NEDERLAND
LONKT NAAR
EXPO '70
OUD MINISTER BEYEN:
MILD VERSLAG
VAN 30 JAAR
,VUUR IN SNEEUW'
,HET
SPEL
EN
DE
KNIKKERS'
A. ROLAND HOLST:
Zaterdag 2 november 1968
DEN HAAG (GPD) Op paleis Soestdijk heeft
prins Bernhard deze week het eerste exemplaar
in ontvangst genomen van een opmerkelijke
,Kroniek': het spel en de knikkers, geschreven
door de 71-jarige oud-minister van buitenlandse
zaken mr J. W. Beyen. Het is een kroniek, die
begint met het als .tijdelijk adjunct-commies'
toetreden tot het ministerie van financien !,tot
schrik en verbazing van de secretaris voerden
wij de schrijfmachine, de telefoon, de brief met
doorslag, het gedrukte formulier eet. eet. in')
en eindigt met een terugblik op de twee boei
ende werkterreinen, waarop het spel met de
knikkers werd gespeeld: het financiële en het
internationaal-politieke.
Beyen ls een mild schrijver, die de grote
mannen met wie hij heeft samengewerkt
in een zo gunstig mogelijk licht stelt. Dat
geldt voor De Geer en Colijn, die hij als mi
nisters van financiën leerde kennen, maar tien
tallen jaren later evenzeer voor Luns, met wie
hij in 1952 het ministerschap van buitenlandse
zaken moest delen, al was dan Luns de be
windsman zonder portefeuille. De lezer mag
zelf bepalen of het volgende een steekje onder
water is in de richting van de heer Luns: ,De
minister is, als regel, een voorbijgaande ver
schijning. Langblijvers zijn er ook vroeger ge
weest, maar gewoonlijk gaan zij na een aan
tal jaren weer weg'.
In aansluiting daarop schrijft Beyen in een
stijl die, wanneer het niet gaat over de grote
financiële en Europese-politieke gebeurtenis
sen waarbij hij betrokken is geweest (op die
punten ls de kroniek een brokje geschiedschrij
ving), karakteristiek ls voor zijn boek: ,In
vele landen behoudt de afgetreden minister
titel en sociale rang. In Holland zij we zo
niet. Gelijk een acteur die de koning heeft
gespeeld, gaat hij na zijn aftreden in zijn ge
wone jasje met de tram naar huls. Voor ve
len ls dit een hard gelag'.
Al in 1956 eindigde Beyens loopbaan als
minister. In de politieke constellatie van
dit land had, naar hij schrijft, een minister
zonder partij (alle partijen hebben hem wel
eens geïnviteerd om lid te worden, schertsend
zelfs de communistische) geen waarde op het
politieke schaakbord. Bovendien zou hij zelf
de functie niet voor een volgende periode heb
ben willen aanvaarden, omdat hij de Nieuw-
Guinea-politiek van de regering niet kon ac
cepteren. De bankdirecteur en zakenman Bey
ens had toen echter vier jaar doorgebracht
aan Het Plein in Den Haag. Zijn onvermijde
lijke vergelijking is (kort samengevat):
Een kenmerkend verschil tussen alle overheids
apparaten en het zakenleven Is dat voor de
overheidsdienaar de factor .tijd* zo weinig be
tekenis heeft. De aanduiding .spoed' zegt niet
veel, al is in ambtelijke kring de maand niet
meer de kleinste rekeneenheid. Terwijl in het
zakenleven geen brief die aanduiding nodig
heeft voor een snelle behandeling, kent het de
partement zelfs de toevoeging .spoed heden'.
