NEDERLAND LONKT NAAR EXPO '70 OUD MINISTER BEYEN: MILD VERSLAG VAN 30 JAAR ,VUUR IN SNEEUW' ,HET SPEL EN DE KNIKKERS' A. ROLAND HOLST: Zaterdag 2 november 1968 DEN HAAG (GPD) Op paleis Soestdijk heeft prins Bernhard deze week het eerste exemplaar in ontvangst genomen van een opmerkelijke ,Kroniek': het spel en de knikkers, geschreven door de 71-jarige oud-minister van buitenlandse zaken mr J. W. Beyen. Het is een kroniek, die begint met het als .tijdelijk adjunct-commies' toetreden tot het ministerie van financien !,tot schrik en verbazing van de secretaris voerden wij de schrijfmachine, de telefoon, de brief met doorslag, het gedrukte formulier eet. eet. in') en eindigt met een terugblik op de twee boei ende werkterreinen, waarop het spel met de knikkers werd gespeeld: het financiële en het internationaal-politieke. Beyen ls een mild schrijver, die de grote mannen met wie hij heeft samengewerkt in een zo gunstig mogelijk licht stelt. Dat geldt voor De Geer en Colijn, die hij als mi nisters van financiën leerde kennen, maar tien tallen jaren later evenzeer voor Luns, met wie hij in 1952 het ministerschap van buitenlandse zaken moest delen, al was dan Luns de be windsman zonder portefeuille. De lezer mag zelf bepalen of het volgende een steekje onder water is in de richting van de heer Luns: ,De minister is, als regel, een voorbijgaande ver schijning. Langblijvers zijn er ook vroeger ge weest, maar gewoonlijk gaan zij na een aan tal jaren weer weg'. In aansluiting daarop schrijft Beyen in een stijl die, wanneer het niet gaat over de grote financiële en Europese-politieke gebeurtenis sen waarbij hij betrokken is geweest (op die punten ls de kroniek een brokje geschiedschrij ving), karakteristiek ls voor zijn boek: ,In vele landen behoudt de afgetreden minister titel en sociale rang. In Holland zij we zo niet. Gelijk een acteur die de koning heeft gespeeld, gaat hij na zijn aftreden in zijn ge wone jasje met de tram naar huls. Voor ve len ls dit een hard gelag'. Al in 1956 eindigde Beyens loopbaan als minister. In de politieke constellatie van dit land had, naar hij schrijft, een minister zonder partij (alle partijen hebben hem wel eens geïnviteerd om lid te worden, schertsend zelfs de communistische) geen waarde op het politieke schaakbord. Bovendien zou hij zelf de functie niet voor een volgende periode heb ben willen aanvaarden, omdat hij de Nieuw- Guinea-politiek van de regering niet kon ac cepteren. De bankdirecteur en zakenman Bey ens had toen echter vier jaar doorgebracht aan Het Plein in Den Haag. Zijn onvermijde lijke vergelijking is (kort samengevat): Een kenmerkend verschil tussen alle overheids apparaten en het zakenleven Is dat voor de overheidsdienaar de factor .tijd* zo weinig be tekenis heeft. De aanduiding .spoed' zegt niet veel, al is in ambtelijke kring de maand niet meer de kleinste rekeneenheid. Terwijl in het zakenleven geen brief die aanduiding nodig heeft voor een snelle behandeling, kent het de partement zelfs de toevoeging .spoed heden'. Een in vertwijfeling gebrachte ambtenaar ge bruikte op een brief zelfs eens de terminologie .spoed gisteren', aldus de schrijver. Bij de overheid, zegt hij, ontbreekt vaak de behoefte om iets af te doen, iets uit de wereld te hel pen. Vooral op buitenlandse zaken is vaak de hoofdzaak dat er aan een kwestie .iets gedaan wordt', niet dat ze wordt opgelost. Als de kamer maar antwoord krijgt, is dat al vol doende en als dat antwoord spoedig komt, is het heel mooi. Inmiddels laat de schrijver niet na ook de ambtenaren lof toe te zwaaien zo als hij het praktisch alle personen doet die hij heeft ontmoet. Aftreden, vindt hij, is voor veel ministers een hard gelag. Daarna: ,het departement blijft. Het land moet geadmini streerd worden. Ik heb me bij de vele kabi netscrisissen, die ons land kent, altijd ver baasd over de gebruikelijke verzuchting in die pers dat deze zo veel geld kost en er zo veel blijft liggen. Voor negentig procent draait de zaak rustig door en zo moet het ook'. Hij