen, dat Amerika in de oorlog is. De spanning viel weg, de belezen ik concludeert: .Toen de held van Stendhal doelloos rondliep op het slagveld van Waterloo, besefte hij helemaal niet dal hij deelnam aan een wereldgebeuren. Ik be sefte dat wel. terwijl Bérénice haar mousse au cho colat langzaam oplepelde. Ik wist dat een deus ex machina en welk formidabele deus een einde gesteld had aan de weerzinwekkende poespas van mijn leven, mij verhinderd had me uit het raam van de veertiende étage van mijn flatgebouw te werpen, mij verhinderd had in de schrale schoot van de nitnfomaan Raja ten onder te gaan'. \X7aarom moest ,Het Paard Ugo' geschreven worden, vroegen we Om te laten zien dat letterlijk ieder een, waar hij zich ook bevindt en wat hij ook doe:, ge grepen en vermalen wordt tussen de raderen van~de helse machine die het moderne leven is Om te toren dat men zonder liefde niet leven kan, al is hei efde voor een scharminkelig stervend paard of vco* een even scharminkelige vrouw Om hef getob van een middelmatig mens in een corrupte wereld weer eens te tonen, voor de zoveelste maal, maar waarom dan (anders dan om enige zin fe geven aan de t races op pagina honderd), waarom dan die enorm ho'.ls frase aan het eind: ,het is een feit dat al mijn echte en ingebeelde problemen plots van me afvielen als oude gewaden en dat ik maagdelijk stond tegenover maan dag 8 december 1941, de aanvang van de hergeboorte van onze vrije wereld met dat moet gezegd al haar ontzettende wanstaltige problemen'. Wie trapt daar m Toch niet de man voor wie Gijsen hoopt te schrijven Of schrijft hij werkelijk alleen maar meer voor een oppervlakkig, weinig eisend, lichte ver strooiing zoekend publiek van het ogenblik Dan kan hij zich nog een poosje zonnen in populariteit, maar lang zal zulk onbeduidend geschrijf het niet uithouden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 19