Een in vertwijfeling gebrachte ambtenaar ge
bruikte op een brief zelfs eens de terminologie
.spoed gisteren', aldus de schrijver. Bij de
overheid, zegt hij, ontbreekt vaak de behoefte
om iets af te doen, iets uit de wereld te hel
pen. Vooral op buitenlandse zaken is vaak de
hoofdzaak dat er aan een kwestie .iets gedaan
wordt', niet dat ze wordt opgelost. Als de
kamer maar antwoord krijgt, is dat al vol
doende en als dat antwoord spoedig komt, is
het heel mooi. Inmiddels laat de schrijver niet
na ook de ambtenaren lof toe te zwaaien zo
als hij het praktisch alle personen doet die
hij heeft ontmoet. Aftreden, vindt hij, is voor
veel ministers een hard gelag. Daarna: ,het
departement blijft. Het land moet geadmini
streerd worden. Ik heb me bij de vele kabi
netscrisissen, die ons land kent, altijd ver
baasd over de gebruikelijke verzuchting in die
pers dat deze zo veel geld kost en er zo veel
blijft liggen. Voor negentig procent draait de
zaak rustig door en zo moet het ook'. Hij ci
teert een bekend secretaris-generaal, die over
ministers zei: ,Je kunt die mensen geen ogen
blik alleen laten anders begaan ze ongeluk
ken'. Voor menig ambtenaar, aldus Beyen, is
,mijn minister' vergelijkbaar met het afgods
beeld van de Afrikaanse medicijnman. Hij
moet er wel zijn om mee te dreigen, maar
hij moet vooral zelf niets zeggen'.
In topfuncties bij Philips, bij de door hem
gesaneerde middenstandsbank, als directeur
van de Rotterdamse bank en van de bank van
Internationale betalingen en na de oorlog on
der andere bij Unilever, ais financieel expert
voor de Nederlandse regering en als ambas
sadeur in Parijs kreeg Beyen volop gele
genheid ook zijn eigen land van buitenaf te ob
serveren. Hij schrijft bijvoorbeeld .Wij Neder
landers denken te veel aan de knikkers en
te weinig aan het spel. We houden te lang
vast aan posities die we toch prijs moeten ge
ven (wat de tegenpartij ook wel weet), heb
ben te weinig gevoel voor de .geste', geven
pas iets op als de ander er niets meer voor
geeft, beseffen te weinig dat als je je tegen
partij dwingt iets te accepteren wat hij onre
delijk vindt, dit zich wreekt als je laiter met
hem moet samenwerken'. Op 71-jarige leef
tijd kan hij, ondanks de waardering voor si-
multaanvertalingen op grote internationa
le conferenties, met enig heimwee terugdenken
aan het oude vertaalsysteem met tolken die
.zulke bijzondere mensen waren, dit vaak, in
vertaling een veel betere rede hielden dan
door de hoge amtenaar of door de staatsman
was gehouden'.
Beyen gelooft in een terugblik op zijn peri
ode als minister niet dat een competen
tiestrijd te vermijden zou zijn geweest, wan
neer Luns en hij samen buitenlandse zaken
waren blijven beheren. Maar inmiddels schrijft
hij met sympathie over zijn collega Luns. In
de oorlogsjaren toen hij in een gelaiurd
flatje in Londen als functionaris van Unile
ver het ministerie van financiën op poten zet
te waren het koningin Wilhelmina en minis
ter Gerbrandy. die zijn grote bewondering
hadden, terwijl het typerend is voor zijn kro
niek dat ook degenen die hij bekritiseert aller
minst worden .gekraakt'. Over De Geer schrijft
hij bijvoorbeeld:
.Hij was ongewoon knap, gespeend van humor
en, althans wat zijn ambtenaren betreft, zon
der menselijke belangstelling. Hij droeg geen
geklede jas, want hij Kwam, weer of geen
weer, op de fiets. Hij schreef met een kroon
tjespen en had een handschrift dat maakte dat
wij zijn tirades in de miljoenennota, in herin
nering aan Charivarius, het .Kladschrift van
Jantje' noemden. Hij had grote invloed op de
kamers. Ik heb eens aan Treub gevraagd hoe
hij verklaarde dat deze knappe, maar piete
peuterige man zo'n groot prestige bij de ka
mers had. Zijn antwoord was: .hij is net zo
klein als de kamerleden, maar dan In het
groot'. Ik zou later nog tweemaal in nauw
contact met hem komen. Eerst in 1940 in Lon
den, toen hij was gestrand op problemen die
buiten zijn beperkte gezichtskring vielen. Hij
heeft zijn veroordeling in 1947 even weinig
begrepen als zijn veroordelaars zijn beweeg
redenen konden vatten'.