ci teert een bekend secretaris-generaal, die over ministers zei: ,Je kunt die mensen geen ogen blik alleen laten anders begaan ze ongeluk ken'. Voor menig ambtenaar, aldus Beyen, is ,mijn minister' vergelijkbaar met het afgods beeld van de Afrikaanse medicijnman. Hij moet er wel zijn om mee te dreigen, maar hij moet vooral zelf niets zeggen'. In topfuncties bij Philips, bij de door hem gesaneerde middenstandsbank, als directeur van de Rotterdamse bank en van de bank van Internationale betalingen en na de oorlog on der andere bij Unilever, ais financieel expert voor de Nederlandse regering en als ambas sadeur in Parijs kreeg Beyen volop gele genheid ook zijn eigen land van buitenaf te ob serveren. Hij schrijft bijvoorbeeld .Wij Neder landers denken te veel aan de knikkers en te weinig aan het spel. We houden te lang vast aan posities die we toch prijs moeten ge ven (wat de tegenpartij ook wel weet), heb ben te weinig gevoel voor de .geste', geven pas iets op als de ander er niets meer voor geeft, beseffen te weinig dat als je je tegen partij dwingt iets te accepteren wat hij onre delijk vindt, dit zich wreekt als je laiter met hem moet samenwerken'. Op 71-jarige leef tijd kan hij, ondanks de waardering voor si- multaanvertalingen op grote internationa le conferenties, met enig heimwee terugdenken aan het oude vertaalsysteem met tolken die .zulke bijzondere mensen waren, dit vaak, in vertaling een veel betere rede hielden dan door de hoge amtenaar of door de staatsman was gehouden'. Beyen gelooft in een terugblik op zijn peri ode als minister niet dat een competen tiestrijd te vermijden zou zijn geweest, wan neer Luns en hij samen buitenlandse zaken waren blijven beheren. Maar inmiddels schrijft hij met sympathie over zijn collega Luns. In de oorlogsjaren toen hij in een gelaiurd flatje in Londen als functionaris van Unile ver het ministerie van financiën op poten zet te waren het koningin Wilhelmina en minis ter Gerbrandy. die zijn grote bewondering hadden, terwijl het typerend is voor zijn kro niek dat ook degenen die hij bekritiseert aller minst worden .gekraakt'. Over De Geer schrijft hij bijvoorbeeld: .Hij was ongewoon knap, gespeend van humor en, althans wat zijn ambtenaren betreft, zon der menselijke belangstelling. Hij droeg geen geklede jas, want hij Kwam, weer of geen weer, op de fiets. Hij schreef met een kroon tjespen en had een handschrift dat maakte dat wij zijn tirades in de miljoenennota, in herin nering aan Charivarius, het .Kladschrift van Jantje' noemden. Hij had grote invloed op de kamers. Ik heb eens aan Treub gevraagd hoe hij verklaarde dat deze knappe, maar piete peuterige man zo'n groot prestige bij de ka mers had. Zijn antwoord was: .hij is net zo klein als de kamerleden, maar dan In het groot'. Ik zou later nog tweemaal in nauw contact met hem komen. Eerst in 1940 in Lon den, toen hij was gestrand op problemen die buiten zijn beperkte gezichtskring vielen. Hij heeft zijn veroordeling in 1947 even weinig begrepen als zijn veroordelaars zijn beweeg redenen konden vatten'. DEN HAAG (GPD) Tien miljoen gulden is reeds gevoteerd, de tweede kamer zal binnenkort beslis sen of er nog twee miljoen bij kan. Twaolf mil joen gulden om Nederland te vertegenwoordigen op de wereldtentoonstelling ,Expo 70' die van 15 maart tot 13 september 1970 in het Japanse Osaka zal worden gehouden. Waarom twaalf miljoen gulden uitgeven om Nederland naar Japan te brengen, om te laten zien hoe ons land het thema van de tentoonstelling, .vooruitgang en harmonie voor de mensheid', interpreteerd en ver werkelijkt? .Wereldtentoonstellingen zijn een stimulans voor nieuwe ontwikkelingen. Het zijn experimenteerter- reinen die dromers en denkers, kunstenaars en cre atieve technici in staat stellen experimenten te ver wezenlijken die anders niet te realiseren zijn omdat ze nog niet te financieren of rendabel genoeg zou den zijn. Ook de wereldtentoonstelling in Osaka zal weer naast een weerspiegeling van ontwikkelin gen zoals zich die de laatste jaren op velerlei ter reinen hebben voorgedaan, een stimulans tot nieuwe ontwikkelingen kunnen zijn', aldus mr J. M. L. Th. Cals, commissaris-generaal en voorzittel van de Ne derlandse organisatie-afdeling van de wereldtentoon stelling. De wereldtentoonstellingen hebben, histo risch gezien, een grote rol gespeeld bij de verbrei ding van technische verworvenheden. De tentoon- steling van 1851 in Londen betekende een nieuwe fase in de internationale architectuur, de glas-ijzer- staalstructuren. Twee jaar later betekende de in troductie van de lift het symbool van de vooruit gang. Parijs lanceerde de Eiffeltoren, de toren die de bouw van de eerste wolkenkrabers beïnvloedde. St-Louis betekende een stoot in de richting van de ontwikkeling van de auto-industrie, de laatste ten toonstelling in Montreal kreeg bekendheid door de gedurfde woonvormen en het gebruik van electro nics en fotografies in de communicatie met de massa. Expo '70 wijkt in zoverre van dt reeds ge houden wereldtentoonstellingen af dat niet de tech niek op de voorgrond staat maar de nadere uitwer- King van de wens naar menselijke harmonie waar aan de aanleg van de tentoonstelling ondergeschikt zal zijn. OPPERVLAK Het voor Nederland bestemde terrein op de Expo 70 te Osake heeft een totale oppervlakte van vier duizend vierkante meter waarvan 1700 vierkante me ter zal worden bebouwd en veertienhonderd vier kante meter zal worden ingenomen door op het ter rein ontworpen vijvers. De totale tentoonstellings ruimte bedraagt 300 hectaren, Brussel in 1958 be sloeg 200 hectaren, in Montreal waren het er ruim 370. Kenmerkend voor het Nederlands terrein is de ligging aan de kop van een verbreed gedeelte in het stelBel van kunstmatige waterwerken die het gehele terrein zullen beïnvloeden. Midden op het Expo terrein ligt het zogenaamde .symboolgebied' waar het thema van de tentoonstelling de bezoekers wordt verduidelijkt. Vanaf een hooggelegen plateau heeft men hier over het water een onbelemmerd uitzicht over het water tot aan de Nederlandse afdeling. Het Nederlandse paviljoen zal temidden van de vele andere paviljoens alleen al door de ligging een af sluiting zijn van een belangrijk blikveld. Een om het Nederlandse terrein lopende openbare weg wordt aan twee zijden door water begrensd en zal als zodanig bijdragen tot het scheppen van een speci fiek Nederlandse situatie. De grond die bij de ont gravingen voor de vijvers vrijkomt zal worden be nut voor de aanleg van een terp naast het eigen lijke hoofdgebouw. Op deze terp komt een klein terras-restaurant. Gebruik makende van de fraaie mogelijkheden die het terrein biedt hebben de ar chitecten prof. J. B. Bakema, die ook het paviljoen van Nederland voor de Expo in Brussel ontwierp, en ir C. Weeber een gebouw ontworpen dat aange past ls aan de terreinsituatie. De grootste afmetin gen van het Nederlandse paviljoen zijn( hoogte 30 meter, lengte 38 meter en breedte 55 meter. feit dat de Nederlandse afdeling als enig land door middel van een loopbrug is verbonden met een ver hoogd stelsel (4.50 meter boven de grond) van rol lende trottoirs. Het gebouw heeft een staalskelet en zal aan de buitenkant worden bekleed met vlak ke asbestplaten die in heldere kleuren zullen wor den beschilderd. In de hoofdtoren waar omheen de expositieruimten zich trapsgewijs omhoog wentelen zal een lift de bezoekers omhoog brengen. De gehe le onderkant van heit gebouw, op de Ingang na, be vindt zich 2.30 meter boven de grond waardoor gelijkvloers een plein en passages ontstaan. Vla de .wachtstraten' komt de bezoeker binnen, in afwach ting van hetgeen hij te zien zal krijgen, en gaat dan via een roltrap naar de centrale hal van de onder bouw. In de drie vleugels en op de eerste verdie ping van deze onderbouw komen een restaurant (met Inbegrip van het terras voor 200 personen), een theaterzaal voor 200 personen. Op de tweede verdieping liggen de dienstruimten, kantoren, toi letten etc. In de bovenbouw, die eveneens per roltrap kan worden bereikt, bevinden zich