DEN HAAG (GPD) Tien miljoen gulden is reeds
gevoteerd, de tweede kamer zal binnenkort beslis
sen of er nog twee miljoen bij kan. Twaolf mil
joen gulden om Nederland te vertegenwoordigen
op de wereldtentoonstelling ,Expo 70' die van 15
maart tot 13 september 1970 in het Japanse
Osaka zal worden gehouden. Waarom twaalf
miljoen gulden uitgeven om Nederland naar Japan
te brengen, om te laten zien hoe ons land het
thema van de tentoonstelling, .vooruitgang en
harmonie voor de mensheid', interpreteerd en ver
werkelijkt?
.Wereldtentoonstellingen zijn een stimulans voor
nieuwe ontwikkelingen. Het zijn experimenteerter-
reinen die dromers en denkers, kunstenaars en cre
atieve technici in staat stellen experimenten te ver
wezenlijken die anders niet te realiseren zijn omdat
ze nog niet te financieren of rendabel genoeg zou
den zijn. Ook de wereldtentoonstelling in Osaka
zal weer naast een weerspiegeling van ontwikkelin
gen zoals zich die de laatste jaren op velerlei ter
reinen hebben voorgedaan, een stimulans tot nieuwe
ontwikkelingen kunnen zijn', aldus mr J. M. L. Th.
Cals, commissaris-generaal en voorzittel van de Ne
derlandse organisatie-afdeling van de wereldtentoon
stelling. De wereldtentoonstellingen hebben, histo
risch gezien, een grote rol gespeeld bij de verbrei
ding van technische verworvenheden. De tentoon-
steling van 1851 in Londen betekende een nieuwe
fase in de internationale architectuur, de glas-ijzer-
staalstructuren. Twee jaar later betekende de in
troductie van de lift het symbool van de vooruit
gang. Parijs lanceerde de Eiffeltoren, de toren die
de bouw van de eerste wolkenkrabers beïnvloedde.
St-Louis betekende een stoot in de richting van de
ontwikkeling van de auto-industrie, de laatste ten
toonstelling in Montreal kreeg bekendheid door de
gedurfde woonvormen en het gebruik van electro
nics en fotografies in de communicatie met de
massa. Expo '70 wijkt in zoverre van dt reeds ge
houden wereldtentoonstellingen af dat niet de tech
niek op de voorgrond staat maar de nadere uitwer-
King van de wens naar menselijke harmonie waar
aan de aanleg van de tentoonstelling ondergeschikt
zal zijn.
OPPERVLAK
Het voor Nederland bestemde terrein op de Expo
70 te Osake heeft een totale oppervlakte van vier
duizend vierkante meter waarvan 1700 vierkante me
ter zal worden bebouwd en veertienhonderd vier
kante meter zal worden ingenomen door op het ter
rein ontworpen vijvers. De totale tentoonstellings
ruimte bedraagt 300 hectaren, Brussel in 1958 be
sloeg 200 hectaren, in Montreal waren het er ruim
370. Kenmerkend voor het Nederlands terrein is de
ligging aan de kop van een verbreed gedeelte in
het stelBel van kunstmatige waterwerken die het
gehele terrein zullen beïnvloeden. Midden op het Expo
terrein ligt het zogenaamde .symboolgebied' waar
het thema van de tentoonstelling de bezoekers wordt
verduidelijkt. Vanaf een hooggelegen plateau heeft
men hier over het water een onbelemmerd uitzicht
over het water tot aan de Nederlandse afdeling.