drie. met elkaar één geheel vormende kabine, elk met een oppervlakte van ruim 250 vierkante meter. Deze ka- bines zijn bestemd voor film- en geluidprojectie, de tentoonstellingsvorm die kernmerkend zal zijn voor de Nederlandse inzending. Vanuit de hoogstge legen kabine heeft men een uitzicht over een groot gedeelte van het expositieterrein De Nederlandse afdeling, ook wel .communicatiemachine' genoemd is een totale filmbelevenis waarin alle aspecten van het Nederlandse leven een plaats krijgen. Het ge heel van de Nederlandse inzending zal voor drie kwart uit een verfilmd beeldverhaal bestaan. De organisatie van het filmgebeuren is in handen van de cineast-producer Jan Vrijman, die in sa menwerking met de architecten en de ontwerper Crouwel, een effectieve vorm van communicatie zal ontwerpen die weliswaar op de massa is gericht maar waarin elke bezoeker zich toch persoonlijk be trokken kan voelen. FILMWANDELING LOOPBRUG De nuttige ruimten in het gebouw hebben een ge zamenlijk oppervlak van 2140 meter. De bezoekers capaciteit van de gehele afdeling bedraagt ongeveer 3600 personen per uur. Voorlopig nog uniek is het Lxspend of op de roltrappen zal de bezoeker zich langs deze projecties begeven, hij wandelt als het ware door een film heen, d«or Nederland. Een film die anders enkele uren in beslag zou nemen kan op deze manier 15 tot 20 minuten in beslag ne men. Al bij het binnenlopen van de wachtstraten ziet de bezoeker duizenden Nederlanders op zich afkomen, projecties die een zo volledig mogelijk panorama vormen van de bevolking van Nederland. Naast deze beelden geven muziek en ander geluid hem de indruk te zijn opgenomen in een groep Ne derlanders. De meer gerichte informatie voor speci ale belangstellenden wordt ook door film gegeven in het theater van het paviljoen waar naast de film ,Sky over Holland' andere films alle aspecten van onze samenleving zullen tonen. Ook wordt er ge dacht aan eidofoor waarmee via monitors actuele informatie, bijvoorbeeld gesprekken over bepaalde onderwerpen in het gehele paviljoen kunnen wor den gevolgd. Behalve de wil betrokken te zijn bij de nieuwe ont wikkelingen die zich op allerlei gebied afspelen heeft Nederland nog andere, meer specifieke redenen, zich In Japan te vertegenwoordigen. Nederland en Ja pan bezitten zeer oude banden en bovendien is de tentoonstelling in Osaka de eerste wereldtentoon stelling die in een Aziatisch land wordt gehouden. Bekend is dat het eilandje Deshima twee eeuwen lang de enige verbinding is geweest tussen Japan en Europa omdat het eiland Nederlanders tot ver blijfplaats diende. Er is Nederland veel aan gelegen de banden met Japan weer te versterken, terug te kerer naar Osa ka waar eens Nederlands de tweede voertaal was. Naast Nederland hebben tot nu toe 47 andere lan den zich opgegeven voor deelneming, met een aan tal andere landen wordt nog onderhandeld. De Ja panse regering heeft ongeveer 500 miljoen gulden uitgetrokken voor de aanleg van terreinen en Ja panse paviljoens. Door de deelnemende landen zal ongeveer 1.5 miljard worden uitgegeven voor da bouw van paviljoens, een dure bezigheid omdat bou wen in Japan zestig procent duurder is dan in Ne derland. Bijkomende kosten als toegangswegen ko men op nog eens 6 miljard gulden. De organisatoren rekenen op vijftig miljoen bezoekers waarvan een miljoen uit het buitenland. De Nederlandse afde ling hoopt dat ongeveer tien procent van hen. ruim 5 miljoen mensen, het Nederlandse paviljoen zul len bezoeken. DE NIEUWE VERZENBUNDEL van de thans tachtigjarige A. Ro land Holst bevat gedichten, alle geschreven in de jaren 1966-1968, op één uitzondering na: het tweetal kwatrijnen uit 1948 die ge beiteld werden in de buitenmuur van het dienstgebouw van de Hondsbossche Zeewering te Petten, en die om een of andere duistere reden (mogelijk omdat ze nog niet gebundeld waren) in dit boekje een plaats kregen, hoewel ze uit de toon vallen. ^en goede veertig gedichten, oogst van twee |aar op die hoge leeftijd hel is indrukwekkend, en het