Het Nederlandse paviljoen zal temidden van de vele
andere paviljoens alleen al door de ligging een af
sluiting zijn van een belangrijk blikveld. Een om
het Nederlandse terrein lopende openbare weg wordt
aan twee zijden door water begrensd en zal als
zodanig bijdragen tot het scheppen van een speci
fiek Nederlandse situatie. De grond die bij de ont
gravingen voor de vijvers vrijkomt zal worden be
nut voor de aanleg van een terp naast het eigen
lijke hoofdgebouw. Op deze terp komt een klein
terras-restaurant. Gebruik makende van de fraaie
mogelijkheden die het terrein biedt hebben de ar
chitecten prof. J. B. Bakema, die ook het paviljoen
van Nederland voor de Expo in Brussel ontwierp,
en ir C. Weeber een gebouw ontworpen dat aange
past ls aan de terreinsituatie. De grootste afmetin
gen van het Nederlandse paviljoen zijn( hoogte 30
meter, lengte 38 meter en breedte 55 meter.
feit dat de Nederlandse afdeling als enig land door
middel van een loopbrug is verbonden met een ver
hoogd stelsel (4.50 meter boven de grond) van rol
lende trottoirs. Het gebouw heeft een staalskelet
en zal aan de buitenkant worden bekleed met vlak
ke asbestplaten die in heldere kleuren zullen wor
den beschilderd. In de hoofdtoren waar omheen de
expositieruimten zich trapsgewijs omhoog wentelen
zal een lift de bezoekers omhoog brengen. De gehe
le onderkant van heit gebouw, op de Ingang na, be
vindt zich 2.30 meter boven de grond waardoor
gelijkvloers een plein en passages ontstaan. Vla de
.wachtstraten' komt de bezoeker binnen, in afwach
ting van hetgeen hij te zien zal krijgen, en gaat dan
via een roltrap naar de centrale hal van de onder
bouw. In de drie vleugels en op de eerste verdie
ping van deze onderbouw komen een restaurant
(met Inbegrip van het terras voor 200 personen),
een theaterzaal voor 200 personen. Op de tweede
verdieping liggen de dienstruimten, kantoren, toi
letten etc. In de bovenbouw, die eveneens per
roltrap kan worden bereikt, bevinden zich drie. met
elkaar één geheel vormende kabine, elk met een
oppervlakte van ruim 250 vierkante meter. Deze ka-
bines zijn bestemd voor film- en geluidprojectie,
de tentoonstellingsvorm die kernmerkend zal zijn
voor de Nederlandse inzending. Vanuit de hoogstge
legen kabine heeft men een uitzicht over een groot
gedeelte van het expositieterrein De Nederlandse
afdeling, ook wel .communicatiemachine' genoemd
is een totale filmbelevenis waarin alle aspecten van
het Nederlandse leven een plaats krijgen. Het ge
heel van de Nederlandse inzending zal voor drie
kwart uit een verfilmd beeldverhaal bestaan.
De organisatie van het filmgebeuren is in handen
van de cineast-producer Jan Vrijman, die in sa
menwerking met de architecten en de ontwerper
Crouwel, een effectieve vorm van communicatie zal
ontwerpen die weliswaar op de massa is gericht
maar waarin elke bezoeker zich toch persoonlijk be
trokken kan voelen.
FILMWANDELING
LOOPBRUG
De nuttige ruimten in het gebouw hebben een ge
zamenlijk oppervlak van 2140 meter. De bezoekers
capaciteit van de gehele afdeling bedraagt ongeveer
3600 personen per uur. Voorlopig nog uniek is het
Lxspend of op de roltrappen zal de bezoeker zich
langs deze projecties begeven, hij wandelt als het
ware door een film heen, d«or Nederland. Een film
die anders enkele uren in beslag zou nemen kan
op deze manier 15 tot 20 minuten in beslag ne
men. Al bij het binnenlopen van de wachtstraten
ziet de bezoeker duizenden Nederlanders op zich
afkomen, projecties die een zo volledig mogelijk
panorama vormen van de bevolking van Nederland.