is zeldzaam. Aangezien dit werk grotendeels typische ouderdomspoëzie is, dat wil zeggen de inhoud haast geheel bepaald wordt door het naderen van de grens, hel balans opmaken en hei terugschouwen, kan men er niet onderuit, Roland t u-'eef'i'd ,e vermelden Anders kon men het achterwege laten, want hier spreekt een man in de volle kracht van zijn scheppend ver mogen, hier hoeft men geenszins, uit een soort welwillendheid en uit respect voor ouderdom en verleden, in vage termen een minder fraaie waarheid te verdoezelen zoals zo vaak bij ouderdomspoëzie nee: nier staat de dichter, de profeet, de leeuw, de man, indrukwekkend en preken als altijd. Er staan minder goede verzen in deze bundel Akkoord (de Zeven Tijdingen', b.v), maar volkomen normaal. We heb ben nog nooit een bundel, van wie ook, gelezen, die uit louter meester werken bestond Maar niet alleen dat in „Vuur in Sneeuw" enkele van pe mooiste Nederlandse verzen van de laatste jaren te vinden zijn, het 's ook als geheel, een bundel Hie het oeuvre van Roland Holst verrijkt en verdiept. Er spreekt uit deze poëzie vaak een zekere hoogmoed Akkoord, maar terecht Zo iemand, dan heeft een dichter van het for maat van Roland Holst het recht hoogmoedig te zijn. Hij is behalve proteet ook een behoeder van bijna verloren gegane hoge waarden 'n enkelen leven ze nog Die zullen de fakkel overnemen wanneer het nodig is een moment ^at nu eenmaa| onherroepelijk moet komen waar thans is er de meester zelf nog die spreekt en striemt, en hoont, mt|n part, de dichter die goden, paarden en arenden, leeuwen en azuur, de wind en de zee nodig heeft als dagelijks materiaal omdat minder materiaal hem niet ligt en niet bij hem past. Behalve deze wereld van vaste symbolen is er ook steeds de vrouw, de Muze, Venus de vrouw die voorbijging, de vrouw die tot over de grens wordt verwacht, type princesse lointaine, maar heel aards, begeerd, genot- en verloren gegaan, herdacht met weemoed en met wrok. De vrouw be heerst nog steeds een groot gedeelte van deze mannelijke poëzie, zij geeft er gloed en jong leven aan. De lezer vergeve oni, als uit deze regels mogelijk een wat .ver dedigende' toon opklinkt. Wie zijn wij, dat we de poëzie van Roland Holst zouden willen verdedigen. Doch dat we juist over een mooie bundel als deze van te voren deprecierende woorden hoorden, dat velen doen alsof deze poëzie van Holst een soort zeurderig na kaarten zou zijn in het oude idioom, maakt ons kwaad, vooral als men ziet welke slechte poëzie deze mensen dan propageren. Direct midden in de Holst-wereld is men vanaf het eerste gedicht: ,Weer een dag', en vooral vanaf hef tweede, het ertskleurige, sterke, vermetele: PEGASUS Ergens wordt aarde's einder nog door paarden en arenden beheerst; noordelijk tumult dat doorkwam waar mijn ogen slaaploos staarden- briesend gestamp en het woest ongeduld van vleugels en klauwen, snel neerstrijken van vorstelijken naar het gesteiger dat los van de grond komt; zo eisen gelijken elkander op. Het mensdom onderschat het bloed; angst drijft bij kudden de verloome dood's kooien in. Maar een vermetel god van voor de goede herder wil verkoornen, eist eerstelingenom dood noch gebod bekommerd. Enkel in die heldre telgen ademen paard en arend, die in hen wat er nog naar de ivereld zweemt, verdelgen. Uit kreten en gehinnik stijgt een stem die angsten overstemt en openbarend uitslaat in een azuren lach. Dan toint het paard de vleugels van een arend, en de arend steigert naar den eersten dag. Hols) lijkt altijd te vereenzelvigen met zijn figuren, die evenzovele ver mommingen zijn van het eigen ik; hij is de halfgod, Lucifer, een leeuw, een uitverkorene hoog te naard onder het voetvolk, en even goed de uu.Jwoas, of Cwti gcY/Gi.e i..c.cdc oude man, die door anderen ,zielig' word» gevonden( bij voorbeeld in ,Een Zeldzame')- Hij tart de dood, noemt hem vreugdbrengend (,De dood waait vreugde in zijn hoog steil gezicht'), hij smaalt op het graf dat wacht (,Oud en die laatste kuil hoe diep die gaapt 't Mocht wat') en