Naast deze beelden geven muziek en ander geluid
hem de indruk te zijn opgenomen in een groep Ne
derlanders. De meer gerichte informatie voor speci
ale belangstellenden wordt ook door film gegeven
in het theater van het paviljoen waar naast de film
,Sky over Holland' andere films alle aspecten van
onze samenleving zullen tonen. Ook wordt er ge
dacht aan eidofoor waarmee via monitors actuele
informatie, bijvoorbeeld gesprekken over bepaalde
onderwerpen in het gehele paviljoen kunnen wor
den gevolgd.
Behalve de wil betrokken te zijn bij de nieuwe ont
wikkelingen die zich op allerlei gebied afspelen heeft
Nederland nog andere, meer specifieke redenen, zich
In Japan te vertegenwoordigen. Nederland en Ja
pan bezitten zeer oude banden en bovendien is de
tentoonstelling in Osaka de eerste wereldtentoon
stelling die in een Aziatisch land wordt gehouden.
Bekend is dat het eilandje Deshima twee eeuwen
lang de enige verbinding is geweest tussen Japan
en Europa omdat het eiland Nederlanders tot ver
blijfplaats diende.
Er is Nederland veel aan gelegen de banden met
Japan weer te versterken, terug te kerer naar Osa
ka waar eens Nederlands de tweede voertaal was.
Naast Nederland hebben tot nu toe 47 andere lan
den zich opgegeven voor deelneming, met een aan
tal andere landen wordt nog onderhandeld. De Ja
panse regering heeft ongeveer 500 miljoen gulden
uitgetrokken voor de aanleg van terreinen en Ja
panse paviljoens. Door de deelnemende landen zal
ongeveer 1.5 miljard worden uitgegeven voor da
bouw van paviljoens, een dure bezigheid omdat bou
wen in Japan zestig procent duurder is dan in Ne
derland. Bijkomende kosten als toegangswegen ko
men op nog eens 6 miljard gulden. De organisatoren
rekenen op vijftig miljoen bezoekers waarvan een
miljoen uit het buitenland. De Nederlandse afde
ling hoopt dat ongeveer tien procent van hen. ruim
5 miljoen mensen, het Nederlandse paviljoen zul
len bezoeken.
DE NIEUWE VERZENBUNDEL van de thans tachtigjarige A. Ro
land Holst bevat gedichten, alle geschreven in de jaren 1966-1968,
op één uitzondering na: het tweetal kwatrijnen uit 1948 die ge
beiteld werden in de buitenmuur van het dienstgebouw van de
Hondsbossche Zeewering te Petten, en die om een of andere
duistere reden (mogelijk omdat ze nog niet gebundeld waren)
in dit boekje een plaats kregen, hoewel ze uit de toon vallen.
^en goede veertig gedichten, oogst van twee |aar op die hoge leeftijd
hel is indrukwekkend, en het is zeldzaam. Aangezien dit werk
grotendeels typische ouderdomspoëzie is, dat wil zeggen de inhoud
haast geheel bepaald wordt door het naderen van de grens, hel balans
opmaken en hei terugschouwen, kan men er niet onderuit, Roland
t u-'eef'i'd ,e vermelden Anders kon men het achterwege laten,
want hier spreekt een man in de volle kracht van zijn scheppend ver
mogen, hier hoeft men geenszins, uit een soort welwillendheid en uit
respect voor ouderdom en verleden, in vage termen een minder fraaie
waarheid te verdoezelen zoals zo vaak bij ouderdomspoëzie nee:
nier staat de dichter, de profeet, de leeuw, de man, indrukwekkend en
preken als altijd. Er staan minder goede verzen in deze bundel
Akkoord (de Zeven Tijdingen', b.v), maar volkomen normaal. We heb
ben nog nooit een bundel, van wie ook, gelezen, die uit louter meester
werken bestond Maar niet alleen dat in „Vuur in Sneeuw" enkele van
pe mooiste Nederlandse verzen van de laatste jaren te vinden zijn, het
's ook als geheel, een bundel Hie het oeuvre van Roland Holst verrijkt
en verdiept. Er spreekt uit deze poëzie vaak een zekere hoogmoed
Akkoord, maar terecht Zo iemand, dan heeft een dichter van het for
maat van Roland Holst het recht hoogmoedig te zijn. Hij is behalve
proteet ook een behoeder van bijna verloren gegane hoge waarden
'n enkelen leven ze nog Die zullen de fakkel overnemen wanneer het
nodig is een moment ^at nu eenmaa| onherroepelijk moet komen
waar thans is er de meester zelf nog die spreekt en striemt, en hoont,
mt|n part, de dichter die goden, paarden en arenden, leeuwen en
azuur, de wind en de zee nodig heeft als dagelijks materiaal omdat
minder materiaal hem niet ligt en niet bij hem past. Behalve deze
wereld van vaste symbolen is er ook steeds de vrouw, de Muze, Venus
de vrouw die voorbijging, de vrouw die tot over de grens wordt
verwacht, type princesse lointaine, maar heel aards, begeerd, genot-
en verloren gegaan, herdacht met weemoed en met wrok. De vrouw be
heerst nog steeds een groot gedeelte van deze mannelijke poëzie, zij
geeft er gloed en jong leven aan.
De lezer vergeve oni, als uit deze regels mogelijk een wat .ver
dedigende' toon opklinkt. Wie zijn wij, dat we de poëzie van
Roland Holst zouden willen verdedigen. Doch dat we juist over een
mooie bundel als deze van te voren deprecierende woorden hoorden,
dat velen doen alsof deze poëzie van Holst een soort zeurderig na
kaarten zou zijn in het oude idioom, maakt ons kwaad, vooral als men
ziet welke slechte poëzie deze mensen dan propageren.
Direct midden in de Holst-wereld is men vanaf het eerste gedicht:
,Weer een dag', en vooral vanaf hef tweede, het ertskleurige, sterke,
vermetele:
PEGASUS
Ergens wordt aarde's einder nog door paarden
en arenden beheerst; noordelijk tumult
dat doorkwam waar mijn ogen slaaploos staarden-
briesend gestamp en het woest ongeduld
van vleugels en klauwen, snel neerstrijken
van vorstelijken naar het gesteiger dat
los van de grond komt; zo eisen gelijken
elkander op.
Het mensdom onderschat
het bloed; angst drijft bij kudden de verloome
dood's kooien in.
Maar een vermetel god
van voor de goede herder wil verkoornen,
eist eerstelingenom dood noch gebod
bekommerd. Enkel in die heldre telgen
ademen paard en arend, die in hen
wat er nog naar de ivereld zweemt, verdelgen.
Uit kreten en gehinnik stijgt een stem
die angsten overstemt en openbarend
uitslaat in een azuren lach.
Dan toint het paard de vleugels van een arend,
en de arend steigert naar den eersten dag.
Hols) lijkt altijd te vereenzelvigen met zijn figuren, die evenzovele ver
mommingen zijn van het eigen ik; hij is de halfgod, Lucifer, een leeuw,
een uitverkorene hoog te naard onder het voetvolk, en even goed de
uu.Jwoas, of Cwti gcY/Gi.e i..c.cdc
oude man, die door anderen ,zielig' word» gevonden( bij voorbeeld in
,Een Zeldzame')- Hij tart de dood, noemt hem vreugdbrengend (,De
dood waait vreugde in zijn hoog steil gezicht'), hij smaalt op het graf
dat wacht (,Oud en die laatste kuil hoe diep die gaapt 't Mocht
wat') en soms is hij heel nederig, ongeveer als Jean Pauls school
meestertje Wutz, zonneschijn in het hart, weer of geen weer (,Een
Zeldzame'). En zo wordt, inderdaad:
een wonder om te horen,
op de rand van de kuil die gaapt,
slaapdronken, woord voor woord, nog taal
geboren.
En welk een taal I Luister naar de aanhef van ,De vreugde en de dood'.
Laat in het leven onvoorzien herboren,
meer dan ooit popelend en ongeklaard
en overeind en, hoor, als nooit tevoren
het vroegste licht weer klinkende wat wonder
dat, oud en wel, dit wezen, hoog te paard,
onder het voetvolk zich vijanden maakte
die schreeuwen als hij lacht om wat er onder
hem zoal voorvalt Vreugde geeft aanstoot
aan wie, verkleumd, nog wat geluk vergaren,
en schuilen voor de zeewind van de dood.