soms is hij heel nederig, ongeveer als Jean Pauls school meestertje Wutz, zonneschijn in het hart, weer of geen weer (,Een Zeldzame'). En zo wordt, inderdaad: een wonder om te horen, op de rand van de kuil die gaapt, slaapdronken, woord voor woord, nog taal geboren. En welk een taal I Luister naar de aanhef van ,De vreugde en de dood'. Laat in het leven onvoorzien herboren, meer dan ooit popelend en ongeklaard en overeind en, hoor, als nooit tevoren het vroegste licht weer klinkende wat wonder dat, oud en wel, dit wezen, hoog te paard, onder het voetvolk zich vijanden maakte die schreeuwen als hij lacht om wat er onder hem zoal voorvalt Vreugde geeft aanstoot aan wie, verkleumd, nog wat geluk vergaren, en schuilen voor de zeewind van de dood. De dood waait vreugde in zijn hoog steil gezicht. of een vers als Armzaligen' dat we een der mooiste verzen van Hols» en een der mooiste moderne Nederlandse verzen vinden: ARMZALIGEN De slaapkamer was donker. Buiten floot hoog de nachtwind; de sterrenbeelden straalden. Zij lagen naast elkander, nog ontbloot, eenzaam, met ogen open, en zij haalden adem, elk voor zichzelf. De dageraad was niet om aan te denken, maar zij dachten eraan, en aan elkander, en als haat kan doden, lagen daar, die nacht der nachten, twee, zij aan zij, in doodsgevaar. Luid floot de nacht. Languit, twee botgevierde dieren lagen zij zonder leven, en de dood zag van hen af. Door een der gordijnkieren keek een ster binnen naar wat bloot naast bloot daar nog om van te leven overschoot. Buiten floot hoog de nacht; geen ster verschoot. /~\ver de diepten van dit vers leest men, door de extreme eenvoud van de woordkeus mogelijk licht heen. Hier staat qeen woord te veel, hier is de eeuwige eenzaamheid, het onvervulde, het te kort, zo klemmend, met zoveel wijsheid en berusting en uitzichtloosheid op geroepen dat de ontroering telkens weer omhoogwelt wanneer men het vers leest. Een regel als ,De dageraad was niet om aan te denken, maar zij dachten er aan', filosofie, gekristalliseerd tot een poëtisch beeld, heeft een zeldzame bi Ook het eerste van de titelgedichten (het symbool op zichzelf is rijkL is bijzonder treffend: VUUR IN SNEEUW I 't Werd vroeg al donker. In de sneeuw stookten kindren van wat dor hout een vuurtje; blij klonk hun geschreeuw. Hoog aan een raam stond, moe en oud. een man; hij hoorde het, hij zag diep onder hem dat kleine /eest: het vuur sloeg uit de sneeuw 20 had een leven her zijn hart op slag weer en weer hoopvol vuur gevat Dat was geweest, voorgoed geweest h\j telde niet meer mee. En toch de kindren buiten horend schoot een warm brok in zijn keel, en vloog het bloed weer in hem om. Geen nood: zijn ouderdom had zich vergist, zijn eigen dood was om het even, het vuur sloeg uit de sneeuw, hij wist opeens de zin weer van het leven: overal eeuwig, nergens oud. Dit timbre zou het kabaal van de literaire herrieschoppers van het mo ment moeten doen verstommen. He» zal het met doen, want zi| luisteren met, ze hebben enkel oren voor eigen lawaai Die oude profeet die daar ergens aan zee staat te orakelen gaat hen niet aan Alleen .s de taal die hi| spreekt moderner en krachtiger dan die van welke jonoere ook. LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR HANS WARREN Roland Holst is nog steeds onze grootste moderne dichter. Na zijn geluid volgt een tijdlang stilte, en dan moet men zelfs de weerklank laten verstommen vóór men naar een ander kan luisteren: Eens zal het er, waar ook, alles op wagen om dat stortbad van vuur te ontketenen. Wee dan de stervelingen en hun dagen een vlaag vergetenen, zullen zy, voor het vallen van de nacht de dood inwervelend, teloorgaan. Wreed, wreed is het leven, heerlijk, een hoog wonder: de kwezels van de dood. in hun onmacht gaan zij verward en jammerend ten onder, versmade prooien van de slaande kracht van het wonder, dat heerlijk is, en wreed. A Roland Holst: Vuur ln Sneeuw Bert BakXer/Dtamen N.V, Den Kaag

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1968 | | pagina 17