De dood waait vreugde in zijn hoog steil gezicht.
of een vers als Armzaligen' dat we een der mooiste verzen van Hols»
en een der mooiste moderne Nederlandse verzen vinden:
ARMZALIGEN
De slaapkamer was donker. Buiten floot
hoog de nachtwind; de sterrenbeelden straalden.
Zij lagen naast elkander, nog ontbloot,
eenzaam, met ogen open, en zij haalden
adem, elk voor zichzelf. De dageraad
was niet om aan te denken, maar zij dachten
eraan, en aan elkander, en als haat
kan doden, lagen daar, die nacht der nachten,
twee, zij aan zij, in doodsgevaar.
Luid floot
de nacht. Languit, twee botgevierde dieren
lagen zij zonder leven, en de dood
zag van hen af.
Door een der gordijnkieren
keek een ster binnen naar wat bloot naast bloot
daar nog om van te leven overschoot.
Buiten floot hoog de nacht; geen ster verschoot.
/~\ver de diepten van dit vers leest men, door de extreme eenvoud
van de woordkeus mogelijk licht heen. Hier staat qeen woord
te veel, hier is de eeuwige eenzaamheid, het onvervulde, het te kort,
zo klemmend, met zoveel wijsheid en berusting en uitzichtloosheid op
geroepen dat de ontroering telkens weer omhoogwelt wanneer men
het vers leest. Een regel als ,De dageraad was niet om aan te denken,
maar zij dachten er aan', filosofie, gekristalliseerd tot een poëtisch
beeld, heeft een zeldzame bi
Ook het eerste van de titelgedichten (het symbool op zichzelf is rijkL
is bijzonder treffend:
VUUR IN SNEEUW I
't Werd vroeg al donker. In de sneeuw
stookten kindren van wat dor hout
een vuurtje; blij klonk hun geschreeuw.
Hoog aan een raam stond, moe en oud.
een man; hij hoorde het, hij zag
diep onder hem dat kleine /eest:
het vuur sloeg uit de sneeuw 20 had
een leven her zijn hart op slag
weer en weer hoopvol vuur gevat
Dat was geweest, voorgoed geweest
h\j telde niet meer mee.
En toch
de kindren buiten horend schoot
een warm brok in zijn keel, en vloog
het bloed weer in hem om. Geen nood:
zijn ouderdom had zich vergist,
zijn eigen dood was om het even,
het vuur sloeg uit de sneeuw, hij wist
opeens de zin weer van het leven:
overal eeuwig, nergens oud.
Dit timbre zou het kabaal van de literaire herrieschoppers van het mo
ment moeten doen verstommen. He» zal het met doen, want zi| luisteren
met, ze hebben enkel oren voor eigen lawaai Die oude profeet die daar
ergens aan zee staat te orakelen gaat hen niet aan Alleen .s de taal
die hi| spreekt moderner en krachtiger dan die van welke jonoere ook.
LETTERKUNDIGE KRONIEK
DOOR HANS WARREN
Roland Holst is nog steeds onze grootste moderne dichter. Na zijn
geluid volgt een tijdlang stilte, en dan moet men zelfs de weerklank
laten verstommen vóór men naar een ander kan luisteren:
Eens zal het er, waar ook, alles op wagen
om dat stortbad van vuur te ontketenen.
Wee dan de stervelingen en hun dagen
een vlaag vergetenen,
zullen zy, voor het vallen van de nacht
de dood inwervelend, teloorgaan.
Wreed,
wreed is het leven, heerlijk, een hoog wonder:
de kwezels van de dood. in hun onmacht
gaan zij verward en jammerend ten onder,
versmade prooien van de slaande kracht
van het wonder, dat heerlijk is, en wreed.
A Roland Holst: Vuur ln Sneeuw
Bert BakXer/Dtamen N.V, Den Kaag